ECN Petten - ABC van Kernenergie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Chemie, chemische- en kernindustrie > Kernenergie
Datum & Land: 01/01/1993, NL
Woorden: 724
Splijtingsneutron
Een neutron dat bij het splijtingsproces vrijkomt en nog in het bezit is van zijn aanvankelijke energie. Deze energie varieert sterk maar bedraagt gemiddeld zo'n 2 MeV. Zie ook Moderatie en Moderator.
Splijtingsgasplenum
Vrijgehouden ruimte in het bovenste deel van elke splijtstofstaaf bedoeld om de tijdens het splijtingsproces ontstane gassen op te vangen.
Splijtingsgif
Een splijtingsprodukt dat neutronen sterk absorbeert, bijvoorbeeld Xe-135. Zie ook Xenonvergiftiging.
Splijting, thermische
Kernsplijting door thermische neutronen. Zie Neutronen, thermische.
Splijtingsgas
Een splijtingsprodukt in gasvorm, bijvoorbeeld Kr-85.
Splijting, spontane
Eigenschap van bepaalde zeer zware atoomkernen om zonder invloed van buitenaf te splijten; meestal overschaduwd door andere soorten van radioactief verval. De halveringstijd voor spontane splijting van U-238 bedraagt 8x1015 jaar, d.w.z. dat in elk gram U-238 ongeveer elke 2 à 3 minuten een kern door spontane splijting wordt omgezet. Cf-254 en Fm-256 zijn bekende voorbeelden van nucliden die spontane splijting vertonen. Ook bij spontane splijting komen neutronen vrij.
Splijting
Zie Kernsplijting.
Splijtbaarheid
Eigenschap van een nuclide om door een of ander kernproces gespleten te worden.
Spallatie
Zie Afsplintering.
Stralingsschade, fysisch-chemische
Nadelige veranderingen in de fysische en chemische eigenschappen van een materiaal als gevolg van de inwerking van ioniserende straling. Belangrijke verschijnselen in dit verband zijn verbrossing en vorming van haarscheurtjes. Zie Heliumverbrossing.
Stralingsweegfactor
Relatieve maat voor de schade aan levend weefsel van ioniserende straling. Symbool: wR. Vroeger kwaliteitsfactor (Q, quality factor) genoemd. { * weegfactor hangt af van de energie van de neutronen
Stralingsziekte
Stralingsziekte ontstaat nadat in korte tijd een dosis van meer dan 1 Gy is ontvangen. Dit deterministische effect bestaat uit vermoeidheid, misselijkheid, braken en diarree. Zie ook Stralingsschade, deterministische.
Stralingsschade, deterministische
Acute stralingsschade bij de mens wordt na bestraling van het gehele lichaam met zeer grote doses waargenomen. Een dosis groter dan 0,3 Gy heeft verschijnselen ten gevolge als lusteloosheid, misselijkheid, braken, hoofdpijn. Doses groter dan 8 Gy zijn dodelijk, zie Dosis, letale.
Stralingsschade, biologische
Nadelige verandering in de biologische eigenschappen als gevolg van de inwerking van ioniserende straling.
Stralingsongeval
Een gebeurtenis waarbij een zodanig stralingsniveau is ontstaan of een verspreiding van een radioactief materiaal heeft plaats gevonden met een gerede kans op een persoonlijke dosis ten gevolge van externe of interne bestraling groter dan de jaarlijks toegestane dosislimiet.
Stralingshygiëne
Praktijk van het geheel van maatregelen ter bevordering van het zo veilig mogelijk uitvoeren van werkzaamheden met radioactieve stoffen en met toestellen die ioniserende straling uitzenden.
Stralingsgeneeskunde
Onderdeel van de geneeskunde dat zich bezighoudt met de vakgebieden radiobiologie, röntgendiagnostiek, radiotherapie, nucleaire geneeskunde.
Stralingsfysica
Stralingsfysica is het deel van de natuurkunde dat zich bezig houdt met de eigenschappen en fysische werking van ioniserende straling.
Stralingsdetector
Instrument of materiaal waarin de invallende straling processen teweegbrengt die geschikt zijn voor het aantonen of het meten van straling. Zie Dosismeter; Geiger-Müller-teller; Proportionele teller; Scintillatieteller.
Stralingschemie
Tak van de chemie die zich bezighoudt met het effect van energierijke straling (bijvoorbeeld gamma- of neutronenstraling) op chemische systemen.
Stralingsdeskundige
Elke instelling waar met ioniserende straling uitzendende toestellen of met radionucliden wordt gewerkt dient over een stralingsdeskundige te beschikken. Een stralingsdeskundige moet beschikken over de voor de stralingsbescherming noodzakelijke vakkennis blijkens een certificaat van een erkende opleiding.
