F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883
Boven het hoofd hangen
Spreekwoorden: (1914) Boven het hoofd hangen,
d.w.z. te wachten staan, dreigen; eig. gezegd van een bui, van dreigend onweer, en niet ontleend aan het zwaard van Damocles. Vgl. Sart. III, 7, 8: Onrust ende onweer hanght ons over 't hooft; Pers, 534 b: 551 b: Hy verhaelde hem dat die van Brabant daerdoor hadden oorsaeke genomen, om sonder onderscheyt alle soldaten en vele Heeren op 't lyf te v...
Boven Jan zijn
Spreekwoorden: (1914) Boven Jan zijn,
d.w.z. de moeilijkheden te boven zijn; in Vlaanderen ook: tot welstand gekomen zijn (Schuermans, Bijv. 50 a). In bijna gelijken zin aldaar: Piet boven Jan zijn, weer frisch en gezond zijn als te voren (Schuerm. 447 a). In het land van Waas: Jan uit zijn, in 't kaartspel, slagen genoeg hebben om te winnen, en Jan uit zijn, gewonnen hebben, uit den ...
Boven water zijn
Spreekwoorden: (1914) Boven water zijn,
d.w.z. uit den nood, uit de moeilijkheid zijn; eig. gezegd van iemand, die in het water is gevallen en het hoofd weer boven weet te krijgen; vgl. ook het hoofd boven (water) houden2), zich weten staande te houden; het fr. revenir sur l'eau, échapper à la ruine; hd. wieder über Wasser kommen; eng. to be above water. Zie Winschoot...
bovenhand
Spreekwoorden: (1914) De bovenhand krijgen, - nemen - hebben,
d.i. winnen, zegevieren, den meesten invloed krijgen, bovenkomen (Teirl. 205) of de bovenlage krijgen (Teirl. 206); het znw. ‘hand’ heeft in deze uitdr. de bet. van macht. Ook de overhand hebben (hd. die oberhand haben), dat bij Kiliaen staat opgeteekend in den zin van praevalere, victoria potiri, vincere; fr. avoir le dessus; eng. to ...
bovenhand krijgen - nemen - hebben
Spreekwoorden: (1914) De bovenhand krijgen, - nemen - hebben,
d.i. winnen, zegevieren, den meesten invloed krijgen, bovenkomen (Teirl. 205) of de bovenlage krijgen (Teirl. 206); het znw. ‘hand’ heeft in deze uitdr. de bet. van macht. Ook de overhand hebben (hd. die oberhand haben), dat bij Kiliaen staat opgeteekend in den zin van praevalere, victoria potiri, vincere; fr. avoir le dessus; eng. to ...
Bovenkamer
Spreekwoorden: (1914) Bovenkamer.
Dit woord wordt figuurlijk gebezigd voor hersenen, hoofd in de schertsende uitdrukkingen: het scheelt hem in zijne bovenkamer (vgl. Schuerm. 177 b) naast hij heeft het in zijn bovenkwartier (Teirl. 205); het in zijn bovenkamer hebben of krijgen, trotsch zijn of worden (Waasch Idiot. 141 a; Antw. Idiot. 289); 't Daghet XII, 189; de bovenkamer is ni...
bovenkamers te huur hebben
Spreekwoorden: (1914) Kamers (of bovenkamers) te huur hebben.
Een schertsende uitdr. voor niet wel bij het hoofd zijn, dom zijn, niet pluis zijn in zijne bovenverdieping (eng.: in the attic or in the upper story); eig. een leeg hoofd hebben; Harreb. I, 347. Ook in het Engelsch zegt men to have apartments to let; in het fr. avoir des chambres à louer. Zie n<sup>o<-sup>. 337.
boventoon
Spreekwoorden: (1914) Den boventoon voeren.
Onder den boventoon verstaat men in eigenlijken zin ‘dien toon, Welke door zijne hoogte of geluidsterkte boven alle andere uit gehoord wordt’. In toepassing op gesprekken: het hoogst en het luidst spreken, ‘het hoogste woord’ hebben; en in toepassing op gemoedsstemmingen: het duidelijkst waarneembaar zijn of blijken, en als...
boventoon voeren
Spreekwoorden: (1914) Den boventoon voeren.
Onder den boventoon verstaat men in eigenlijken zin ‘dien toon, Welke door zijne hoogte of geluidsterkte boven alle andere uit gehoord wordt’. In toepassing op gesprekken: het hoogst en het luidst spreken, ‘het hoogste woord’ hebben; en in toepassing op gemoedsstemmingen: het duidelijkst waarneembaar zijn of blijken, en als...
boycotten
Spreekwoorden: (1914) Iemand boycotten,
d.w.z. iemand uitsluiten, in den ban doen, niet meer willen werken voor, leveren aan of koopen bij, iemand doodverklaren. Het wkw. is afgeleid van den naam van kapitein James Boycott, rentmeester op een landgoed in Ierland, die in 1880 door de Iersche ‘land-league’ in den ban gedaan werd; vandaar ook de boycot uitschrijven of uitspreke...
boze Griet
Spreekwoorden: (1914) Een (booze) Griet.
Benaming van een kwade, booze vrouw; een dulle Griet, kwade vrouw (Waasch Idiot. 266; Teirl. 518). In de 17<sup>de<-sup> eeuw bij Cats in dezen zin gebruikt (Ndl. Wdb. V, 698); zie ook Kluchtspel II, 189: een Griet (een boos wijf). Waarom juist deze naam eene dergelijke vrouw aanduidt, is
braak
Spreekwoorden: (1914) Braak liggen,
d.w.z. gedurende eenigen tijd onbebouwd blijven liggen. Onder het znw. braak verstaat men oorspronkelijk ‘het omwerken en gedurende zekeren tijd onbezaaid laten van den grond (meestal gepaard met bemesting), hetgeen, telkens na zeker aantal jaren herhaald, aan het uitgeputte bouwland weder nieuwe kracht en vruchtbaarheid geeft’. Thans ...
Braak liggen
Spreekwoorden: (1914) Braak liggen,
d.w.z. gedurende eenigen tijd onbebouwd blijven liggen. Onder het znw. braak verstaat men oorspronkelijk ‘het omwerken en gedurende zekeren tijd onbezaaid laten van den grond (meestal gepaard met bemesting), hetgeen, telkens na zeker aantal jaren herhaald, aan het uitgeputte bouwland weder nieuwe kracht en vruchtbaarheid geeft’. Thans ...
