Taalunieversum
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Onderwijs > Onderwijsbegrippen
Datum & Land: 17/06/2013, NE
Woorden: 842
examen
Afsluiting van een opleiding of een deel daarvan. Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) zijn voltooid na het examen.
Federatie van Ouderverenigingen
(FVO) Samenwerkingsverband van vijf landelijke verenigingen die opkomen voor de belangen van mensen met een verstandelijke handicap, hun ouders en verwanten. In 2007 is de Federatie voor Ouderverenigingen opgehouden te bestaan. De collectieve taken zijn overgenomen door het Platform VG.
finaliteit
Laatste leerjaar (secundair of hoger onderwijs); Einddoelstelling in het hoger onderwijs.
formele educatie
Formele educatie wordt georganiseerd en aangeboden door reguliere onderwijsinstellingen (bv. roc's, hogescholen, universiteiten...). De kennisoverdracht wordt binnen het formeel onderwijs steeds via een lesgever tot stand gebracht. De diploma's van de formele educatie worden erkend door het ministerie van OCW. De opleidingen binnen de formele educatie worden bovendien gekenmerkt door een goed gestructureerde hiërarchie van onderwijsactiviteiten. In Vlaanderen heeft men het in dit verband over formeel onderwijs.
formeel onderwijs
Formeel onderwijs wordt georganiseerd en aangeboden door reguliere onderwijsinstellingen (bv. CVO's, hogescholen, universiteiten, Syntra...). De kennisoverdracht wordt binnen het formeel onderwijs steeds via een lesgever tot stand gebracht. De diploma's van het formeel onderwijs worden erkend door (a) het ministerie van onderwijs en vorming, (b) het ministerie van landbouw en visserij of (c) het ministerie van landsverdediging. De opleidingen in het formeel onderwijs worden bovendien gekenmerkt door een goed gestructureerde hiërarchie van onderwijsactiviteiten. In Nederland heeft men het in dit verband over formele educatie.
freinetschool
Methodeschool die werkt volgens de pedagogie van Celestin Freinet. De basisprincipes van dit onderwijs zijn: Het onderwijs is ervaringsgericht: zelf ontdekken, onderzoeken en uitproberen is de basis van het leren, experimenteren, samenwerken met anderen; Kinderen werken graag (een kamp bouwen, een verhaal schrijven, een tekening maken...). Het is hun 'natuurlijk bezig zijn', veel meer dan vrijblijvend spelen (bv. computerspelletjes). Dat laatste doen kinderen meestal maar wanneer ze zich vervelen; De natuur van het kind moet gerespecteerd worden en in principe zijn kinderen en volwassenen gelijkwaardig; De leerkracht moet rekening houden met alle facetten van elk kind in de klas. Om dit te kunnen waarmaken zijn freinetscholen qua omvang beperkt. Zie ook: methodeschool, traditionele vernieuwingsschool.
funderend onderwijs
Overkoepelende term voor het basisonderwijs (bo) en het voortgezet onderwijs (vo).
functioneringsgesprek
Periodiek tweegesprek waarin het schoolhoofd (of diens afgevaardigde) en de leerkracht een sterkte-zwakte-analyse maken van het functioneren van de leerkracht. Het gesprek vertrekt van de functiebeschrijving van de leerkracht en maakt het mogelijk om in zijn-haar functioneren sterke en zwakke kanten te ontdekken. Eventueel wordt de functiebeschrijving als gevolg daarvan opnieuw bekeken en aangepast. Een functioneringsgesprek is géén evaluatiegesprek. In Vlaanderen is de functiebeschrijving verplicht voor elke leerkracht (die minstens 104 dagen in dienst is). In Nederland hanteert men de term POP-gesprek.
functiebeschrijving
Een functiebeschrijving zou het resultaat moeten zijn van onderling overleg tussen de directie en het betrokken personeelslid. Elke functiebeschrijving omvat twee aspecten. De 'resultaatgebieden' geven de belangrijkste domeinen weer waarop binnen de functie resultaten verwacht worden. Ze sommen concreet activiteiten en taken op. De 'competenties' zijn de vaardigheden, bekwaamheden en persoonlijke eigenschappen die het personeelslid nodig heeft om de resultaten te kunnen realiseren.
fysica
Courante aanduiding in het Vlaamse secundair onderwijs voor wat in het Nederlandse voortgezet onderwijs (vo) het vak 'natuurkunde' is.
gammavakken
Verzamelterm voor de vakken geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer en economie.
gewoon lager onderwijs
(glo) Het gewoon lager onderwijs telt zes leerjaren en kinderen worden ingeschreven vanaf hun zesde jaar. Aan het eind van de zesde klas - ze zijn dan meestal twaalf jaar oud - doen alle leerlingen een toelatingstoets voor het meer uitgebreid lager onderwijs (mulo). Wie daar niet voor slaagt, kan naar andere vormen van vervolgonderwijs, zoals lager beroeps gericht Onderwijs (lbgo), lager technisch onderwijs (lto), lager nijverheidsonderwijs (lno), eenvoudig beroepsonderwijs (ebo) en eenvoudig technisch onderwijs (eto).