Stralingsbiologie
Deelgebied van de radiologie. De stralingsbiologie houdt zich bezig met de werkingsmechanismen en effecten van stralingen, in het bijzonder ioniserende stralingen, op biologische systemen en wel op subcellulair en cellulair niveau evenals op het niveau van celsystemen en organismen. Het werkgebied omvat: toepassing van straling om biologische verschijnselen te onderzoeken; toepassing van straling om de oorzaken van tumorgroei te verklaren alsmede de behandeling met straling; bestudering en verbetering van de grondslagen voor het schatten van de somatische en genetische risico's en voor het toepasbaar maken van de resultaten; bestudering en verbetering van de grondslagen voor de herkenning en modificatie van ziekten als gevolg van straling.
Stralingsbescherming
Vakgebied dat zich bezighoudt met de bescherming van mensen en hun nageslacht. De stralingsbescherming is gebaseerd op grondbeginselen, zoals geformuleerd door de ICRP. Deze zijn: Rechtvaardiging: Elke toepassing waarbij mensen, dieren, planten of goederen blootgesteld kunnen worden aan ioniserende straling behoort een netto positief resultaat te hebben. De rechtvaardiging wordt bepaald door maatschappelijke factoren, niet alleen door de eventueel te ontvangen stralingsdosis. ALARA-Optimalisatie: Gegeven een gerechtvaardigde toepassing behoort het resultaat te worden bereikt bij een zo laag als redelijkerwijs mogelijke blootstelling, waarbij rekening wordt gehouden met sociale en economische factoren. Optimalisatie of ALARA is feitelijk de belangrijkste factor ter beperking van stralingsdoses. Dosislimieten: Na toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie behoort het individueel dosisequivalent de door de autoriteiten vastgestelde limieten niet te overschrijden. Dosislimieten vervullen in deze filosofie slechts een rol als randvoorwaarde bij het toepassen van straling. Deze dosislimieten worden zodanig gekozen dat deterministische effecten worden voorkomen stochastische effecten niet ontoelaatbaar groot zijn.
Straling, karakteristieke
Elektromagnetische straling uitgezonden bij de overgang van een schil-elektron naar een meer naar binnen gelegen schil van een atoom. De golflengte is afhankelijk van het element in kwestie en de soort van overgang.
Straling
Emissie of voortplanting van energie in de vorm van golven of deeltjes (bij voorbeeld alfastraling, bètastraling, gammastraling, neutronenstraling).
Straalpijpmethode
Proces voor isotopenscheiding speciaal geschikt voor de scheiding van uraniumisotopen. Door de expansie van de gasstraal in een gebogen straalpijp veroorzaken de centrifugale krachten een scheiding van de lichte en de zware componenten.
Stortholte
De opslag van radioactief afval in zoutsteenformaties is behalve in een mijn ook in een stortholte mogelijk. Om een stortholte in zout te bouwen moet door een boorgat zoet water naar binnen gebracht worden en moet het ontstane zoutwaterbad weggepompt worden. Bij de opslag van radioactief afval in een stortholte hoeven de vaten niet elk afzonderlijk gehanteerd te worden; ze worden door het boorgat in de stortholte neergelaten. De opslag in een stortholte kan voor laag- en middelradioactief afval een eenvoudige, veilige en goedkope methode zijn.
Stopstaven
Stopstaven zijn regelstaven om het kernsplijtingsproces op elk gewenst moment onmiddellijk te stoppen. De stopstaven moeten bij een uitgeschakelde reactor voldoende negatieve reactiviteit bezitten om de positieve reactiviteit die ontstaat door verval van xenon-135 (zie Xenonvergiftiging) te compenseren. Onder alle omstandigheden moet de reactor met behulp van de stopstaven onderkritiek gehouden kunnen worden.
Stoffilter
Filter om droge aërosolen te verwijderen.
Stochastisch stralingseffect
Bij `stochastische' effecten wordt de waarschijnlijkheid van optreden en niet de ernst van het effect als een functie van de dosis beschouwd, waarbij aangenomen wordt dat er geen drempelwaarde bestaat. Bij deterministische effecten varieert de ernst van hun effect met de dosis en daarom kan daarbij wel een drempelwaarde bestaan. In het voor de stralingsbescherming belangrijke dosisbereik worden erfelijke effecten als stochastische effecten gezien. Ook enkele somatische effecten zijn stochastisch; hierbij wordt het ontstaan van kanker als het belangrijkste somatische stralingsrisico bij lage doses gezien.
