F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883
Armoede zoekt list
Spreekwoorden: (1914) Armoede zoekt list,
d.w.z. de arme, hij die gebrek lijdt, zoekt naar allerlei middelen, om een stuk brood te verdienen, of zooals De Brune, bl. 49 het uitdrukt: Een broodloos man verzint van alles, wat hy can. Deze gedachte komt voor bij de Grieken en Romeinen; o.a. bij Theocritus, Eidyll. XXI, 1; Plautus, Stichus I, 3, 24: nam illa (paupertas) omnes artes perdocet, ...
As is verbrande turf
Spreekwoorden: (1914) Asch is verbrande turf.
Dit zegt men tot iemand, die allerlei onderstellingen uitspreekt in volzinnen, die beginnen met als (uitgesproken as), om hem het ijdele en nietswaardige daarvan te doen gevoelen. Vgl. Smetius, 227: As, en is gheen vier. In Zuid-Nederland gebruikt men hiervoor, volgens Schuermans 116: Asch is verbrand hout1) of asch is verbrand hout en kolen is vo...
asem
Spreekwoorden: (1914) Zijn asem over iets laten gaan,
d.w.z. eig. iets van nabij bekijken of beruiken; fig. zich met iets bemoeien. Vgl. Huygens, Hofw. 2261: 'k Wouw dat men aessem me iens gaen mocht over 't suyvel; Asselyn, Spilp. 10: De keukenklauwers, die toch niet gerust zijn of ze moeten, over al 't geen er te vuur gedaen wordt, 'er aassem laaten over gaan; Halma, 17: Over al zijnen asem hebben,...
aspergebedden
Spreekwoorden: (1914) Ergens geen aspergebedden aanleggen,
ergens niet lang blijven; geen voornemen hebben ergens lang te blijven. Ook hij kan daar wel zijn sperziebedden aanleggen, omdat hij daar lang zal moeten blijven wonen. Vgl. Fri. Wdb. I, 61: As in dominy asperzjebêdden oanlizze lit, seit min wol, dat er him nei bliuwen set (dat hij plan heeft te blijven).
Assepoester
Spreekwoorden: (1914) Asschepoester (-poetster).
Deze benaming voor het meisje, dat thuis alle werk moet verrichten, terwijl hare zusters uitgaan, is ontleend aan het sprookje van dien naam, dat sedert de 18<sup>de<-sup> eeuw (anno 1775) bij ons bekend is en vertaald is naar dat van Ch. Perrault: Cendrillon ou la petite pantoufle de verre2). Het woord ‘asschepoester’ was ...
Assepoetster
Spreekwoorden: (1914) Asschepoester (-poetster).
Deze benaming voor het meisje, dat thuis alle werk moet verrichten, terwijl hare zusters uitgaan, is ontleend aan het sprookje van dien naam, dat sedert de 18<sup>de<-sup> eeuw (anno 1775) bij ons bekend is en vertaald is naar dat van Ch. Perrault: Cendrillon ou la petite pantoufle de verre2). Het woord ‘asschepoester’ was ...
Augiasstal
Spreekwoorden: (1914) Augiasstal.
Augias, koning van Elis, bezat 3000 runderen, wier mest sedert 30 jaar niet opgeruimd was. Hercules kreeg in opdracht van Eurystheus den veestal daarvan te reinigen, waartoe hij de rivieren de Alpheus en de Peneus eerst in elkander en vervolgens door den stal liet stroomen, zoodat alle mest in één dag werd weggespoeld. Overdrachtelij...
averij
Spreekwoorden: (1914) Averij beloopen.
Onder averij, fr. avarie, port. it. avaria, dat afgeleid is van het arab. 'awâr, gebrek, verstaat men in eigenlijken zin: de schade, die aan een schip en de daarin geladen goederen wordt toegebracht; vervolgens wordt het ook toegepast op de schade aan andere eigendommen dan schip en goederen, bijv. aan een huis; vandaar de uitdr. er is averi...
Averij belopen
Spreekwoorden: (1914) Averij beloopen.
Onder averij, fr. avarie, port. it. avaria, dat afgeleid is van het arab. 'awâr, gebrek, verstaat men in eigenlijken zin: de schade, die aan een schip en de daarin geladen goederen wordt toegebracht; vervolgens wordt het ook toegepast op de schade aan andere eigendommen dan schip en goederen, bijv. aan een huis; vandaar de uitdr. er is averi...
baan is schoon
Spreekwoorden: (1914) De baan is schoon,
de gelegenheid is gunstig (daar niemand in den weg staat om dat, waartoe de gelegenheid gunstig is, te verhinderen); in de 17<sup>de<-sup> en 18<sup>de<-sup> eeuw zeide men hiervoor de baan is klaar. Vgl. Waasch Idiot. 230 a en De Bo, 341: het gat schoon hebben, vinden of zien; in Boerekrakeel, 41: de baan schoon schrobben....
baan warm houden
Spreekwoorden: (1914) De baan warm houden.
Reeds door Winschooten vermeld en verklaard als ‘zonder ophouden, en met iever, den een voor den ander naa langs de baan glijden: het welk ook tot andere saaken door gelijkenis oovergebragt werd’. Halma, 37 verklaart, met Tuinman I, 263, de uitdr. op dezelfde wijze door ‘onophoudelijk op de sullebaan glijden’, en vervolgens...
Baanbreken
Spreekwoorden: (1914) Baanbreken.
Volgens het Ndl. Wdb. II, 809 is deze uitdr. minder een vertaling dan wel eene bijna gedachtelooze verhollandsching van de duitsche spreekwijze Bahn brechen (vgl. fr. frayer le chemin). Het znw. ‘baan’ wil hier eig. zeggen een weg, dien men gebaand heeft door een rotsachtige landstreek, die tot nu toe ontoegankelijk was; men heeft rots...
baard zit hem nog in de keel
Spreekwoorden: (1914) De baard zit hem nog in de keel.