gewichtenregeling
Naam voor een systeem van wettelijk bepaalde criteria op basis waarvan leerlingen worden 'gewogen'. Het gewicht van een leerling bepaalt de subsidie die de school voor deze leerling krijgt. Het 'basisgewicht' van een leerling is 0,00. Voor leerlingen met een gewicht van 0,25 of hoger ontvangt de school extra ondersteuning. De weging van een leerling vindt plaats bij inschrijving. De wegingscriteria hebben te maken met de leefsituatie van de leerling: Gewicht van 0,25: Leerlingen van wie beide ouders of verzorgers maximaal een schoolopleiding hebben genoten tot of tot en met het niveau eindexamen voorbereidend beroepsonderwijs (vbo). Indien het een leerling uit een eenoudergezin betreft, geldt deze opleidingseis alleen voor de ouder die de dagelijkse verzorging van het kind op zich heeft genomen; Gewicht van 0,4: Leerlingen die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend; Gewicht van 0,7: Leerlingen van wie de ouders werkzaam zijn in het circus- of kermisbedrijf. Leerlingen van wie één van beide ouders of voogden in een woonwagen woont of heeft gewoond; Gewicht van 0,9: Leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond die tevens voldoet aan één van de volgende voorwaarden: de vader of verzorger heeft een schoolopleiding genoten tot of tot en met het niveau eindexamen voorbereidend beroepsonderwijs de moeder of verzorgster heeft een schoolopleiding genoten tot het niveau eindexamen voorbereidend beroepsonderwijs; de meest verdienende ouder of verzorger oefent een beroep uit in loondienst, waarin hij-zij lichamelijke of handarbeid verricht, of geniet geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid In Vlaanderen spreekt men van gelijkekansen...
Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid
(GPB) Oude benaming van de specifieke lerarenopleiding (slo) die wordt aangeboden als volwassenenonderwijs. De opleiding is evenwaardig met de lerarenopleidingen (zie de oude term aggregatie ) aan hogescholen en universiteiten en vormt vooral leerkrachten voor beroepsvakken of sommige technische vakken. (Vroegere benaming: 'D-cursus'.)
getuigschrift
Afgestudeerden van een hoger beroepsopleiding (hbo) of een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs (wo) ontvangen een getuigschrift. Hierop worden de studierichting en het vak vermeld. Bij wie met succes een lerarenopleiding heeft afgerond, wordt ook de bevoegdsheidgraad aangegeven. Op getuigschriften van het hbo worden ook vermeld: voltijdopleiding, deeltijdopleiding, de duur van de opleiding en de titel.
gesubsidieerd vrij onderwijs
Tot dit onderwijsnet behoren alle scholen die op privé-initiatief, door een privépersoon of privéorganisatie georganiseerd worden. De inrichtende macht is vaak een vereniging zonder winstoogmerk (vzw). Het vrij onderwijs bestaat hoofdzakelijk uit katholieke scholen. Zij zijn verenigd in een koepel: het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO). Daarnaast zijn er ook protestantse, joodse, orthodoxe, islamitische... scholen mogelijk. Naast deze confessionele scholen zijn er ook scholen die niet aan een godsdienst gebonden zijn. Voorbeelden zijn de freinetscholen, de montessorischolen en de steinerscholen die specifieke pedagogische methoden toepassen. Zij worden ook methodescholen genoemd.
gemengde leerweg
Zie: Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo).
Gent-akkoorden
Vlaams-Nederlands akkoord over een beleidsmatige samenwerking over alle onderwijsvelden met enkele specifieke aandachtsgebieden, zoals ICT en lerarenbeleid. Op 13 oktober 2003 werd het Gent 6-akkoord ondertekend. Voor meer informatie verwijzen we naar de website van het Vlaamse ministerie van Onderwijs.
Gesubsidieerd Officieel Onderwijs
(OGO) Verzamelterm voor het gemeentelijk en het provinciaal onderwijs, dat door steden en gemeenten resp. provincies wordt georganiseerd. De inrichtende machten of schoolbesturen van dit onderwijs worden overkoepeld door het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten (OVSG) enerzijds en Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV) anderzijds.
gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
(goa) Beleid dat zorg biedt aan leerlingen die het risico lopen achterop te raken. Via het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (goa-beleid) wil het ministerie van OCW de leerprestaties en schoolloopbanen van kinderen en jongeren in achterstandssituaties verbeteren, zodat ook zij hun talenten optimaal kunnen ontplooien. Een goa-gemeente bepaalt samen met de schoolbesturen welke scholen in de gemeente in aanmerking komen voor geld of middelen uit het goa-beleid.