Stelstaven
Stelstaven zijn regelstaven om het reactorvermogen te variëren en de neutronenfluxverdeling over de reactorkern te beïnvloeden.
Steenkoolequivalent (SKE)
Eenheid van energie-inhoud. Deze eenheid wordt onder meer gebruikt om (wereld)energievoorraden te kwantificeren. Per definitie komt 1 kg SKE overeen met 29,3 MJ.
Terughaalbaarheid
Veilige opslag (niet definitief in tegenstelling tot eindopberging) van radioactief afval, waarbij het mogelijk moet zijn om het opgeslagen afval op elk gewenst moment op een veilige manier terug te halen. Onderscheid wordt gemaakt tussen: terughalen: hoofdmijnschacht intact laten en de rest van de mijnconstructie afdichten na de opberging; terugmijnen: gehele mijnconstructie afdichten na opberging; bij terughalen moet volledige mijnbouw worden uitgevoerd. Sinds 1989 wordt in Nederland onderzoek gedaan naar de technische en economische consequenties van terughaalbaarheid.
Terrestrische straling
Zie Aardse straling.
Teltempometer
Instrument ontworpen om een continue aanwijzing te geven van het gemiddeld aantal pulsen per tijdseenheid. Engels: ratemeter.
Three Mile Island
Op Three Mile Island bij Harrisburg (VS) vond in 1979 een ernstig reactorongeval plaats. Het betrof het uitvallen van de koeling van een drukwaterreactor waardoor een groot gedeelte van de splijtstofelementen beschadigd raakte en smolt. Er kon niet worden voorkomen dat radioactief gas en water naar buiten kwam. Zie Internationale schaal van nucleaire gebeurtenissen.
Thorium
Natuurlijk radioactief element met Z = 90 (aantal protonen). Het isotoop thorium-232 wordt door bestraling met neutronen in het splijtbare uranium-233 omgezet. Zie ook Kweekmateriaal.
Thermonucleaire reactie
Kernreactie waarbij de betrokken deeltjes de voor de reactie noodzakelijke reactie-energie uit de thermische beweging verkrijgen. Het begrip heeft gewoonlijk betrekking op kernfusiereacties. Zie Kernfusie.
Thermoluminescentiedosismeter
Een stralingsdetector die gebruik maakt van het proces van thermoluminescentie. Thermoluminescentie is de eigenschap van een kristal om bij verwarming licht uit te zenden, als het eerder aan ioniserende straling is blootgesteld geweest. In een breed gebied is de uitgezonden hoeveelheid licht evenredig met de geabsorbeerde hoeveelheid stralingsenergie. Men gebruikt bijvoorbeeld voor de bepaling van de dosis het thermoluminescentie-effect van calcium- of lithiumfluoride.
Thermische kolom
Een dikwijls in een onderzoekreactor aanwezige constructie om thermische neutronen te produceren ten behoeve van onderzoek. Deze constructie bestaat uit een grote opeenstapeling van een moderator-substantie (meestal grafiet) naast de reactorkern of de reactorreflector. De uit de reactor weglekkende neutronen dringen de thermische kolom binnen en worden daar afgeremd. De bijdrage van de thermische neutronen tot het totale neutronenspectrum wordt daardoor sterk verhoogd.
Tihange
Kerncentrale met drie drukwaterreactoren gevestigd te Tihange (België). Tihange-1: 870 MWe, exploitanten Electrabel en Electricité de France. Tihange-2 en Tihange-3: elk 930 MWe, exploitant Electrabel.
TLD
Afkorting van thermoluminescentiedosismeter.
TNO
Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek, gevestigd te Delft, waaronder een aantal onderzoekinstituten verspreid over Nederland ressorteert.
Totale-lichaamsteller
Zie Lichaamsteller.
Tokamak
Vat met toroïdale magneetvelden voor opsluiting van thermonucleaire plasma's, waarin experimenten worden gedaan ten behoeve van onderzoek aan kernfusiereacties. Zie ook Magnetische opsluiting en Kernfusie.
Triton
Atoomkern van het nuclide tritium. Deze kern bestaat uit één proton en twee neutronen.
Tritiumopslag
Tritium kan gemakkelijk bewaard worden mathrmin de vorm van een metaalhydride. Ten gevolge van radioactief verval (halveringstijd 12,3 jaar) neemt de hoeveelheid echter af.
