Soortenbank
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > dieren, planten en paddenstoelen
Datum & Land: 01/10/2008, NL
Woorden: 7401
Schoorsteensachem
(Anthophora plagiata) schoorsteensachem Lengte 13-15 mm, april-juli. -Kenmerken- Mannetje geelbruin behaard. Vrouwtje in 2 kleurvarianten: lichte vorm geelbruin behaard met witte verzamelborstels, of zwart met een roodbruin behaard achterlijf en zwarte verzamelborstels (308 2 g). Mannetje zonder opvallende haarkwastjes aan de middenpoten en met een opvallend wit gekleur...
Schorpioenvliegen en verwanten
(Orde Mecoptera) schorpioenvliegen en verwanten -Kenmerken- Schorpioenvliegen en verwanten (orde Mecoptera) hebben een snuitvormige verlenging van de kop met aan het uiteinde bijtende of stiletvormige monddelen. De mannetjes van de echte schorpioenvliegen (familie Panorpidae) hebben een omhoog gerichte achterlijfspunt met een opvallend tangvormig copulatie-orgaan. ...
Schorrenkruid
(Suaeda maritima) -Schorrenkruid - RH. 1256 Volledige wetenschappelijke naam: Suaeda maritima (L.) Dum. Diagnostische kenmerken: Stengel weinig tot sterk vertakt, liggend, opstijgend of rechtopstaand. Bladen vlezig, lijnvormig, halfrond, de bovenste spits. Bloemen meestal
Schorrenzoutgras
(Triglochin maritima) -Schorrenzoutgras - RH. 1310 Volledige wetenschappelijke naam: Triglochin maritima L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Triglochin palustris: Vruchten langwerpig-eivormig, 4-6 mm lang, 2-3 mm breed, niet tegen de as aangedrukt; deelvruchtjes 6, alle vruchtba
schors
Perifere cellagen in planten, waar inwendig meerdere soorten cellen zijn te onderscheiden. Alternatieven: cortex
Schorsbreker
(Vuilleminia comedens) -Nederlandse naam:- Schorsbreker -Beschrijving- Vruchtlichaam korstvormig, de schors afwerpend en omkrullend, meerdere dmbedekkend. Hymenium glad, mat tot glanzend, wittig tot bleek vleeskleurig of grijs met lila tinten. Sporeekleur wit. -Voorkomen- Op do
Schorseneer
(Genus Scorzonera) -Schorseneer- Volledige wetenschappelijke naam: Scorzonera L. Opm. Bloemhoofdjesbodem iets hol, zonder stroschubben. Pappus uit enkele rijen geveerde haren bestaand.
Schorskevers
(Familie Scolytidae) schorskevers -Kenmerken- Schorskevers zijn meestal cilindrisch gebouwde, kleine kevers, verwant aan de snuitkevers (familie Curculionidae), maar vrijwel zonder rostrum. Kop van boven af bijna onzichtbaar. Voelsprieten geknikt. Achterkant van de dekschilden hol, voor gebruik bij boor- en graafwerk in planten, en vaak steil aflopend en lijken daardoo...
Schorsvlieg
(Mesembrina meridiana) schorsvlieg Lengte 9-13 mm, april-oktober. -Kenmerken- Grote, glanzend zwarte vlieg met oranje gekleurde vleugelbases en evenzo gekleurd 'gezicht' (gedeelte tussen de ogen onder de voelsprieten). -Voorkomen- Algemeen in Nederland en België, vooral op zandgronden bij bosranden. -Levenswijze- De vlieg zont vaak op bomen of op de grond. De larven...