Gemeenschappelijk Europees Referentiekader
Het Common European Framework of Reference of het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader is ontwikkeld in opdracht van de Raad van Europa als een ijkpunt voor de beschrijving van taalvaardigheidsniveaus voor de verschillende Europese talen. Instellingen in verschillende Europese landen kunnen dit referentiekader gebruiken om het niveau van hun cursussen, materialen, diploma's en certificaten te situeren.
Gemeenschapsonderwijs
(GO) Vroegere benaming voor het 'Go!onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap'.
gemeentelijk en provinciaal onderwijs
Onderwijs georganiseerd door steden en gemeenten resp. provincies.
gemeentelijk onderwijs
Zie: 'gesubsidieerd officieel onderwijs'.
geïntegreerde proef
(gip) Proef waarin beroepsvaardigheden, manuele vaardigheden, algemene kennis en communicatievaardigheden evenwichtig en aangepast aan de studierichting aan bod komen. Ze wordt afgelegd door leerlingen die het beroepssecundair onderwijs (bso) volgen.
gelijke onderwijskansen
(GOK) Door de Vlaamse overheid bij wet (decreet) geregeld geïntegreerd ondersteuningaanbod dat alle kinderen dezelfde optimale mogelijkheden wil bieden om te leren en zich te ontwikkelen. Het decreet wil tegelijk uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie tegengaan en heeft daarom speciale aandacht voor kinderen uit kansarme milieus. Het beleid Gelijke Onderwijskansen (of gelijkekansenbeleid) bestaat uit drie onderdelen: inschrijvingsrecht (GOK I): het recht op inschrijving van een kind in een school naar keuze en de wijze waarop dit recht wordt verzekerd; zorg (GOK II): een geïntegreerd ondersteuningsaanbod dat de scholen de mogelijkheid biedt een zorgbrede werking te ontwikkelen gericht op kansarme kinderen; maatwerk in samenspraak (GOK III). Website: www.ond.vlaanderen.be-GOK. In Nederland vergelijkbaar met gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (goa).
gelijkekansenindicatoren
Om op langere termijn te werken aan de onderwijsachterstand van kansarme leerlingen en om hun integratie te bevorderen, kunnen Vlaamse scholen van de overheid aanvullende middelen krijgen voor begeleiding en ondersteuning. Kinderen met minder ontwikkelingskansen worden hierdoor beter geholpen. Hoeveel extra middelen scholen hiervoor krijgen, wordt bepaald door vijf gelijkekansenindicatoren. Dat zijn vijf vragen die de school over elke leerling beantwoordt. De formulieren met de antwoorden worden verzameld door het departement Onderwijs. Voor het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs peilen de gelijkekansenindicatoren naar de financiële situatie van het gezin, de taal die thuis gesproken wordt, e.d. In de tweede en derde graad van het secundair onderwijs wordt bijvoorbeeld gepeild naar het aantal keren dat een leerling reeds een jaar heeft moeten overdoen. De indicatoren kwamen tot stand op basis van wetenschappelijk onderzoek naar factoren die onderwijsachterstand veroorzaken of bestendigen.
geïntegreerd onderwijs
Deze term wordt in Nederland gebruikt voor: koppelingen tussen het algemeen voortgezet onderwijs (avo) en het beroeps- en-of praktijkgericht onderwijs. In de volwasseneneducatie wordt in dat verband ook gesproken van geïntegreerde trajecten; onderwijs waarbij verschillende vakken op een geïntegreerde manier worden gegeven, bijvoorbeeld in probleemgeoriënteerd onderwijs. Soms wordt de term 'geïntegreerd onderwijs' in Nederland ook als synomiem gebruikt voor inclusief onderwijs.
geaggregeerde
Student die de universitaire lerarenopleiding met succes heeft afgerond. Hij-zij behaalde het diploma voor het hoger secundair onderwijs. Dit diploma stelt hem-haar in staat les te geven in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs en in het hoger onderwijs.
geïntegreerd onderwijs
(gon) Met geïntegreerd onderwijs wordt in Vlaanderen een regeling aangeduid die is bedoeld om jongeren met een handicap en-of leer- en opvoedingsmoeilijkheden tijdelijk of permanent, gedeeltelijk of volledig de lessen te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs. Hiervoor krijgt deze school hulp van een school voor buitengewoon onderwijs (bo), die daarvoor aanvullende lestijden krijgt (het GON-pakket).
Go! ouders
De Vzw GO! ouders is de koepelorganisatie die de ouderwerking ondersteunt in het Vlaamse GO! onderwijs.
Go!onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
Vroeger: 'gemeenschapsonderwijs', 'rijksonderwijs', ook 'officieel onderwijs'. Onderwijs georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap. Scholen die deel uitmaken van dit onderwijsnet moeten voldoen aan bijzondere regelingen rond neutraliteit, zoals bepaald door de grondwet. Website: www.gemeenschapsonderwijs.net.
