Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland - Objecten ABC
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Religie en filosofie > Religieuze objecten
Datum & Land: 07/10/2007, NL
Woorden: 1326
kerkgestoelte, diakenenbank
Kerkgestoelte voor de kerkelijke ambtsdragers, die met de dienst aan de avondmaalstafel bij de viering van het heilig Avondmaal en met de verzorging van de armen zijn belast.
kerkgestoelte, arrestantenbank
Kerkbank voor gestrafte militairen, die de eredienst mochten bijwonen. Het deurtje van de bank werd met een slot gesloten door de onderofficier die was belast met de zorg voor de gestrafte militairen.
kerkgestoelte, broodbank
Herenbank voor de broederschapsleden van waaruit zij brood uitdeelden aan de armen, de ouden van dagen, de wezen en gebrekkigen. Staat o.m. in de St. Bavo te Haarlem en de Buurkerk te Utrecht. Zie ook onder penning: broodpenning
kerkgestoelte, armenmeestersbank
Herenbank voor de armenmeesters van een broederschap van waaruit zij levensmiddelen en zaken voor de eerste levensbehoeften uitdeelden aan armen, ouden van dagen, wezen gebrekkigen die hiervoor in aanmerking kwamen. Zie ook: armenpenning
kerkgestoelte
Algemene benaming voor houten zitbank(en) voor een specifieke groep kerkgangers, die een bepaald aanzien, een bepaalde status of functie binnen of buiten de kerk hebben, zoals bijvoorbeeld diakenen, gedeputeerden, burgemeesters, officieren, regenten. Een vaste vormgeving voor het kerkgestoelte is er niet; plaatselijk is bekend voor wie het oorspronkelijk werd gemaakt en gebruikt. Aan de decoratie kan de oorspronkelijke gebruiker(s) afleesbaar zijn: door een wapen, door het figurale snijwerk etc. Het kerkgestoelte voor hooggeplaatste personen heeft veelal deurtjes aan de kopse kanten, is versierd met panelen, gesneden voorstellingen en-of wapen(s) en is voorzien van een luifel. Het kan om een zuil gebouwd zijn. Eenvoudiger zijn bijvoorbeeld de zitbanken voor wezen of armen. De navolgende specifieke benamingen van kerkgestoelte zijn voornamelijk in protestantse kerken in gebruik en bovendien in sommige gevallen alleen in de plaatselijke kerkgeschiedenis als zodanig bekend.
kerkenraadshuisje
Gebruik de term: dooptuin
kerkbank
Houten bank waarop meer kerkgangers kunnen zitten en soms ook kunnen knielen. Soms aan de kopse kanten afsluitbaar door deurtjes. De banken kunnen zijn samengevoegd tot een bankenblok. Het 'bankenplan' is de wijze waarop de banken in de kerk zijn neergezet, bijvoorbeeld in een halve kring ronde de preekstoel of in rijen in het schip.
kelkvelum
Vierkante doek in de liturgische kleur van de dag, ter bedekking van de kelk. Veelal vervaardigd uit dezelfde stof als die van het kazuifel. Voor en na het liturgisch gebruik van de kelk is deze door het kelkvelum bedekt. Onder het kelkvelum liggen palla en pateen op de kelk. Op het kelkvelum ligt de bursa met het corporale.
kelklepeltje
Klein lepeltje dat wordt gebruikt om tijdens de heilige mis de wijn in de kelk met een weinig water aan te lengen.
kelkdoekje
Doekje waaraan de priester zijn vingers droogt nadat hij ze afgespoeld heeft in het ablutievaatje na het communie-uitreiken buiten de mis; met het doekje worden op het eind van de eucharistieviering de heilige vaten gedroogd (synoniem voor kelkdoekje is ablutiedoekje). De rituele handwassing, die de zuivering van hart symboliseert, is een onderdeel van het gereed maken van de gaven, waarbij een vingerdoekje of handdoek wordt gebruikt. Voor en na de kerkdienst vindt eveneens een handwassing plaats, in de sacristie. Zie ook: lavabo
kelkdoekjesrek
Rek met pinnen waaroverheen kelkdoekjes worden gehangen.