Bram
Spreekwoorden: (1914) Een Bram,
d.w.z. iemand die zich onderscheidt door kostbare, opzichtige kleedij, door groote verteringen, iemand die een weelderig of losbandig leven leidt, een Jan, een Piet; ook een Jan van een Bram, een geweldige opsnijder. De naam is verkort uit Abraham, doch heeft deze beteekenis aangenomen onder invloed van het wkw. brammen, dat vroeger ‘pralen&...
Brandbrief
Spreekwoorden: (1914) Brandbrief,
Een in de 16<sup>de<-sup> eeuw voorkomend woord; vgl. o.a. Kil.: Brand-brief, literae incendiariae, litterae indictionis incendij: dus een brief, een bewijs van door brand geleden schade, daarna dringend verzoek om hulp op grond van dien brief. Bij uitbreiding: een brief, waarin men dringend maant om betaling van verschuldigde gelden; ...
Branden als een lier
Spreekwoorden: (1914) Branden als een lier,
d.w.z. uitstekend, flink branden, wel bekend uit het liedje: Jan brandt de lamp nog? Moeder, als een lier1). Ook zegt men het gaat als een lier, fri. it giet as in liere, 't gaat zonder haperen, 't gaat van zelf, gesmeerd; meest van een machinalen arbeid gezegd (Molema, 244 b en Taalgids V, 171), dat in de 17<sup>de<-sup> eeuw wordt aa...
Brandmerken
Spreekwoorden: (1914) Brandmerken.
Eigenlijk een misdadiger met een gloeiend ijzer een brandmerk inbranden; bij overdracht: ‘iemand eene onuitwischbare blaam aanwrijven, hem of het als geschandvlekt aanwijzen’; Ndl. Wdb. III, 1111. In de 17<sup>de<-sup> eeuw in dezen zin in gebruik. Vgl. Hooft I, 134, 189:
Brani
Spreekwoorden: (1914) Brani(e),
d.w.z. een waaghals, maar ook een bluffer, een geurmaker, een heer. Branie is een maleisch bijv. naamw. brani, b[a bakje]ráni, dat moedig, stout beteekent (Veth, Uit Oost en West, 313), in welken zin het voornamelijk in Ned.-Indië gebezigd wordt (zie Ndl. Wdb. III, 1137). Daarna is het toegepast op personen, die veel durven wagen in de...
Branie
Spreekwoorden: (1914) Brani(e),
d.w.z. een waaghals, maar ook een bluffer, een geurmaker, een heer. Branie is een maleisch bijv. naamw. brani, b[a bakje]ráni, dat moedig, stout beteekent (Veth, Uit Oost en West, 313), in welken zin het voornamelijk in Ned.-Indië gebezigd wordt (zie Ndl. Wdb. III, 1137). Daarna is het toegepast op personen, die veel durven wagen in de...
brave Hendrik
Spreekwoorden: (1914) Een brave Hendrik,
d.i. een zoete, gehoorzame jongen; ook: een sufferd, een die niets durft; of in een ongunstiger zin een jongen die zich braaf voordoet, een schijnheilige, die ze achter de mouw heeft. Eigenlijk is de Brave Hendrik de titel van een in het begin der vorige eeuw in de scholen veel gelezen boekje, geschreven door Nicolaas Anslijn (1777-1838), waarin a...
breede weg
Spreekwoorden: (1914) De breede weg,
d.i. ‘de weg van het zedelijk verderf, van de zonde; de groote gemakkelijke, door de meeste menschen gevolgde levensweg; in tegenstelling met ‘het enge pad der deugd (fr. la voie étroite) dat tot het leven leidt’ (Ndl. Wdb. III, 1170; XII, 137; Laurillard, 64); ontleend aan Matth. VII, 13: Gaet in door de enge poorte: want...
breeden rug hebben
Spreekwoorden: (1914) Een breeden rug hebben.
Men zegt dit in scherts van iemand, wien men alles ten laste legt, een zondebok; ook van iemand, die de verantwoordelijkheid draagt en zich er weinig van aantrekt; vgl. Ndl. Wdb. III, 1170; Joos, 113; Antw. Idiot. 1048; Waasch Idiot. 563 a en W. Dijkstra II, 386: ik hab in bréde rêch, dêr kin folle op ôfstuitsje. Dat de ze...
Breeuwer
Spreekwoorden: (1914) Mijn vader is geen bremer (of breeuwer).
Dit wordt gezegd als men iemand het werk uit de handen wil nemen en hij het moet opgeven, het onvoltooid moet laten; vandaar dat ook als toevoegsel volgt: ik laat mij het werk niet uit de handen nemen. Vgl. ook in het oostfri.: Ik bin kên Brêmer, ik lât mi 't nich ût de Hand nêmen (Eckart, 61). Een Bremer zijn komt in...
breeveertien opgaan opvaren
Spreekwoorden: (1914) De breeveertien opgaan, opvaren,
den breeden weg opgaan, een los leven leiden; in de 18<sup>de<-sup> eeuw: met de noorderzon verdwijnen. Onder de breeveertien verstaat men volgens het Ndl. Wdb. III, 1205 een groote breede zandbank vóór de Hollandsche kust, die zich uitstrekte tot op de hoogte van Tessel. De uitdr. is ‘denkelijk ontleend aan de taal...
brekebeen
Spreekwoorden: (1914) Een brekebeen,
eig. iemand die zwakke beenen heeft en ze licht breekt; vandaar: een sukkel, een knoeier; beunhaas. Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend; Ndl. Wdb. III, 1226; Sewel, 142: Breekebeen, a pityfull workman; Molema, 184 a en voor de vorming Wilmanns, Deutsche Grammatik<sup>1<-sup>, II § 304.
Bremer
Spreekwoorden: (1914) Mijn vader is geen bremer (of breeuwer).