Dit zegt men van half volwassen knapen, wier stem nog niet geheel gevormd is. Ook in het Nd. he hett de Bart in de Hals (hat Stimmwechsel); zie Eckart 33. In het fri. it bird sit him yn 'e kiel; gron. de
Babel
Spreekwoorden: (1914) Babel.
Deze hoofdstad van het Chaldeeuwsche rijk was bekend om hare weelde en onzedelijke afgoderij; vandaar dat reeds in den bijbel Babel gold als benaming eener stad van weelde en zingenot (Openb. XIV: 8). Vgl. ook in het fr. la grande Babylone; hd. modernes Babylon; Norddeutsches Babel (Berlin); Themsebabel (Londen); Seinebabel (Paris).1) De bekende t...
Babylonische spraakverwarring
Spreekwoorden: (1914) Een Babylonische spraakverwarring,
‘eene samenvloeiing van allerlei vreemdelingen op de marktplaats eener groote stad, maar ook eene spraakverwarring bij de vereeniging van allerlei richtingen in een godsdienstig genootschap; of ook gebruikt als de leden eener vergadering groot verschil van meening hebben en daarom met groot gedruisch tegen elkander in schreeuwen’; Zeem...
bakbeest
Spreekwoorden: (1914) Een bakbeest,
d.w.z. iets lomps en diks, een gevaarte; eig. een dier, een varken, dat aan den bak gevoederd wordt en dus volwassen is. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt het woord ook voor in den zin van lomperd, domkop, of wellicht als dronkaard (in dezen zin nog in Zuid-Nederland, wellicht met zinspeling op bak, groote borrel; vgl. Teirl. 94; De Bo, ...
bakkeran
Spreekwoorden: (1914) Hij is bakkeran
d.w.z. hij is er bij, hij is gesnapt, vliegt er in; zie Nest, 25: Achter zijn rug zei men dat hij ‘bakker aan’ was. Handelsblad, 15 Aug. 1913 (avondbl.) p. 6, k. 2: Even voor men binnengaat (het bureau), laat een van de rechercheurs het klassieke mes in zijn zak glijden, en voegt er hoonende bij: ‘Avec ça tu seras toujours...
Bakvis
Spreekwoorden: (1914) Bakvisch,
d.w.z. een aankomend meisje; een navolging van het hd. Backfisch. ‘De toepassing van het woord is daaruit te verklaren, dat de visch die gebakken wordt vooral van kleiner soort is’; Ndl. Wdb. II, 899. In Zeitschr. f. Deutsche Wortf. III, 94 en bij Kluge, Wtb. 32 wordt ondersteld dat het oorspr. een studentenwoord is geweest voor baccal...
Bakzeilhalen
Spreekwoorden: (1914) Bakzeilhalen.
Dit is eigenlijk een scheepsterm en wil zeggen ‘de zeilen tegenhalen; zóó brassen, dat de wind op den voorkant er van inkomt’. De uitdrukking is ontleend aan de Engelsche zeetermen to back a sail, to lay it aback, die door Murray, 1611 aldus verklaard worden ‘to brace the yard so that the wind may blow directly on t...
bal misslaan
Spreekwoorden: (1914) Den bal misslaan.
Aan het kaatsen, kolven of klossen ontleend (zie Ter Gouw, De Volksvermaken, 335), en vandaar in fig. zin missen, bezijden de waarheid zijn, niet het goede inzicht hebben; synoniem van de plank misslaan. De uitdrukking komt sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voor (zie het Ndl. Wdb. II, 901 en vgl. Gew. Weuw. I, 55) en staat eveneens opgete...
Baliekluiver
Spreekwoorden: (1914) Baliekluiver,
een leeglooper, ook los werkman; eig. iemand die met zijn gezicht over de balie, de brugleuning hangt, ‘over de baddering kneist’ en daaraan, vooral omdat hij gewoonlijk pruimt, schijnt te kluiven; vandaar dat hij ook leuningbijter genoemd wordt (Zandstr. 38; 47: leuningbijten; Köster Henke, 39), een naam, die te vergelijken is me...
balk in zijn wapen voeren
Spreekwoorden: (1914) Een balk in zijn wapen voeren,
d.w.z. een bastaard zijn. Men moet hier niet aan een balk, doch aan een dunne streep denken, die van den linkerbovenhoek tot den rechterbenedenhoek door het wapen loopt, en linkerschuinstreep genoemd wordt (fr. filet en barre). Zie Rietstap, Handb. 110; Ndl. Wdb. II, 926 en vgl. het 17<sup>de<-sup>-eeuwsche scheldwoord streep (= bastaa...
balletje van iets opgooien
Spreekwoorden: (1914) Een balletje van iets opgooien,
een o.a. in de Gew. Weuw. III, 6 (een balletjen om hoog smijten om te lachen), bij Van Effen, Spectator IX, 214; V. Janus III, 281; Nkr. VIII, 12 Febr. p. 2; Het Volk, 19 Maart, 1914 p. 12, k. 2, voorkomende uitdr. in de bet. van ‘een eerste woord over iets zeggen, om daardoor een gesprek er over aan den gang te brengen’. Het Ndl. Wdb....
Bang zijn zich aan koud water te branden
Spreekwoorden: (1914) Bang zijn zich aan koud water te branden,
d.w.z. uit vrees voor een (denkbeeldig) gevaar alle mogelijke voorzorgen nemen alvorens iets te ondernemen; meestal gebruikt ‘om eene ongerijmde voorzichtigheid bespottelijk te maken’; Ndl. Wdb. II<sup>1<-sup>, 971; Harreb. I, 31 a; De Telegraaf, 7 Jan. 1915 (avondbl.) p. 5 k. 1: Een onbegrijpelijke angst zich aan koud wate...
banjer
Spreekwoorden: (1914) Een banjer,
d.i. een groot ‘heer’, die zich permantig aanstelt; fri. in banjer; dial. banjert. Ook als scheldwoord gebruikt: vuile banjer (gemeen beest, kreng; Jord. 41). Men houdt dit woord voor een verkorting van banjerheer d.i. bander (baander)heer (vgl. anjer voor ander5)); zie V. Janus III, 221: als baanderheeren voor den dag komen); oorspr. ...
