F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883


Een oog op iets hebben
Spreekwoorden: (1914) Een oog op iemand (of iets) hebben
d.w.z. zijne aandacht op iemand of iets vestigen, dat men wenscht uit te kiezen (18<sup>de<-sup> eeuw). Ook in Zuid-Nederland zegt men: een oog op iemand (of iets) slagen of hebben, er naar trachten: Hij heet 'en oogsken op oe' zuster (zie o.a. Antw. Idiot. 887). Hiernaast een goed oog(je) op iemand hebben, iemand welwillend, gunstig g...

Een oogjje in het zeil houden
Spreekwoorden: (1914) Een oog (oogje) in het zeil houden.
‘Oog in het seil houden: dit is het werk van een goed seeman, om geduurig op sijn hoede te sijn:.... oneigenlijk: op sijn beroep passen, een waakend oog houden’ (Winschooten, 249). De uitdr. komt in de

een oorvijg geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand een oorvijg (of oorveeg) geven
d.w.z. iemand een klap, een draai, een veeg om zijne ooren geven4), waarvoor in Vlaanderen soms ook gezegd wordt: iemand een mispel om zijn ooren geven (Schuermans, 381 a). Oorvijg is de oudste benaming; zie Kil.: Oorvijghe, alapa. In nd. dial. (te Kiel) komt ohrfeige (laat mhd. en mnd. orvîge) voor als naam van een klein gebak, in den vorm ...

Een oude paai
Spreekwoorden: (1914) Een (oude) paai,
d.i. een oude kerel, een oude pee (in Zuid-Nederland) komt in de 18<sup>de<-sup> eeuw zeer dikwijls voor; vgl. Haagsche Reize, 84; 98; Kluchtspel III, 123; Tuinman I, 208; Halma, 493: Een oude paai, een oude man, un vieux roquentin, un vieux penard, un vieux bon homme; voor Zuid-Nederland zie Schuermans, 450: paaike, een aardig, grilli...

Een paling bij de staart hebben
Spreekwoorden: (1914) Een aal bij den staart hebben
d.i. zich bezig houden met eene zaak of onderneming, die wel denkelijk uit de hand ontglippen of mislukken zal. In het mlat. qui tenet anguillam per caudam, non habet illam (Werner, 80); bij Goedthals, 18: eenen palingh bij den steerte hebben, a grand pêcheur eschappe anguille; Campen, 118: hij is te holden as een Ael by den stert; Sartorius...

een pluimpje geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand een pluimpje geven,
of iemand een pluim of een veer op den hoed of de muts zetten of steken, d.w.z. iemand prijzen, hem een complimentje maken. De eigenlijke bet. der uitdr. is iemand mooi maken, hem opsieren, als met een pluim op den hoed (vgl. n<sup>o<-sup>. 1726; de 17<sup>de<-sup>-eeuwsche uitdr. iemand een leelijken hoed (= krans, kroon) ...

een poets spelen
Spreekwoorden: (1914) Iemand een poets spelen (of bakken)
d.w.z. iemand een part spelen; eene kool stoven; een koopje geven (zie n<sup>o<-sup>. 1241); een gris bakken; een toer spelen (17<sup>de<-sup> eeuw; fr. jouer un à qqn); hd. jem. einen Possen spielen. Vroeger ook: iemand een pots spelen en bootsen spelen. Dit znw. boots, mnl. bootse, wordt voor identisch gehouden met...

Een politieke kannegieter
Spreekwoorden: (1914) Een politieke tinnegieter (of kannegieter)
is iemand, die een groot woord heeft in politieke aangelegenheden, zonder er verstand van te hebben. De benaming is ontleend aan een in 1723 door den Deen Ludvig v. Holberg uitgegeven blijspel den politiske Kandestöber, waarin zoo iemand belachelijk wordt voorgesteld. In onze taal verscheen er in 1766 eene vertaling van uit het Hoogduitsch on...

een praatje voor de vaak
Spreekwoorden: (1914) Praatjes (of een praatje) voor den vaak
d.w.z. onbeteekenende, onbeduidende praatjes, zotteklap; eig. praatjes om den slaap uit de oogen te houden. Eene in de 17<sup>de<-sup> eeuw vrij gewone uitdr. die we o.a. lezen bij Poirters, Mask. 242; Brederoo I, 278, vs. 258; Huygens IV, 42; Rusting, 143; zie verder C. Wildsch. II, 220; Halma, 144; Tuinman I, 194; Harreb. II, 199; Ne...