Schotelkluifzwam
(Helvella macropus) -Nederlandse naam:- Schotelkluifzwam -Beschrijving- Vruchtlichaam 1-8 cm. Hoed Ø 2-5 cm, kom- of schotelvormig tot enigszins zadelvormig. Binnenzijde grijs of gelig grijsbruin tot donkerbruin. Onderzijde glad, in kegelvormige plukjes dicht en vrij ruw beh
Schotse Kruisbek
(Loxia scotica) -Wetenschappelijke naam: - Loxia scotica Hartert, 1904 -Nederlandse naam: - Schotse Kruisbek -Vogelgroep:- Vinken -Veldkenmerken.- 17 cm. Vrijwel niet te onderscheiden van Grote Kruisbek. Mannetje rood, met zwarte vleugels en staart, vrouwtje eender maar
schouderveren
De veren die vanuit het schoudergewricht groeien, ook wel aangeduid met de Engelse term scapulars (vergelijk ’tertials’). Bij niet-zangvogels bedekken de schouderveren in rust over het algemeen geheel of gedeeltelijk de bovenvleugeldekveren. Bij zangvogels is dit soms slechts in beperkte mate het geval. Alternatieven: scapulars
Schraallandpaardenbloem
(Taraxacum celticum) -Schraallandpaardenbloem- RH. 1262 -Rode Lijst 3- Volledige wetenschappelijke naam: Taraxacum celticum A.J. Richards Diagnostische kenmerken t.o.v. Taraxacum palustre: Topdeel van de vrucht (tussen het getande gedeelte ervan en de voet van de steel van de
Schreeuwarend
(Aquila pomarina) -Wetenschappelijke naam: - Aquila pomarina Brehm, 1831 -Nederlandse naam: - Schreeuwarend -Vogelgroep:- Arenden -Veldkenmerken.- 60-65 cm, spanwijdte 134-160 cm. Lijkt op Bastaardarend maar iets kleiner en meestal met blekere kruin en bovenvleugel. Onders
schril
Hoog schel geluid.
Schroeforchis
(Genus Spiranthes) -Schroeforchis- Volledige wetenschappelijke naam: Spiranthes Rich.
Schubbige boschampignon
(Agaricus silvaticus) -Nederlandse naam:- Schubbige boschampignon -Beschrijving- Hoed gewelfd, Ø 5-10 cm, met okerkleurige tot bruine vezels, in aangedrukte schubjes opbrekend op een lichtere ondergrond. Lamellen bleek roodachtig tot donkerbruin. Steel 5-10 cm x 10-15 mm, witt
Schubbige bundelzwam
(Pholiota squarrosa) -Nederlandse naam:- Schubbige bundelzwam -Beschrijving- Hoed gewelfd tot uitgespreid, Ø 5-15 cm, stro- tot goudgeel, met fijne en ruige, opstaande, roodbruine schubben en een ingerolde rand. Lamellen dicht opeen, bleekgeel tot kaneelbruin. Steel 5-15 cm x
Schubbige fopzwam
(Laccaria proxima) -Nederlandse naam:- Schubbige fopzwam (Heidefopzwam) -Beschrijving- Hoed gewelfd tot vlak, Ø 2-7 cm, zemelig-schubbig, oranjebruin tot donker okergeel bij opdrogen. Lamellen wijd uiteen, bleek roze, wit door de sporen. Steel 3-12 cm x 2-5 mm, vezelig, roo
Schubbige oesterzwam
(Pleurotus dryinus) -Nederlandse naam:- Schubbige oesterzwam -Beschrijving- Hoed vlak, consolevormig, gesteeld, Ø 4-15 cm, mat. vezelig-viltig, wit of crème tot licht of donker grijsbruin, soms gelig verkleurend, de gekerfde rand met vergankelijk velum. Lamellen wit of crème
Schubbige taaiplaat
(Lentinus lepideus) -Nederlandse naam:- Schubbige taaiplaat (Dwarsliggerzwam) -Beschrijving- Hoed gewelfd tot verdiept afgevlakt, Ø 5-10 cm, mat, crème tot lichtbruin, met fijne tot grove, bleekbruine schubben. Lamellen aflopend, wit tot gelig, met een gekerfd-gezaagde lamel
Schubkamille
(Genus Anthemis) -Schubkamille- Volledige wetenschappelijke naam: Anthemis L. Opm. Bloemhoofdjesbodem met stroschubben.
