Vego`s encyclopedie van de elektronica

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde > Electronica
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 768


Kabeldemping
Doordat een kabel een bepaalde impedantie heeft, zal het signaal dat aan de `zender`-zijde wordt ingevoerd langzaam maar zeker kleiner worden naarmate het de kabel doorloopt. De kabel heeft immers een bepaalde soortelijke weerstand, die in serie met het signaal staat en een kabelcapaciteit, die parallel aan het signaal staat. De capaciteit vergt een stroom, hierdoor ontstaat een spanningsval over de soortelijke weerstand van de kabel. De kabeldemping wordt uitgedrukt in een aantal dB-km.

Kabelcapaciteit
Kabels vormen steeds een capacitieve belasting voor het signaal dat vervoerd wordt. De parallel lopende aders hebben immers een capaciteit, die uitgedrukt kan worden in een aantal pF-km, zie onderstaande figuur. Deze capaciteit vormt samen met de inwendige weerstand van de signaalbron een laagdoorlaat filter. Dit filter zal de bandbreedte van de kabel beperken, waardoor hoogfrequente signalen die door de kabel verstuurd worden meer verzwakt worden dan laagfrequente signalen. Bovendien zal de kabelcapaciteit opgeladen moeten worden als er opeens een signaal op de kabel wordt gezet. Deze oplading vraagt een stroom van de bron, zelfs als de kabel aan het andere uiteinde open is!

Kabel
Een geïsoleerde draadvormige elektrische geleider, meestal gemaakt van koper en bedoeld voor het transport van elektrische energie of elektrische signalen. Kabels kunnen eenaderig zijn of samengesteld zijn uit meerdere aders. Kabels kunnen bovendien niet afgeschermd zijn of wél afgeschermd.

kbps
Afkorting van `kilobit per seconde`, de eenheid waarmee men de snelheid van een telecommunicatieverbinding definieert. Geeft het aantal bit dat per seconde door de verbinding getransporteerd kan worden. Wordt ook voorgesteld door KBPS of kb-s.

kbit
210 bit, oftewel 1.024 bit, afgekort tot kb. Let op! 1 kb is iets heel anders dan 1 kB, zie bij kbyte. Lees ook: Mb.

kb
Zie kbit.

kB
Zie kbyte.

kbyte
210 byte, oftewel 1.024 byte, afgekort tot kB. 1 kB is gelijk aan 8 kb, oftewel 8.192 bit. Lees ook: MB.

Kerr-effect
Het effect dat de polarisatie-hoek van licht beïnvloed kan worden door de lichtstraal door een diëlektricum te sturen dat onderworpen is aan een elektrisch of magnetisch veld. Het Kerr-effect wordt bijvoorbeeld toegepast bij het beschrijven en lezen van wisbare optische datadragers. Lees ook Magneto-optische schijf.

Kerning
Een begrip uit de elektronische verwerking van tekst. Met kerning kan men de spatiëring tussen de letters van een woord aanpassen aan de lettercombinatie. In onderstaande figuur is het woord `VATEN` geschreven zonder kerning (boven) en met kerning (onder). Het kerning-mechanisme houdt er rekening mee dat de vormen van de `V` en de `A` en van de `A` en de `T` in elkaar passen en dat er dus minder spatiëring moet toegepast worden als deze letters achter elkaar in een woord voorkomen. Het kerningmechanisme werkt dank zij een tabel, die bij ieder lettertype geleverd wordt en die de spatiëring definieert voor iedere lettercombinatie. De zorgvuldigheid waarmee de ontwerpers deze tabel hebben samengesteld bepaalt in hoge mate de grafische kwaliteit van een lettertype. Vooral de overal verkrijgbare gratis TrueType-fonts voor Windows zijn berucht vanwege ontbrekende of zeer slechte kerning! De beste lettertypen wat betreft kerning zijn de Type-1 fonts van Adobe.

Kern van een trafo
De kern van een voedingstrafo wordt samengesteld door een groot aantal dunne blikken plaatjes op elkaar te stapelen tot een blikpakket. Omdat het noodzakelijk is dat men de primaire en secundaire wikkelingen rond de poten van het blikpakket kan bevestigen, kan het kernblik niet uit één stuk bestaan. Er moet ergens een opening in de vorm zijn, zodat men door het verbuigen van het blik de blikplaatjes in de spoelvormen van de primaire en secundaire wikkelingen kan aanbrengen. Er zijn verschillende vormen van blik ontwikkeld, ieder met hun specifieke voor- en nadelen. EI-blik Het EI-blik is het meest praktische vorm van kernblik. Eén blikplaatje bestaat in feite uit twee plaatjes met E- en I-vormen, zie onderstaande figuur. Het nadeel van het EI-blik is dat er op drie plaatsen een onderbreking ontstaat in de magnetische flux. Deze drie luchtspleten veroorzaken plaatselijk strooivelden in de omgeving, hetgeen uiteraard weer verliezen tot gevolg heeft. Om deze verliezen zo klein mogelijk te maken worden de EI-blikken om en om in de spoelvormen gestapeld. Het EI-blik is rechthoekvormig en de gestandaardiseerde coderingen vermelden steeds de lengte van het I-blik. Het blik EI-96 heeft dus een I-blik met een lengte van 96 mm. M-blik Het M-blik, waarvan de typische vorm getekend is in onderstaande figuur, wordt het vaakst toegepast bij voedingstransformatoren. Het M-blik heeft als voordeel dat het uit één stuk gemaakt is en slechts op één plaats opengesneden is. Er ontstaat dus ook maar één luchtspleet, met als gevolg dat transformatoren die gewikkeld zijn op een kern van M-blik minder strooiïngsverliezen hebben dan soortgenoten gewikkeld op een kern van EI-blik.

Kern van een spoel
De kern van een spoel bestaat in de meeste gevallen uit twee halve kerndelen (1 en 2), in onderstaande figuur van een feroxcube-materiaal. Tussen deze twee delen wordt de spoelkoker 3 geklemd. Op deze koker worden de wikkelingen gewikkeld. Het materiaal waaruit de kern bestaat is onder andere afhankelijk van het frequentiegebied waarvoor de spoel bedoeld is.

Kermit
Een verouderd protocol voor gegevensoverdracht via modem`s.

Kennelly-Heaviside laag
Een zeer hoge laag in de ionosfeer, ook E-laag genoemd. Deze laag bestaat uit geïoniseerde gasmoleculen, verantwoordelijk voor de reflectie van elektromagnetische golven die door antennes worden uitgestraald. Op deze manier is het mogelijk dat men toch zenders kan ontvangen, die `achter de horizon` verborgen liggen.

Kelvin-brug
Een brugschakeling voor het nauwkeurig meten van zeer kleine weerstanden (0,1 Ohm en kleiner). De brug is zo opgezet, zie onderstaande figuur, dat contactweerstanden geen rol spelen, omdat zij automatisch gecompenseerd worden.

Kelvin elektrometer
Een meter voor het meten van zeer hoge elektrostatische spanningen, samengesteld uit een beweegbare metalen plaat, die tussen twee vast opgestelde metalen platen kan bewegen, zie onderstaande figuur. De vaste platen worden verbonden met de ene pool van de spanning, de beweegbare plaat met de andere pool. Door het elektrisch veld tussen de platen wordt een kracht uitgeoefend, waardoor de beweegbare plaat gaat draaien en een naald aandrijft.

Kelvin
De gestandaardiseerde grootheid voor het meten van de thermodynamische temperatuur, eenheid °K. Het nulpunt van de Kelvin-schaal ligt bij -237,16 °C, het natuurkundige absolute nulpunt. Bij deze temperatuur is alle materie bevroren en is geen beweging, zelfs op atoomschaal, meer mogelijk. Omdat tijd niets anders is dan de overgang van de ene naar de andere bewegingstoestand zal dan ook de tijd stil staan. De Kelvin-schaal is ook in de elektronica belangrijk, omdat deze grootheid in een heleboel formules voorkomt. Zo hebben de meeste temperatuursensoren een uitgangsstroom of uitgangsspanning is die recht evenredig is met de temperatuur van de sensor in graden Kelvin. Via een verschilversterker kan men de uitgangsstroom of uitgangsspanning omzetten in een waarde die recht evenredig is met de in het dagelijkse leven algemeen gebruikelijke Celcius-schaal.