kelk, toebehoren
Bij de kelk (liturgische wijnbeker) horen een pateen en een kelklepeltje. De pateen is een rond, vlakgewelfd schaaltje van goud of verguld zilver, waarop de hostie ligt. Is meestal voorzien van een kruisje. Het kelklepeltje is een klein lepeltje dat wordt gebruikt om tijdens de mis de wijn in de kelk met een weinig water aan te lengen.
kelk, stemkelk
Bij het stemmen in kloosters over bijvoorbeeld de aanname tot de professie werd gestemd door middel van een witte en een zwarte (houten) kelk. Er waren witte en zwarte balletjes: bij nee werd een zwart balletje in de zwarte kelk gedeponeerd, bij ja een wit balletje in een witte kelk. Er werden ook wel donkere en witte bonen gebruikt.
kelk, oefenkelk
Kelk, vervaardigd van hout of onedele metalen ten dienste van de `houten mis`. Oefenmateriaal voor aanstaande priesters.
kelk, reiskelk
Kelk in klein formaat om het vervoer te vergemakkelijken.
kelk
Liturgische wijnbeker, uit edelmetaal vervaardigd (koper, messing, brons en lood zijn verboden vanwege de gezondheid; glas en porselein vanwege de breekbaarheid, hout vanwege de inwerking van het wijnzuur en alluminium vanwege de geringe waarde). De binnenzijde van de cuppa behoort te zijn verguld. Vanwege het contact van dit vaatwerk met de H. Eucharistie wordt de kelk, evenals de pateen, geconsacreerd gezegend door de bisschop of een daartoe bevoegd persoon. Tegenwoordig door iedere priester tijdens de eucharistieviering. De kelk wordt veelal in een foedraal bewaard, samen met pateen en kelklepeltje.
kistplaatje
Metalen naamplaatje, bevestigd op het deksel van een doodskist.
Kindje Jezus
Zie Christuskind onder: beeldhouwwerk
kinderkazuifel
Kazuifel in kinderformaat, veelal met het toebehoren: stola, manipel, kelkvelum, schoudervelum. Werd door kinderen gedragen bij het "misje spelen" aan een kinderaltaar.
kinderaltaar
Speelaltaar voor kinderen. Verkleed als priester spelen kinderen aan dit altaar de heilige mis na. Het toebehoren kan zeer uitgebreid zijn, alles is uitgevoerd in kindermaten: het kazuifel, de albe, amict, stola en manipel, toog, rochet, superplie, en ook wel het vol ornaat van een bisschop behoort tot de speelmogelijkheden. Het 'heilig' vaatwerk, het altaarkruis, de kandelaars, de missaallezenaar, het tabernakel, alles is in kinderformaat en voor kinderhanden vervaardigd. Voor het altaartje met toebehoren in poppenformaat wordt de term: speelgoedaltaar gebruikt.
kinderalbe
Albe in kinderformaat, behorend bij het spel aan het kinderaltaar.
kloostermeubilair, reftertafel
Lange tafel in de refter, de eetzaal van het klooster.
kloostermeubilair, refterbank
Bank bij de reftertafel.
kloosterkleding, tas
Zachte of onbuigzame accessoire voor het dragen van persoonlijke voorwerpen, vaak sluitbaar met een ritssluiting.
kloosterkleding, sluier
Hoofdbedekking bij religieuzen, in korte of lange uitvoering. De lange uitvoering bedekt ook een deel van het lichaam. 's Nachts werd een nachtsluier gedragen.
kloosterkleding, sjerp
Lange band of reep stof, om het middel, de borst of de heupen gedragen. De geestelijkheid draagt de sjerp om het middel over de toog: de paus heeft een witte sjerp, de kardinalen een rode, de (aarts)bischoppen een paarse, de priesters een zwarte. Leden van enkele religieuze orden dragen-droegen over hun habijt om hun middel een zwarte sjerp, die aan de uiteinden eindigt in zwarte franje (o.m. de kruisheren). Zie ook: suisse-uitrusting
kloosterkleding, riem
Leren riem die het habijt opschort.