Schubvaren
(Ceterach officinarum) -Schubvaren - RH. 0301 -Rode Lijst 4. Beschermd!- Volledige wetenschappelijke naam: Ceterach officinarum Willd. Diagnostische kenmerken: Bladen kortgesteeld, in omtrek lijnlancetvormig, gelobd tot veerdelig, soms aan de voet geveerd; segmenten afgerond dr
Schubwortel
(Genus Lathraea) -Schubwortel- Volledige wetenschappelijke naam: Lathraea L. Opm. Dit geslacht wordt ook vaak tot De familie der Orobanchaceae gerekend.
Schubzegge
(Carex lepidocarpa) -Schubzegge- RH. 0240 -Rode Lijst 1- Volledige wetenschappelijke naam: Carex lepidocarpa Tausch Diagnostische kenmerken t.o.v. Carex oederi: Urntjes (incl. de snavel) 3,5-5 mm lang, met sterk omlaag geknikte, 1,5-2 mm lange snavel. Vrouwelijke aren 1 of 2
Schuimbeestje
(Philaenus spumarius) schuimbeestje Lengte 5-7 mm, juli-oktober -Kenmerken- Vleugels met een zeer variabel vlekkenpatroon, meestal eenkleurig. -Voorkomen- Algemeen en talrijk op niet te droge plaatsen op hout- en kruidachtige planten. -Levenswijze- De nimf van het schuimbeestje leeft solitair in een schuimmassa op velerlei soorten planten.
schutblad
Een blad dat in zijn oksel een bloem of bloeiwijze draagt.Soms zijn schutbladen even groot als stengelbladen, vaak zijn ze (veel) kleiner. Alternatieven: schutbladen schutblaadje schutblaadjes
Scintillatrix dives
Lengte 10-15 mm, juni-augustus. -Kenmerken- Rugzijde schitterend metallisch groen met talrijke blauwe stipjes; naar de randen toe overgaand van goudgroen naar roodbruin. -Voorkomen- Langs bosranden met wilgenbosjes. Zuid-Europa. Niet in Nederland en België. -Levenswijze- Larve ontwikkelt zich in dikke takken en stammen van waterwilgen waaraan ...
scleriet
een algemene term voor elk van de plaatvormige, verharde delen in de huid van de insecten. Alternatieven: scleriten
Sclerotium
een aan de buitenkant soms van een tegen uitdroging beschermend, vliezig laagje voorzien compact mycelium in de vorm van een knol of knolletje (172.jpg) , waaruit zich onder gunstige omstandigheden vruchtlichamen kunnen ontwikkelen. Alternatieven: sclerotia
Scolia hirta
Lengte 12-25 mm, juli-september. -Kenmerken- Glanzend zwart met brede gele banden op het tweede en derde achterlijfssegment (soms alleen op segment 2 of tevens op segment 4). Vleugels zwartbruin getint met blauwe glans. -Voorkomen- Op uitgesproken warme, meestal zandige plekken met een schrale vegetatie. In het Middellandse Zeegebied lokaal heel al...
scopa
het apparaat van een bij waarin stuifmeel wordt verzameld, hetzij aan de poot (pollenkorfje, corbicula), hetzij aan het abdomen.
scopula
een klein bosje haren.
scramble-competitie
concurrentie om een (levens)bron die gelijk verdeeld is tussen de interspecifieke en intraspecifieke concurrenten zo, dat sommige of alle individuen een onvoldoende deel van die bron te pakken krijgen voor hun voortbestaan of voortplanting en waar het verkrijgen (of graaien naar) van die bron schadelijke gevolgen met zich meebrengt voor de betrokke...