Kellie-verbinding
De verbinding tussen twee geleidende materialen door middel van een elektrisch geleidende lijm.

Kell-factor
Is de factor die het verband geeft tussen het aantal lijnen van een TV-beeld en de toegepaste video-bandbreedte.

Keeper
Een ijzeren staaf die tussen de polen van een permanente magneet wordt geplaatst en die er voor zorgt dat het magnetisch veld, dat zich anders door de lucht zou verspreiden, nu heel gericht van de ene naar de andere pool kan gaan.

Keep alive elektrode
Een hulp-elektrode, aanwezig om een bepaald proces in stand te houden. In onderstaande figuur is als voorbeeld een kwikdampgelijkrichter getekend, waar naast de kathode een keep alive elektrode is getekend, die een gasontlading `Vlamboog` in stand houdt en daarmee de gasdruk van de kwikdamp in de buis op peil houdt.

Keyword
Een woord in de header van een WWW-document, dat de inhoud van het document beschrijft. Aan de hand van dergelijke keywords zijn zoek-robot`s in staat een data-base aan te leggen van alle WWW-documenten die op het Internet beschikbaar zijn. Een of meerdere keywords worden met de META-tag in de header opgenomen:

Keystone-vervorming
Een beeldvervorming bij beeldbuizen, die zich uit in een trapeze-vormig beeld, zie onderstaande figuur.

Keyed AGC
Een systeem waarmee de automatische versterkings controle (AGC) van een versterkertrap wordt gestuurd door middel van een `sleutel`. In TV-ontvangers wordt dit principe bijvoorbeeld toegepast om de versterking van een videoversterker alleen te regelen op het moment dat de horizontale sync-puls verschijnt. Op deze manier wordt de effectieve versterking van de trap onafhankelijk van de beeldinhoud van een lijn.

Keyboard
Toetsenbord, klavier. Bij computers wordt in het Nederlands meer `keyboard` gebezigd dan toetsenbord. Voor de PC is het toetsenbord niet meer of minder dan een van de vele perifere schakelingen, die op het systeem kunnen worden aangesloten. De processor uit de PC beschouwt het toetsenbord als een seriële perifere schakeling, die de gegevens over welke toets of toetsen worden ingedrukt onder seriële vorm aan de elektronica van de computer aanbiedt. Het toetsenbord bevat dus een elektronische schakeling die niet alleen detecteert welke toets op een bepaald moment wordt ingedrukt, maar deze detectie omzet in een seriële code die via de kabel waarmee het toetsenbord met de computer verbonden is wordt verzonden. In de snel evoluerende wereld van de PC-elektronica is het toetsenbord een vrij stabiele factor. In de loop der tijden zijn er in feite slechts drie verschillende toetsenborden ontwikkeld: - het PC-XT-toetsenbord; - het AT-toetsenbord; - het MF II toetsenbord. Hoewel er duidelijke verschillen tussen deze drie toetsenborden bestaan, is de basiswerking in grote lijnen hetzelfde gebleven. Het PC-XT-toetsenbord De fundamentele werking van een toetsenbord kan het beste worden beschreven aan de hand van de oudste en eenvoudigste uitvoering, het PC-XT-toetsenbord. Dit werd door IBM ontwikkeld en werd standaard bij de origineel IBM-PC geleverd. Het schema van de elektronica van het originele IBM-toetsenbord is getekend in onderstaande figuur. Hart van deze schakeling is een speciale microprocessor van Intel, de 8048.

Key
Engels voor sleutel, een begrip dat in de automatisering wordt gebruikt voor verschillende begrippen. Een key kan bijvoorbeeld een combinatie van bytes zijn, waarmee een bepaald bestand wordt geïdentificeerd. Een key kan bovendien een code zijn, waarmee bestanden, systemen of volledige netwerken worden beveiligd tegen ongewenste toegang.

keV
Afkorting van `kilo-elektronVolt`, een eenheid van energie. De eV is de energie die een elektron verwerft als het door een spanningsverschil van 1 V wordt versneld. Zie ook J.

KHD
Afkorting van `Kleuren Hulp Draaggolf`. Een in een KTV-ontvanger opgewekte sinusgolf met een frequentie van 4,433.618.75 MHz, die wordt gebruikt om de bij het uitzenden onderdrukte kleurendraaggolf te herwinnen.

kHz
Afkorting van kilo-Hertz, 1.000 Hz. Lees ook k.

Kirchhoff-wetten
Twee in 1847 opgestelde zeer belangrijke en fundamentele wetten die het gedrag van elektrische netwerken beschrijven. De eerste wet van Kirchhoff stelt dat in een knooppunt van een elektrisch circuit de som van de stromen die naar het knooppunt toelopen altijd gelijk is aan de som van de stromen die uit het knooppunt weglopen. In onderstaande figuur kan men dus stellen dat: i1 + i3 + i4 = i2 + i5 De tweede wat van Kirchhoff stelt dat in een gesloten lus van een elektrisch circuit de algebraïsche som van de aanwezige elektromotorische krachten E gelijk aan de algebraïsche som van de stroomsterkten i x de weerstanden R van elk van de onderdelen van de lus. Dit wordt toegelicht aan de hand van onderstaande figuur. Men doorloopt de gesloten lus in uurwijzerzin en maakt eerst de algebraïsche som van alle aanwezige elektromotorische krachten: -E2 + E3 - E5 Nadien doorloopt men de lus weer en maakt de algebraïsche som van alle (R*i)-termen: -i1R1 - i2R2 + i3R3 + i4R4 - i5R5 Men kan nu beide sommen aan elkaar gelijk stellen: SOM E = SOM [i * R] Door het toepassen van de twee wetten van Kirchhoff kan men elektrische circuits aanmerkelijk vereenvoudigen en alle stromen die door het circuit vloeien berekenen. Kent men de stromen, dan kan men natuurlijk via de wet van Ohm ook de spanningen berekenen.

Kinescoop
Een oude benaming voor de opnamebuis in een TV-camera.

Kilowattuur meter
Een instrument voor het meten van de elektrische arbeid, die in een installatie wordt verbruikt. De meter bevat, zie onderstaande figuur, een aluminium schijf S die op een as is gemonteerd en waaraan een mechanisch telwerk is gekoppeld. Aan weerszijden van de schijf zijn drie gelamelleerde kernen I, II en III gemonteerd. De kernen I en III dragen stroomspoelen, de kern II draagt een spanningsspoel. De wisselstromen in deze spoelen wekken magnetische velden op, die in de schijf wervelstromen doen ontstaan. De spoelen zijn zo geconstrueerd, dat er een faseverschil van 90 ° bestaat tussen de stromen die er doorheen vloeien. Het gevolg is dat ook de drie magnetische velden fasedraaiingen vertonen en de schijf wordt meegesleept in de richting van de faseverschuivingen. De schijf gaat dus draaien. De snelheid van de schijf is afhankelijk van de grootte van de magnetische velden en dus ook van de grootte van de stromen. De omwentelingssnelheid van de schijf is recht evenredig met het product Unet * Inet * cos phi en dus recht evenredig met het opgenomen vermogen van de verbruikers, die op de kilowattuur meter zijn aangesloten. In onderstaande figuur is een praktische uitvoering van een dergelijke meter voorgesteld.

Kilobyte
Zie kbyte.

Kilo
Een voorvoegsel waarmee een eenheid met 1.000 vermenigvuldigd wordt. 1 k-Ohm is gelijk aan 1.000 Ohm. Lees ook k.