Bankroet
Spreekwoorden: (1914) Bankroet gaan,
d.w.z. failliet gaan, zijne betalingen staken, ‘een bankje leggen’, zooals men in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeide. Het woord ‘bankroet’ hebben wij ontleend aan het fr. banqueroute, een verfranschten vorm van het Italiaansche banca rotta, dat letterlijk wil zeggen ‘gebroken bank.’. Deze uitdrukking moet...
Bankroet gaan
Spreekwoorden: (1914) Bankroet gaan,
d.w.z. failliet gaan, zijne betalingen staken, ‘een bankje leggen’, zooals men in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeide. Het woord ‘bankroet’ hebben wij ontleend aan het fr. banqueroute, een verfranschten vorm van het Italiaansche banca rotta, dat letterlijk wil zeggen ‘gebroken bank.’. Deze uitdrukking moet...
barbertje
Spreekwoorden: (1914) Barbertje moet hangen,
d.w.z. of men onschuldig is, toch wordt men het slachtoffer. Het gezegde is ontleend aan het fragment van een onuitgegeven tooneelspel, dat voorafgaat aan Multatuli's Max Havelaar. Vgl. Het Volk, 13 Sept. 1913 p. 5 k. 4: Dezer dagen zal in den gemeenteraad nog eens ten tooneele worden gevoerd het treurspel H. de Wilt, ofwel ‘Barbertje moet h...
Barbertje moet hangen
Spreekwoorden: (1914) Barbertje moet hangen,
d.w.z. of men onschuldig is, toch wordt men het slachtoffer. Het gezegde is ontleend aan het fragment van een onuitgegeven tooneelspel, dat voorafgaat aan Multatuli's Max Havelaar. Vgl. Het Volk, 13 Sept. 1913 p. 5 k. 4: Dezer dagen zal in den gemeenteraad nog eens ten tooneele worden gevoerd het treurspel H. de Wilt, ofwel ‘Barbertje moet h...
barrebiesjes
Spreekwoorden: (1914) Naar de bar(re)biesjes gaan.
In sommige gedeelten van ons land wordt dit gezegd voor: dood gaan; om zeep gaan, zooals in Friesland: hy giet nei de berbysjes, eig. naar Berbice, het land waar de peper groeit (vgl. hd. ich wollte du wärst wo der Pfeffer wächst) en bekend om zijn moordend klimaat; Harreb. I, 47 b: Ga naar de Berbice. In Kunstl. 146: Je wil toch nou nog...
Basta!
Spreekwoorden: (1914) Basta!
is waa rschijnlijk ontleend aan het italiaansche basta, het is genoeg! genoeg! om aan te duiden, dat men van iets niet verder wil spreken of hooren.4) Het komt o.a. voor bij Brederoo; zie Ndl. Wdb. II, 1057. Vroeger zeide men hiervoor ook: en daar mee holla! of, zooals bij Coster 507, vs. 318: en daar me lapsack! In Zuid-Nederland gebruikt men hie...
bedelstaf
Spreekwoorden: (1914) Tot den bedelstaf (of -zak) geraken
d.w.z. tot de diepste armoede vervallen; eig. genoodzaakt zijn evenals een bedelaar met een stok te schooien: iemand tot den bedelstaf brengen, hem in diepe armoede brengen. Vgl. Halma, 45: Tot den beedelzak gebragt zijn, être réduit à la besace; zoo ook Sewel, 62; lat. ad saccum ire, den bedelzak opvatten. Eerst in de 19<su...
bedelzak
Spreekwoorden: (1914) Tot den bedelstaf (of -zak) geraken
d.w.z. tot de diepste armoede vervallen; eig. genoodzaakt zijn evenals een bedelaar met een stok te schooien: iemand tot den bedelstaf brengen, hem in diepe armoede brengen. Vgl. Halma, 45: Tot den beedelzak gebragt zijn, être réduit à la besace; zoo ook Sewel, 62; lat. ad saccum ire, den bedelzak opvatten. Eerst in de 19<su...
bedsermoen
Spreekwoorden: (1914) Een bedsermoen.
‘Grappige naam voor eene vermaning of terechtwijzing, die een man van zijne vrouw ontvangt, terwijl zij samen te bed liggen.’ In de 17<sup>de<-sup> eeuw in dezen vorm o.a. voorkomend bij Baard, Deugdenspoor bl. 261: ‘Woorden van een Bed-Sermoen’; Ndl. Wdb. II, 1246. Ook was gebruikelijk: gordijnmis (mnl. en 16&l...
bedstro
Spreekwoorden: (1914) Verhuizen kost bedstroo,
d.i. verhuizen brengt veel onkosten mee; immers ‘driemaal verhuisd is zoo goed als éens verbrand’ (Harreb. III, 72 b), welke laatste zegswijze ontleend is aan Benjamin Franklin (1706-1779): three removes are as bad as a fire1). De zegswijze is in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon; vgl. Smetius, 99: Uytvaren (verand...
beentje lichten
Spreekwoorden: (1914) Iemand (een) beentje lichten (of zetten)
d.w.z. iemand bij het worstelen onverwacht doen vallen door hem den voet te lichten; bij overdracht: iemand onderkruipen; Sewel, 67: iemand een beentje zetten, to supplant one; Halma, 46: iemand een beentje of een voetje zetten, donner à qqn. le croc en jambe; Harreb. I, 40 en de syn. uitdr. iemand den voet lichten (zie ald.), dat Halma ver...
beentje zetten
Spreekwoorden: (1914) Iemand (een) beentje lichten (of zetten)
d.w.z. iemand bij het worstelen onverwacht doen vallen door hem den voet te lichten; bij overdracht: iemand onderkruipen; Sewel, 67: iemand een beentje zetten, to supplant one; Halma, 46: iemand een beentje of een voetje zetten, donner à qqn. le croc en jambe; Harreb. I, 40 en de syn. uitdr. iemand den voet lichten (zie ald.), dat Halma ver...