Dit wordt gezegd als men iemand het werk uit de handen wil nemen en hij het moet opgeven, het onvoltooid moet laten; vandaar dat ook als toevoegsel volgt: ik laat mij het werk niet uit de handen nemen. Vgl. ook in het oostfri.: Ik bin kên Brêmer, ik lât mi 't nich ût de Hand nêmen (Eckart, 61). Een Bremer zijn komt in...
bres
Spreekwoorden: (1914) In de bres springen voor iemand,
ook zich voor iemand in de bres stellen, hetzelfde als ‘voor iemand in de bocht springen’; eig. voor iemand gaan staan in de door den vijand gemaakte opening in den vestingmuur; voor hem strijden, zijne partij opnemen, vooral tegen aantijgingen; zie Ndl. Wdb. III, 1300; hd. in (voor) die Bresche treten, ook vor den Risz treten; eng. to...
broek aanhebben
Spreekwoorden: (1914) De broek aanhebben
d.w.z. den baas spelen, gebezigd van de vrouw, die het mesken böven in de spinde heeft, zooals men in Twente zegt. De uitdrukking dagteekent uit den tijd, toen alleen mannen broeken droegen; de vrouwen begonnen eerst in de 17<sup>de<-sup> eeuw hier te lande (onder)broeken te dragen, die evenwel nog lang, vooral bij het volk, een z...
broertje aan iets dood hebben
Spreekwoorden: (1914) Een broer(tje) aan iets dood (of verloren hebben)
d.w.z. het land aan iets hebben, van iets niets willen weten; bang zien aan iets (vgl. Ndl. Wdb. II, 970), eig. gezegd van eene ziekte, waaraan een broertje gestorven is, zoodat de ander er bang voor geworden is. In Zuid-Nederland: eenen (n)oom van iets dood hebben, bij ondervinding weten dat iets niet pluis is (De Bo, 749 en Joos, 78). In het fri...
broertje en een zusje
Spreekwoorden: (1914) Een broertje en (of) een zusje,
‘wordt gezegd van een zaak die zóó op een andere gelijkt, dat het niet verscheelt of men het dezen of dien naam geeft’ (Ndl. Wdb. III, 1440). De uitdr. dateert uit de 18<sup>de<-sup> eeuw; vgl. W. Leevend VI, 5: Ik hoor dat de Engelschman alle onze dorpen in Oost-Indiën neemt of steelt, dat is een Zusje m...
brokken
Spreekwoorden: (1914) Veel in de melk te brokken (of brokkelen) hebben
d.w.z. veel te zeggen, veel in te brengen hebben; eig. veel hebben om in de melk te doen, om een lekkere, dikke pap klaar te maken; in goeden doen zijn, en vandaar bij overdracht veel te zeggen hebben2). De uitdr. wordt aangetroffen bij Servilius, 80: Hi heeft wel om int melcke te brocken; vgl. verder De Brune, 143: Hy heeft wel in de melck te bro...
brom inhebben
Spreekwoorden: (1914) Een brom inhebben,
d.w.z. dronken zijn. Bij Zuidnederlandsche schrijvers, o.a. bij Ogier, was in de 17<sup>de<-sup> eeuw het znw. brom in den zin van slemperij, drank, zeer gewoon1) Vgl. in Noordnederland Menschenw. 163: Gaif main effe de brom.... ik hep stikke dorst.... 'n urretje ken ik best likke nou. Synoniem: een bom inhebben; fri. in bom inhabbe, s...
broodkorf
Spreekwoorden: (1914) Den broodkorf hoog hangen,
iemand kort houden, het hem moeilijk maken in zijn onderhoud te voorzien; hem noodzaken den buikriem toe te halen1); hd. einem den Brotkorb höher hängen, einen knapper halten, ihm den Verdienst sauer machen; fr. mettre le râtelier bien haut à qqn; eng. to hang a p's bread-basked higher (?); zie Het Volk, 13 April 1915 p. 1 k...
broodkorf hoog hangen
Spreekwoorden: (1914) Den broodkorf hoog hangen,
iemand kort houden, het hem moeilijk maken in zijn onderhoud te voorzien; hem noodzaken den buikriem toe te halen1); hd. einem den Brotkorb höher hängen, einen knapper halten, ihm den Verdienst sauer machen; fr. mettre le râtelier bien haut à qqn; eng. to hang a p's bread-basked higher (?); zie Het Volk, 13 April 1915 p. 1 k...
broodkruimels
Spreekwoorden: (1914) De broodkruimels steken hem.
Dit wordt gezegd van iemand, die de weelde niet kan verdragen, en dartel, baloorig, brooddronken (reeds mnl.), broodvreten (Onze Volkstaal II, 198) wordt1). In de 16<sup>de<-sup> eeuw: die crumen steken hem, o.a. bij Anna Bijns, Refr. 37 en 157: wittebroodskinderen, die de crumen steken. Zie verder Sart. I, 3, 49: Citra vinum temulentu...
broodkruimels steken hem
Spreekwoorden: (1914) De broodkruimels steken hem.
Dit wordt gezegd van iemand, die de weelde niet kan verdragen, en dartel, baloorig, brooddronken (reeds mnl.), broodvreten (Onze Volkstaal II, 198) wordt1). In de 16<sup>de<-sup> eeuw: die crumen steken hem, o.a. bij Anna Bijns, Refr. 37 en 157: wittebroodskinderen, die de crumen steken. Zie verder Sart. I, 3, 49: Citra vinum temulentu...
Brui
Spreekwoorden: (1914) Den brui hebben (of geven) van iets
d.w.z. genoeg hebben van iets, er niets meer van willen weten, er een afkeer van hebben; syn. was den bras, den duivel, den hooi, den lieven tijd, den draai, den hippel, den dril, den bru(t)s van iets hebben. Niet onwaarschijnlijk is het, dat we in brui den stam moeten zien van het wkw. bruien in den zin van kwellen, zoodat het eig. ‘kwellin...
brui hebben van iets
Spreekwoorden: (1914) Den brui hebben (of geven) van iets
d.w.z. genoeg hebben van iets, er niets meer van willen weten, er een afkeer van hebben; syn. was den bras, den duivel, den hooi, den lieven tijd, den draai, den hippel, den dril, den bru(t)s van iets hebben. Niet onwaarschijnlijk is het, dat we in brui den stam moeten zien van het wkw. bruien in den zin van kwellen, zoodat het eig. ‘kwellin...
Brutaal als de beul
Spreekwoorden: (1914) Brutaal als de beul.