Een pruimenmondje
Spreekwoorden: (1914) Een pruimenmond(je),
d.w.z. een kleine, nette mond; een preutsch mondje. De eig. beteekenis van dit woord wordt duidelijk door eene plaats uit Van Effen's Spect. VI, 111: 't Mondje stond of 't pruim wou zeggen; IX, 99: Het mondtje zo effen zetten, als of men geen pruim zeggen kon; vgl. ook XII, 83: Precieuses en Dametjes die la petite bouche, of het klein mondje maken...

een puntje aan iets zuigen
Spreekwoorden: (1914) Een punt (of een puntje) aan iets kunnen zuigen.
Eene in Noord- en Zuid-Nederland bekende uitdrukking: ergens een voorbeeld aan kunnen nemen; iets niet kunnen verbeteren; met iets niet in vergelijking kunnen komen. Harrebomée II, 204 citeert: Hij zuigt (of slijpt) er een punt aan; Weiland verklaart ‘eene punt aan iets zuigen’ als ‘zich gereed maken tot tegenspraak, of te...

Een raar potnat
Spreekwoorden: (1914) Een raar poteten (of potnat),
d.w.z. een rare, vreemde snuiter; een wonderlijk, onverdragelijk mensch. In de middeleeuwen verstond men onder poteten gekookte spijs, zooals blijkt uit den Bijbel van 1477: Ende datmen hem alle daghe een broet gave, sonder dat poteten (Weiland en De Bo, 889 a: poteten, gekookt voedsel, kokagie). Overdrachtelijk werd dit genomen voor een mensch, e...

een rad voor de ogen draaien
Spreekwoorden: (1914) Iemand een rad voor de ogen draaien,
d.w.z. iemand door valsche voorspiegelingen misleiden; eig. zóo lang iemand een rad voor de ogen draaien, dat het hem begint te schemeren, hij niet meer goed kan zien; fri. immen in rêd foar de eagen draeije. De uitdr. komt in de 17<sup>de<-sup> eeuw o.a. voor bij Droste, Overbl. 132 en bij Van Moerk. 551. Zie verder Van ...

Een rakje in het zeil
Spreekwoorden: (1914) Een rakje in den wind (of het zeil)
d.w.z. tegenspoed, wanneer het niet vóór den wind gaat. Onder een rak(je) verstaat men ‘een end, of endje sees, of weegs, dat men nog te seilen heeft’ (Winschooten, 201); thans een gedeelte van een kanaal, afwijkende van de hoofdrichting, kromming in eene vaart of rivier (Molema, 340; Boekenoogen, 808; fri. rak, rek, een ...

Een rare snuiter
Spreekwoorden: (1914) Een (vreemde, rare, brutale) snuiter,
d.i. een snoeshaan, een kwibus, een kwant, grappenmaker; een rare snijer (fri. in rare, frjemde snijer); vgl. o.a. Op R. en T. 30: Dat 's 'n eigengereide, brutale snuiter. Wellicht beteekent ‘snuiter’ eig. bedrieger als afleiding van het wkw. snuiten in den zin van iemand geld afzetten; vgl. het mnl. enen die nose snuten, iemand afzett...

Een rolling krijgen
Spreekwoorden: (1914) Een rolberoerte (of een rolling) krijgen
eig. een beroerte, waarbij men over den grond rolt. Veelal gebruikt in een verwensching; vgl. Amst. 78: Die gannef zal een rolling hebben van hier tot Haarlem, alle paaltjes raak! D.H.L. 11: Luitenant M. heeft de dag en die telt ze (portie's vleesch) allemaal nà. O! heeft die pestetterling de dag? dan mag 'k lije dat-i zich 'n rolberoerte v...

Een schepel zout met iemand gegeten hebben
Spreekwoorden: (1914) Een zak (een mud, een schepel) zout met iemand gegeten hebben,
d.i. langen tijd met iemand omgegaan hebben. Deze, nu eenigszins verouderde, zegswijze komt sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw in onze litteratuur voor,

Een schietgebedje
Spreekwoorden: (1914) Een schietgebed(je),
d.w.z. een zeer kort gebed, dat iemand in angst, nood of gevaar, in een paar ogenblikken doen kan; ook de korte gebeden op bidprentjes worden aldus genoemd2). Vgl. mnl. schootachtich ghebet (of ghebedeken3)); 17<sup>de<-sup> eeuw corte ghebedekens uytschieten4). Het woord komt in de 17<sup>de<-sup> eeuw voor bij Poirters, ...