Kiestoon telefoon
Een telefoon waarbij bij het kiezen van nummers audiofrequente toontjes op de PTT-lijn worden gezet. Deze kiestoontjes hebben voor iedere toets een welbepaalde gestandaardiseerde frequentie en kunnen in de centrale opgepikt worden om de juiste verbinding tot stand te brengen. In plaats van enkelvoudige toontjes die overeen komen met de cijfers worden toonparen gebruikt met dezelfde functie. Deze toonparen bestaan uit de som van twee verschillende frequenties. Van daar de naam `Dual Tone Multi Frequency` (DTMF). Deze toonparen worden aan de zendzijde (bijvoorbeeld in het telefoontoestel) opgewekt en aan de andere kant (meestal de centrale) gedetecteerd. Het kiessysteem met DTMF-signalen werd ontwikkeld door het Bell Laboratorium en in het midden van de jaren `60 in Amerika geïntroduceerd, waarna het als standaard werd aanbevolen door organisaties als: - CCITT (International Telephone and Telegraph Consultative Committee). - CEPT (Conference of European Postal Telecommunications Administrations). - NTTPC (Nippon Telegraph and Telephone). Het systeem werd dus wereldwijd geaccepteerd en is als dusdanig ook een wereldstandaard geworden. Het DTMF-signaal bestaat uit de optelling van twee signalen met frequenties in de spreekband. Eén van deze signalen wordt geselecteerd uit de `lage groep` en het andere uit de `hoge groep`. De lage groep bestaat uit vier frequenties: 697, 770, 852 en 941 Hz. De hoge groep heeft ook vier frequenties, namelijk 1.209, 1.336, 1.477 en 1.633 Hz. In onderstaande figuur wordt de verdeling van deze frequenties over de toetsen getoond.

Kiespuls telefoon
Een telefoon, waarbij de nummers naar de centrale worden doorgezonden door het uitzenden van een aantal pulsen. Het aantal pulsen is gelijk aan het cijfer dat gekozen wordt. Het vereenvoudigde blokschema van een klassieke kiespuls telefoon is getekend in onderstaande figuur. De schakelaar GU is de hoornschakelaar. Deze is geopend zolang de hoorn op de haak ligt. In deze situatie is alleen de serieschakeling van de telefoonbel W en de condensator C op de aders a en b van de PTT-kabel aangesloten. De telefoon vormt de voor deze rustsituatie noodzakelijke capacitieve belasting. Neemt men de hoorn van de haak, dan sluit de schakelaar GU. Deze verbindt lijn a met het spreek-luistergedeelte dat links getekend is. De PTT-lijn wordt nu inductief belast door de trafo U. De gelijkstroomweerstand van deze spoel zorgt voor de noodzakelijke lijnstroom, zodat de centrale weet dat de hoorn van de haak is gehaald. Deze lijnstroom ligt tussen 17 en 60 mA, afhankelijk van het type telefoon toestel. De schakelaars NSA en NSU zijn verbonden met de kiesschijf. De schakelaar NSA is normaal geopend, de schakelaar NSU normaal gesloten. Als de schijf uit de ruststand wordt verdraaid sluit NSA. Deze schakelaar sluit dan het luister-spreekgedeelte kort, zodat de kiespulsen niet hoorbaar zijn in de hoorn. Bij het automatisch terug draaien van de schijf zal de schakelaar NSU een aantal keren kort openen. De lijnstroom wordt bij iedere opening onderbroken, zodat de kiespulsen op de lijn ontstaan. Het aantal openingen is gelijk aan het cijfer dat men heeft gedraaid.

Kit
Deze Engelse aanduiding slaat meestal op een bouwpakket, waarin alle noodzakelijke onderdelen om een kompleet apparaat te bouwen zijn opgenomen, dus ook bijvoorbeeld de behuizing.

Klokverdubbeling
Een systeem dat wordt gebruikt bij processoren en waarbij de interne klokfrequentie van de processor het dubbele bedraagt van de klokfrequentie waarmee de schakeling communiceert met de buitenwereld. De typische processorwerkzaamheden, zoals het uitvoeren van de commando`s, worden hierdoor sneller uitgevoerd, hetgeen een bepaalde snelheidswinst oplevert. De stijgende snelheden van processoren veroorzaken tal van problemen. Een van de ergste is de elektromagnetische straling, die proportioneel is met de vierde macht van de frequentie. Bij een externe klokfrequentie van slechts 80 MHz is die straling bijna 80.000 maal groter dan bij de 4,77 MHz van de allereerste PC! Dit maakt een goede afscherming van het moederbord noodzakelijk, om bijvoorbeeld nog ongestoord radiosignalen te kunnen ontvangen. Veel erger zijn echter de uitwerkingen op de PC-onderdelen of het moederbord zélf. Wanneer de impedanties van de onderdelen, bij dergelijke frequenties spelen zelfs draadbruggetjes van 2 cm een rol, niet optimaal zijn afgestemd treden signaalreflecties en dempingen op die een betrouwbaar functioneren van het systeem verhinderen. Een ander neveneffect van hoge kloksnelheden is dat de signaallooptijden op het moederbord, bijvoorbeeld van de processor via de buffers en de drivers naar het geheugen, zelfs bij zeer snelle componenten in de buurt van de periode van het kloksignaal komen te liggen. Intel heeft voor deze problemen een effectieve oplossing gevonden: interne klokverdubbeling. Dat betekent dat de i486DX2 (de `2` staat voor verdubbeling) het toegediende kloksignaal intern verdubbelt, zodat een 33 MHz i485DX2 intern eigenlijk een 66 MHz i486DX is.

Klokisolator
Een isolator voor het ophangen van niet-geïsoleerde kabels in de buitenlucht. De isolator is vervaardigd van porcelein of glas en heeft een typische klokvorm, die er voor zorgt dat de binnenzijde ook bij regenval droog blijft.

Klokfrequentie
De basisfrequentie waarmee de diverse onderdelen van een digitale schakeling werken en waardoor deze schakelingen met elkaar gesynchroniseerd worden.

Kleurtriplet
Een pixel op het scherm van een kleurenbeeldbuis, opgebouwd uit drie dotjes fluorescerend materiaal die, bij beschieting met elektronen, de basiskleuren groen, rood en blauw uitstralen, zie onderstaande figuur. Ieder triplet is precies geplaatst ten opzichte van een gaatje in het schaduwmasker, zodat de drie elektronenstralen ieder op hun eigen dotje invallen. Door de intensiteit van de drie elektronenstralen te variëren zullen de drie dotjes met verschillende intensiteiten oplichten, zodat op een afstand bekeken een mengkleur wordt waargenomen.

Kleurenprinter
Een printer, waarmee men meer dan één kleur op papier kan overdragen. Er bestaan verschillende technologieën: - kleuren naaldmatrix printers; - kleuren thermo-transfer printers; - kleuren inkjet printers; - kleuren laserprinters; - kleuren thermal wax printers; - kleurstof sublimatie printers; - natte kleurstof elektrostatische printers. Deze technologieën worden besproken bij de betreffende begrippen. Het CYMK-systeem van een printer Het kleurprocédé van een printer werkt geheel anders dan dit van een beeldbuis, namelijk volgens het substractieve principe. Papier straalt natuurlijk geen licht uit. Het witte omgevingslicht valt op het papier, dringt door de transparante inkten heen en wordt nadien teruggekaatst door het papier. Bepaalde golflengten worden hierbij geabsorbeerd, andere doorgelaten. Moderne kleurenprinters beschikken over vier inktpatronen, waarvan er drie meestal in één inktcartridge verwerkt zitten: - cyaan (C); - geel (Y van Yellow); - magenta (M); - zwart (K van blacK). Het mechanisme van de printer stuurt de constructie, waarin de inktpatronen gemonteerd zijn, heen en weer over het papier. Via een heleboel zeer kleine spuitmondjes, nozzles genoemd, kunnen uiterst kleine druppeltjes inkt op het papier gespoten worden. Op deze manier kunnen acht verschillende kleuren geproduceerd worden, zie onderstaande figuur. Spuit men namelijk op een en dezelfde plek twee kleuren, dan zullen deze kleuren zich mengen tot een mengkleur. Merk op dat de zwarte inkt alleen wordt gebruikt voor het produceren van zwart.