Scrupocellaria scruposa
Scrupocellaria scruposa (Linnaeus, 1758) -Beschrijving:- De kolonies vormen opstaande kleine struikjes. Vertakte kolonies, met 7-11 zoïden tussen de vertakkingen. De zoïden zijn aan de steelkant wat smaller en er zitten 4 of 5 stekels op de rand, waarvan 2 aan de binnenkant. De zoïden hebben geen afdekplaatje over de membraan, zoals ...
sculptuur
het geheel van groeven en putjes in de harde delen van het lichaam, vooral kop en thorax en bij de kevers in de dekschilden.
scutum
een van de drie delen van de rugzijde van een thoracaal segment, gelegen voor het scutellum.
scyphistoma
Het poliepstadium van schijfkwallen. Alternatieven: scyphostoma's
segment
een van de ringen van het lichaam of een gedeelte van een geleed aanhangsel tussen twee gewrichten. Alternatieven: segmenten
seizoen
Belangwekkende klimatologische veranderingen binnen een jaar (winter, zomer) of, in zoölogische betekenis, een periode waarbinnen zich een specifiek gedrag afspeelt, bijvoorbeeld het broedseizoen. Alternatieven: seizoenen
seksferomoon
een signaalstof die bij de ontvangende, andere sekse de bereidheid tot paren bevordert. Alternatieven: sekslokstof sekslokstoffen
Selatosomus cruciatus
Lengte 10-14 mm, mei-juli. -Kenmerken- Kniptor met geelbruine dekschilden en een opvallend donker kruisteken. -Voorkomen- In vochtige bossen en struwelen. In Nederland uiterst zeldzaam; oude vondsten bekend uit slechts twee provincies. Larve in de bodem.
Selderij
(Apium graveolens) -Selderij- RH. 0076 -Rode Lijst 3- Volledige wetenschappelijke naam: Apium graveolens L. Diagnostische kenmerken: Omwindselblaadjes en omwindselbladen 0. Bladen glanzig, de onderste geveerd met eironde of ruitvormige, ingesneden-gezaagde blaadjes, de bove
semivoltien
levenscyclus met een halve generatie per jaar; er kan in twee verschillende stadia worden overwinterd, bijvoorbeeld als ei en als nimf (Ectobius sylvestris, de boskakkerlak).
Sericostoma personatum
Lengte 7-12 mm, Spanwijdte vleugels 20-33 mm, juni-september -Kenmerken- Schietmot uit de familie Sericostomatidae met een zwarte kop en bruine vleugels zonder vlekken. Mannetje met éénledige palpen, breed en harig, die als bokshandschoentjes voor de kop gehouden worden (niet afgebeeld). -Voorkomen- Larve in beken en rivieren, tamelij...
Sering
(Genus Syringa) -Sering- Volledige wetenschappelijke naam: Syringa L.
serraat
getand als een zaag.
Serradelle
(Ornithopus sativus) -Serradelle- BB. 1818 Volledige wetenschappelijke naam: Ornithopus sativus Brot. Diagnostische kenmerken t.o.v. Ornithopus perpusillus: Kroonbladen wit of roze, 6-9 mm lang. Schutblad van de bloeiwijze korter dan de bloemen. Kelkbuis en kelktanden ongevee
Servische spar
(Picea omorika) -Servische spar - BB. 2239 Volledige wetenschappelijke naam: Picea omorika (Pancíc) Purkyne Diagnostische kenmerken t.o.v. Picea orientalis: Bladen 12-18 mm lang, met stompe tot spitse, niet stekende top. Kegels 3-6 cm lang. Twijgen behaard, bruin-roze. T
Seselie
(Genus Seseli) -Seselie- Volledige wetenschappelijke naam: Seseli L.
sessiel
op één plaats bevestigd en niet in staat zich te bewegen, zoals vele vrouwelijke schildluizen.
seta
borstelhaar.
seta
haar, borstelhaar Alternatieven: setae
sex
Er zijn in het dierenrijk twee sexen: man en vrouw. Daarnaast bestaan er hermafrodieten, die beide zijn. Om zich voort te planten moeten man en vrouw met elkaar paren. Sexe wordt bepaald door het geheel aan karakteristieken (gedrag, functie, structuur, genetica) die man en vrouw (of hermafrodiet) van elkaar doen verschillen. Het verschil tussen man...