In deze zegswijze heeft brutaal (fr. brutal), verwant met fr. brut2), de oorspr. beteekenis van beestachtig, grof, onbeschaafd nog bewaard. Thans evenwel hecht men er de beteekenis van vrijpostig, vermetel aan. Vgl. Bohn-Beets, Onze Buurt, 31: Ik ben niet in staat hem langer te regeeren, hij is brutaal als de beul, en maakt een leven als een oorde...
brutaal mens heeft het derde deel van de wereld
Spreekwoorden: (1914) De brutalen hebben (of een brutaal mensch heeft) het derde deel van de (of de halve) wereld.
Deze meening wordt in de 16<sup>de<-sup> eeuw uitgedrukt door d'Onschamelen hebben de twee derdendeelen van de Werelt (Coornhert, Maeghdekens Schole, fol. 395 r); Campen 114: Die onschamelen hebben t'dordendeel van der werelt (evenzoo Spreuken, 55); Sart. III, 2, 41: De onbeschaemde hebben het derdendeel des werelts; III, 9, 8: Stoute ...
brutalen hebben het derde deel van de wereld
Spreekwoorden: (1914) De brutalen hebben (of een brutaal mensch heeft) het derde deel van de (of de halve) wereld.
Deze meening wordt in de 16<sup>de<-sup> eeuw uitgedrukt door d'Onschamelen hebben de twee derdendeelen van de Werelt (Coornhert, Maeghdekens Schole, fol. 395 r); Campen 114: Die onschamelen hebben t'dordendeel van der werelt (evenzoo Spreuken, 55); Sart. III, 2, 41: De onbeschaemde hebben het derdendeel des werelts; III, 9, 8: Stoute ...
buierkaai
Spreekwoorden: (1914) Tegen de bierkaai vechten,
d.i. iets onmogelijks doen, nutteloos werk doen, iets willen verrichten, dat toch niet te bereiken is, evenmin als het vroeger veel zou baten in Amsterdam te vechten tegen de strijdlustige bewoners van de Bierkade, gelegen op de westzijde van den Oudezijds-Voorburgwal tusschen de Sint-Janstraat en de Oude Kerk.1) Zie Harreb. I, 56 a; Woordenschat,...
buigen of barsten
Spreekwoorden: (1914) 't Moet buigen of barsten (of breken)
d.i. het moet geschieden, hoe dan ook; een in de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende zegswijze, die wordt aangetroffen bij P.C. Hooft1); De Brune, Bank. II, 164: Harde koppen zetten 't over al in roere; 't moet al buyghen, of bersten, daer zy komen; O. Kant. 41: Spreek uit je mont. Het moet nu barsten, of buigen. Zie verder Tuinman I, 149...
buigen of breken
Spreekwoorden: (1914) 't Moet buigen of barsten (of breken)
d.i. het moet geschieden, hoe dan ook; een in de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende zegswijze, die wordt aangetroffen bij P.C. Hooft1); De Brune, Bank. II, 164: Harde koppen zetten 't over al in roere; 't moet al buyghen, of bersten, daer zy komen; O. Kant. 41: Spreek uit je mont. Het moet nu barsten, of buigen. Zie verder Tuinman I, 149...
Buiten de pot pissen
Spreekwoorden: (1914) Buiten den pot pissen,
d.w.z. een dwaasheid begaan, een verkeerden stap doen, door eigen schuld bedrogen uitkomen; overspel plegen. De uitdr. komt sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voor; vgl. Coster, 37 vs. 826: As die hoort dat Teeuwis het buyten de pot epist (overspel gepleegd), die selt verseecker verklicken; Brederoo, Moortje, 1468: Noch leeren sy (de reder...
Buiten de waard rekenen
Spreekwoorden: (1914) Buiten (of zonder) den waard rekenen
d.w.z. zich misrekenen, zooals hij doet, die verteringen maakt in eene herberg en de onkosten hiervan berekent zonder eerst den waard te hooren; ‘bij het opmaken van een plan niet letten op iemand (of iets), die (of dat) later blijkt beslissenden invloed te hebben.’ Vgl. bij Goedthals, 53: Maer t' alven rekenen, sonder den weerd, il co...
Buiten kijf
Spreekwoorden: (1914) Buiten kijf,
d.i. zonder twijfel, eig. zonder er over te kijven, te twisten; het tegengestelde van het fri. yn 'e kiif stean, twijfelachtig, onzeker zijn; 17<sup>de<-sup> eeuw bij Asselijn: buiten alle dispuut; mnl. sonder kijf, sonder twi of uut allen stride; 17<sup>de<-sup> eeuw ook uit de kijf (Hooft, Ned. Hist. 65), doch bij Brandt,...
Buiten west zijn
Spreekwoorden: (1914) Buiten west(en) zijn,
d.w.z. flauw gevallen zijn, het bewustzijn verloren hebben. Deze sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw voorkomende uitdr. had vroeger ook de bet. van den koers kwijt zijn; buiten zijn zinnen zijn; de zinnen kwijt zijn, zooals blijkt uit Sart. II, 3, 5: Ghy zijt heel buyten Westen, in stupidos ac furiosos torquetur; Tijdschrift VIII, 109: Nou ...
Buiten westen zijn
Spreekwoorden: (1914) Buiten west(en) zijn,
d.w.z. flauw gevallen zijn, het bewustzijn verloren hebben. Deze sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw voorkomende uitdr. had vroeger ook de bet. van den koers kwijt zijn; buiten zijn zinnen zijn; de zinnen kwijt zijn, zooals blijkt uit Sart. II, 3, 5: Ghy zijt heel buyten Westen, in stupidos ac furiosos torquetur; Tijdschrift VIII, 109: Nou ...