kloosterkleding, scapulier
Schouderkleed. Een lange strook stof die over borst en rug tot aan de zoom of iets daarboven afhangt over het habijt. Soms is op het scapulier het kenmerk van orde of congregatie aangebracht, zoals het roodwitte kruis bij de Orde der Kruisheren. Bij sommige orden werd een nachtscapulier gedragen over het nachtgewaad, vastgemaakt met een band om de taille. Zie ook: scapulier en scapuliermedaille
kloosterkleding, pij
Zie onder kloosterkleding: habijt
kloosterkleding, professiering
Ring die wordt uitgereikt aan een kloosterzuster op de dag van de eeuwige professie, waarop zij de definitieve religieuze staat op zich neemt. De professiering voor "de bruid van Christus" vindt haar parallel in de ring die het profane huwelijk bezegelt.
kloosterkleding, pelerine
Korte schoudermantel. De postulanten bij de zusters Franciscanessen droegen een pelerine in de kapel en bij bijzondere gelegenheden over de zwarte jurk. De keuze voor het woord pelerine voor de schoudermantel is afhankelijk van de orde of congregatie, of van het hiërarchisch taalgebruik: de Kruisheren dragen een schoudermantel, een bisschop of kardinaal draagt een mozetta.
kloosterkleding, kruisje
Kruisje dat op revers of jurk wordt opgespeld.
kloosterkleding, ondersluier
In vrouwenkloosters kon onder het scapulier de ondersluier of dagsluier worden gedragen. Dit was de huisdracht. Voor koor, spreekkamer of uitstapjes werd de communiesluier over de ondersluier gedragen.
kloosterkleding, ordeteken
Klein ordeteken dat op revers of jurk wordt opgespeld.
kloosterkleding, koord
Snoer van ineengedraaide bundels van dunne draden, die om het middel over het habijt al dan niet ook over het scapulier van sommige orden en congregaties wordt-werd geknoopt. De drie knopen in het koord dat het franciscaanse pij omgordt, herinneren de drager-draagster aan de drie geloftes: van armoede, kuisheid (celibatair leven) en gehoorzaamheid. De koorden werden wel in het klooster zelf 'geslagen' met een speciaal daarvoor vervaardigd werktuig.
kloosterkleding, jurk
Jurk van dunne wol, omgordt door een losse ceintuur, gedragen door postulanten in sommige vrouwenorden.
kloosterkleding, kap
Hoofdbedekking bij religieuzen, al dan niet bevestigd aan het kloostergewaad. De kap bedekte veelal de zijkanten van het hoofd om een gerichte blik te bewerkstelligen en afleiding te vermijden. Bij de aanpassing van de kloosterkleding in de vrouwenkloosters aan modernere tijden werd de kap wel vervangen door een mutsje met korte sluier.
kloosterkleding, hul
Rechthoekige of driehoekige schouderdoek die bij alle middeleeuwse orden werd gedragen op het habijt en onder het scapulier. Het model was aanvankelijk lang, later korter.
kloosterkleding, habijtrozenkrans
Een grote rozenkrans kan-kon deel uitmaken van de kloosterkleding. Hij is samengesteld uit grote kralen aan een koord en eindigt met een crucifix. Hij wordt-werd op verschillende wijzen gedragen, bijvoorbeeld recht afhangend of in de vorm van een hart, aan koord of riem. De habijtrozenkrans kan-kon voor postulant(e), novice, geprofeste of eeuwig geprofeste verschillend van vorm zijn. Zie ook: bidsnoer en rozenkrans
kloosterkleding, dagsluier
Zie onder kloosterkleding: ondersluier
kloosterkleding, habijt
Lang bovenkleed dat door de leden van sommige kloosterorden en congregaties wordt-werd gedragen. Over het habijt wordt-werd veelal een scapulier gedragen. Sommige kloosterorden en congregaties gebruiken het woord pij voor habijt.
kloosterkleding, communiesluier
In sommige vrouwenkloosters werd op het koor, in de spreekkamer of bij uitstapjes de communiesluier over de ondersluier gedragen.
kloosterkleding, ceremoniesluier
Door de kerk erkende monialensluier. Behoort tot de gewijde kledingstukken die bij de inkledingsplechtigheid aan de zuster toekwamen.Tijdens het 'sluierfeest', kort na de plechtige eeuwige professie, werd deze sluier in aanwezigheid van familie en vrienden plechtig opgelegd. Hij werd door de zuster in haar cel bewaard.