Shiitake
(Lentinula edodes) -Nederlandse naam:- Shiitake -Beschrijving- Hoed gewelfd tot uitgespreid, Ø 8-20 cm, viltig-vezelig, grijsbruin tot roodbruin, met een ingerolde rand met wittige velumschubjes. Lamellen wittig of crème tot grijzig-vleeskleurigbruin, roestbruin vlekkend, m
Siberische erebia
(Erebia embla) (Thunberg, 1791) Siberische erebia -Beschrijving: - Het leefgebied van de Siberische erebia bestaat uit venen en moerassen met een begroeiing van zeggen en grassen en met hier en daar groepjes wilgen en gagel. De moerassen liggen vaak in berken- of naaldbossen. De vlinders zijn moeilijk te vinden doordat ze altijd in lage aantallen voorkomen en hun...
Siberische klappersprinkhaan
(Bryodema tuberculata) Siberische klappersprinkhaan Lengte 24,5-37 mm, juli-oktober -Kenmerken- Grote, gedrongen veldsprinkhaan. Achtervleugels rood met brede, zwarte zoom. Achterschenen vaak geel. Geen stridulatietandjes aan de achterpoten. -Voorkomen- Het centrum van het verspreidingsgebied ligt in Rusland, Mongolië en Noordoost-China. In West- en Midden-Europa kw...
Siciliaans dambordje
(Melanargia pherusia) Boisduval, 1833 Siciliaans dambordje -Beschrijving: - Het Siciliaans dambordje leeft op rotsachtige plekken begroeid met droge, grazige vegetatie. Als waardplanten worden verschillende grassoorten gebruikt, waaronder waarschijnlijk Brachypodium ramosum . Zodra de rupsen uit het ei komen eten ze de eischaal op, maar gaan daarna in zomerrust. Ze begi...
Sierlijk vetkruid
(Sedum forsterianum) -Sierlijk vetkruid- RH. 1418 -Rode Lijst 0- Volledige wetenschappelijke naam: Sedum forsterianum Sm. Diagnostische kenmerken t.o.v. Sedum reflexum: Kroonbladen 3 maal zo lang als de kelkbladen, niet of zwak gekield. Kelkbladen stomp, 1,8-2,2 mm lang. Blad
Sierlijke dravik
(Bromus lepidus) -Sierlijke dravik- BB. 0160 Volledige wetenschappelijke naam: Bromus lepidus Holmberg Diagnostische kenmerken t.o.v. Bromus hordeaceus: Palea van de onderste bloem in het bovenste deel het breedst, en daar zonder afstaande haren langs de rand, meestal kor
Sierlijke russula
(Russula gracillima) -Nederlandse naam:- Sierlijke russula -Beschrijving- Hoed gewelfd tot vlak, soms met een bultje, Ø 2-5 cm, met een grauwgroenig of olijfkleurig centrum en een roze gegroefde rand of een geheel grauwviolette hoed. Lamellen iets aflopend, bleek crème. Steel
Sierlijke veldwesp
(Polistes bisschoffi) sierlijke veldwesp Lengte 10-15 mm, januari-december. -Kenmerken- Kleiner en sierlijker getekend dan de Franse veldwesp. Voelsprieten van boven donkerbruin tot zwart van kleur, van onderen geel. Kopschild van het mannetje geel (274 3b g, linker dier), kop naar onder toe sterk versmald; die van het vrouwtje breder (274 3b g, rechter dier) en met een...
Sierlijke vetmuur
(Sagina nodosa) -Sierlijke vetmuur- RH. 1111 -Rode Lijst 3- Volledige wetenschappelijke naam: Sagina nodosa (L.) Fenzl Diagnostische kenmerken t.o.v. Sagina subulata: Kroonbladen dubbel zo lang als de kelkbladen. Bladen kort stekelpuntig, de middelste en bovenste in de o
Sierlijke witsnuitlibel
(Leucorrhinia caudalis) sierlijke witsnuitlibel Spanwijdte vleugels 55-65 mm, mei-juli -Kenmerken- Achterlijf van het mannetje (058 6 g) blauw berijpt en naar achteren toe verdikt. Pterostigma en cerci wit. -Voorkomen- Soort met een oostelijke verspreiding. Matig voedselrijke vennen, bosplasjes en door bos omgeven moerassen. Uit Nederland en België verdwenen sinds &p...