Een schip met grauwe erwten
Spreekwoorden: (1914) Een schip met zure appelen
Hieronder verstaat men een opkomende zware regen- of hagelbui. Vgl. Harrebomée I, 3 b: Het schip met zure appelen is in aantocht. In het Friesch: Dêr komt in skip mei sûre apels oan, er is een regenbui in aantocht; ook: het kind wil gaan huilen (Dijkstra, 283); vgl. bijv. J.P. Heye's ‘Pietje bedroefd’: Een scheepje m...

Een schotje voor iets steken
Spreekwoorden: (1914) Een schot(je) voor iets schieten (of steken)
d.w.z. een afsluiting of versperring ergens aanbrengen; fig. iets tegenhouden, den voortgang beletten; mnl. iet verscutten; 17<sup>de<-sup> eeuw: schutten; in de Zaanstreek ergens den duim tusschen zetten (Boekenoogen, 183). Een ‘schot’ is een planken afsluiting, een beschot, schutting (vgl. het wkw. afschieten), terwijl &l...

Een schreefje voorhebben
Spreekwoorden: (1914) Een streepje (of een schreefje) voorhebben
d.w.z. iets meer te zeggen hebben, iets meer in de gunst staan dan een ander. Ontleend aan het eene of andere spel, waarbij men een bepaald aantal streepjes moet hebben, om het te winnen; krijgt iemand nu een streepje vóór, dan verkeert hij in gunstiger omstandigheden. Vgl. Brieven v. B. Wolff, 276: Daar wy vrouwen zyn die hebben nog...

een schrobbeering geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand eene schrobbeering geven,
d.w.z. iemand een standje geven, de les lezen, den mantel uitvegen; hem doorhalen, hem de ooren wasschen; iemand een katje geven1); eig. iemand op eene ruwe wijze boenen, zoodat deze uitdr. te vergelijken is met de vroegere iemand met een boender schrobben; iemand boenen2). Vroeger kwam voor: iemand (be)schrobben (fri. immen biskrobje); iemand een...

Een slag slaan naar iets
Spreekwoorden: (1914) Een slag slaan in (of naar) iets
d.w.z. iets op den gis ramen; eig. in het wilde, in het honderd naar iets slaan, lukraak; mnl. den blinden slach slaen. Zie n<sup>o<-sup>. 2054 en vgl. Winschooten, 257: Slaat 'er een slag in: doet het bij de gis; Halma, 582: Wij moeten 'er eenen slag in slaan, wij moeten 't bij de gis raamen; Van Effen, Spect. IX, 147; Tuinman I, 225 ...

een steek geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand een steek (onder water) geven,
d.w.z. iemand zijdelings eene onaangenaamheid zeggen; een bedekte toespeling, die voor iem. onaangenaam is; met vuilte gooien (op Goerée en Overflakkee2)); iemand een bokking geven (Winschooten, 286), een zinknoot (Boekenogen, 1263), hem iets zeggen, dat hem pijnlijk aandoet. Vgl. Plantijn: Yemanden met schampige woorden steken, piquer auc...

Een stokje voor iets steken
Spreekwoorden: (1914) Een stok(je) voor iets steken,
d.w.z. iets beletten, tegenhouden, doen ophouden; waarschijnlijk heeft men hier te denken aan een stok, die als grendel dienst doet, waardoor

Een stroman
Spreekwoorden: (1914) Een stroopop (-man),
d.w.z. eig. een pop van stroo, een vogelverschrikker; fig. in 't bijzonder iemand die alleen zijn naam leent in de eene of andere zaak, maar er niet finantiëel bij betrokken is; iemand die bij publieke verkoopingen niet voor zich zelf, maar voor een ander biedt; ook iemand die bij de geboorte van een natuurlijk kind voor den eigenlijken vader...

Een strop hebben
Spreekwoorden: (1914) Een strop hebben aan iets (of iemand)
d.w.z. een tegenvaller hebben aan iets; een schadelijken koop hebben; een strop halen (of krijgen), een tegenvaller, een racheling (Jord. II, 108), mislukking krijgen; ook bij een verkoop als men aan een huis ‘blijft hangen’ spreekt men van een ‘strop’; vgl. Harreb. II, 317: ‘Hij heeft er een strop aan, men zegt dit, ...