Kleurenhulpdraaggolf
Bij het uitzenden van het TV-signaal wordt de kleurendraaggolf onderdrukt. In de ontvanger moet dit signaal weer geregenereerd worden. Dit herwonnen signaal noemt men de kleurenhulpdraaggolf. Het herwinnen gebeurt aan de hand van de kleurenburst. Dit signaal vervult in feite dezelfde rol als de piloottoon bij stereo-FM ontvangst. Om frequentie en fase van de hulpdraaggolf star te koppelen aan de originele draaggolf in de zender worden na iedere lijn enige perioden met deze frequentie en fase uitgezonden. In de ontvanger zijn schakelingen aanwezig die deze paar perioden gebruiken als referentie om de frequentie van een eigen oscillator precies gelijk te maken aan de frequentie van de burst.

Kleurendriehoek
Uit de drie primaire kleuren rood, groen en blauw kunnen, zoals beschreven bij kleur, door additieve menging miljoenen kleursoorten samengesteld worden. Al die kleuren kunnen overzichtelijk worden samengevat in de kleurendriehoek. Zoals getekend in onderstaande figuur bestaat die driehoek uit een assenstelsel met twee coördinaten X en Y. Dit kleurcoördinatensysteem is genormd volgens DIN 5033 en wordt internationaal toegepast. De drie primaire kleuren R, G en B liggen op de hoekpunten van de driehoek. Langs de zijden van de driehoek gaat de kleur geleidelijk over van de ene kleur in de andere. Tussen de rode en de groene hoek wisselen de kleuren, net zoals bij een regenboog, van rood via geel naar groen. Iedere kleur kan nu gemakkelijk gedefinieerd worden door er een X- en een Y-waarde aan toe te kennen. De primaire kleur groen heeft bijvoorbeeld een X-waarde van ongeveer 0,2 en een Y-waarde van ongeveer 0,7. Het zogenoemde `witpunt`, het punt waar uit een bepaalde menging van de drie primaire kleuren wit ontstaat, ligt bij X = 0,3 en Y = 0,3. Uit de kleurendriehoek kan gemakkelijk de zogenoemde kleurencirkel van onderstaande figuur afgeleid worden. Men kan zich voorstellen dat de kleurendriehoek R-G-B uit een gekleurd snoer bestaat dat rond drie spijkers is gespannen. Verwijdert men de spijkers en legt men het snoer in een cirkel, dan ontstaat de kleurencirkel.

Kleurendraaggolf
Bij de overgang van zwart-wit- naar kleuren-TV stond men voor de bijna onmogelijke opgave om de bestaande zwart-wit lijnpulsen extra informatie mee te geven, waarmee in de ontvanger de kleureninformatie voor ieder beeldpunt kon worden afgeleid. Het nieuwe kleurensysteem moest immers volledig compatibel zijn met het bestaande zwart-wit systeem, met als logisch gevolg dat aan de structuur van de lijnpulsen niets veranderd kon worden. Dank zij een zeer ingenieus coderingssysteem is men toch in deze opdracht geslaagd. De twee signalen, die men daarvoor nodig heeft worden volgens een speciaal kwadratuurproces smalbandig gemoduleerd op een draaggolf met een frequentie van precies 4,433.618.75 MHz. Dit noemt men de kleurendraaggolf. Eerst wordt de bandbreedte van het signaal begrensd tot ongeveer 1,3 MHz. Nadien wordt dit signaal in een ringmodulator gemoduleerd op een draaggolf met een frequentie van 4,43 MHz. Een van de fundamentele eigenschappen van een ringmodulator is dat de draaggolf zélf niet op de uitgang verschijnt. Wat dus overblijft zijn de twee zijbanden. Het onderdrukken van de draaggolf is noodzakelijk omdat de frequentie van dit signaal binnen de bandbreedte van het luminantie-signaal ligt. Het uitzenden van dit signaal met een constante frequentie zou interferentie kunnen veroorzaken met bepaalde frequentiecomponenten van het luminantie-signaal, waardoor storende effecten in het weergegeven beeld zouden kunnen ontstaan. Zie ook K-signaal.

Kleurencircel
Zie kleurendriehoek.

Kleurdecoder
Een schakeling in een digitale TV-ontvanger die uit het digitale FBAS-signaal de U-, V- en Y-componenten afleidt en de twee synchronisatie-impulsen + levert. In onderstaande figuur is het blokschema van een dergelijke schakeling getekend. De kleurinformatie wordt via een banddoorlaat filter in de buurt van de kleurendraaggolf gescheiden en nadien gedemoduleerd. Aansluitend worden in een digitaal kamfilter de fasefouten bij PAL tussen de naburige lijnen door het middelen van de signalen verwijderd. In de lichtdichtheid signaalweg wordt eerst de kleurendraaggolf met behulp van een sperfilter onderdrukt en nadien worden de randscherpte en het oplossend vermogen verbeterd. Meestal wordt een multiplexer aan de uitgang toegepast, zodat de U-, V- en Y-signalen op dezelfde pennen beschikbaar staan.

Kleurbalans
Is de instelling van de verhouding van de drie primaire kleuren rood, groen en blauw bij de productie van een beeld op een TV-scherm of monitor. Bij een goede kleurbalans worden ook wit, zwart en grijstinten goed weergegeven, zonder kleurzweem. Lees ook Kleur.

Kleurcodering
Een door de IEC internationaal gestandaardiseerde methode om: - de waarde: - de tolerantie: - de temperatuurscoëfficiënt; van passieve onderdelen door middel van kleurenringen of stippen weer te geven. De waarde Voor weerstanden van de E-12 reeks wordt de waarde weergegeven door drie kleurbanden, waarvan de twee eerste de numerieke waarde gegeven en de derde een vermenigvuldigingsfactor: - zilver: x0,01 - goud: x0,1 - zwart: 0 of x1 - bruin: 1 of x10 - rood: 2 of x100 - oranje: 3 of x1.000 - geel: 4 of x10.000 - groen: 5 of x100.000 - blauw: 6 of x1.000.000 - paars: 7 of x10.000.000 - grijs: 8 of x 100.000.000 - wit: 9 De tolerantie Voor de tolerantie geldt: - zilver: +--10 % - goud: +--5 % - rood: +--2 % - bruin: +--1 % - groen: +--0,5 % - blauw: +--0,25 % - paars: +--0,1 % De temperatuurscoëfficiënt Voor de temperatuurscoëfficiënt geldt: - zwart: +--250*10-6-°K - bruin: +--100*10-6-°K - rood: +--50*10-6-°K - oranje: +--15*10-6-°K - geel: +--25*10-6-°K - groen: +--20*10-6-°K - blauw: +--10*10-6-°K - paars: +--5*10-6-°K - grijs: +--1*10-6-°K. Ook condensatoren en zelfinducties worden vaak met kleuren gecodeerd, maar daarover zijn de afspraken niet zo eenduidig.

Kleur
In absolute duisternis ziet de mens niets en dus ook geen kleur. Kleuren zijn alleen waarneembaar als er licht is. De basis van het zien van kleuren is licht. Licht is energie, die zich uit onder de vorm van elektromagnetische straling. Volgens de klassieke mechanica plant die straling zich voort door de ruimte als een elektromagnetisch golfverschijnsel. Golven hebben bepaalde eigenschappen, waarvan de voornaamste de golflengte is. Het blijkt dat de golflengte rechtstreeks verband houdt met de kleur die onze ogen waarnemen! Elektromagnetische golven met een golflengte van 700 nm (afkorting van 700 nanometer, is gelijk aan 0,000.000.7 meter!) die in onze ogen binnen vallen, worden ervaren als rood gekleurd licht. Elektromagnetische golven met een golflengte van 360 nm worden door onze ogen ervaren als violet licht. Tussen die twee grenzen ligt het gehele spectrum van waarneembare kleuren, een spectrum dat maar al te goed bekend is van de regenboog. Hiermee is dus de vraag beantwoord wat kleur is. Kleur is niets meer of minder dan een menselijke interpretatie van de golflengte van elektromagnetische straling. Naast alle mogelijke kleuren neemt de mens ook wit licht waar. Wat is wit licht? Wit licht heeft geen specifieke golflengte, maar bestaat uit een menging van elektromagnetische golven met ieder hun eigen specifieke golflengte. Wit is dus een mengkleur, een eigenschap die eeuwen geleden door de Engelse natuurkundige Newton werd ontdekt. Newton stuurde het witte licht van de zon door een prisma, een driehoekvormig stuk glas.