Grundtvig
De Europese Commissie heeft een aantal van haar vroegere programma's in het domein van onderwijs en opleiding gegroepeerd in het Programma Een Leven Lang Leren (Lifelong Learning Programme, LLP).
groepswerkplan
Het groepswerkplan maakt deel uit van het behandelingsplan van een school voor buitengewoon onderwijs. In het groepswerkplan wordt gereflecteerd over de leerinhouden, de doelstellingen en de werkvormen die men in een pedagogische eenheid zal gebruiken en over de manier waarop men deze zal implementeren.
groepsleraar
Leerkracht die lesgeeft aan een specifieke leeftijdsgroep en die de leerlingen begeleidt. Synoniem met klasleraar in Vlaanderen.
groep
Leerjaar of leeftijdsgroep in het basisonderwijs. Nederlandse kinderen starten op vierjarige leeftijd in groep 1 en verlaten het basisonderwijs, als alles goed gaat, zodra ze groep 8 achter de rug hebben.
groene leerkracht
Leerkracht op Vlaamse scholen die fungeert als vertrouwenspersoon voor de leerlingen en bij wie de leerlingen terecht kunnen met persoonlijke problemen. Zie ook: Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). In Nederland noemt men deze functie counselor.
graadsklas
Zie graadklas.
graduaat
Tot 2003 de benaming van een driejarige opleiding aan een hogeschool in Vlaanderen, vergelijkbaar met het Nederlandse hoger beroepsonderwijs (hbo).
Grensoverschrijdende Regionale Samenwerking
(GROS) departement Onderwijs Het programma ?GROS? (?GrensOverschrijdende Samenwerking?) heeft tot doel Vlaamse secundaire scholen uit alle onderwijsvormen de mogelijkheid te bieden om in een gemeenschappelijk onderwijsproject samen te werken met een secundaire school uit de onmiddellijke buurlanden van België: Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Scholen die in zo'n project geïnteresseerd zijn, kunnen hiervoor een subsidie krijgen. Zij dienen hiervoor een aanvraag in bij het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
graadklas
Een klas met leerlingen uit twee opeenvolgende leerjaren, uit een graad. Bijvoorbeeld een klas waar kinderen uit het eerste en tweede leerjaar samenzitten. In Nederland noemt men dit een combinatieklas.
graadcoördinator
Leerkracht die geheel of gedeeltelijk wordt vrijgesteld voor coördinerende taken binnen twee leerjaren die samen een 'graad' vormen.
graad
Periode van twee opeenvolgende leerjaren (onpaar + paar) in het lager en secundair onderwijs. Beide onderwijsniveaus tellen drie graden. De gradenstructuur is een pedagogisch-didactisch gegeven. In het eerste jaar van een graad wordt vooral nieuwe leerstof aangeboden, terwijl in het tweede jaar het accent ligt op consolidatie, verdieping en verruiming. In het secundair onderwijs is de gradenstructuur ook een organisatorisch-administratief gegeven. Zo is de eerste graad qua leerstof voor alle leerlingen gemeenschappelijk. Pas in de tweede en derde graad kiezen zij voor een onderwijsvorm en studierichting. Per graad wordt aan de leerlingen ook een attest uitgereikt. In het beroepssecundair onderwijs (bso), meer bepaald in de afdelingen kleding, verpleging en kunst, bestaat ook een zogenaamde 'vierde graad' (asbo).
gymnasium
Een van de drie schooltypen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van twaalf tot achttien jaar. Andere schooltypes in het vwo zijn het atheneum en het lyceum. Op het gymnasium zijn Grieks en Latijn verplicht (voor een leerling die later bepaalde studies wil doen, bv. dokter, is kennis van klassieke talen bijna een vereiste). Binnen het vwo is het gymnasium dus de moeilijkste studie. Het vwo is de zwaarste vervolgopleiding na de basisschool in Nederland. Ze duurt zes jaar en leidt op voor een studie aan de universiteit.
handelingsplan
In het buitengewoon onderwijs stippelt de school voor elke leerling een individueel leerplan uit, dat rekening houdt met de kennis, vaardigheden en attitudes van deze leerling enerzijds en met zijn specifieke behoeften anderzijds. Dit (individueel) handelingsplan bevat de pedagogisch-didactische planning voor bedoelde leerling(en) voor een bepaalde periode en legt onder meer de keuze van ontwikkelingsdoelen vast.
handelingsverlegenheid
Toestand die ontstaat wanneer individuele leerkrachten of de school in het algemeen geen verantwoord adequaat antwoord (meer) kunnen geven op de specifieke instructie- en onderwijsbehoeften van een of meer leerlingen.
handelingsdeel
Examenonderdeel dat een leerling moet hebben afgerond voor hij kan deelnemen aan het centraal schriftelijk eindexamen. Opgelet: in Vlaanderen is het begrip handelingsdeel niet gebonden aan een examen.