Beer
Spreekwoorden: (1914) Beer.
Dit woord heeft in de studentenwereld de beteekenis van rekening, schuldeischer, in welken zin wij het uit het Duitsch hebben overgenomen, waar in de vorige eeuw bekend was einen Bären anbinden, schulden maken, naast einen Bären losbinden, zijn schuld betalen. In het Fransch kent men faire un loup, schuld maken; un crocodile, een schulde...
Beest
Spreekwoorden: (1914) Beest zijn,
d.i. in het kaartspel geen enkelen slag halen en den geheelen pot moeten inzetten; in de 18<sup>de<-sup> eeuw vrij gewoon (zie o.a. Van Effen, Spect. III, 492). De uitdr. is ontleend aan het Fransch, waar men onder la bête verstaat de som, die men bij verlies in den pot moet betalen; onder faire sa bête verstaat men ‘...
beest maken
Spreekwoorden: (1914) Een beest maken.
Hieronder verstaat men in het biljartspel een stoot maken waarbij men, zonder er op gespeeld te hebben, een bal maakt of caramboleert; ook wel een Arabier genoemd (Ndl. Wdb. II, 577). Voor Zuid-Nederland vgl. Antw. Idiot. 2198: beest, onbehendige, slechte stoot, die toch goed uitvalt. Let men op synonieme zegswijzen als een zwijn; een vieze, smeri...
beest spelen
Spreekwoorden: (1914) De beest spelen,
d.w.z. zich gedragen als een beest; opspelen, zich brutaal gedragen. Het lidw. is te verklaren uit het vroegere geslacht: mnl. beeste (ofr. beste) dat vrouwelijk was, en het nu nog in Vlaanderen is. Vgl. Teirl. 110: de beeste spelen, de beest' uithangen; evenzoo in Antw. Idiot. 195. Bij De Bo, 90: de beeste spelen, van de beeste maken, een helsch ...
Beest zijn
Spreekwoorden: (1914) Beest zijn,
d.i. in het kaartspel geen enkelen slag halen en den geheelen pot moeten inzetten; in de 18<sup>de<-sup> eeuw vrij gewoon (zie o.a. Van Effen, Spect. III, 492). De uitdr. is ontleend aan het Fransch, waar men onder la bête verstaat de som, die men bij verlies in den pot moet betalen; onder faire sa bête verstaat men ‘...
beethebben
Spreekwoorden: (1914) Iemand beethebben (of -nemen)
iemand door hem te slim te wezen in zijne macht hebben, hem bedotten, foppen, een verbale uitdr. ontstaan uit iemand in de beet hebben, iemand in zijne klauwen hebben (om hem te bijten). Zie Tuinman I, 296 en iemand te grazen nemen (Köster Henke, 23), iem. nemen (Köster Henke, 47) of er er tusschen nemen, inpakken, te pakken hebben of ne...
Behept
Spreekwoorden: (1914) Behept zijn met iets,
d.w.z. aan een zedelijk gebrek lijden; 17<sup>de<-sup> eeuw ook: aan een kwaal, een ziekte lijdende zijn, waarnaast ook behipt met (of in) iets zijn voorkwam in den zin van: ergens in betrokken zijn. Men houdt behept (dat voor ons taalgevoel verwant is met hebben, vandaar de spelling behebd) voor een versmelting van mnl. beheept (fri. ...
Behept zijn met iets
Spreekwoorden: (1914) Behept zijn met iets,
d.w.z. aan een zedelijk gebrek lijden; 17<sup>de<-sup> eeuw ook: aan een kwaal, een ziekte lijdende zijn, waarnaast ook behipt met (of in) iets zijn voorkwam in den zin van: ergens in betrokken zijn. Men houdt behept (dat voor ons taalgevoel verwant is met hebben, vandaar de spelling behebd) voor een versmelting van mnl. beheept (fri. ...
Bekaaid
Spreekwoorden: (1914) Bekaaid ergens afkomen,
d.w.z. slecht afkomen van iets, er schaap afkomen (Gunnink, 201); teleurgesteld zijn; sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw gebruikelijk (Winschooten, 18). Wellicht is (be)kaaien verwant aan (be)kauwen, een wisselvorm van (be)keeuwen, dat in de Zaanstreek (Boekenogen, 410) gezegd wordt van visschen, die in slecht water boven komen om lucht. ...
Bekaaid ergens afkomen
Spreekwoorden: (1914) Bekaaid ergens afkomen,
d.w.z. slecht afkomen van iets, er schaap afkomen (Gunnink, 201); teleurgesteld zijn; sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw gebruikelijk (Winschooten, 18). Wellicht is (be)kaaien verwant aan (be)kauwen, een wisselvorm van (be)keeuwen, dat in de Zaanstreek (Boekenogen, 410) gezegd wordt van visschen, die in slecht water boven komen om lucht. ...
Bekaf
Spreekwoorden: (1914) Bekaf zijn,
d.w.z. uitgeput, doodmoe, doodaf zijn; 't end in den bek hebben (De Vries, 70); fri. bek-ôf, bek-ou. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bestond de uitdr. ‘een paard den bek afrijden’, een paard zoo afrijden, dat het over zijn asem is en van het hijgen niet meer voort kan, dus afmennen; hieruit ontstond: ‘een paard bekaf...
Bekaf zijn
Spreekwoorden: (1914) Bekaf zijn,
d.w.z. uitgeput, doodmoe, doodaf zijn; 't end in den bek hebben (De Vries, 70); fri. bek-ôf, bek-ou. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bestond de uitdr. ‘een paard den bek afrijden’, een paard zoo afrijden, dat het over zijn asem is en van het hijgen niet meer voort kan, dus afmennen; hieruit ontstond: ‘een paard bekaf...