Klemspanning
De uitgangsspanning van een generator of een spanningsbron, als deze schakeling wordt belast. De klemspanning is het verschil tussen de eigen spanning van de bron (bij spanningsbronnen EMK genoemd) en de spanningsval over de inwendige weerstand van de bron.

Klemschakeling
Een schakeling die een signaal op een bepaalde drempelspanning vastklemt. In iedere TV-ontvanger zit een dergelijke schakeling, die er voor zorgt dat het videosignaal gedurende de lijn-sync wordt vastgeklemd op een vaste drempel. Zonder deze voorziening zou het gemiddelde niveau van het videosignaal afhankelijk worden van de beeldinhoud van de lijn, hetgeen vervormingen tot gevolg zou hebben. In onderstaande figuur is als voorbeeld een zogenoemde `gebalanceerde klemschakeling` getekend. Via de condensatoren C1 en C2 worden aan de dioden D1 en D2 in tegenfase en symmetrisch ten opzichte van de massa liggende pulsen toegevoerd, die synchroon verlopen met de horizontale sync-pulsen. Deze pulsen zorgen ervoor dat de twee dioden gaan geleiden. Het gevolg is dat punt A via de geleidende dioden wordt gedwongen het referentie-niveau van punt B over te nemen. Het beeldsignaal wordt via de koppelcondensator Ck aan de schakeling aangeboden. De condensator zou zonder klemschakeling een gemiddeld niveau instellen op punt A. Door de klemdioden wordt dit verschijnsel echter voorkomen.

Klem
In het algemeen de aanduiding van een contact van een schakeling, waarop iets extern wordt aangesloten. Zo kent men ingangsklemmen en uitgangsklemmen.

Klasse
Een indeling van de manier waarop eindversterkers werken: klasse A: er vloeit gedurende de volledige periode van het ingangssignaal stroom door de beide eindtransistoren klasse B: er vloeit gedurende de halve periode van het ingangssignaal stroom door een van de twee eindtransistoren klasse C: er vloeit alleen gedurende de toppen van het ingangssignaal stroom door een van de twee eindtransistoren klasse D: het analoge signaal wordt omgezet in een digitaal signaal, dit signaal stuurt de twee eindtransistoren afwisselend in sper en in verzadiging. Klasse (2) Indeling van de nauwkeurigheid van meetinstrumenten. Het getal geeft de maximaal toegelaten fout in procenten van het maximale meetbereik. De klassen zijn: 0,1; 0,2; 0,5; 1,0; 1,5; 2,5 en 5,0. Een klasse -1,0 meter mag op een meetbereik van 100 V een maximale fout van +--1 V hebben.

Klankbord
Is een plaat waarop een luidspreker wordt gemonteerd. Deze plaat voorkomt dat er een zogenoemde `acoustische kortsluiting` ontstaat tussen de geluidsgolven die aan de voorzijde en de geluidsgolven die aan de achterzijde van de conus worden uitgezonden.

Klystron vermenigvuldiger
Een schakeling rond een klystron, waarmee de frequentie van een signaal met een bepaalde factor vermenigvuldigd kan worden.

Klystron
Een elektronenbuis die wordt gebruikt voor het genereren van zeer hoogfrequente elektromagnetische straling, bijvoorbeeld in industriële magnetrons. De klystron werkt volgens het algemeen natuurkundig verschijnsel dat een massa, die door een externe invloed van zijn rechtlijnige, eenparige beweging afwijkt, elektromagnetische straling gaat uitzenden. Bij een klystron wordt dit principe toegepast op elektronen. Aan de hand van onderstaande figuur kan het principe van de klystron worden toegelicht. Men beschouwt een elektronenbundel die geleverd wordt door de kathode K en achtereenvolgens twee roosterparen A1-B1 en A2-B2 doorloopt welke zijn gescheiden door een veldvrije ruimte B1-A2. Tussen de roosters A1 en B1 wordt een wisselspanning aangebracht, waardoor ieder elektron van de bundel, afhankelijk van het tijdstip waarop het dit roosterpaar passeert, de veldvrije ruimte B1-A2 invliegt met een grotere respectievelijk kleinere snelheid dan de oorspronkelijke. Dit proces wordt aangeduid met de naam snelheidsmodulatie. Hierdoor wordt tijdens het doorlopen van deze zogenoemde driftruimte de aanvankelijk constante elektronendichtheid in de bundel verstoord, daar nu de bij A1-B1 versnelde, doch later vertrokken elektronen hun voorgangers, die bij A1-B1 vertraagd of minder versneld werden, kunnen inhalen. Men kan dit ook zo uitdrukken dat in de bundel behalve een gelijkstroomcomponent ook wisselstroomcomponenten zijn ontstaan. De wisselstroomcomponent welke de frequentie van de modulatiespanning heeft, is in het algemeen het sterkst in de bundel vertegenwoordigd, maar ook hogere harmonischen hiervan treden op.

Knop
Een meestal rond bedieningselement dat op de as van een potentiometer wordt geschroefd en waardoor de potentiometer beter te hanteren is. Naast de gewone knoppen, die een 1-1 verhouding hebben tussen hun eigen verdraaiing en de verdraaiing van de as van de potentiometer, bestaan er ook nog veel nauwkeuriger 1-10 knoppen, zie onderstaande figuur. Deze knoppen hebben een ingebouwde `tandwielkast`, die er voor zorgt dat iedere 360 graden verdraaiing van de knop slechts 36 graden verdraaiing van de as van de potentiometer oplevert.

Knooppunt
Een punt waar een elektrische geleider zich splitst in twee of meer andere geleiders. Een van de wetten van Kirchhoff stelt dat de algebraïsche som van alle stromen die in een knooppunt samenkomen gelijk moet zijn aan nul.

Knoopcel
Een kleine batterij-cel onder de vorm van een knoop, zie onderstaande figuur, meestal op basis van Nikkel-Cadmium. De spanning van een dergelijke knoopcel bedraagt 1,2 V, de capaciteit varieert van 12 mAh voor de kleinste uitvoeringen tot 550 mAh voor de grootse uitvoeringen. Knoopcellen worden gebruikt voor het voeden van de elektronica in talrijke niet veel vermogen verbruikende apparaten, zoals fotocamera`s, elektronische uurwerken, etc.

Knijpeffect
Een effect dat optreedt in contacten, die door een grote stroom worden doorlopen. Vanwege de elektrodynamische effecten van het vloeien van de stroom door de contacten, zal er op de contacten een kracht worden uitgeoefend, die de contacten tegen elkaar drukt. Dat betekent dat voor het weer openen van de contacten een grotere kracht is vereist dan voor het sluiten van de contacten. Dit verschijnsel is bijvoorbeeld van belang bij relais.

Knowbot
Een intelligent programma dat zelfstandig zoekopdrachten op het Internet kan uitvoeren.

Kortsluiting
Een ongewenst zeer laag-ohmige verbinding tussen minstens twee elektrische geleiders, waartussen een spanningsverschil bestaat. Door deze zeer laag-ohmige verbinding gaat er een zeer grote stroom vloeien, de kortsluitstroom. Deze stroom kan zeer grote schade aanrichten, vandaar dat het steeds noodzakelijk is kortsluitbeveiligingen op te nemen op punten die aan kortsluiting blootgesteld kunnen worden.

Kortsluitimpedantie
Is de impedantie, die men tussen twee klemmen van een vierpool meet, als de twee overige klemmen zijn kortgesloten. Uit deze grootheid en uit de nullastimpedantie, beide zeer gemakkelijk te meten, kan men langs wiskundige weg een heleboel eigenschappen en specificaties van de vierpool berekenen.