HBO-Raad
De belangen- en werkgeversvereniging van de bekostigde hogescholen in Nederland.
Het Schoolvak Nederlands
(HSN) Jaarlijkse conferentie rond moedertaaldidactiek, die afwisselend plaatsvindt in Vlaanderen en in Nederland, en uitgaat van de Stichting Conferenties Het Schoolvak Nederlands.
het nieuwe leren
Onderwijsaanpak waarbij de school niet langer een plaats is voor de overdracht van kennis, maar een plaats waar leerlingen vaardigheden ontwikkelen. In een leerrijke omgeving worden leerlingen in staat gesteld om zelfstandig kennis te construeren en competenties te verwerven, het liefst met behulp van informatie- en communicatietechnologie (ICT). De leraar-docent is daarbij begeleider van het leerproces. In 'het nieuwe leren' wordt vakoverstijgend, thematisch onderwijs gestimuleerd.
hoger algemeen voortgezet onderwijs
(havo) Middelste niveau in het voortgezet onderwijs (vo), naast voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). De leerlingen volgen eerst gezamenlijk met de vwo-leerlingen een twee- of driejarig gemeenschappelijk programma, de basisvorming. Na deze drie jaar basisvorming kiest de leerling voor havo of vwo. Het programma van het havo duurt daarna nog twee jaar en bereidt leerlingen voor op het volgen van een opleiding aan het hoger beroepsonderwijs (hbo).
hoger algemeen voortgezet onderwijs
(havo) Niveau van voortgezet onderwijs dat volgt op het meer uitgebreid lager onderwijs (mulo).
hoger beroepsonderwijs
(hbo) Vorm van hoger onderwijs dat wordt verstrekt aan de hogescholen. Het hbo leidt op voor hogere en leidinggevende functies bij overheid, handel en industrie. Wie bijvoorbeeld in het leger een officiersopleiding wil volgen, moet minstens een diploma vwo of havo in handen hebben. Het hoger beroepsonderwijs verzorgt de theoretische en praktische voorbereiding, die nodig is om beroepen uit te oefenen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of van nut kan zijn.
hoger beroepsonderwijs
(HBO5) Op 1 september 2009 werd het hoger beroepsonderwijs (HBO5) ingevoerd. Hierin worden de opleidingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie en de opleiding verpleegkunde uit de 4e graad beroepssecundair onderwijs ondergebracht. (Decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair-na-secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs & het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II - zoals gewijzigd).
hoger economisch en administratief onderwijs
(heao) Hoger economisch en administratief onderwijs. Tot dit onderwijs behoren de opleidingen accountancy, bedrijfseconomie, commerciële economie, communicatie, managementeconomie en recht (mer), en economische linguïstiek.
hoger kunstonderwijs
(hko) Zie: hoger beroepsonderwijs (hbo).
hoger onderwijs
(ho) Het hoger onderwijs volgt in Vlaanderen op het secundair onderwijs. Het omvat opleidingen aan de universiteiten en hogescholen. Het hoger onderwijs is sinds het Bologna-akkoord hervormd tot een bachelor-masterstructuur.
hoger onderwijs
(ho) Onder hoger onderwijs vallen alle instituten of opleidingen die zich bezighouden met hoger (beroeps)onderwijs. Deze instellingen worden erkend als instituten voor hoger onderwijs.
hoger onderwijs buiten de universiteit
(hobu) Verzamelnaam voor al het hoger onderwijs dat niet aan universiteiten, maar aan hogescholen gegeven wordt.
hoger onderwijs van het korte type
(hokt) Hoger niet-universitair onderwijs dat leidt tot het diploma van bachelor.
hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie
(hoktsp) Zie:
hoger onderwijs van het lange type
(holt) Hoger niet-universitair onderwijs van twee cycli dat leidt tot het diploma van
hoger onderwijs voor ouderen
(hovo) Het hoger onderwijs voor ouderen biedt cursussen aan op universitair en hbo-niveau voor senioren boven de vijftig jaar. Het is bedoeld voor mensen die een nieuw vakgebied willen ontdekken, hun oude hobby in de wetenschap willen opnemen of de nieuwste ontwikkelingen in hun eigen vakgebied willen leren kennen of bijhouden. Om een cursus te volgen is geen speciale vooropleiding nodig. Wel wordt verondersteld dat de cursist door studie en levenservaring het vereiste niveau verwerken kan. Website: www.hovo-nederland.org.
hoger onderwijs voor sociale promotie
(hosp) Vroeger hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie (hoktsp) genoemd. Hoger onderwijs van het korte type (hoktp) (max. drie studiejaren), georganiseerd door een centrum voor volwassenenonderwijs. Volwassenen kunnen in een hosp een diploma behalen in marketing, rechtspraktijk, bedrijfsbeleid, doventolk e.d. Een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie is onderwijskundig niet gelijkwaardig aan de bachelors- of mastersgraad, uitgereikt door hogescholen en universiteiten.