Bekend als de bonte hond
Spreekwoorden: (1914) Bekend (of gezien) als de bonte hond
d.w.z. algemeen bekend; ook: ongunstig bekend. Wellicht is bonte hond een der vele benamingen voor den duivel; zie Niermeyer, 601) en let op het lidw. van bepaaldheid. In de 16<sup>de<-sup> eeuw staat deze zegswijze opgeteekend bij Campen, 103: Hy is bekent als een bont Hont; verder bij Spaan, 24; 186. Later is zij verlengd met het toe...
Beklonken
Spreekwoorden: (1914) Beklonken zijn,
d.w.z. vastgesteld, beslist zijn, van eene overeenkomst gezegd. Men denke hier niet aan het klinken der wijnglazen, maar aan beklinken in den zin van vastklinken, bevestigen; vgl. de zaak is tusschen hen geklonken, waarin klinken eveneens vastslaan beteekent. Zie Noord en Zuid XXI, 443; Ndl. Wdb. II, 1606 en vgl. het Friesch: 't is biklonken, bekl...
Beklonken zijn
Spreekwoorden: (1914) Beklonken zijn,
d.w.z. vastgesteld, beslist zijn, van eene overeenkomst gezegd. Men denke hier niet aan het klinken der wijnglazen, maar aan beklinken in den zin van vastklinken, bevestigen; vgl. de zaak is tusschen hen geklonken, waarin klinken eveneens vastslaan beteekent. Zie Noord en Zuid XXI, 443; Ndl. Wdb. II, 1606 en vgl. het Friesch: 't is biklonken, bekl...
Bekocht
Spreekwoorden: (1914) Bekocht zijn,
d.w.z. bij een koop bedrogen zijn, een slechten koop gedaan hebben, gesnoten zijn (17<sup>de<-sup> eeuw); ook fig. In de middeleeuwen kende men een wkw. enen becopen, in den zin van bij een verkoop winst behalen op iemand, een goeden verkoop doen aan iemand; in het passief becocht, duur gekocht, van een zaak, bijv. een onderneming; bec...
Bekocht zijn
Spreekwoorden: (1914) Bekocht zijn,
d.w.z. bij een koop bedrogen zijn, een slechten koop gedaan hebben, gesnoten zijn (17<sup>de<-sup> eeuw); ook fig. In de middeleeuwen kende men een wkw. enen becopen, in den zin van bij een verkoop winst behalen op iemand, een goeden verkoop doen aan iemand; in het passief becocht, duur gekocht, van een zaak, bijv. een onderneming; bec...
bekokstoven
Spreekwoorden: (1914) Iets bekokstoven,
d.w.z. iets klaar maken, beredderen, bedisselen, bekonkelen. Zie Haagsche Post, 27 Juli 1918, p. 879: En alsof het gold een vraag die de overgroote meerderheid steeds uitermate weinig belang heeft ingeboezemd, gaat men voort in het donker alles te bekokstoven; Handelsblad, 7 Juni (1921 (A), p. 1, k. 2: De buitenstaanders, die af en toe hooren wat ...
bekomst
Spreekwoorden: (1914) Zijn bekomst hebben van iets,
d.w.z. er genoeg van hebben, ironisch gebruikt van iets onaangenaams. Het znw. bekomst, waarnaast mnl. becomte, is afgeleid van het ww. bekomen in den zin van behagen; het wil dus eigenlijk zeggen: zooveel als iemand behaagt, zooveel als hij lust. De uitdr. dagteekent uit de 17<sup>de<-sup> eeuw; zie Ndl. Wdb. II, 1624 en vgl. nog Halm...
Belam
Spreekwoorden: (1914) Belam,
d.w.z. waarachtig, zeker; ontleend aan ik ben lam (als het niet waar is), syn. van ik mag doodvallen als, enz. Zie Tijdschrift XXIX, 98 en Landl. 306: Ja, mensch da kreng is nou belam toch al twintig.... en dat laat z'n moeder maar darre en zwoege; Het Volk, 10 Oct. 1913 p. 5 k. 2: En ik moest bij lam bekennen veel van wat-ie zei was waar; Boefje,...
Belazerd
Spreekwoorden: (1914) Belazerd,
in de uitdr. belazerd zijn, d.i. gek zijn; eig. aangetast zijn door de lazarus-ziekte, de melaatschheid; mnl. belasert was synoniem van besiect, fri. bisiucht, zaansch besjoecheld (Boekenogen, 55), getikt zijn. Zie Ndl. Wdb. II, 1682; fri. bilazerd; Molema, 501; Opprel, 46 b; Gunnink, 105: beläzen, bedriegen; Bruijel, 93; V. Schothorst, 104....
belezen
Spreekwoorden: (1914) Iemand belezen,
d.w.z. hem bezweren, overhalen; eig. een tooverformulier over hem lezen, hem betooveren, bezweren, fr. exorciser; mnl. enen belesen; Plantijn: Belesen, coniurer par lecture, exorcizare, lectione adiurare. Ook in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon; vgl. Huydecoper, Proeve, III, 34-36. Zie voor dergelijke formules Ons Volksleven III, 50...
Belhamel
Spreekwoorden: (1914) Belhamel.
In eigenlijken zin is een belhamel een hamel (schaap1)), die met een belletje om den hals, aan het hoofd van de kudde gaat; bij overdracht en vergelijking: een aanvoerder bij een oproer, een haantje de voorste, een baldadige jongen; hd. Leit-, Bellhammel; eng. bellwether (ook in gunstigen zin). Vgl. reeds Kiliaen, die het vertaalt door vervex sect...
Belofte maakt schuld
Spreekwoorden: (1914) Belofte maakt schuld.
Een reeds in den Saksenspiegel voorkomende gedachte ‘wye ycht... lovet, dye sal yt gelden’. Oorspronkelijk waarborgde niet elke belofte de nakoming. Dit gold alleen van de vormelijke belofte2). De uitdr. komt verder voor in het Mnl. loofte maket schult; alle gelofte is scout; belofte es schult; voorwaerde dat es scult; bij Goedthals 11...