Buiten zijn boekje gaan
Spreekwoorden: (1914) Buiten zijn boekje gaan,
d.w.z. ‘zijn eigen terrein verlaten, zijne bevoegdheid te buiten gaan; spreken over zaken die niet aan de orde zijn of waarvan men geen verstand heeft, of: iets doen waartoe men geen recht of geen last heeft’. Ook in het Friesch: hou! nou giest bûte 't boekje, nu dwaalt ge van den tekst af; ook: nu spreekt gij onbehoorlijke taal,...
buitenbeentje
Spreekwoorden: (1914) Een buitenbeentje,
d.i. een overwonnen bastaard (17<sup>de<-sup> eeuw), fri. oerwin(ne)ling4), een onecht, een buiten echt geboren kind, dat volgens Ten Doornk. Koolman I, 268 in Oost-Friesland een butenbêns-kind genoemd wordt, een benaming die ook in V. Janus I, 168 en 170 wordt aangetroffen. Ter
Bulken van het geld
Spreekwoorden: (1914) Bulken van het geld,
d.i. zeer rijk zijn, overvloedig geld bezitten. Volgens het Ndl. Wdb. III, 1878 is de oorspr. bet. van het ww. bulken in deze uitdrukking waarschijnlijk die van boeren, oprispingen loslaten, in welken zin het in verschillende dialecten3) nog voorkomt. Syn. is stinken van 't geld (zie Falkl. IV, 163; daveren van 't goud (Staring, Ged. 2, 33). Zie H...
bullebak
Spreekwoorden: (1914) Een bullebak,
d.w.z. een afzichtelijk spook; een stuursch, norsch mensch (eng. bull-beggar), dus hetzelfde, wat Kiliaen een bulleman of een bietebauw noemt en in het ndd. een bullerbäk is. Het woord is sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend; men vindt het o.a. bij Pers, 833 a; Hooft, Brieven, 162 in den zin van spook; verder bij Tuinman I, 217, ...
burgemeester
Spreekwoorden: (1914) Eens burgemeester altijd (of blijft) burgemeester.
Volgens Van Dale: ‘Wie eenmaal het burgemeestersambt bekleed heeft, behoudt in het dagelijksch leven lang den titel van burgemeester; wie eens een slechten naam heeft, behoudt dien’. De zegswijze komt in de 18<sup>de<-sup> eeuw voor bij V. Alkemade, Ceremoniëel der Begraavenissen, 78 (anno 1713): Want, by voorbeeld, ee...
Buurmans leed troost
Spreekwoorden: (1914) Buurmans leed troost,
d.w.z. te weten, dat een ander ook leed heeft, verzacht eigen lijden. Deze meening vindt men reeds bij de klassieke schrijvers op verschillende plaatsen uitgedrukt. Vgl. Cicero, Tusc. Disput. III, c. 24, 58: Eorum, qui gravius ferunt, luctus aliorum exemplis leniuntur; zie verder Bebel, 237: Gaudium est miseris, socias habere poenarum; mnl. Esopet...
Capriolen
Spreekwoorden: (1914) Capriolen maken,
d.w.z. bokkesprongen, kattesprongen (18<sup>de<-sup> eeuw), kluchtige bewegingen maken; 17<sup>de<-sup> eeuw: een bepaalden dans, een kuitenflikker maken; ook wel cabriolen genoemd (fr. cabriole), eene afleiding van het ital. capriola, bokkesprong. Bij Vondel I, 179, vs. 10: Die maeckten meen'gen spronck en luchte kabriol; ...
Capriolen maken
Spreekwoorden: (1914) Capriolen maken,
d.w.z. bokkesprongen, kattesprongen (18<sup>de<-sup> eeuw), kluchtige bewegingen maken; 17<sup>de<-sup> eeuw: een bepaalden dans, een kuitenflikker maken; ook wel cabriolen genoemd (fr. cabriole), eene afleiding van het ital. capriola, bokkesprong. Bij Vondel I, 179, vs. 10: Die maeckten meen'gen spronck en luchte kabriol; ...
Captie
Spreekwoorden: (1914) Captie maken,
d.w.z. zich verzetten, bezwaar maken, tegenstribbelen, uitvluchten zoeken. Het volk zegt veelal kapsies maken. Eigenlijk verstaat men onder captie eene verstrikking, tegenstribbeling, chicane (lat. captio, drogreden; vgl. fr. captieux). Eerst in de 19<sup>de<-sup> eeuw aangetroffen: vgl. Molema, 191: Kapsie maken op iets, aanmerking ma...
Captie maken
Spreekwoorden: (1914) Captie maken,
d.w.z. zich verzetten, bezwaar maken, tegenstribbelen, uitvluchten zoeken. Het volk zegt veelal kapsies maken. Eigenlijk verstaat men onder captie eene verstrikking, tegenstribbeling, chicane (lat. captio, drogreden; vgl. fr. captieux). Eerst in de 19<sup>de<-sup> eeuw aangetroffen: vgl. Molema, 191: Kapsie maken op iets, aanmerking ma...
Charybdis
Spreekwoorden: (1914) Van (de) Scylla in (de) Charybdis,
d.w.z. van den eenen slechten toestand in den anderen; van de branding in den maalstroom. De Scylla en de Charybdis zijn gevaarlijke maalstroomen in de straat van Messina; in het middeleeuwsch latijn: incidit in Scyllam qui vult vitare Charybdin, en in het gri. bij Apost. 16, 49: τὴν ΧάÏυβδιν á¼ÎºÏ†Ï…γὼν τῇ Σκύλλῃ πε...
Codille
Spreekwoorden: (1914) Codille
d.i. in het kaartspel, bijv. het omberen, de dubbele inzet of boete, wanneer de speler minder slagen haalt dan de tegenspelers en dus reddeloos verloren heeft, ‘weg’ is; vandaar iets codille zijn, iets onherroepelijk kwijt zijn (Ndl. Wdb. III, 2058). Vgl. n<sup>o<-sup>. 1084.
contramine
Spreekwoorden: (1914) In de contramine zijn.
Onder een contramijn (fr. contre-mine) verstaat men een tegenmijn, een onderaardsch werk om de uitwerking van 's vijands mijnen te beletten, om diens mijn te vernielen; 17<sup>de<-sup> eeuw: een intrige die tegen een andere inwerkt (Ndl. Wdb. III, 2131). In de contramine zijn (gevormd naar in de oppositie zijn) wil dus zeggen tot de te...
Daar gaat een dominee voorbij
Spreekwoorden: (1914) Daar gaat een dominé voorbij.
Deze zegswijze wordt gebruikt, wanneer in een gezelschap plotseling allen zwijgen. Hoogstwaarschijnlijk heeft de uitdr. hieraan haar ontstaan te danken, dat men in een gezelschap uit vrees voor de berisping of de terechtwijzing van een predikant of den kerkeraad bij een danspartij, eene duivelsche zonde, plotseling ophield, bij de waarschuwing dat...