Tritiumkweek
Tritium komt nauwelijks in de natuur voor (wereldwijd ongeveer 10 kg in de atmosfeer). Voor kernfusie is tritium belangrijk als brandstof. Tritium kan `gekweekt' worden in een lithiummantel rondom het fuserende plasma waarvan de vrijkomende neutronen de volgende kernreacties bewerkstelligen: 6Li + n ---> T + 4He + 4,8 MeV 7Li + n ---> T + 4He + n - 2,5 MeV
Tritium
Radioactief isotoop van waterstof met twee neutronen en één proton in de kern. Tritium wordt onder meer gebruikt voor het maken van lichtgevende verven, als merkstof, en als brandstof voor kernfusie. Het wordt geproduceerd in zwaarwaterreactoren. Tritium is een bètastraler (E max = 18 keV) met een halveringstijd van 12,3 jaar. Symbool: 3H of H-3 of T.
Transuraniumelement
Een chemisch element in het periodiek systeem, waarvan het aantal protonen groter is dan 92, behorend bij uranium. Met uitzondering van de in zeer geringe hoeveelheden voorkomende en in het begin van de zeventiger jaren ontdekte natuurlijke plutonium-isotoop Pu-244 (met een halveringstijd van ongeveer 80 miljoen jaar) kunnen alle transuraniumelementen alleen kunstmatig geproduceerd worden. De reeks van transuraniumelementen begint als volgt (met het aantal protonen erachter tussen haakjes): neptunium (93), plutonium (94), americium (95), curium (96), berkelium (97), californium (98), einsteinium (99), fermium (100), mendelevium (101), nobelium (102), lawrencium (103). Over de benaming van het element 104 bestaat onenigheid tussen de groepen van ontdekkers; voorgesteld zijn de namen rutherfordium (Rf) en kurchatovium (Ku). Voor het element 105 werd door de Amerikaanse groep van ontdekkers de naam hahnium voorgesteld. Voor het element 106 was in november 1992 nog geen voorstel bekend. Voor element 107 is de naam nielsbohrium (Ns), voor 108 hassium (Hs) en voor 109 meitnerium (Mt) gesuggereerd aan de Internationale Chemische Commissie.
Transport van radioactieve stoffen
Het transport van radioactieve stoffen op openbare wegen is aan internationale regelgeving onderhevig. Afhankelijk van de soort en hoeveelheid radioactieve stoffen heeft men de volgende soorten verpakkingen; Uitgezonderde verpakkingen voor geringe hoeveelheden radioactief materiaal. Type A-verpakkingen waarin meer radioactief materiaal vervoerd mag worden. Type B-verpakkingen welke aan de hoogste eisen voldoen en internationaal goedgekeurd zijn. De B-verpakking moet bestand zijn tegen: vrije val vanaf 9 m hoogte op een met een stalen plaat gewapend betonnen fundament, vrije val vanaf 1,2 m hoogte op een scherp voorwerp, vuurproef bij 800oC gedurende 30 minuten aansluitend op de valproef, - onderdompeling in water gedurende 8 uur op een diepte van meer dan 90 cm. Voor transporten met type B-verpakking is meestal een vergunning nodig. Voor het transporteren van splijtstoffen is altijd een vergunning nodig.
Transiënt
Iedere belangrijke afwijking waarmee één van de bedrijfsparameters van een kerncentrale (o.a. vermogen, druk, temperatuur, koelmiddeldebiet) afwijkt van de ingestelde waarde, en die tot een verstoord evenwicht tussen warmteproduktie en warmteafvoer in de reactor kan leiden, voor zover deze afwijking niet door lekken in leidingen of tanks veroorzaakt is. Zie ook Internationale schaal van nucleaire gebeurtenissen.
Tracer
Zie Merkstof, radioactieve.
Traagheidsopsluiting
Het creëren van kernfusie door middel van zeer snelle en sterke compressie van kleine vaste deeltjes deuterium-tritium ten gevolge van sterke inwerking van rondom opvallende energierijke bundels van lasers, ionen of elektronen.