Kortsluitbeveiliging
Een schakeling die er voor zorgt dat een onderdeel, een schakeling of een apparaat niet beschadigd wordt als men de uitgangsklemmen kortsluit. In de meeste gevallen bestaat een kortsluitbeveiliging uit een stroomsensorweerstand, die de grootte van de uitgangsstroom meet en omzet in een spanning en een comparator die deze spanning vergelijkt met een referentie. Wordt de spanning over de sensorweerstand groter dan de referentie dan betekent dit dat de stroom te groot wordt en kan een of andere actie ondernomen worden, zie onderstaande figuur. In deze figuur is R2 de sensorweerstand. Als de stroom hierdoor te groot wordt zal de spanningsval over de weerstand de transistor T3 in geleiding sturen. De uitgang van de voeding wordt dan verbonden met de uitgang van de operationele versterker IC1. Het gevolg is dat T1 minder gaat geleiden en ook de serietransistor T2 minder in geleiding wordt gestuurd. De kortsluitstroom wordt nu begrensd op een veilige waarde.

Korte golf
De korte golf bereiken die voor radio-ontvangst worden gebruikt zijn onderverdeeld in zeven frequentiebanden die tussen 6 en 21,45 MHz liggen: - 49 m band: 6,00 tot 6,20 MHz: 50,00 tot 48,39 m - 41 m band: 7,20 tot 7,30 MHz: 41,67 tot 41,10 m - 31 m band: 9,50 tot 9,70 MHz: 31,58 tot 30,93 m - 25 m band: 11,70 tot 11,90 MHz: 25,64 tot 25,21 m - 19 m band: 15,10 tot 15,35 MHz: 19,87 tot 19,54 m - 16 m band: 17,75 tot 17,85 MHz: 16,90 tot 16,81 m - 13 m band: 21,45 tot 21,75 MHz: 13,91 tot 13,79 m

Koppositionering
Het systeem bij een harde schijf of een floppy-loopwerk dat de koppen naar de juiste plaats van de schijf stuurt om gegevens te kunnen schrijven of lezen. Tegenwoordig wordt meestal gebruik gemaakt van een elektromagnetisch systeem, waarbij de koppen onder invloed van een magnetisch veld naar de juiste positie op de schijf wordt gestuurd.

Koppelings-coëfficiënt
Is een getal tussen 0 en 1 dat de mate van wederzijdse inductie tussen twee spoelen definieert. De koppelingscoëfficiënt k wordt wiskundig gedefinieerd door: k2 = M2-(L1*L2) Hierin staat M voor de wederzijdse inductie en L voor de zelfinductie van de spoelen.

Koppeling
De manier waarop twee elektronische onderdelen of twee blokken van een schakeling met elkaar zijn verbonden, zoals de koppeling van de antenne aan de eerste afstemkring of de koppeling tussen twee transistoren. Men moet een onderscheid maken tussen gewenste koppeling en ongewenste koppeling. Deze laatste kan optreden indien de constructie van de apparatuur niet juist is uitgevoerd, bijvoorbeeld als de voedingstransformator geplaatst is boven de bedrading van de eerste, gevoeligste trap van een versterker, en er daardoor in de bedrading een wisselspanning (50 Hz) wordt geïnduceerd. Deze ongewenste koppeling (magnetisch) kan aanleiding zijn tot een bromtoon uit de luidspreker van een versterker. Afhankelijk het koppelelement kan men het algemene begrip `koppeling` indelen in periodische koppeling en aperiodische koppeling. De periodische koppeling is een koppeling, waarin een matig gedempte trillingskring voorkomt. Wordt de wisselstroom hierdoor opeens onderbroken, dan sterft de wisselspanning over de kring relatief langzaam uit. De slingeringen blijven dus nog enige tijd bestaan, hoewel steeds kleiner wordend in amplitude. Bij de aperiodische koppeling zal, als de wisselstroom opeens wordt onderbroken, de spanning abrupt, dus zonder uitslingeringen, tot nul dalen. Een afgestemde kring kan door parallelschakeling van een geschikte weerstand zo sterk worden gedempt dat geen vrije slingeringen meer kunnen voorkomen. Men spreekt dan van een aperiodische kring. Vervolgens kan nog onderscheid maken in de soort van koppeling.

Koppelcondensator
Een condensator die tussen twee schakelingen wordt opgenomen en die wél het signaal doorkoppelt, maar gelijkspanningen tegenhoudt. Een koppelcondensator tussen de collector van een transistor en de basis van de volgende transistor verhindert dat de hoge gelijkspanning op de collector doordringt tot de basis van de volgende trap, zie onderstaande figuur. Lees ook Koppeling.

Kopinsteltijd
De tijd die een harde schijf of een floppy loopwerk er nodig voor heeft om de schijf-lees-kop te positioneren boven de sector die beschreven of uitgelezen moet worden.

Kopieerbeveiliging
Een systeem dat moet verhinderen dat een illegale kopie wordt gemaakt van een auteursrechtelijk beschermd product, bijvoorbeeld een CD-ROM, een CD-Audio, een video-tape of een software-programma. Afhankelijk van het medium, zijn er tientallen systemen ontwikkeld die kopiëren moeten verhinderen. Bekend zijn: - het Copy-bit van het `Mini-disk`-systeem van Sony; - Macrovision bij video-tapes; - CID en CGMS bij DVD.

Koperverlies
Het energieverlies dat in koperen kabels optreedt als deze elektrische energie transporteren. Koperen kabels hebben een bepaalde inwendige weerstand. De stroom die door de kabel vloeit wekt over deze weerstand een bepaalde spanningsval op. Er wordt dus in de kabel een vermogen gedissipeerd, gelijk aan het product van spanning en stroom. Omgerekend naar de specifieke kabelgegevens, stroom en inwendige weerstand, kan men het koperverlies ook uitdrukken als: PCU = I2 * R Opgemerkt moet worden dat het koperverlies hoger is als een kabel wisselstroom transporteert. Dit is een gevolg van het zogenoemde Skin-effect, het verschijnsel dat wisselstroom niet homogeen door het totale oppervlak van een kabel vloeit, maar de buitenzijde verkiest.

Koperdoorsnede
Het geleidend koperen oppervlak van kabels. De koperdoorsnede is gestandaardiseerd op de volgende maten: 0,75 - 1,0 - 1,5 - 2,5 - 4,0 - 6,0 - 10,0 - 16,0 - 25,0 - 35,0 - 50,0 - 70,0 - 95,0 - 120,0 - 150,0 en 185,0 mm2. De noodzakelijke koperdoorsnede wordt bepaald door de eis dat de temperatuur van een kabel niet te hoog mag worden. Voor iedere koperdoorsnede wordt een stroom gedefinieerd, die maximaal door de kabel mag vloeien. De waarde van deze stroom wordt bepaald door de eigenschappen van de kabel, van de omgeving en van het soort belasting. Het zal duidelijk zijn dat ongeïsoleerde kabels, die in de open lucht hangen meer belast mogen worden dan geleiders die in een dikke geïsoleerde kabel onder de grond liggen. Voor installaties in woonhuizen wordt gebruik gemaakt van doorsneden van 2,5 mm2, waardoor een stroom van 16 A mag vloeien.

Kop
Het elektromagnetisch element waarmee men gegevens onder de vorm van permanent magnetisme op een band of schijf kan schrijven of van de band of schijf kan aflezen. De meest toegepaste koppen zijn op dit moment de koppen van harde schijven, van diskette-stations en van kassette- en video-recorders. Het algemene werkingsprincipe van een kop wordt toegelicht aan de hand van onderstaande figuur. Het elektrische signaal, afkomstig van de gegevensbron, wordt door een soort elektromagneet, de zogenoemde opnamekop, omgezet in een magnetisch veld. De kop is samengesteld uit een spoel die rondom een kern is gewikkeld. De spanning die aan de spoel wordt aangelegd veroorzaakt een stroom, deze stroom wekt een magnetische flux op en de magnetische krachtlijnen van deze flux zullen zich voortplanten door de kern. Omdat het de bedoeling is dat deze magnetische krachtlijnen de band of de schijf magnetiseren, brengt men in de ringvormige kern een zeer smalle luchtspleet aan. Het magnetische veld verspreidt zich plaatselijk rondom de luchtspleet in de lucht en leidt men een magnetiseerbare band of schijf met een constante snelheid langs de luchtspleet, dan zal het magnetische veld in de lucht de band of schijf magnetiseren. De sterkte van de band- of schijfmagnetisatie is een maat voor grootte van het signaal dat aan de spoel in de kop wordt toegevoerd. De wisseling in magnetisatie over een bepaalde lengte van de band of schijf is een maat voor de frequentie van het opgenomen signaal. Hieruit kan men afleiden dat de maximale frequentie, die men op de band of op de schijf kan opnemen wordt bepaald door twee factoren: - de band- of schijfsnelheid; - de breedte van de luchtspleet.