Daar hangt de schaar uit
Spreekwoorden: (1914) Daar hangt de schaar uit,
d.w.z. het is daar duur, men wordt daar gesneden. Inderdaad hing bij kleermakers een schaaf uit, dikwijls verguld2). Daar de snijers bekend stonden als oneerlijke menschen, die 't laken door 't oog van de schaar haalden, kreeg de uitdr. daar hangt de schaar uit, de bet. van: daar wordt men gesneden, afgezet. Ook de herbergiers en tappers stonden o...
Daar heb je het gegooi in de glazen
Spreekwoorden: (1914) Daar hebje het gegooi in de glazen,
d.w.z. daar hebje de poppen aan het dansen! daar hebje het leven gaande! daar breekt de bom los; eig. bij een opstootje of bij een dronkenmanspartij, waarbij de vensterglazen stuk gesmeten worden (vgl. Brederoo, 3, 220, 49); 17<sup>de<-sup> eeuw: Toen was puisje het oog uit. Ook zegt men daar hebje het gedonder (het gebrui) in de glaze...
Daar helpt geen lievemoeder aan
Spreekwoorden: (1914) Daar helpt geen lievemoeder(en) aan,
ook: daar helpt geen moedertje lief aan (o.a. Kmz. 263), d.w.z. daar helpt niets aan, geen gevlei noch gesmeek, niets; eig. geen lieve moeder zeggen; mnl. daer ne helpt geen helpe roepen toe. De zegswijze wordt aangetroffen in de Prov. Comm. 301: Daer en es gheen liefmoederen aen, non dic care pater quia non parit neque mater. Zoo ook bij De Brune...
Daar helpt geen lievemoederen aan
Spreekwoorden: (1914) Daar helpt geen lievemoeder(en) aan,
ook: daar helpt geen moedertje lief aan (o.a. Kmz. 263), d.w.z. daar helpt niets aan, geen gevlei noch gesmeek, niets; eig. geen lieve moeder zeggen; mnl. daer ne helpt geen helpe roepen toe. De zegswijze wordt aangetroffen in de Prov. Comm. 301: Daer en es gheen liefmoederen aen, non dic care pater quia non parit neque mater. Zoo ook bij De Brune...
Daar is een steekje aan los
Spreekwoorden: (1914) Daar is een steekje (of een torntje) aan los
dat is niet in den haak; veelal van vrouwen gezegd op wier zedelijk gedrag iets valt aan te merken; Harreb. I, 183: Er is een steekje aan los, waar een elleboog over kan; Dievenp. 45: Het was een model huishouden, in goeien doen, fijn, vroom. Daar scheen geen steekje aan los; Sjof. 182: 't Waren dan op hun manier nog heeren en dames, maar je zag t...
Daar is een torntje aan los
Spreekwoorden: (1914) Daar is een steekje (of een torntje) aan los
dat is niet in den haak; veelal van vrouwen gezegd op wier zedelijk gedrag iets valt aan te merken; Harreb. I, 183: Er is een steekje aan los, waar een elleboog over kan; Dievenp. 45: Het was een model huishouden, in goeien doen, fijn, vroom. Daar scheen geen steekje aan los; Sjof. 182: 't Waren dan op hun manier nog heeren en dames, maar je zag t...
Daar is geen woord Frans bij
Spreekwoorden: (1914) Daar is geen woord Fransch bij,
dat is duidelijke taal, voor ieder verstaanbaar Nederlandsch; gebezigd, wanneer men iemand in krasse of grove bewoordingen iets zegt en geen blad voor den mond neemt (hd. kein Blatt vor den Mund nimmt). Vgl.
Daar is geen zalf aan te strijken
Spreekwoorden: (1914) Daar is geen zalf aan te strijken
zegt men van iemand, die naar geen raad wil luisteren, die zich niet beteren wil1); eig. gezegd van eene wonde of eene kneuzing, die door geen zalf te genezen is. Voor de 17<sup>de<-sup> eeuw zie V. Moerk. 486:
Daar is schraalhans keukenmeester
Spreekwoorden: (1914) Daar is schraalhans keukenmeester,
d.w.z. daar is het armoedig; daar krijgt men niet veel te eten; hd. Schmalhans ist da Küchenmeister; Tuinman I, 105: Smalhans is daar keukenmeester; Harreb. I, 284: Schraalhans (of gierige Hans) is keuken-(of kelder-) meester; De Arbeid, 11 Febr. 1914, p. 2 k. 4: In menig gezin is schraalhans reeds keukenmeester, in sommige heerscht zelfs geb...
Daar kunt ge donder op zeggen
Spreekwoorden: (1914) Daar kunt ge donder op zeggen,
d.w.z. daar kunt ge maar zeker op aan; wat ik daar zeg, daar kunt ge maar op rekenen en met het woord donder bevestigen; ook voor het geval, dat iets niet gebeuren zal, in een zin als: Hij wou graag wat meer geld verdienen, maar daar kan hij donder op zeggen (nl. dat dit niet zal gebeuren). Vgl. Mghd. 251: Of ik d'r weze zal, daar kan je donder op...
Daar loopt iets van Sint Anna onder
Spreekwoorden: (1914) Daar loopt iets van Sint Anna onder
St.-Anna (de moeder van Maria, de moeder Gods) werd op zeer hoogen leeftijd buiten alle verwachting nog met vruchtbaarheid gezegend. Vandaar dat zij door het volk werd en nog wordt aangeroepen en vereerd als de voorspraak van alle onvruchtbaren, en als patrones van alle zwangere vrouwen. Het beste bewijs hiervoor vindt men in de verklaring van dez...
Daar loopt iets van Sint Anneke onder
Spreekwoorden: (1914) Daar loopt iets van Sint Anna onder
St.-Anna (de moeder van Maria, de moeder Gods) werd op zeer hoogen leeftijd buiten alle verwachting nog met vruchtbaarheid gezegend. Vandaar dat zij door het volk werd en nog wordt aangeroepen en vereerd als de voorspraak van alle onvruchtbaren, en als patrones van alle zwangere vrouwen. Het beste bewijs hiervoor vindt men in de verklaring van dez...