Ben je zestig
Spreekwoorden: (1914) Ben je zestig?
d.w.z. ben je niet goed wijs? ben je van God verlaten? (n<sup>o<-sup>. 197); loop je met vrageboekjes?2); eig. ben je zestig jaar, daar op dien leeftijd gewoonlijk de zinnen beginnen te verzwakken3). Vgl. d' Enchuyser Ybocken, 143:
benauwde kat maakt rare sprongen
Spreekwoorden: (1914) Een benauwde kat maakt rare sprongen,
d.w.z. iemand die in groote verlegenheid zit, doet vreemde dingen. Vgl. Harreb. I, 385: Een kat, die in 't naauw zit, maakt vieze (= zonderlinge) sprongen. Een gepraamde kat zal dwars door de vensters vliegen om ruimte te hebben; De Arbeid, 18 Febr. 1914, p. 1 k. 1: Een kat die in 't nauw zit maakt rare sprongen. Zoo doet de economist van ‘D...
bengel van een jongen
Spreekwoorden: (1914) Een bengel van een jongen.
De oorspr. bet. van bengel is stok, knuppel en vandaar bij overdracht een lomperd, gemeene kerel, deugniet, guit; vgl. een vlegel3), bonk, knoet, knevel, schoft, een gaffel van een jong (Bergsma, 117); het mnl. en 17<sup>de<-sup>-eeuwsche schudde (gaffel, schurk) en het 17<sup>de<-sup>-eeuwsche loer (zie iem. een loer draai...
Benjamin
Spreekwoorden: (1914) Benjamin,
d.w.z. de jongste zoon, aldus genoemd naar den jongsten zoon van Jacob; ook de lieveling van vader en moeder, de frul of 'et febbeken, zooals de Antwerpenaars zeggen. Zie Laurillard, 5; Zeeman, 71 en Antw. Idiot. 415; 4351). Ook in het fr. en hd. wordt Benjamin in dezen zin gebruikt.
berechts
Spreekwoorden: (1914) Die aan den weg timmert, heeft veel berechts,
ook wie timmert aan den weg, hoort allemans gezeg, d.w.z. wanneer iemand iets in het openbaar doet, staat hij bloot aan de critiek, de bedilling van velen. Een algemeen bekend spreekwoord, dat we lezen bij Goedthals, 70: Die by den weghe timmert, heeft veel berechts, qui edifie en grand place, faict maison trop haute, ou trop basse; Prov. Comm. 23...
berg heeft een muis gebaard
Spreekwoorden: (1914) De berg heeft een muis gebaard,
d.i. wat veel beloofde is op niets uitgeloopen, eene navolging van Horatius (ad Pison. 139): parturiunt montes, nascetur ridiculus mus (ontleend aan een fabel van Phaedrus, 4, 22), dat herinnert aan het Grieksch ὢδινεν ὂÏος, τὸο δ´ ἔτεκε μῦν. Zie Cats I, 522: Het baren van bergen komt uyt op een muys; De Brune, 229: 't...
Bergen en dalen ontmoeten elkander niet maar mensen wel
Spreekwoorden: (1914) Bergen en dalen ontmoeten elkander niet, maar menschen wel.
Men bezigt deze zegswijze bij een zeer onverwachte ontmoeting. Ze komt bij ons eenigszins anders voor in de 17<sup>de<-sup> eeuw bij De Brune, 224:
Berouw
Spreekwoorden: (1914) Berouw komt meestal te laat.
Deze gedachte wordt in de 17<sup>de<-sup> eeuw aangetroffen bij Brederoo I, 130, 756: Het spa-berouw doet selden baet; De Brune, Bank. 2, 100: Berouw te laet, en doet gheen baet; Willem Leevend, IV, 72. Bij andere of dezelfde schrijvers wordt de meening verkondigd, dat berouw nooit te laat komt; vgl. Gruterus I, bl. 94: Berou quam noit...
Berouw komt meestal te laat
Spreekwoorden: (1914) Berouw komt meestal te laat.
Deze gedachte wordt in de 17<sup>de<-sup> eeuw aangetroffen bij Brederoo I, 130, 756: Het spa-berouw doet selden baet; De Brune, Bank. 2, 100: Berouw te laet, en doet gheen baet; Willem Leevend, IV, 72. Bij andere of dezelfde schrijvers wordt de meening verkondigd, dat berouw nooit te laat komt; vgl. Gruterus I, bl. 94: Berou quam noit...
beslag
Spreekwoorden: (1914) Zijn beslag krijgen,
d.i. zijne voltooiïng krijgen, tot stand gekomen zijn; sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon, ook van stoffelijke zaken. Het znw. beslag is in deze uitdr. eene afleiding van het wkw. beslaan, dat in de middeleeuwen o.a. beteekende ‘inrichten’, ‘ordenen’; zie Ndl. Wdb. II, 2027; fri. syn bislach krije.
Beslagen
Spreekwoorden: (1914) Beslagen ten ijs komen,
d.w.z. goed toegerust zijn; voorbereid zijn op iets, of zooals men vroeger ook zeide zijn stukken goed op het bord (schaakbord) hebben. Bij Win-
Beslagen ten ijs
Spreekwoorden: (1914) Beslagen ten ijs komen,
d.w.z. goed toegerust zijn; voorbereid zijn op iets, of zooals men vroeger ook zeide zijn stukken goed op het bord (schaakbord) hebben. Bij Win-
Beslagen ten ijs komen
Spreekwoorden: (1914) Beslagen ten ijs komen,
d.w.z. goed toegerust zijn; voorbereid zijn op iets, of zooals men vroeger ook zeide zijn stukken goed op het bord (schaakbord) hebben. Bij Win-
beslapen
Spreekwoorden: (1914) Zich beslapen op iets,
d.w.z. een nacht laten voorbijgaan, voordat men een besluit neemt; mnl. en thans nog in Zuid-Nederland slapen op iets; vgl. het lat. in nocte consilium. Bij Goedthals, 39: Ick salder op slapen, la nuict donne conseil. Doch bij Campen, 12: Wy willen ons te nacht daer op beslapen; bl. 110: Wy willender ons op beslapen. Zie verder Suringar, Erasmus X...