Koolweerstand
Weerstanden waarvan het weerstand biedend materiaal bestaat uit grafiet of een mengsel van kool en een niet-geleider. Koolweerstanden zijn nog steeds de meest gebruikte weerstanden in de elektronica-praktijk. Naar de samenstelling van het materiaal onderscheidt men twee groepen koolweerstanden, opgedampte koolweerstanden en compositieweerstanden. Opgedampte koolweerstanden Bij de opgedampte koolweerstanden, zie onderstaande figuur, bestaat het weerstandsmateriaal uit zuivere kristallijne kool, opgedampt op een ceramische drager (A). Na het opdampen van een koollaag (B) van voldoende dikte voorziet men de uiteinden van de staafjes van een laagje colloïdale kool (C). Hierdoor wordt een beter elektrisch contact verkregen met de metalen doppen (E) die op de uiteinden worden gemonteerd. Aan de doppen zijn de aansluitdraden (F) bevestigd. De weerstanden worden op de gewenste weerstandswaarde afgeregeld door een spiraalvormige groef (D) in de koollaag te beitelen, waardoor de stroombaan verlengd en versmald wordt. Niet alleen is het hierdoor mogelijk de weerstandswaarde aanzienlijk te vergroten, maar ook kan men deze nauwkeurig bijregelen. Na het beitelen worden de weerstanden van een of meer beschermende laklagen (G) voorzien, waarna men de kleurcode aanbrengt. Opgedampte koolweerstanden hebben de beste eigenschappen en kunnen tot op 0,5 % nauwkeurig worden afgeregeld. Compositie weerstanden Bij compositie weerstanden bestaat het geleidend materiaal uit een mengsel van kool en een niet-geleider.

Koolmicrofoon
Bestaat, zie onderstaande figuur, uit een conus, voorzien van een elektrode, die een gedeeltelijk met koolstofpoeder gevuld bakje afsluit. Onder in het bakje zit de tweede elektrode. Geluidstrillingen doen het membraan trillen, waardoor de deeltjes van het poeder min of meer goed contact maken met elkaar en de inwendige weerstand van het geheel dus gaat variëren. Deze weerstandsvariatie kan natuurlijk gemakkelijk omgezet worden in een stroomvariatie en deze weer in een spanningsvariatie. Het voordeel van een koolmicrofoon is dat het onderdeel veel meer wisselstroomenergie kan opwekken dan er geluidsenergie op de conus valt. De versterking bedraagt ongeveer een factor 1.000. Nadeel is dat er steeds een gelijkspanningsvoeding in serie met het onderdeel aanwezig moet zijn. Lees ook Microfoon.

Kooi van Faraday
Is een gesloten metalen kooi waarin geen elektrisch veld van buiten kan binnendringen. De metalen behuizing zorgt er immers voor dat alle geïnduceerde spanningen onmiddellijk naar de aarde worden afgevoerd. In de praktijk blijkt dat het voor veel toepassingen voldoende is als de wanden van de kooi worden uitgevoerd uit metaalgaas. In principe is een afgeschermde kabel ook een kooi van Faraday.

Kommentaar
Tekst in een computerprogramma, die niet in instructies wordt omgezet, doch slechts dient ter verduidelijking van het programma, of deel daarvan. Het is een goede gewoonte programma`s van veel kommentaar te voorzien. Door het ontbreken van kommentaar zijn veel programma`s bijna onleesbaar.

Koelplaat
Een meestal uit aluminium gegoten of geperst profiel, waaraan men door het ontwerpen van een speciale vorm, zie onderstaande figuur, een zo groot mogelijk oppervlak heeft gegeven en dat wordt gebruikt voor het afvoeren van de warmte die door Joulse verliezen wordt opgewekt in halfgeleiders, zoals vermogenstransistoren, gelijkrichtdioden, processorbehuizingen of triac`s. Bij de meeste koelplaten wordt een grafiek gegeven, zie onderstaande figuur, waaruit het verband afgeleid kan worden tussen de lengte van het profiel en de temperatuurverhogingen voor iedere opgenomen Watt elektrisch vermogen. Deze grafieken gelden voor zwart geëloxeerde profielen. Dank zij deze grafieken is het erg gemakkelijk voor iedere toepassing het juiste profiel en de juiste lengte te berekenen. Een voorbeeld Stel dat een eindtransistor van een voeding een maximaal vermogen te dissiperen krijgt van 75 W. Vanwege constructieve redenen (vrije ruimte in de behuizing) moet gekozen worden voor een koelprofiel van het type SK 57. Stel verder dat de maximale temperatuur van het profiel (en de eindtransistor!) begrensd moet worden tot 75 °C. Uit de grafiek van dit koelprofiel kan men aflezen dat een lengte van 150 mm een theoretisch vermogen van 0,5 °C-W heeft. Als in dit profiel 75 W wordt gedissipeerd zal de temperatuur met 37,5 °C stijgen. Uitgaande van een maximale omgevingstemperatuur van 35 °C zal dit profiel bij maximale belasting van de voeding dus 35 + 37,5 = 72,5 °C warm worden.

Koeling
Het kunstmatig verlagen van de temperatuur van een elektronisch onderdeel. Volgens een algemene wet van de elektrotechniek wekt een stroom, die in een geleider een spanning genereert, in die geleider een vermogen P op dat gelijk is aan het product van de stroom door de geleider en de spanning over de geleider: P = I * U Als er dus door een transistor een stroom vloeit, dan zal deze halfgeleider warm worden. Is de stroom door de halfgeleider of de spanning over de halfgeleider te groot, dan kan het warmtevermogen zo groot worden dat het onderdeel oververhit raakt. Door koeling kan men een deel van de warmte afvoeren naar de buitenwereld. Lees ook Koelplaat.

Koch-weerstand
De weerstand van een fotocel als er geen licht op het fotogevoelige oppervlak valt.

Koude las compensatie
Een voorziening die noodzakelijk is als men temperaturen wil meten met thermokoppels, zie ook Vego`s IC data-base. Thermokoppels werken doordat er tussen twee eng gekoppelde metalen een spanningsverschil ontstaat dat afhankelijk is van de temperatuur. Is het de bedoeling dat men met een thermokoppel nauwkeurig temperaturen meet en dit in de buurt van de omgevingstemperatuur, dan komt er een vervelend verschijnsel om de hoek kijken, dat bekend staat onder de naam `het koude las probleem`. De twee draden van een thermokoppel moeten met `iets` verbonden worden. Dat `iets` is steeds een meet- en-of versterkerschakeling. De ingangen van deze schakeling bestaan uit twee contactpunten van koper. Als men de twee draden van het thermokoppel star met deze koperen punten verbindt, dan ontstaan uiteraard op deze plaatsen twee nieuwe thermokoppels! Dit noemt men de koude lassen. Er staan dan drie thermokoppels in serie. Het eerste probleem is dat de drie koppelspanningen niet per definitie dezelfde polariteit hebben. Maar het tweede en veel groter probleem is dat het absoluut uitgesloten is dat de drie thermokoppels op dezelfde temperatuur staan. In de meeste gevallen zullen de twee ongewenste thermokoppels op de omgevingstemperatuur staan, die kan variëren tussen ongeveer -20 °C en +60 °C. De spanning die aan de ingang van de meet- of versterkerschakeling staat is dus niet alleen afhankelijk van de temperatuur die met het `echte` thermokoppel gemeten wordt, maar ook van de omgevingstemperatuur.

KPI
Afkorting van `Kernel Programming Interface`, een systeem waarmee men op het basisniveau van een interface (bijvoorbeeld Windows) programma`s kan ontwikkelen.