hogere beroepsopleiding leerkrachten voortgezette opleiding
(hbovo) Opleiding die leerkrachten onderwijsbevoegdheid geeft voor basisvorming voortgezet onderwijs (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Meestal tweedegraadslerarenopleidingen genoemd.
hogere burgerschool
(hbs) De hogere burgerschool (hbs) is een oude, Nederlandse onderwijsvorm. De hbs werd ingevoerd bij de Wet op het middelbaar onderwijs uit 1863. Aanvankelijk bestonden twee soorten, namelijk de driejarige en de vijfjarige hbs. Bij beide lag de nadruk op het onderwijs in wiskunde, exacte vakken en moderne talen. Anders dan verwacht werd vooral de vijfjarige hbs een succes; de driejarige hbs werd grotendeels verdrongen door de mulo, waar in vier jaar dezelfde stof onderwezen werd. In 1924 werd de bestaande hbs omgedoopt in hbs-b en werd als opvolger van de handelsschool de hbs-a ingevoerd, waar de nadruk op economische vakken en moderne talen lag. Een hbs-diploma gaf toegang tot de polytechnische hogeschool (de huidige Technische Universiteit Delft), de Rijks hogere land- tuin- en bosbouwschool (de huidige Wageningen Universiteit en Researchcentrum) en de Nederlandse Handelshogeschool (de huidige Erasmus Universiteit Rotterdam). Vanaf 1909 werden veel hbs'en opgenomen in lycea. Met de invoering van de Mammoetwet in 1968 werd de hbs opgevolgd door het havo en het vwo (met gymnasium en atheneum). De laatste eindexamens voor de hbs werden in 1974 afgenomen.
hogeschool
Instelling voor niet-universitair hoger onderwijs. Opmerking: tot een stuk in de twintigste eeuw verwees de term 'hogeschool' in Vlaanderen eigenaardig genoeg niet naar instellingen voor niet-universitair hoger onderwijs, maar naar universiteiten. Opgelet: In Nederland heeft hogeschool een afwijkende betekenis.
homologatiejaar
Extra leerjaar dat leerlingen kunnen volgen nadat ze hun diploma bso hebben behaald. Leerlingen die dit 'zevende jaar' met succes afronden, krijgen een homologatiegetuigschrift dat hen het recht verleent een hogere studie aan te vatten.
hoofdfase
Term uit het hoger onderwijs voor de in het algemeen drie jaar durende opleiding die volgt op de propedeuse.
hoofdopdracht
Zie: opdracht.
hospitant
Iemand die als aanstaand leraar lessen op een school bijwoont en-of geeft, om ervaring in het lesgeven op te doen. In Vlaanderen spreekt men van een stagiair(e).
humaniora
Benaming voor de studie van klassieke talen (Latijn en Grieks) en klassieke literatuur. Humaniora betekent in het Latijn 'menselijker', de humaniora is dus letterlijk de studie die iemand tot mens vormt. Opgelet: in Vlaanderen heeft humaniora een andere betekenis.
humaniora
Oude benaming voor wat nu het algemeen secundair onderwijs (aso) is. Men spreekt ook wel over de oude en de nieuwe (moderne) humaniora, respectievelijk met en zonder de vakken Latijn en Grieks. Opgelet: in Nederland heeft humaniora een andere betekenis.
Huizen van het Nederlands
In Vlaanderen zijn er acht 'Huizen van het Nederlands': één in elke Vlaamse provincie en daarnaast ook nog een Huis van het Nederlands in Antwerpen, Brussel en Gent. Ieder Huis van het Nederlands neemt in een bepaalde regio de begeleiding op zich van anderstalige volwassenen die Nederlands willen leren, en helpt hen om uit het grote cursusaanbod een cursus te selecteren die aansluit bij hun specifieke niveau en behoeften. De Huizen organiseren dus zelf geen cursusaanbod, maar trachten de werking van de verschillende aanbodsverstrekkers op elkaar af te stemmen, door de intake, testing en oriëntering te coördineren.
ICE
Zie: Bureau ICE.
interne begeleider
(ib) Functie in het basisonderwijs. De interne begeleider heeft een eigen positie en taak op het terrein van de zorgverbreding tussen kinderen, leerkrachten, directie en ouders. Hij-Zij organiseert, coördineert en bewaakt de leerlingenzorg binnen de school, ondersteunt collega's bij het uitvoeren van zorgverbredingsactiviteiten en zorgt voor een afstemming van deze activiteiten op schoolniveau, voert gesprekken met ouders en leerkrachten en ziet erop toe dat gemaakte afspraken nageleefd worden. Daarnaast neemt de ib'er toetsen af bij individuele kinderen en observeert hij-zij incidenteel in de groepen. In Vlaanderen spreekt men van de zorgcoördinator.