Tsjernobyl
In de plaats Tsjernobyl, 130 km ten noordwesten van Kiev, zijn tussen 1977 en 1983 vier reactorblokken van het type RBMK-1000 in bedrijf gesteld. In blok 4 gebeurde op 26 april 1986 het tot nu toe ernstigste ongeval bij de vreedzame toepassing van kernenergie. Het ongeval in de kerncentrale van Tsjernobyl is toe te schrijven aan fundamentele fouten in het reactorontwerp. De reactor bleek door dampbelvorming in de koelkanalen prompt-kritiek te kunnen worden. Het ongeval werd overigens ingeleid door menselijke fouten, gemaakt tijdens abnormale bedrijfscondities. Dit is gebleken uit onderzoek van de IAEA. Het reactorongeval ontstond tijdens een experiment met de turbine-generatorgroep van de centrale. Door een reeks bedieningsfouten tot en met de overbrugging van de afschakelsignalen, trad er een sterke vermogensstijging op, en wel tot honderd maal het volle vermogen. Door de oververhitting van de splijtstof gingen de splijtstofelementen barsten; een hevige splijtstof-water-reactie ontstond met een schoksgewijze drukopbouw en verwoesting van het reactorgebouw. Het grafiet (de moderator) en de installatie raakten in brand. Gedurende deze fase werden tonnen radioactieve splijtstof de atmosfeer ingeslingerd. Om de brand van het grafiet te verstikken en de gevolgen van het ongeval te beperken werd over blok 4 gedurende de volgende dagen vanuit de lucht in totaal 5000 ton lood, zand en leem gestort. Tot november 1986 werd reactorblok 4 onder enkele meters beton `begraven'. De reactoren 1 en 2 zijn kort daarna weer in bedrijf gesteld, blok 3 pas eind 1987. Het vrijkomen van radioactieve splijtingsprodukten uit de verwoeste reactor strekte zich in totaal over tien dagen uit. Vanwege de sterke thermiek ten gevolge van de brand en de lokale weersomstandigheden stegen de radioactieve stoffen, in het bijzonder de vluchtige splijtingsprodukten zoals jodium en cesium, tot een hoogte van meer dan 1,5 kilometer. Dit had tot gevolg dat de 2 à 4.1018 Bq aan vrijgekomen activiteit werd verspreid over grote delen van Europa. De op 26 april 1986 heersende windrichting voerde de eerste vrijgekomen radioactieve stoffen naar Zweden. De daar gemeten activiteitstoename van de lucht was in het Westen de eerste aanwijzing van het ongeval. Door de wisselende weersomstandigheden in de dagen erna kwam radioactieve neerslag terecht in Polen, de Balkan en het midden van Europa. Op 2 mei bereikte de radioactieve wolk Nederland. Het personeel van de kerncentrale en in het bijzonder het bij de brandbestrijding ingezette personeel werd zeer ernstig getroffen. Er zijn dosiswaarden gemeld tot 16 Gy; 203 personen met acuut stralingssyndroom werden in klinieken behandeld. Tengevolge van verbranding en blootstelling aan straling overleden 31 personen binnen enkele weken. In de dagen na het ongeval zijn 135.000 personen geëvacueerd. Deze groep heeft een collectief dosisequivalent ontvangen van 16.000 mens-sievert, hetgeen betekent dat verwacht moet worden dat de sterfte aan kanker (over enkele tientallen jaren) 2 procentpunt hoger komt te liggen voor deze inmiddels verspreide bevolkingsgroep. Voor de 75 miljoen inwoners van Wit-Rusland en de Oekraïne, die niet zijn geëvacueerd, zal de kans op overlijden aan kanker met 0,4 procentpunt toenemen. Ten noordwesten van Tsjernobyl is een gebied ter grootte van de provincie Utrecht voor lange tijd onbruikbaar voor landbouw en veeteelt. Door grote verschillen in lokale weersomstandigheden zijn de uit de radioactieve wolk neergeslagen hoeveelheden activiteit in het westen van Europa sterk plaatsafhankelijk. Het is daarom niet mogelijk één algemeen beeld te geven van de resulterende stralingsdosis, die bovendien nog sterk van de individuele voedingsgewoonten afhangt. De inhalatiedosis werd vrijwel uitsluitend bepaald door de luchtactiviteit in de periode van 1 tot 5 mei 1986. Belangrijke nucliden voor de gemiddelde dosis waren daarbij I-131, Ru-106, Te-129m, Te-132 evenals Cs-134 en Cs-137. De ingestiedosis is vrijwel uitsluitend het gevolg van I-131, Cs-134 en Cs-137, aangezien alle andere radionucliden wegens hun geringe concentratie in voedingsmiddelen niet van betekenis zijn. De stralingsbelasting in de volgende jaren is aanmerkelijk geringer dan in het eerste jaar na het ongeval, omdat de effecten van oppervlaktebesmetting, die direct (bijvoorbeeld via groente) of indirect (bijvoorbeeld via melk en vlees) aan de stralingsbelasting bijdroegen, sterk zijn afgenomen. In Nederland bedraagt de individuele dosis ten gevolge van het Tsjernobyl-ongeval thans nog 0,01 mSv-jaar, zie ook Blootstelling aan straling. Het Tsjernobyl-ongeval heeft in een groot aantal landen, waaronder Nederland, een beslissende invloed gehad op de besluitvorming over uitbreiding van het nucleaire vermogen.
UCN
Zie Ultra-Centrifuge Nederland.