Sierlijke witsnuitlibel
(Leucorrhinia caudalis) Leucorrhinia caudalis (Charpentier, 1840) Sierlijke witsnuitlibel -Omschrijving- [laatste larvale stadium, (fig. Lcaudall.tif)] (naar Aguesse, 1968; Heidemann & Seidenbusch, 1993; Er. Schmidt, 1936c) Lichaamsvorm plat en breed, kleur geelgroen tot grasgroen met roodbruine vlekken. Lengte 17 tot 21 mm, breedte abdomen 7,5 tot 8,5 mm. -Kop:- [(fi...
Sierpompoen
(Cucurbita pepo) -Sierpompoen- BB. 5052 Volledige wetenschappelijke naam: Cucurbita pepo L. Diagnostische kenmerken: Bladen 5-lobbig, met vrij diepe spitse lobben, hartvormig. Stengel kantig. Bloemstelen stomp 5-kantig. Vrucht rondachtig of langwerpig, oranje, groen, wita
sifonaal
Plant bestaat in principe uit één enkele cel met vele kernen en chromatoforen; tussenwanden ontbreken.
sigma
Spiculum-type van sponzen: C-vormige of S-vormige kleine spicula. Alternatieven: sigma's
Sijs
(Carduelis spinus) -Wetenschappelijke naam: - Carduelis spinus (Linnaeus, 1758) -Nederlandse naam: - Sijs -Vogelgroep:- Vinken -Veldkenmerken.- 12 cm. Mannetje makkelijk te herkennen door groen en geel verenkleed, zwarte kop en kin, gele vleugelstreep, stuit en zijden van s
Sikkelgoudscherm
(Bupleurum falcatum) -Sikkelgoudscherm- RH. 2459 Volledige wetenschappelijke naam: Bupleurum falcatum L. Diagnostische kenmerken: Scherm 5-10-stralig, duidelijk gesteeld. Bloemen lang gesteeld, buiten de omwindselblaadjes uitstekend. Vrucht glad. Onderste bladen 1-2,5 cm bree
Sikkelklaver
(Medicago falcata) -Sikkelklaver - RH. 0798 Volledige wetenschappelijke naam: Medicago falcata L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Medicago sativa: Kroonbladen geel, zelden geelwit. Stengels liggend tot opstijgend. Trossen kort, meestal ei- tot halfbolvormig. Vrucht recht tot
Sikkelkoraalzwam
(Clavulinopsis corniculata) -Nederlandse naam:- Sikkelkoraalzwam -Beschrijving- Vruchtlichaam vanaf een stam enkel- of meervoudig vertakt met gewei-achtig gevorkte uiteinden, 2-5 cm hoog. Vertakkingen 2-4 mm dik, uiteinden gevorkt, U-vormig, met een stompe top, glad, dooiergeel tot
Sikkelkruid
(Falcaria vulgaris) -Sikkelkruid- BB. 2379 Volledige wetenschappelijke naam: Falcaria vulgaris Bernh. Diagnostische kenmerken: Bladen 1-3-voudig 3-tallig, blauwgroen, de onderste met tot 30 cm lange, meestal lijnvormige, fijn gezaagde slippen. Schermen met 9-18 stralen; omwi
Sikkelsprinkhaan
(Phaneroptera falcata) sikkelsprinkhaan Lengte 12-18 mm, augustus-oktober -Kenmerken- De vleugels van deze soort zijn zeer lang en de achtervleugels steken nog eens ver voorbij de voorvleugels (070 4a g). De legboor is kort en breed en is naar boven toe gekromd in een bijna rechte hoek. -Voorkomen- Vooral op zonnige sterk begroeide terrassen en hellingen in bosrijke omge...
Silene
(Genus Silene) -Silene- Volledige wetenschappelijke naam: Silene L.
Silene latifolia
Van deze soort wordt o.a. de volgende ondersoort gevonden: Silene latifolia alba Dit is de pagina in de Sleutel waar deze soort wordt uitgesleuteld: Pagina 16
silhouet
Een schaduwbeeld of schim van een dier (of elk ander object), waarvan de kleuren dus niet zichtbaar zijn.