internationale schakelklas
(isk) Internationale schakelklas heet nu officieel 'eerste opvangschool'. Benaming voor een overgangsklas, een schooltype voor leerlingen die nog niet toe zijn aan het reguliere voortgezet onderwijs (vo) in Nederland, omdat ze het Nederlands nog onvoldoende beheersen. Bedoeling is dat de leerlingen na de schakelklas doorstromen naar het regulier onderwijs. Opgelet: in Vlaanderen heeft schakelklas een andere betekenis. Als synoniem voor internationale schakelklas gebruikt men er de term onthaalklas.
internationale afstudeervariant
(iav) Een afstudeervariant is de gebruikelijke term voor extra vakken die een student bovenop zijn gewone curriculum wil volgen. Als die vakken een internationale oriëntering hebben (bv. international management), dan spreekt men van een internationale afstudeervariant.
interimaris
Synoniem voor invalkracht, plaatsvervanger, vooral gebruikt met betrekking tot leerkrachten, maar ook wel met betrekking tot andere beroepen. Vaak afgekort tot interim(leerkracht).
International Association for the Evaluation of Educational Achievement
(IEA) Onafhankelijke, internationale koepelorganisatie van onderzoeksinstituten die zich bezighouden met de vergelijkende studie van onderwijs.
Interfacultair Centrum voor Toegepaste Linguistiek
(ICTL) Het ICTL (of: Steunpunt Taal en Communicatie van UFSIA Antwerpen) is in 2006 opgegaan met het Centrum voor taal en spraak (UIA Antwerpen) en Didascalia in Linguapolis, naar aanleiding van de fusie van de Antwerpse universiteiten UFSIA en UA.
interconfessioneel onderwijs
Onderwijs dat gebaseerd is op verschillende geloofsovertuigingen. Interconfessionele scholen zijn meestal ontstaan uit de fusie van een protestantse en een katholieke school. Zie ook: samenwerkingsschool. Vergelijk met Vlaanderen: pluralistisch onderwijs en confessionele school.
integraal schooltoezicht
(IST) Het toetsen door de inspectie van de onderwijspraktijk in een school aan de doelstellingen en bepalingen in de wet en de bedoeling van de wetgever. Dit gebeurt deels ter controle, deels om verdere ontwikkeling van het onderwijs te stimuleren. Integraal toezicht verzamelt antwoorden op drie vragen: Is het onderwijsleerproces in de groepen van voldoende kwaliteit? Realiseert de school voldoende opbrengsten? Zijn de condities op school voldoende gunstig voor de kwaliteit van het onderwijsleerproces en voor het bereiken van voldoende opbrengsten? De inspectie doet dit door op systematische wijze informatie te verzamelen: via analyse van schooldocumenten (zoals onder andere het schoolplan, de schoolgids, leerlingdossiers, handelingsplannen en groepsadministraties); via analyse van vragenlijsten die zijn ingevuld door de groepsleraren en directie; via observatie van onderwijsactiviteiten; via gesprekken met groepsleraren, leerlingen, ouders, het bevoegd gezag, de directie en de coördinatie leerlingenzorg. Het integraal schooltoezicht is vergelijkbaar met de schooldoorlichting in Vlaanderen.
instroomprofiel
Zie: profiel.
Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs Anderstaligen
(ITTA) Marktgericht en universitair expertisecentrum voor Nederlands als tweede taal (NT2) dat anderstaligen wil helpen integreren in de samenleving. Het centrum focust daarbij op taalleren in een praktijkgerichte context. ITTA werkt met praktijkgerichte concepten zoals geïntegreerde scholing, inhoudsgericht taalonderwijs en taalgericht vakonderwijs. Voorts geeft het centrum advies en informatie over taalbeleid, het ontwikkelt NT2-lesmateriaal, doet onderzoek, traint en begeleidt docenten en geeft cursussen Nederlands op de werkvloer. Voor meer informatie, zie website van het ITTA.
Instituut voor Middelbaar Economisch en Administratief Onderwijs
(IMEAO) Het IMEAO bestaat uit twee richtingen: een tweejarige secretariële opleiding en een driejarige economisch-administratieve opleiding. Tot het eerste leerjaar van het IMEAO worden leerlingen met een mulo diploma toegelaten. Leerlingen met een diploma van de lbgo-AE-stream worden, op grond van bepaalde criteria, toegelaten tot het schakeljaar.
Instituut voor dienstverlening, onderzoek en studiebegeleiding
(Idos) Een enquête- en onderzoeksbureau dat verbonden is aan de academie voor hoger kunst- en cultuuronderwijs (AHKCO).
Instituut voor de Opleiding van Leraren
(IOL) Het IOL leidt vakleraren op met de bevoegdheid onderwijs te verzorgen bij het voj (beperkt bevoegd: te vergelijken met een derde- of tweedegraads bevoegdheid) en het vos (volledig bevoegd: te vergelijken met een eerstegraads bevoegdheid).
inspectie, inspecteur
Team van deskundigen dat in opdracht van de overheid de kwaliteit van het onderwijs van (bijna) alle onderwijsinstellingen beoordeelt. Dit gebeurt onder andere door op de scholen een onderzoek te houden.