Uitloogtempo
Het uitloogtempo is een maat voor de snelheid van het uitlogen van vaste stoffen in vloeistoffen. Voor ingegoten radioactief afval geldt bijvoorbeeld in kokend gedestilleerd water: Voor ingegoten radioactief afval in pekelwater van 45oC (de omstandigheden in een zoutmijn op 800 meter diepte):
UKA
Afkorting van `United Kingdom Atomic Energy Authority', gevestigd te Londen. Het is de nationale Britse instantie voor kernenergie.
Ultracentrifugeproces
Proces voor isotopenscheiding waarbij de zware atomen van de lichte gescheiden worden door middel van centrifugale kracht. De scheidingsfactor hangt af van het massaverschil van de te scheiden isotopen. De methode is geschikt voor het scheiden van uraniumisotopen. De bereikbare scheidingsfactor bedraagt 1,25. Uraniumverrijkingsfabrieken die volgens dit proces werken, zijn in bedrijf in Almelo, in Gronau (Duitsland) en Capenhurst (Engeland).
Ultra-Centrifuge Nederland NV
Ultra-Centrifuge Nederland (UCN) is de Nederlandse partner in Urenco en heeft daarin een even groot aandeel als de andere partners: Uranit GmbH in Duitsland en British Nuclear Fuels plc in het Verenigd Koninkrijk. UCN heeft als primair werkgebied de verrijking van uranium en ontwikkelt en produceert daartoe ultracentrifuges. UCN is gevestigd in Almelo.
Urenco
Urenco, bestaande uit Urenco (UK), Urenco Nederland en Urenco Deutschland, houdt zich bezig met de verrijking van uranium voor de produktie van splijtstof voor kerncentrales. Urenco Nederland is gevestigd in Almelo.
Uranium
Natuurlijk radioactief element met Z = 92 (aantal protonen). In de wereld van de kernenergie veelal als uraan aangeduid. De in de natuur voorkomende isotopen zijn splijtbaar uranium-235 (0,7205% van het natuurlijk uranium), het met thermische neutronen niet splijtbare uranium-238 (99,2739% van het natuurlijk uranium) en het uranium-234 (0,0056%), een volgprodukt van het radioactieve verval van uranium-238. Zie ook Natuurlijk uranium; Verarmd uranium; Verrijkt uranium.
Uraniumvoorraa
Zie Wereldenergievoorraad.
Uraanhexafluoride (UF6)
UF6 is het procesmedium bij alle scheidingsmethoden voor uraniumverrijking. Belangrijk is hierbij dat fluor slechts uit één isotoop bestaat, zodat het scheidingsproces alleen op de massaverschillen van U-235 en U-238 gebaseerd hoeft te zijn.
USNRC
Afkorting van `United States Nuclear Regulatory Commission'. Zie NRC.
Vervalwarmte
Geproduceerde warmte ten gevolge van radioactief verval van splijtingsprodukten in bestraalde (gebruikte) splijtstof. Vervalwarmte maakt het noodzakelijk dat de reactorkern van een uitgeschakelde kerncentrale toch moet worden gekoeld.
Vervalreeks
Een serie nucliden waarin elk nuclide door radioactief verval overgaat in de volgende tot een stabiel (niet-radioactief) nuclide is gevormd. De drie natuurlijke vervalreeksen: De dochternucliden van U-238, U-235 en Th-232 zijn ook radioactief en vervallen naar kleindochternucliden die ook weer radioactief zijn. Elke reeks eindigt na ruim tien stappen in een stabiel loodisotoop. De halveringstijden van al deze radionucliden lopen uiteen van microseconden tot miljoenen jaren. De straling die de 46 vervallende nucleiden tezamen uitzenden is het overgrote deel van wat men de natuurlijke achtergrondstraling noemt.
Vervalenergie
De energie die vrijkomt bij radioactief verval.
Vervalconstante
De vervalconstante (lambda) voor radioactief verval van een radionuclide is gelijk aan de reciproke (omgekeerde) waarde van de gemiddelde levensduur . Tussen de vervalconstante , de gemiddelde levensduur en de halveringstijd T en het aantal radioactieve kernen N bestaat de volgende relatie: dN-dt = N of = -1 = T-1ln 2.
Verval, radioactief
De spontane overgang van een nuclide in een andere nuclide of in een energietoestand van dezelfde nuclide. Ieder vervalproces wordt gekarakteriseerd door een bepaalde halveringstijd.
Verstrooiïngsweglengte
Vrije weglengte van een deeltje tussen twee verstrooiïngen in.
Verstrooiïng, inelastische
Verstrooiïngsproces waarbij de som van de kinetische energieën voor en na de botsing verschillend is.