Daar moet de schoorsteen van roken
Spreekwoorden: (1914) Daar moet de schoorsteen van rooken,
d.w.z. daar moeten we van leven, bestaan; dat verschaft ons voedsel, levensonderhoud. Vgl. Winschooten, 352: Mooi weer en geen haring: hetwelk oneigendlijk beteekend, alle ding is meutje, maar de schouw rookt'er niet van; Kluchtspel III, 201: Die (Amsterdamsche jongelui) studeeren nu maar, hoe ment geld zal verteeren..... daar rookt de schoorsteen...
Daar valt niet mee te eggen
Spreekwoorden: (1914) Daar valt niet mee te eggen of te ploegen,
d.w.z. daar is niet mee samen te werken, niet mee op te schieten. De uitdr. dateert uit de 16<sup>de<-sup> eeuw; vgl. Sart. II, 5, 56: Men mach daer mede eeren (ploegen) noch egghen, in hominem intractabilem et insuavibus moribus; X, 36: Men mach met hem eggen noch eeren; Kluchtspel II, 71: Mijn vrou, daer ick nou van daen ben ghegaen,...
Daar zal geen haan naar kraaien
Spreekwoorden: (1914) Daar zal geen haan naar kraaien,
d.w.z. daar zal niemand de aandacht aan schenken; zich ‘druk’ over maken; gewag van maken; het zal nooit aan den dag komen. De uitdrukking dateert uit de 17<sup>de<-sup> eeuw. We lezen haar o.a. bij Vondel, Joseph
Daar zit 'em de kneep
Spreekwoorden: (1914) Daar zit 'em de kneep,
d.w.z. daar zit de moeilijkheid; daar houdt het 'em (vgl. eng. there is the rub), dat is ten aap (Maastricht); bij Winschooten, 183: Daer leit de kneep, dat wil zeggen daar houdt het, knijpt het, zit het vast; Tuinman I, 232: daar ligt de kneep, dat wil zeggen de klem der zaak; vgl.
Daar zit 'em de knoop
Spreekwoorden: (1914) Daar zit 'em de knoop,
d.w.z. daar zit de moeilijkheid, daar zit 'em de kneep, daar zit het vast, dat moet ontward, losgemaakt worden. Reeds in de middeleeuwen werd het ontbinden van een knoop als zinnebeeld gebruikt van het oplossen eener moeilijkheid; zooals in Wap. Mart. II, 145 en Rose, 4325. Vgl. verder Daniel V, 16: Van u hebbe ick gehoort, dat ghy uytleggingen co...
dader ligt op het kerkhof
Spreekwoorden: (1914) De dader (of man) ligt (of is) op 't kerkhof
d.w.z. de dader van het een of ander misdrijf is niet te vinden. Men bezigt, zegt Harrebomée I, 394, deze woorden, wanneer de een de schuld van het kwaad op den ander werpt en de eigenlijke dader niet te vinden is. Dat we hier moeten denken aan het kerkhof als vrijplaats van den beschuldigde, zooals Harrebomée en De Cock<sup>1&...
Dag
Spreekwoorden: (1914) Dag.
Het znw. dag had in de middeleeuwen de beteekenis van daglicht, zonnelicht; vandaar spreekwijzen als helder, klaar als de dag, aan den dag komen (aan het licht komen, ontdekt worden), brengen; voor den dag komen (in het licht verschijnen), aan den dag leggen (toonen, laten zien), brengen; geenen dag in iets zien, er geen licht in zien (Schuerm. Bi...
dagwerk
Spreekwoorden: (1914) Dagwerk hebben,
d.w.z. den geheelen dag werk hebben, voortdurend bezig moeten zijn; vgl. Campen, 51: Ick hadde wel eenen heelen gantzen dach werck, solde icket u all vertellen. De uitdrukking komt in de 17<sup>de<-sup> eeuw voor, o.a. bij Van Moerk. 317; verder bij Van Effen, Spectator IV, 145: O myn Heer, zo gy alles redresseeren wilde, gy had dagwer...
Dagwerk hebben
Spreekwoorden: (1914) Dagwerk hebben,
d.w.z. den geheelen dag werk hebben, voortdurend bezig moeten zijn; vgl. Campen, 51: Ick hadde wel eenen heelen gantzen dach werck, solde icket u all vertellen. De uitdrukking komt in de 17<sup>de<-sup> eeuw voor, o.a. bij Van Moerk. 317; verder bij Van Effen, Spectator IV, 145: O myn Heer, zo gy alles redresseeren wilde, gy had dagwer...
Dalfer
Spreekwoorden: (1914) Dalfer (of dalver).
Onder een ‘dalver’ verstaat men een landlooper, bedelaar, zwerver; als afleiding van dalven, dalfen, bedelen, schooien, zwerven; op de dalf van, gebedeld van (Köster Henke, 13; Woordenschat, 171). Men brengt deze woorden in verband met het hebr. dal, arm. Vgl. Landl. 376: Smerige dalfer! Zondagsblad van Het Volk, 6 Sept. 1913 p. 1...
Dalles
Spreekwoorden: (1914) Dalles
beteekent armoede, hebr. dallus (poolsch), dalluth (portugeesch). Vgl. Uit één pen, 131: Vroeger hadden die menschen de dalles, - notabene dat is een d meer dan alles en dalles beteekent niets: 'n raar woord, hé? Het Volk, 18 Oct. 1913, p. 5, k. 2: 't Was omstreeks 1894 dat ik aan 't gezelschap Kreukniet en Poolman verbonden w...
dalver
Spreekwoorden: (1914) Dalfer (of dalver).