kloosterkleding
De leden van religieuze orden en congregaties dragen of droegen voorgeschreven, identieke kleding. Iedere orde of congregatie was te herkennen aan de eigen kloosterkleding, die binnen deze instellingen ook verschillen vertoonden voor postulanten, novicen en geprofesten. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd deze kleding in Nederland veelal gemoderniseerd, aangepast of geheel afgeschaft, waarbij dan alleen nog het kruisje dat op de borst of in de revers werd gedragen, herinnerde aan de kloosterkleding.
klokkenspel
Gebruik de term: beiaard
klok, luidklok
Een rond, schaalvormig lichaam dat volgens een bepaald profiel uit klokkenbrons wordt gegoten en bedoeld is om een muzikale klank voort te brengen. De klok hangt aan een klokkenstoel en wordt door schommelende beweging aangeslagen met de klepel, een langgerekt peervormig smeedijzeren of messing staaf die in de klok hangt. De klok(ken) worden geluid voor de liturgische viering. In sommige parochies is het gebruikelijk de klok te luiden ten teken van een geboorte of een overlijden. Sommige kloosters houden de traditie in ere om elke dag om drie uut de klok te luiden ter herdenking van het sterven van Christus. Voor een klok in de betekenis van uuraanwijzing, gebruik de term: uurwerk
klok, uurklok
Klok die de hele uren slaat.
klok, beiaardklok
Klok die deel uitmaakt(e) van een beiaard
klepper
Houten instrumentje met scharnierend hamertje dat bij beweging klopt op een blad. Werd vanaf het Gloria (Eer aan God in den hoge) op Witte Donderdag tot het Gloria van de paasnacht gehanteerd ter vervanging van klok- en belgelui.
klankpot
Pot van grof aardewerk, die in de middeleeuwen in serie onder de vloer van de kerk werd aangebracht ter bevordering van de akoestiek.
klankbordbekroning
De bekroning van het klankbord boven de preekstoel. Zie ook: klankbord en preekstoel
klankbord
Houten luifel boven de preekstoel tot spreiding en weerkaatsing van het stemgeluid van de spreker. Zie ook: preekstoel
knielkussen
Kussen om op te knielen tijdens het bidden of tijdens plechtige gedeelten van de eredienst.
koorstoel
Gebruik de term: sedile (meervoud: sedilia).
koorschot
Houten afscheidingswand tussen koorruimte en volkskerk. Zie ook: oksaal en hek
koorlezenaar
Zie onder: lezenaar
koormantel
Gebruik de term: koorkap
koorkapsluiting
Sluiting van de koorkap, in de vorm van een haak en een oog, aangebracht aan de voorzijde bij de hals. Is de koorkapsluiting rijk bewerkt en versierd, gebruik dan de term: agraaf
koorkapschild
Onderdeel van de koorkap. Schelp- of wapenvormig schild aan de rugzijde, afhangend vanaf de hals, voorzien van een kwast aan de onderzijde. Het koorkapschild stamt af van de kap of kapoets aan de oudste koormantels die door de monniken over het hoofd werden gedragen.
koorkap
Halfronde, cape-vormige mantel in de liturgische kleur van de dag, aan de hals gesloten met een koorkapsluiting en aan de achterzijde voorzien van het koorkapschild. Gedragen door priesters in de koorbanken of in de koorruimte. Synoniemen: : koormantel en pluviale. Zie ook: koorkapschild en koorkapsluiting
koorhek
Houten of metalen hek ter begrenzing en afsluiting van de koorruimte. Op het koorhek kan zich een triomfkruis bevinden, met aan weerszijden een beeld: Maria en Johannes. Ook andere hekken zijn in de kerk te vinden om bepaalde ruimten af te scheiden, zoals de hekken voor doopkapel, grafkapel, gildenkapel.
koorgewaad
Kledingstukken die de kardinalen, (aarts)bisschoppen en andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders in het koor van de kerk dragen tijdens het koorgebed of een concilie. Het wordt ook gedragen wanneer een kardinaal of bisschop de plechtigheid slechts bijwoont en een andere bisschop of priester voorganger is. Vaste onderdelen van het koorgewaad zijn: de rochet die over de toog wordt gedragen, de mozetta en de bonnet; vroeger ook de manteletta en de cappa magna.
koorbank
Zie onder kerkgestoelte: koorbanken
kooltjestang
Metalen tang om gloeiende kooltjes in het wierookvat te leggen.