Bestand zijn
Spreekwoorden: (1914) Bestand zijn (tegen),
d.i. tegen iemand of iets kunnende standhouden, er tegen opgewassen zijn. Het bijv. naamw. bestand is eene samenstelling van be (toonlooze vorm van bi) en het znw. stand, toestand, gesteldheid, staat, zoodat ‘bestand zijn’ eig. wil zeggen ‘in staat zijn’, ‘toereikend zijn’ (vgl. hd. im Stande sein), waaruit zich...
Bestand zijn tegen
Spreekwoorden: (1914) Bestand zijn (tegen),
d.i. tegen iemand of iets kunnende standhouden, er tegen opgewassen zijn. Het bijv. naamw. bestand is eene samenstelling van be (toonlooze vorm van bi) en het znw. stand, toestand, gesteldheid, staat, zoodat ‘bestand zijn’ eig. wil zeggen ‘in staat zijn’, ‘toereikend zijn’ (vgl. hd. im Stande sein), waaruit zich...
beste paard struikelt wel eens
Spreekwoorden: (1914) Het beste paard struikelt wel eens,
d.w.z. ook de beste kan wel eens iets verkeerds doen; syn. van: aan een goed visscher ontglipt wel een aal5); een goed schutter schiet wel mis6); de beste breister laat wel eens een steek vallen7); een wijze hen legt wel een ei in de brandnetels of in 't riet8); een goed schipper zeilt wel eens tegen een paal (Tuinman II, 10); een goed Seeman werd...
beste paarden vindt men op stal
Spreekwoorden: (1914) De beste paarden vindt men op stal.
Men zegt dit om te kennen te geven, dat die meisjes, welke altijd op straat loopen of zich veel in het publiek vertoonen, niet zoo goed zijn als zij, die thuis haren plicht vervullen en zich aldaar bezig houden. Vgl. Huygens, Zeestraet, vs. 534:
beste stuurlui staan aan wal
Spreekwoorden: (1914) De beste stuurlui staan aan wal.
‘Die aan land van verren een schip in storm op de zee zien, plegen zich in te beelden, dat zy 't beter zouden terecht stieren en redden, dan die 'er in zyn, terwyl zy in zulk een ongeval meer raadeloos en bandeloos zouden staan’ (Tuinman II, 162). Bij overdracht heeft deze spreekw. de bet. aangenomen van ‘zij, die in gelijke omst...
bestekamer
Spreekwoorden: (1914) De bestekamer.
Deze sedert de 18<sup>de<-sup> eeuw gebruikelijke benaming voor het geheim gemak (vgl. mnl. heimelicheit; fr. commodité, lieu d'aisance), het geriefke (17<sup>de<-sup> eeuw1)) is geen verbastering van het mnl. basse camere, lat. camera bassa, ofr. chambre basse, eig. benedenkamer, maar een ironische benaming van wat ...
Beter benijd dan beklaagd
Spreekwoorden: (1914) Beter benijd dan beklaagd.
Deze zegswijze is bij ons opgeteekend in de 16<sup>de<-sup> eeuw. Wij lezen ze bij Campen, 70: Beter benydet dan beclaeget; Servilius, 161*: tIs beter benydt, dan beclaecht; zie verder bij Spieghel, 276; Mergh. 4; Cats I, 504; Vondel, Jeptha, vs. 602: 't Is beter zoo benyt, dan droef beklaeght; Coster, bl. 512: Alst Godt behaecht, ist ...
Beter een goede buur dan een verre vriend
Spreekwoorden: (1914) Beter een goede buur dan een verre vriend.
Deze gedachte vindt men in den Bijbel, Spreuken 27: 10, uitgedrukt met de woorden: Beter is een gebuer die naby is, dan een broeder die
Beter een half ei dan een lege dop
Spreekwoorden: (1914) Beter een half ei dan een leêge dop,
d.w.z. beter iets, al is het ook niet alles, dan niets; ‘als men het geheel (b.v. zijner wenschen) niet verkrijgen kan, moet men zich vergenoegen met wat men kan erlangen, laat staan, dat hooghartig versmaden’ (Ndl. Wdb. V, 1592; III, 3136). De uitdr. staat opgeteekend bij Campen, 11: tIs beter een half ey dan een ydel doppe, waarvoor ...
Beter éen vogel in de hand dan tien in de lucht
Spreekwoorden: (1914) Beter éen vogel in de hand dan tien in de lucht,
d.i. het zekere is boven het onzekere te verkiezen; eene gedachte, die op soortgelijke wijze al vroeg in onze literatuur wordt uitgedrukt. Vgl. Boeth. 190 c: Beter es een mussce in de hant dan twee up dhaghe; Goedthals, 48: Beter eenen vogel in de hant dan thien over 't lant, mieux vaut un present, que deux, et dire, attends; Prov. Comm. 135: bete...
Beter hard geblazen dan de mond gebrand
Spreekwoorden: (1914) Beter hard geblazen dan den mond verbrand ( of gebrand).
Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon in den zin van het is beter veel, misschien onnoodige drukte te maken ter voorkoming van ongelukken, dan schade te lijden. Zie Spieghel, 279; Coster, 40, vs. 902: Beter dat je stijf blaest dan datje je mongt barrent; Smetius, 77; De Brune, 230:
Beter te trouwen dan te branden
Spreekwoorden: (1914) Beter te trouwen dan te branden,
d.i. beter te trouwen dan in stilte te verteren van onbevredigden hartstocht. De woorden zijn ontleend aan 1 Cor. 7, 9: Het is beter te trouwen dan te branden, d.i. ‘ter voldoening zijner neigingen een wettig huwelijk te sluiten dan een onheilig vuur in zich zelven te laten woeden en daardoor tot ongeoorloofde blussching van dien hartstocht ...
Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald
Spreekwoorden: (1914) Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald,
d.w.z. het is beter halverwege terug te keeren, wanneer men den slechten weg bewandelt, en te trachten een beter leven te leiden, dan op dien weg voort te gaan. In Zuid-Nederland onbekend. In het mnl. bij Willem v. Hildegaersberch, LIX, 23:
Betje
Spreekwoorden: (1914) Tante Meijer (-Betje
eene verbloemende benaming voor het privaat (mlat. camera privata), de bestekamer (zie n<sup>o<-sup>. 216), waarheen de keizer te voet gaat2), de W.C. (eng. watercloset); fri. it hûskje; dial. het huiske, huisie(n) (o.a. Boekenogen, 359; Houben, 97; Gunnink, 227), 16<sup>de<-sup> eeuw harmen's huysken (Teuthonista), ...
beu zijn
Spreekwoorden: (1914) Iets beu zijn,
d.w.z. er genoeg van hebben, iets moe zijn; mnl. mi heeft boy, ik ben beu van; oorsprong onbekend. Kiliaen vermeldt: Bo, satur, oppletus, obrutus cibo, potu; doch in de 16<sup>de<-sup> eeuw is ook beu niet onbekend, blijkens Spieghel, Hertspieghel, 6, vs. 498: Bue van boekwey koeken. Zie ook Brederoo, Angeniet, vs. 664 en Halma, 66: Ik...
beuker van een jongen
Spreekwoorden: (1914) Een beuker van een jongen.
Onder een beuker verstaat men in eig. zin een klopper, een stamper, een werktuig om vlas, koren te dorschen, mnl. boker, fri. beuker; vandaar bij overdracht ‘een kleine, stevige jongen’; vgl. no. 201 en zie Ndl. Wdb. II, 2273; Molema, 33 b: beuker = kleine jongen; fri. lytse beuker, kleine jongen; oostfr. bötel, kleine jongen; ned...
beunhaas
Spreekwoorden: (1914) Een beunhaas,
d.w.z. een knoeier, iemand die zijn vak niet verstaat; een krabber (Antw.); nhd. böhnhase, dat uit het Nederduitsch is overgenomen, waarin het in de 16<sup>de<-sup> eeuw voorkomt als bonehase. Ook was aldaar bekend een wkw. bonehasen, d.w.z. geen lid zijn van eenig gild en toch een gildenering of gildeambacht uitoefenen, in welken...
beurs snijden
Spreekwoorden: (1914) De beurs snijden,
d.w.z. zakkenrollen; eig. de beurs afsnijden. De uitdr. bewaart eene herinnering aan de vroegere gewoonte van de beurs niet in den zak, maar aan een riem of een koord te dragen, die bevestigd was aan een leeren band, welke om den middel zat of in de mouw verborgen was. Vgl. het mnl. een tronkeborse (mnl. tronken = knotten, afhouwen), borsen sniden...
bewimpelen
Spreekwoorden: (1914) Iets bewimpelen,
d.w.z. iets bedekken, verbloemen, bemantelen (hd. bemänteln); eig. met een wimpel (sluier; ofr. guimple; fr. guimpe) bedekken. Vgl. het mnl. bewimpelen, ommewimpelen, verwimpelen, sluieren, bedekken, omhullen, vermommen, en in fig. zin Reyn. II, 4194: ‘(Die) een loghen wil visieren (verzinnen).... ende so bewimpelen (inkleeden), daer me...
bezeten
Spreekwoorden: (1914) Bezeten zijn,
d.w.z. door den duivel, den boozen geest bezeten zijn, in diens bezit of macht zijn, beduiveld zijn, fr. endiablé; in de middeleeuwen beseten sijn van (of met) den viant (= duivel). Zie Mnl. Wdb. I, 1027; Ndl. Wdb. II, 2456; fr. être possédé; hd. besessen sein; eng. to be possessed. In het Mnl. zeide men ook in denzelfde...
Bezeten zijn
Spreekwoorden: (1914) Bezeten zijn,
d.w.z. door den duivel, den boozen geest bezeten zijn, in diens bezit of macht zijn, beduiveld zijn, fr. endiablé; in de middeleeuwen beseten sijn van (of met) den viant (= duivel). Zie Mnl. Wdb. I, 1027; Ndl. Wdb. II, 2456; fr. être possédé; hd. besessen sein; eng. to be possessed. In het Mnl. zeide men ook in denzelfde...
bezint
Spreekwoorden: (1914) (Be)zint eer gij begint.
Dit gezegde komt in onze taal voor bij Plantijn: Beraedt u, ende versint eer ghy yet beghint, conseille toy, et delibere premier que de rien commencer, priusquam incipias, consulto opus est; Goedthals, 39: Haestighen raet en was noyt goet, versint eer ghy begint; Campen, 3: Versint eer ghy begint; Sart. I, 8, 60; II, 1, 73: Eerst wel versint, dan ...
Bezint eer gij begint
Spreekwoorden: (1914) (Be)zint eer gij begint.
Dit gezegde komt in onze taal voor bij Plantijn: Beraedt u, ende versint eer ghy yet beghint, conseille toy, et delibere premier que de rien commencer, priusquam incipias, consulto opus est; Goedthals, 39: Haestighen raet en was noyt goet, versint eer ghy begint; Campen, 3: Versint eer ghy begint; Sart. I, 8, 60; II, 1, 73: Eerst wel versint, dan ...
biecht
Spreekwoorden: (1914) Bij den duivel te biecht gaan,
d.w.z. aan een vijand of iemand, die niet te vertrouwen is, zijne geheimen toevertrouwen. Ook vindt men bij den beul, den hangdief, den drommel
biezen
Spreekwoorden: (1914) Zijn biezen pakken,
d.w.z. er vandoor gaan, zijn matten oprollen. Onder biezen zal men matten moeten verstaan; waarschijnlijk de matten, die rondreizende kunstemakers op den grond leggen, om er hunne kunsten op te vertoonen2), voor welke meening pleit het Westvl. zijne schilderij oprollen en elders gaan zingen, vertrekken, heengaan, zijne matten oprollen (Schuerm. 58...