Instaptoets Anderstalige Volwassenen
(IAV) De Instaptoets Anderstalige Volwassenen (IAV) is de allereerste gestandaardiseerde NT2-toets. Het doel van de toets was om de taalvaardigheid van cursisten (verdeeld in lezen, schrijven, luisteren en spreken) vast te stellen bij het instromen in een NT2-cursus. De toets is gedateerd en wordt niet meer gebruikt. In de toets was voor het eerst sprake van de zgn. taalniveaus. De omschrijving ervan heeft de norm gezet voor het vastleggen van de huidige NT2-niveaus.
Inspectie Centra voor Leerlingbegeleiding
(CLB-inspectie) Team van deskundigen dat kwaliteit beoordeelt van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB's). De CLB-inspectie: geeft advies over de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden; gaat na of en hoe de centra hun begeleidingsopdracht realiseren; controleert de uitvoering van de decretale en reglementaire bepalingen; gaat na of het beleidsplan of het beleidscontract alle vereiste elementen bevat; oefent toezicht uit op de toepassing van de taalwetgeving, de hygiëne en de bewoonbaarheid van de lokalen en de kwaliteit van de uitrusting; ziet erop toe of de centra een kwaliteitsbeleid voeren; brengt beleidsadviezen uit over de werking van de centra; controleert of de contractueel aanvullende opdrachten die het CLB aanneemt voldoen aan de voorwaarden vermeld in het CLB-decreet. Zie ook: www.onderwijsinspectie.be-CLB.
inschrijvingsverslag
Een leerling wordt enkel doorverwezen naar het buitengewoon onderwijs na multidisciplinair overleg op school of na een medisch onderzoek. De resultaten daarvan worden opgenomen in het inschrijvingsverslag. Meestal wordt dit opgesteld door een CLB. Het inschrijvingsverslag bestaat uit een inschrijvingsattest en een verantwoordingsprotocol. Met dit verslag kan de leerling worden ingeschreven in een school voor buitengewoon onderwijs.
inrichtende macht
Instantie die verantwoordelijk is voor een of meerdere scholen, te vergelijken met een raad van bestuur in een bedrijf. De inrichtende macht kan de vorm aannemen van een overheid, een natuurlijke persoon of een rechtspersoon-rechtspersonen. Een inrichtende macht van een basisschool wordt 'schoolbestuur' genoemd.
inschrijvingsrecht
Decreet dat de inschrijving van leerlingen in een school regelt. Elke leerling heeft wettelijk het recht op een inschrijving in de school en vestigingsplaats die zijn ouders kiezen. Het algemene principe daarbij luidt: wie eerst komt, wordt eerst ingeschreven. Slechts onder bepaalde omstandigheden mag een school weigeren een leerling in te schrijven. Een uitzondering op het principe vormt ook de inschrijving van broers en zussen van reeds ingeschreven leerlingen. Zij krijgen voorrang. Een leerling of ouder die meent dat een weigering tot inschrijving onterecht is, kan zich tot het Lokale Overlegplatform(LOP) wenden. Als het LOP geen oplossing vindt, kan een klacht worden ingediend bij een speciale commissie. Nog volgens de wet kunnen leerlingen die al schoollopen in een school rekenen op een gewaarborgde inschrijving voor het volgende schooljaar, zelfs al kregen ze een B-attest of C-attest met een advies voor een andere studierichting of school. Het inschrijvingsrecht maakt deel uit van het gelijkekansenbeleid.
initieel onderwijs
Het normale vierjarige hoger onderwijs, ter onderscheiding van nascholing en-of post-hbo-onderwijs.
initiële lerarenopleiding
Vroegere benaming voor de geïntegreerde lerarenopleiding.
Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs
(ILKO) Vroegere benaming voor de geïntegreerde lerarenopleiding voor het kleuteronderwijs.
Initiële lerarenopleiding lager onderwijs
(ILLO) Vroegere benaming voor de geïntegreerde lerarenopleiding voor het lager onderwijs.
initiële lerarenopleiding van academisch niveau
Vroegere benaming van de lerarenopleiding aan universiteiten en hogescholen die studenten opleidt tot geaggregeerde voor het onderwijs. Dit diploma stelt hen in staat les te geven in het secundair onderwijs en in het hoger onderwijs.
Initiatief voor buitenschoolse opvang
Georganiseerde opvang van schoolgaande kinderen (kleuter- en lager onderwijs). Het opvang gebeurt voor en na schooltijd, op woensdagnamiddagen, tijdens schoolvakanties en op snipperdagen, in een niet-schoolse sfeer, op initiatief van een privéorganisatie of lokale overheid. Voor meer informatie zie: website van Kind & Gezin: www.kindengezin.be.