kovel
1. Kerkelijk gewaad met mouwen en een kap aan de rugzijde. Wordt ook wel kooralbe genoemd. Wordt gedragen door kloosterlingen tijdens het koorgebed, of door koorleden. Kovel is de oude benaming voor het kleed met de kap van monniken, maar wordt tegenwoordig weer gebruikt voor. Zie ook: gebedsmantel
kruisnagels
Een stel van drie of vier smeedijzeren nagels behoort tot de lijdenswerktuigen.
kruisbeeld
Kruis met daarop bevestigd het corpus, een beeld van het lichaam van Christus.
kruisbeeld, crucifix
Gebruik de term: kruisbeeld
kruis, wijdingskruis
Kruisje, geschilderd op de wand van de kerk, dat behoort tot een serie van twaalf wijdingskruizen. Deze geven de plaats aan waar de kerk bij haar wijding door de bisschop met chrisma werd gezalfd. Bij de jaardag van kerkwijding branden voor de wijdingskruisjes kaarsen op de apostelkandelaars. De wijdingskruizen symboliseren de twaalf apostelen, daarom worden ze ook wel apostelkruizen genoemd. Tegenwoordig kan worden volstaan met vier wijdingskruizen. Zie ook onder kandelaar: apostelkandelaar
kruis, reliekkruis
Zie onder: reliekhouder
kruis, triomfkruis
Kruisbeeld op de grens van schip en koor, opgesteld op het doksaal of op de apostelbalk of hangend onder de triomfboog.
kruis, professiekruis
Een houten wandkruis dat werd uitgereikt bij de inkleding van religieuzen.
kruis, processiekruis
Kruisbeeld op lange stok, speciaal bestemd om te worden gedragen in een processie, zoals bij de in- en uittocht van de eucharistieviering, bij uitvaart en elke vorm van processie. Het werd als een ereteken voor een aartsbisschop uitgedragen, maar dan met het corpus gekeerd naar de aartsbisschop.
kruis, passiekruis
Kruis waarop in plaats van het lichaam van Christus de doek van Veronica is bevestigd met daarop het gelaat van Christus met de doornenkroon. Tevens zijn de lijdenswerktuigen aangebracht. Het wordt bijvoorbeeld tijdens het gaan van de kruisweg meegedragen en is daartoe soms op een stok geplaatst.
kruis, ordekruis
Kruis dat tot ordeteken dient. Zo is een gelijkarmig kruis, waarvan de verticale balk rood en de horizontale balk wit is, het ordekruis van de Orde der Kruisheren.
kruis, missiekruisje
Kruisje dat aan een kloosterling(e) werd uitgereikt wanneer deze naar een missieland vertrok.
kruis, oliekruis
Zwarthouten kruis zonder corpus, dat vóór het toedienen van de sacramenten van de zieken bij de koster werd opgehaald en bij de bediening aanwezig moest zijn. Bij overlijden werd het in de begrafenisstoet meegedragen en tijdens de uitvaartdienst op de kist gelegd.
kruis, hagelkruis
Een in de buitenlucht opgesteld kruis(beeld) ter bezwering van hagelschade.
kruis, huwelijkskruis
Kruis van keramiek, omgeven door symbolen, die hun verspreiding vonden in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Toen een gewild huwelijkskado in katholieke kringen.
kruis, kerkhofkruis
Monumentaal kruis op een sokkel, opgesteld op een centrale plek op een begraafplaats.
kruis, missiekruis
Groot kruis in of buiten een kerk opgericht, ter herinnering aan een volksmissie die binnen een parochie was gehouden. Dit was een serie bijzondere godsdienstige oefeningen en plechtigheden, verzorgd voor de parochie door geestelijken (paters), die niet aan de parochie verbonden waren. Het spreken van de biecht was een van de belangrijkste onderdelen van deze gebeurtenis, die werd afgesloten met een de communie door de gehele parochie. Dergelijke volksmissies vonden veelvuldig plaats in de eerste helft van de twintigste eeuw. Volksmissionarissen waren vooral de redemptoristen en minderbroeders.
kruis, gaffelkruis
Kruis met schuin naar boven gerichte dwarsbalken.
kruis, devotiekruis
Algemene benaming voor een kruis dat in de openbare ruimte, aan de kant van de weg, is geplaatst.