Kruisspoelmeter
Een analoog meetinstrument, waarmee men het verschil tussen twee stromen kan meten. De meter bestaat uit een anker, dat tussen de polen van een permanente magneet kan draaien en waarop twee spoelen zijn aangebracht. Men voert de twee stromen in tegengestelde richting door de spoelen. Er ontstaan twee tegengestelde magnetische velden, het verschilveld zal het anker tussen de polen van de permanente magneet laten verdraaien. De uitslag van de wijzer is recht evenredig met het verschil tussen de beide stromen.

Kruismodulatie
Een soort vervorming, waarbij de amplitude van een signaal met een bepaalde frequentie f1 wordt beïnvloedt door de amplitude van een tweede signaal met frequentie f2, dat door dezelfde schakeling op hetzelfde moment wordt verwerkt. Kruismodulatie treedt bijvoorbeeld op als men aan een audio-versterker twee signalen met ver uit elkaar liggende frequenties toevoert. Het verschijnsel ontstaat door de niet-lineaire karakteristieken van transistoren en dioden.

Kruipstroom
Een stroom die vloeit langs het oppervlak van een isolator, bijvoorbeeld omdat de isolator nat of vuil is. Kruipstromen kunnen gevaarlijk zijn, omdat er vaak een lawine-effect optreedt. Door het vloeien van de kruipstroom worden de eigenschappen van de isolator aangetast, de weerstand neemt af, de kruipstroom neemt toe, etc.

Kroonsteen
Een isolerend lichaam van kunststof, waarin busvormige aansluitklemmen met schroefjes liggen met behulp waarvan de elektrische verbindingen tussen de vaste huisbedrading en bijvoorbeeld lichtpunten tot stand komt, zie onderstaande figuur.

Kristaloscillator
Een oscillator, waarbij als terugkoppelend element een kristal wordt toegepast. De schakeling gaat oscilleren op de eigen resonantiefrequentie van het kristal. In onderstaande figuur is een eenvoudige schakeling van een kristaloscillator getekend. Deze schakeling is bruikbaar tussen 1 MHz en 25 MHz, waarbij het kristal in zijn parallelle modus wordt aangestuurd. De waarde van de trimmer C3 is afhankelijk van de eigenschappen van het kristal, maar met een waarde van 50 pF zal men in de meeste gevallen een werkende schakeling kunnen maken.

Kristalmicrofoon
Is een microfoon waarbij het gevoelig element bestaat uit een piëzoceramisch kristal, dat bij samendrukking een spanning genereert. De geluidstrillingen worden via een membraan op het kristal overgebracht. Vanwege de eigen resonantiefrequentie van het kristal is de frequentiekarakteristiek van een kristalmicrofoon alles behalve recht. Het grote voordeel van dit type is de goedkope fabricage.

Kristalfilter
Een met behulp van kristallen opgebouwd afgestemd filter, dat wordt gekarakteriseerd door een zeer steile doorlaatband en hoge kwaliteitsfactor en wordt toegepast in middenfrequent versterkers in apparatuur van de betere soort.

Kristal
Een specifieke uitvoering van het materiaal siliciumdioxide SiO2, waarmee men zeer nauwkeurige kwartsoscillatoren kan bouwen. Het hart van zo`n schakeling is een kwartskristal. Als men een kristallen plaatje met specifieke afmetingen en vorm in een oscillatorschakeling opneemt, zal deze schakeling een signaal met een zeer stabiele frequentie opwekken, waarvan de waarde wordt bepaald door de afmetingen en geometrische gegevens van het kristal. Bepaalde materialen zoals kwarts vertonen een piëzo-elektrisch effect. Wanneer zo`n materiaal wordt samengedrukt of uitgerekt ontstaat er over het materiaal een elektrische spanning. Wanneer omgekeerd een elektrische spanning over het materiaal wordt gezet dan zal dit samendrukken of uitgerekt worden. Het materiaal reageert dus op een wisselend elektrisch veld door het uitvoeren van een periodieke beweging. De frequentie waarmee dit gebeurt is afhankelijk van de fysische eigenschappen van het materiaal, met name de dikte van het plaatje. Door deze eigenschap is het mogelijk een materiaal met piëzo-elektrische eigenschappen te gebruiken voor het genereren van een wisselspanning met een zeer constante frequentie. Als men namelijk over een plaatje materiaal met dergelijke eigenschappen een wisselspanning zet, dan zal het plaatje één frequentie uit dit signaal gaan versterken. Dat is de frequentie waarbij het plaatje maximaal gaat trillen. Door dit trillen en door het genoemde effect zal er over het plaatje namelijk een vrij grote spanning ontstaan waarvan de frequentie gelijk is aan de mechanische resonantiefrequentie van het plaatje.

Kring
In het algemeen een elektrisch circuit, waarin een stroom kan lopen. Voor de stroom vormt de schakeling dus een gesloten lus of kring. De voornaamstre wetten waaraan een kring voldoet zijn beschreven door Kirchhoff in zijn beroemde twee wetten.

Kraus-antenne
Een bi-directionele antenne, opgebouwd uit twee dipolen die dicht bij elkaar staan.

Krachtlijnen
In een magnetisch of elektrisch veld heeft ieder ruimtelijk punt een bepaalde veldsterkte. Deze veldsterkte heeft in ieder punt een bepaalde grootte en een bepaalde richting, men kan de veldsterkte dus door plaatselijke vectoren voorstellen. De krachtlijnen zijn de denkbeeldige lijnen waarvan de raaklijnen in ieder punt de richting van de veldsterkte weergegeven. In onderstaande figuur is als voorbeeld een elektrisch veld gegeven tussen twee puntladingen A en B. Er zijn een paar krachtlijnen getekend, bijvoorbeeld de kromme A, P, Q, B. In punt P is de plaatselijke veldsterkte voorgesteld door de vector F. Deze vector is de raaklijn van de krachtlijn en bepaalt de richting van de veldsterkte in dat ene punt P. Zou men in punt P een denkbeeldige positieve elektrische puntlading plaatsen, dan zou deze zich via de krachtlijn van P via Q naar B verplaatsen.

KTY-sensor
Een temperatuursensor (zie ook Vego`s IC data-base) op basis van silicium, met een groot bereik en vrij rechte karakteristiek. KTY-sensoren worden voornamelijk door Philips en door Siemens op de markt gebracht en worden in de industriële elektronica vaak toegepast voor het meten van proces-temperaturen. Een van de bekendste KTY-sensoren is de KTY10, zie onderstaande figuur, met een meetbereik van -50 °C tot +150 °C en een weerstandsvariatie over dit bereik van ongeveer 0,75 %-°C.

Kussenvervorming
Een vervorming die ontstaat op het beeldscherm van TV-buizen als gevolg van het feit dat het scherm van de buis iets gekromd is. Deze kromming is noodzakelijk om de grote druk, die door de lucht op de leeg gezogen buis wordt uitgeoefend, te kunnen weerstaan. De kromming zorgt er echter voor dat de afstand van het afbuigpunt van de elektronenbundel tot alle punten van het beeldscherm niet constant is. Hierdoor ontstaat de typische beeldvervorming, die in onderstaande figuur overdreven is voorgesteld. De kussenvervorming kan worden gecompenseerd door de zogenoemde `noord-zuid correctie` en `oost-west correctie`.

Kunstmatige intelligentie
Een combinatie van hard- en software, waarmee `intelligente` elektronische systemen worden samengesteld. `Intelligente` tussen aanhalingstekens, omdat niemand in staat is een sluitende definitie van het begrip `intelligentie` te geven en dus niemand in staat is te bepalen wanneer een systeem intelligent is. Desondanks wordt het begrip vaak gebruikt om systemen aan te duiden die dingen kunnen, die tot voor kort alleen aan mensen waren voorbehouden, zoals tekstherkenning, spraakherkenning, handschriftherkenning, etc.

KV-diagram
Zie Karnaughmap.

Kwartstijdbasis
Een schakeling waarmee signalen met zeer nauwkeurige frequenties kunnen worden opgewekt. Een kwartstijdbasis is samengesteld uit een (vaak in een thermostatisch geregelde oven opgestelde) kristal oscillator en een aantal digitale frequentiedelers, die de ene uitgangsfrequentie van de oscillator omzetten in een hele reeks signalen met frequenties die dezelfde nauwkeurigheid hebben als het signaal van het kristal.