Simplonbergerebia
(Erebia christi) Rätzer, 1890 Simplonbergerebia -Beschrijving: - De Simplonbergerebia vliegt op steile, zonnige hellingen met een zure bodem waar grazige vegetatie wordt afgewisseld door rotsen en waar verspreid lariks- of sparrenbomen groeien. De vlinders worden vaak zonnend waargenomen. De vrouwtjes bezoeken verschillende nectarplanten, met name op bloeiende...
Sint Helenafazantje
(Estrilda astrild) -Wetenschappelijke naam: - Estrilda astrild (Linnaeus, 1758) -Nederlandse naam: - Sint Helenafazantje -Vogelgroep:- Vinken -Veldkenmerken.- 11 cm. Groter dan Tijgervink, met opvallende rode snavel en dito gezicht. Bovendelen en flanken grijsbruin met fijn
Sint-Jacobsvlinder
(Tyria jacobaeae) Sint-Jacobsvlinder Spanwijdte vleugels 32-42 mm, mei-augustus -Kenmerken- Voorvleugels zwart met 2 rode strepen en 2 rode vlekken, achtervleugels rood met zwarte zoom. -Voorkomen- In zonnige, droge en vochtige terreinen. In Nederland en België algemeen en talrijk in de kuststreken en kustduinen, maar kan ook, zij het minder algemeen, in het bi...
Sint-Janskruid
(Hypericum perforatum) -Sint-Janskruid - RH. 0649 Volledige wetenschappelijke naam: Hypericum perforatum L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Hypericum dubium en Hypericum maculatum: Stengel rond, met 2 lijsten. Bladen met talrijke doorzichtige punten. Doosvrucht met lange, bruini
Sint-Jansvlinder
(Zygaena filipendulae) Sint-Jansvlinder Spanwijdte vleugels 30-38 mm, juni-augustus -Kenmerken- Voorvleugels blauwig zwart met 6 rode vlekken, waarvan de buitenste twee kunnen versmelten. -Voorkomen- De meest bekende Zygaena-soort. Vrij algemeen op bloemrijke en grazige plaatsen. In Nederland vooral talrijk in de kustduinen en Zuid-Limburg (2 ondersoorten), ook op de Wad...
sipho
Buis bij bepaalde weekdieren, waardoor water aangezogen en weggespoten wordt.
siphonen
meestal buisvormige, gepaarde uitsteeksels op het einde van het achterlijf van bladluizen. Alternatieven: siphon
siphunculus
een van de twee horentjes aan het uiteinde van het abdomen van bladluizen. Alternatieven: siphunculi siphon siphonen
Sisiphus schaefferi
Lengte 8-10 mm, april-juni. -Kenmerken- Zeer kleine, opvallend langbenige pillendraaier. -Voorkomen- Op zeer warme, stenige plaatsen. In Midden-Europa sterk in aantal achteruit gegaan. Mogelijk nog bij de St. Pietersberg (NL) en in de Ardennen (B). -Levenswijze- De soort gebruikt meestal schapen- en rundermest voor de 1 cm grote mestballen.
Sisymbrium austriacum
Van deze soort wordt o.a. de volgende ondersoort gevonden: Sisymbrium austriacum chrysanthum
Sitkaspar
(Picea sitchensis) -Sitkaspar - BB. 2242 Volledige wetenschappelijke naam: Picea sitchensis (Bong.) Carr. Diagnostische kenmerken t.o.v. Picea omorika: Bladen 15-30 mm lang, met harde, stekende top. Kegels 5-10 cm lang. Twijgen kaal, witachtig. Tot 40,00. Mei. Fanerofyt. Ze
Sla
(Genus Lactuca) -Sla- Volledige wetenschappelijke naam: Lactuca L. Opm. Bloemhoofdjesbodem vlak, zonder stroschubben. Pappus uit 2 rijen haren bestaand, gesteeld.