Verstrooiïng, elastische
Verstrooiïngsproces waarbij de som van de kinetische energieën voor en na de botsing onveranderd blijft.
Verstrooiïng
Proces waarbij een verandering van richting of van energie van invallende deeltjes wordt veroorzaakt door botsing met een ander deeltje of deeltjessysteem.
Versplijtingsgraad
In tegenstelling tot fossiele brandstoffen kan de splijtstof in kernreactoren niet in zijn geheel in energie worden omgezet. Dit komt omdat naarmate meer splijtstof wordt verspleten de kettingreactie steeds moeilijker op gang kan worden gehouden. De versplijtingsgraad, een maat voor de fractie van het splijtbaar materiaal dat verspleten is, wordt uitgedrukt in MWd-ton uranium. Voor lichtwaterreactoren, met 3% verrijkt uranium, bedraagt de maximale versplijtingsgraad 30.000 à 40.000 MWd-ton uranium. Dit impliceert dat 30 à 40 kg splijtbaar materiaal (initieel uranium-235 en gevormd plutonium-239) verspleten wordt. Bij een rendement van 33% betekent dit dat 240 à 320 GWh elektrische energie per ton uranium kan worden opgewekt.
Versneller
Instrument om elektrisch geladen deeltjes tot hoge energie te versnellen. Tot de versnellers behoren bijv.: lineaire versneller, vandegraaffversneller, bètatron, synchrotron, synchrocyclotron, cyclotron.
Verrijkt uranium
Uranium waarin het massagehalte van uranium-235 groter is dan 0,7% zoals in natuurlijk uranium. Om te verrijken zijn verschillende methoden mogelijk, bijvoorbeeld gasdiffusieproces ultracentrifugeproces verrijking Voor de verschillende typen reactoren gebruikt men uranium met:
Verrijkingsfactor
Verhouding van het percentage van een bepaalde isotoop in een isotopenmengsel en het percentage van dit isotoop in een isotopenmengsel van natuurlijke samenstelling.
Verrijkingsgraad (van uranium)
Massagehalte van uranium-235 in verrijkt uranium.
Verrijkingsprocédé
Zie Isotopenscheiding.
Verrijking
Procédé waarbij het percentage van een bepaald isotoop in een element wordt vergroot.
Vermogensreactor
Een voor toepassing in een kerncentrale geschikte kernreactor, in tegenstelling tot een reactor die hoofdzakelijk voor onderzoek of voor produktie van splijtstof dient. Vermogensreactoren hebben thermische vermogens tot 5000 MW, hetgeen overeenkomt met een elektrisch vermogen van 1500 MW.
Vermogensdichtheid
Vermogen per volume-eenheid van de reactorkern.
Vermogensexcursie
Snelle stijging van het vermogen van een reactor op grond van een sterk overkritieke toestand. Vermogensexcursies worden door de negatieve temperatuurcoëfficiënt van de reactiviteit en-of door de regelstaven onderdrukt.
Vermenigvuldigingsfactor
De verhouding van het aantal neutronen in een neutronengeneratie tot het aantal neutronen in de onmiddellijk daaraan voorafgaande generatie. Een kernreactor bereikt de kriticiteit als deze verhouding gelijk is aan 1.
Verliesenergie
Elke hoeveelheid energie die bij de omzetting, het transport en het eindverbruik voor nuttig gebruik verloren gaat.
Vergunningsprocedure
Wie een installatie wil bouwen en in bedrijf stellen waar activiteiten plaatsvinden waarvoor krachtens de Kernenergiewet een vergunning nodig is, moet een vergunningsprocedure starten. Details van de vergunningsprocedure, in het bijzonder de inspraak, vindt men in de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne. De Commissie Reactorveiligheid is in veel gevallen bij zo'n procedure betrokken.
Verglazing
De hoogradioactieve splijtingsprodukten die bij de opwerking ontstaan moeten in een produkt worden omgezet dat geschikt is voor eindopslag. Verglazing blijkt hiervoor een geschikte methode, dat wil zeggen dat het afval in gesmolten glas wordt ingebed. Grote technische ervaring hiermee heeft de Franse verglazingsfabriek in Marcoule. Ook in de Bondsrepubliek Duitsland is een methode ontwikkeld met glasblokken als eindprodukt. De demonstratiefabriek PAMELA (Pilotanlage Mol zur Erzeugung lagerfähiger Abfälle) in Mol, België, die het Duitse proces toepast, is sinds 1985 in bedrijf.