Onder een ‘dalver’ verstaat men een landlooper, bedelaar, zwerver; als afleiding van dalven, dalfen, bedelen, schooien, zwerven; op de dalf van, gebedeld van (Köster Henke, 13; Woordenschat, 171). Men brengt deze woorden in verband met het hebr. dal, arm. Vgl. Landl. 376: Smerige dalfer! Zondagsblad van Het Volk, 6 Sept. 1913 p. 1...
dank weten
Spreekwoorden: (1914) Iemand dank weten,
d.i. iemand danken, dankbaar zijn, hem dank toekennen. De uitdrukking is sedert de middeleeuwen zeer gewoon (zie Mnl. Wdb. II, 62) en is waarschijnlijk eene navolging van het Grieksch χάÏιν εἰδέναι. Voor plaatsen uit de 16<sup>de<-sup> en 17<sup>de<-sup> eeuw zie Huydecoper, Proeve III, 9-103) en vgl. verder ...
dans ontspringen
Spreekwoorden: (1914) Den dans ontspringen,
d.w.z. het gevaar ontkomen. Men kan dans hier opvatten in den zin van strijd (ook het nhd. tanz wordt sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw in dien zin gebruik), of in dien van doodendans, waarvan voorstellingen in de middeleeuwen
Dat brengt geen aarde aan de dijk
Spreekwoorden: (1914) Dat brengt (of zet) geen zoden (of aarde) aan den dijk
d.w.z. dat helpt, baat niet; dat brengt geen turf aan den wal (Harreb. II, 434 b); eig. dat brengt geen zoden om den dijk te stutten, die op het punt staat van door te breken (Gijsbr. v. Aemstel, 1288). In de middeleeuwen beteekende soden setten tegen de glooiïng van den dijk aanbrengen; zoden brengen om den dijk te stutten, die op 't punt st...
Dat brengt geen zoden aan de dijk
Spreekwoorden: (1914) Dat brengt (of zet) geen zoden (of aarde) aan den dijk
d.w.z. dat helpt, baat niet; dat brengt geen turf aan den wal (Harreb. II, 434 b); eig. dat brengt geen zoden om den dijk te stutten, die op het punt staat van door te breken (Gijsbr. v. Aemstel, 1288). In de middeleeuwen beteekende soden setten tegen de glooiïng van den dijk aanbrengen; zoden brengen om den dijk te stutten, die op 't punt st...
Dat dankje de koekoek
Spreekwoorden: (1914) Dat haalje (mochtje, dankje) de koekoek,
d.i. dat wil ik waarachtig wel gelooven, dat zal wel waar zijn!; eig. zeker! als het niet waar is, dan moge de koekoek (= de duivel) je halen. De koekoek is oorspronkelijk de aan Donar gewijde vogel, later onder invloed van het Christendom aan den duivel gewijd of de duivel zelf. Reeds in de 17<sup>de<-sup> eeuw was koekoek de naam voo...
Dat doet de deur dicht
Spreekwoorden: (1914) Dat doet de deur dicht
‘Dit zegt men van iets, dat de zaak voldingt, door gelykenis van een gesloten deur, die geene opening tot uitvlugt over laat’ (Tuinman I, 358). Men wil hiermede zeggen: dat geeft de beslissing, den doorslag (Antw. Idiot. 1246), dat is het sterkste staaltje, dat is het toppunt. Volgens Ndl. Wdb. III, 2464 is deze zegswijze daaraan ontle...
Dat gaat boven mijn pet
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat boven mijn pet(je),
d.w.z. daar begrijp ik niets van, dat gaat boven mijn begrip, of dat gaat boven mijn knar (hd. knarre; in Jord. II, 77) of dat gaat boven mijn prik (in Kunstl. 5). Vgl. Nkr. VIII, 25 April p. 2: Lees je De Vrije Sijmen? Nee? Natuurlijk niet, het meeste, wat daarin staat, gaat boven jouw petje; Het Volk, 30 Maart 1914, p. 3 k. 2: Dat zij dat ook al...
Dat gaat boven mijn petje
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat boven mijn pet(je),
d.w.z. daar begrijp ik niets van, dat gaat boven mijn begrip, of dat gaat boven mijn knar (hd. knarre; in Jord. II, 77) of dat gaat boven mijn prik (in Kunstl. 5). Vgl. Nkr. VIII, 25 April p. 2: Lees je De Vrije Sijmen? Nee? Natuurlijk niet, het meeste, wat daarin staat, gaat boven jouw petje; Het Volk, 30 Maart 1914, p. 3 k. 2: Dat zij dat ook al...
Dat gaat er in als klokspijs
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat er in als klokspijs,
d.w.z. dat gaat er gemakkelijk in. Onder klokspijs verstaat men in den eig. zin metaal, waarvan klokken gegoten worden. Kiliaen vertaalt klock-spijse door aes caldariun: es fusile: aes aeramentis fundendis aptum, dus gesmolten, vloeibaar metaal, dat gemakkelijk gegoten kan worden en gloeiend uit den oven in den vorm schiet. Vandaar bij Brederoo, M...
Dat gaat me niet in de kleren zitten
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat me niet in de (koude) kleeren zitten,
d.w.z. dat pakt of tast mijne gezondheid of mijn gevoel aan, dringt door tot in mijn binnenste, mijn hart. Vgl. Asselijn, bl. 208: 't Zyn dingen die niet in de Kleeren gaan sitten, maar aan 't Hart raken; Tuinman I, nal. 25: ‘Het gebruik eigent dit spreekwoord ook toe op iets, dat de ribben vermagert. Men zegt daar van mede, Dat gaat niet in...
Dat gaat over de schreef
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat over de schreef,
d.w.z. dat gaat de maat te buiten, dat loopt de spuigaten uit. Onder een schreef, mnl. screve, verstaat men een spleet2), kerf, streep, grenslijn (Mnl. Wdb. VII, 754); vandaar de uitdrukking boven (of buten) screven, bovenmatig, buitengewoon; Kil.: Buyten schreve, ultra terminum, ultra modum; 16<sup>de<-sup> eeuw buiten schreven (of de...
Dat gaat van een leien dakje
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat van een leien dakje,
d.w.z. dat gaat gemakkelijk, vlug, als gesmeerd, evenals bijv. een bal vlug en gemakkelijk van een leien dak afrolt. Hooft gebruikt de uitdr. o.a. in zijne Brieven, bl. 352 en 355: Waar uit te scheppen staat, dat de
Dat gaat zo ver als het voeten heeft
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat zoo ver als 't voeten heeft,
d.i. dat gaat zoover als het kan; gebezigd van gezegden en redeneeringen, die niet altijd opgaan of van handelingen, die eens spaak loopen. Vgl. Br. v. Abr. Bl. I, 1: Ik zie, dat het oude spreekwoord die de Dominées wil eeren, moet er niet veel mee verkeeren ook al zo verre gaat, als het voeten heeft en in lang zo algemeen niet bevestigd wo...