Sla
(Lactuca sativa) -Sla- BB. 5080 Volledige wetenschappelijke naam: Lactuca sativa L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Lactuca serriola: Bladen zonder stekeltjes op de onderzijde, geelachtig groen. Bloeiwijze scherm-pluimvormig. Stengelbladen rondachtig tot omgekeerd-eirond,
Slaapbol
(Papaver somniferum) -Slaapbol- BB. 1819 Volledige wetenschappelijke naam: Papaver somniferum L. Diagnostische kenmerken: Stengelbladen stengelomvattend, kaal, dubbel-gekarteld tot veerlobbig, blauwgroen. Kroonbladen hetzij wit tot bleek lila, aan de voet lila en dan de zaden
Slaapmutsje
(Eschscholzia californica) -Slaapmutsje- BB. 5068 Volledige wetenschappelijke naam: Eschscholzia californica Cham. Diagnostische kenmerken: Plant met waterig sap. Bladen blauwgroen, fijn verdeeld in meestal lijnvormige slippen. Bloemen lang gesteeld. Kelk na het afvallen der kelkbl
slag
Zie ’vleugelslag’. Alternatieven: slagen
Slakdolf
(Liparis liparis) Liparis liparis (Linnaeus, 1758) -Nederlandse naam:- Slakdolf -Beschrijving:- Deze bijzondere soort lijkt nogal op een groot kikkervisje. We vinden hem vaak in een karakteristieke houding met de staart opzij en naar voren geklapt op de bodem liggend. Hij kan 12 tot 18 cm lang worden, is grijs of grijsbruin van kleur; de variatie is echter groot. Er...
Slakken
(Klasse Gastropoda) De slakken vertonen in vele opzichten de meeste gelijkenis met de oermollusk. De mantel is gedraaid, waardoor de mantelholte aan de voorkant van het lichaam is komen te liggen en de schelp is rond een ruimtelijke centrale as gedraaid. Voor de Opisthobranchia, ga naar: pagina 199; voor de Prosobranchia, ga naar: pagina 267.
Slakkenaaskever
(Phosphuga atrata) slakkenaaskever Lengte 10-16 mm, januari-december. -Kenmerken- Lichaam afgeplat en eenkleurig zwart. Verschilt van andere aaskevers door de snuitvormig verlengde kop. -Voorkomen- In vochtige bossen, algemeen daar waar veel huisjesslakken zijn. -Levenswijze- In tegenstelling tot de andere aaskevers voedt deze soort zich vrijwel uitsluitend met huisj...
Slakkenloopkever
(Cychrus caraboides) slakkenloopkever Lengte 13-20 mm, januari-december. -Kenmerken- Dekschilden gelijkmatig zeer fijn geplooid. Sterk versmalde kop en halsschild met vooruitstekende monddelen. -Voorkomen- Tamelijk algemeen in vochtige bossen. -Levenswijze- Leeft voornamelijk van huisjesslakken en kan de gespecialiseerde monddelen ver in het huisje steken om verterend ...
Slakrups
(Apoda limacodes) slakrups Spanwijdte vleugels 20-30 mm, mei-augustus -Kenmerken- Vlinder met korte, brede vleugels, die in rust dakvormig zijn opgevouwen. Het achterlijf wordt daarbij meestal tussen de vleugels omhoog gestoken (360 1a g). -Voorkomen- Algemeen langs zonnige bosranden. -Levenswijze- Plompe rups is groen met gele puntjes en 2 gele lengtestrepen met da...
Slakrupsen
(Familie Limacodidae) slakrupsen -Kenmerken- Slakrupsen worden vooral gekenmerkt door hun rupsen die geen buikpoten hebben en die met hun hele onderkant als een slak aan bladeren zijn vastgekleeft. -Voorkomen- Twee soorten in Nederland en België. -Behandelde taxa- Apoda limacodes (slakrups)
Slangearend
(Circaetus gallicus) -Wetenschappelijke naam: - Circaetus gallicus (J. F. Gmelin, 1788) -Nederlandse naam: - Slangearend -Vogelgroep:- Arenden -Veldkenmerken.- 62-67 cm, spanwijdte 170-185 cm. Groter dan Visarend. Onderdelen en vleugels bijna egaal wit, behalve donkere keel e