kruis, caravacakruis
Kruis met twee dwarsbalken, genoemd naar een wonderbaarlijk dertiende-eeuws kruis te Caravaca in Spanje (verdwenen in 1934) dat door twee engelen op een altaar werd geplaatst. Deze kruisvorm kwam rond 1600 naar Noord-Europa; er zijn veel varianten. In de achttiende eeuw verboden door heidens gebruik bij onweer. Het leefde voort in grafiek op zegenformulieren, zoals het huiszegen.
kruis, apostelkruis
Gebruik de term: wijdingskruis
kruis, bisschopskruis
Zie: bisschopskruis
kruis, altaarkruis
Het kruis(beeld) dat zijn plaats heeft op het altaar. Het is zo geplaatst dat het goed zichtbaar is voor de verzamelde gelovigen.
kruis
Het kruis waaraan Jezus stierf op Golgotha. Het had de vorm van een Latijns kruis, een lange staander en een kortere dwarsbalk op ongeveer een kwart van de lengte van de staander. Er zijn meer kruisvormen; de meest voorkomende zijn: het Grieks kruis met gelijke armen; het St. Andrieskruis met diagonale armen van gelijke lengte; het gaffelkruis met de staander die zich aan de bovenkant splitst in twee diagonale armen; het St. Antonius- of Tao-kruis met de dwarsbalk bovenop de staander.
kruik
Houder, meestal van aardewerk, steengoed of porselein, smalle hals, handvat gekruld of als verticale beugel, soms met schenktuit; inhoud tot 10 liter.
kroonluchter, olieluchter
Kroonluchter met olielampen.
kroonluchter, gasluchter
Kroonluchter met gaslampen.
kroonluchter
Hangende, (edel)metalen plafondverlichting, bestaande uit verschillende gebogen armen, rondom bevestigd aan een stam, in één vlucht of meerdere vluchten boven elkaar. Aan het einde van de armen zitten bobèches voor kaarsen. Hierop zijn niet zelden fittingen gemaakt bij een verbouwing tot een electrische kroonluchter. De stam eindigt aan de onderezijde met een bol. Kroonluchters zijn er ook voor olie- en gaslampen. De laatste wordt ook wel gasluchter genoemd.
kroon, Mariakroon
Kroon voor een Mariabeeld, meestal een open kroon: een hoofdring met opstaande blad- en parelversiering.
kroon, professiekroon
Een kroontje, gevlochten van doorntakken, werd binnen sommige (vrouwen)orden gedragen op de dag van de kleine professie.
kroon, beugelkroon
Koningskroon. Een kroon met twee gekruiste diademen (halve cirkels) op de hoofdring, versierd met edelsteenmotieven. Meestal voor het beeld van het Christuskind.
kroon, jubileumkroon
Een kroontje werd door religieuzen bij verschillende gelegenheden gedragen. Bij de eeuwige professie met witte kunstbloemetjes, bij een zilveren of gouden jubileum met resp. zilveren en gouden kunstbloemetjes.
kroon
Sierbanden, -kransen of dergelijke sierobjecten ter omlijsting van het hoofd. Ereteken. Een kroon voor een beeld is meestal die van een Mariabeeld en het Kind op haar arm. De kleine kroon voor het Kind is meestal een beugelkroon (een koningskroon), de grotere is meestal voor een Mariabeeld en is meestal een open kroon: een hoofdring met opstaande blad- en parelversiering.
kribbe
Voederbak voor beesten, toebehoren voor de kerststal als wieg voor de uitbeelding van het verhaal van de geboorte van Jezus.
kraamklopper
Versierde klopper aan de deur van een kraamvrouw.
kruiswegstatie
Een van de veertien staties aan de muren van katholieke kerken. Een kruiswegstatie is een voorstelling van een moment uit het lijden, het sterven en de graflegging van Jezus Christus. Een enkele keer wordt volstaan met een kruisje, waarin in het hart de getallen en tot en met veertien in Romeinse cijfers zijn aangebracht. De keuze van de voorstellingen van de kruisweg is in de loop van de geschiedenis buiten het begin en het einde niet altijd gelijk geweest. De huidige voorstellingen gaan terug op officiële Romeinse beschikkingen uit de jaren 1731 en 1742. Het totaal van de veertien kruiswegstaties heet: kruisweg