Vergiftiging
Bij het bedrijf van een reactor ontstaan er splijtingsprodukten waarvan sommige een grote vangstdoorsnede (absorptie) voor neutronen blijken te hebben (bijvoorbeeld Xe-135). Om de reactor op zijn vermogensniveau te houden moet het regelmechanisme zodanig ingesteld worden dat het reactiviteitseffect van dit neutronengif gecompenseerd wordt. Neutronengifstoffen (bijvoorbeeld boorzuuroplossing) worden in watergemodereerde reactoren ingespoten om een noodstop te bewerkstelligen. Zie ook Xenonvergiftiging.
Verdubbelingstijd
De tijd die nodig is om een aanvankelijke hoeveelheid splijtstof in een kweekreactor te verdubbelen. De verdubbelingstijd is afhankelijk van het type kweekreactor en ligt tussen 8 en 20 jaar.
Verdrag van Parijs
Een internationaal verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (Parijs, 1960). Dit verdrag regelt de aansprakelijkheid jegens derden en de verzekering tegen kernergierisico's. Het is aangevuld door het Verdrag van Brussel (1063). Zie ook Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO).
Verarming
Vermindering van de relatieve abundantie van een of meer nucliden tijdens een proces.
Verarmd uranium
Uranium waarin het massagehalte van uranium-235 kleiner is dan het massagehalte van uranium235 in natuurlijk uranium. Verarmd uranium ontstaat bij de produktie van verrijkt uranium.
Ventilatorkoeltoren
Koeltoren met ventilator om de koellucht af te voeren. Ten opzichte van de koeltoren met een natuurlijke trek heeft de ventilatorkoeltoren het voordeel van de lagere bouwhoogte en het nadeel van de hogere bedrijfskosten. Zie Circulatiekoeling.
Veiligheidsrapport
Kerntechnische installaties moeten zo ontworpen zijn dat aan alle wettelijke eisen van veiligheid, stralingsbescherming en milieubescherming wordt voldaan. Het veiligheidsrapport geeft informatie niet alleen inzake het normale bedrijf en de uit veiligheidstechnisch oogpunt onbeduidende bedrijfsstoringen, maar ook inzake reactorongevallen en eventuele schade. Daarom moeten er in het veiligheidsrapport van een kerntechnische installatie naast hoofdstukken over de standplaats, gedetailleerde technische beschrijving van de installatie, het radiologisch effect op de omgeving onder voorziene bedrijfsomstandigheden, ook informatie gegeven worden inzake de gevolgen van ontwerpongevallen. Het veiligheidsrapport moet in het kader van de vergunningsprocedure openbaar ter inzage liggen. Het wordt door adviseurs en officiële instanties gebruikt als grondslag bij het onderzoek voor het al dan niet verlenen van een vergunning.
Veiligheidsfilosofie
Kerncentrales ontworpen volgens de Westerse veiligheidsfilosofie bevatten enkele achtereenvolgende barrières die het vrijkomen van radioactieve stoffen tegengaan. Deze barrières zijn de splijtstofomhulling, het reactorsysteem en de primaire en secundaire reactorinsluitconstructies. Om ervoor te zorgen dat deze barrières in geval van abnormale gebeurtenissen intact blijven, worden op verschillende niveaus veiligheidsmaatregelen genomen. Dit veiligheidsprincipe wordt het `Defence in depth' concept genoemd.
Veilig falend
Een systeem wordt veilig falend genoemd als het zo geconstrueerd is, dat in geval van falen van een gedeelte van het systeem, het gehele systeem op een veilige toestand overgaat.
Veegproef
Ter vaststelling van een radioactieve contaminatie op een oppervlak van een vaste stof wordt naast de directe meting gebruik gemaakt van de veegproef. Bij deze gemakkelijk uitvoerbare proef door afvegen, bijvoorbeeld met een velletje filtreerpapier, komt een deel van de op het oppervlak zittende contaminatie op het papier terecht, waarna de besmetting gemakkelijk kan worden gemeten.
Voorbewerking
Een begrip uit de opwerkingstechniek; eerste processtap van de opwerking (Eng.: `head end'). De voorbewerking omvat alle procesgangen vanaf het mechanisch in stukken snijden van de splijtstofelementen tot en met het chemisch oplossen van de verbruikte splijtstof ter voorbereiding van de extractie.
Vonkenvat
Instrument om ioniserende straling aan te tonen. Het vonkenvat bestaat bijvoorbeeld uit talrijke parallel gerangschikte metalen platen, waartussen telkens een spanning van enige duizenden volt ligt. De tussenruimten tussen de platen zijn met een geschikt gekozen gas gevuld. De ioniserende straling leidt tot vonkvorming tussen de platen langs de weg van de straling door het vat. Het vonkenspoor kan fotografisch of elektronisch geregistreerd worden.