Een stuivertje op zijn kant
Spreekwoorden: (1914) Een dubbeltje (of een stuivertje) op zijn kant
d.w.z. het is onzeker hoe de zaak zal uitvallen; het is twijfelachtig hoe het af zal loopen; het hangt geheel van het toeval af. Vgl. Harreb. I, 158: ‘Dat is een stuivertje of dubbeltje op zijn kant, het is niet waarschijnlijk dat men zijn oogmerk bereikt: men zet niet gemakkelijk een stuivertje of dubbeltje op zijn kant’; fri. it is i...

Een stuk in zijn kraag hebben
Spreekwoorden: (1914) Een stuk in (zijn kraag) hebben,
d.w.z. dronken zijn; syn. van de last, de melane, de pruif hebben (Köster Henke, 38; 44; 56). Onder een stuk, mnl. stuc, verstaat men eene groote hoeveelheid, bep. een vat wijn, een stukvat (hd. Stückfass), brandewijn of

Een tang van een wijf
Spreekwoorden: (1914) Een tang (van een wijf),
d.w.z. een boosaardig wijf. Volgens eene gissing van Prof. M. de Vries3) zou tang een verkort laag-Maleisch woord zijn, n.l. setang (arab. sjeitan), dat voorkomt in orang sétan, een duivelsch, een boosaardig mensch, eene meening die door Veth in Oost en West, 315-317 ook wordt verdedigd. Mij komt met Moltzer deze afleiding ‘lepidius q...

een trek spelen
Spreekwoorden: (1914) Iemand een trek spelen,
d.w.z. iemand een poets bakken; fr. jouer un tour à quelqu'un; hd. jemand einen Streich spielen; eng. to play a p. a trick. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend blijkens Pers, 847 b; Winschooten, 316 en Hooft, Ged. II, 398; vgl. verder Sewel, 796; Halma, 650; Harreb. II, 344 a. In de middeleeuwen kende men het znw. treke (list, tre...

Een tukje pakken
Spreekwoorden: (1914) Een tuk(je) doen (of pakken)
d.w.z. een middagslaapje doen (Harreb. II, 348 a), tukkebollen, tokkebollen of ook tukken, een tukje halen, een poosken pakken, zooals men in Zuid-Nederland zegt (De Bo, 401 b; 1197 b). Zie Mgdh. 216; Speenhoff III, 33: Vader is in bed geklommen, gaat een lekker tukkie doen; Falkl. VI, 57: Dan dee hij 'n tukje, verneembaar door z'n gesnurk; Handel...

Een uiltje vangen
Spreekwoorden: (1914) Een uiltje knappen (of vangen),
d.w.z. een middagslaapje doen, ‘naar het lek luisteren’, zooals de zeeman zegt, fri. nei 't lek lûsterje), naar 't lekken van de goot gaan luisteren (Goeree en Overflakkee1)); de kriekele beechte (Maastricht2)). Eene verbloemende uitdrukking, die eig. wil zeggen een uiltje (een vlinder) vangen, doch schertsenderwijze gebruikt wor...

een uitbrander geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand een uitbrander geven,
d.w.z. iemand den mantel uitvegen, de volle laag geven, een grauw geven (17<sup>de<-sup> eeuw). Het znw. ‘uitbrander’ is afgeleid van het ww. uitbranden, door vuur branden, zuiveren; zie Halma, 716, die het verklaart door: door branden zuiveren, purifier par le feu, nettoyer par le feu; vandaar: scherp berispen; vgl. Gew. W...

Een vals alarm
Spreekwoorden: (1914) Een loos (valsch) alarm,
eigenlijk een oproep te wapen, zonder dat er gevaar aanwezig is; een oproep te wapen zonder dreigend gevaar, maar met het doel om de

een vlieg afvangen
Spreekwoorden: (1914) Iemand eene vlieg afvangen,
eig. iemand iets afvangen, waarbij het znw. ‘vlieg’ zich als vanzelf aanbood4); iemand behendig eene kans afkijken, hem verschalken door hem te voorkomen in iets, waarvan hij zich eenig genoegen, voordeel of eer beloofde (Ndl. Wdb. I, 1732). Vgl. V. Janus III, 39: Weinig reken ik op uwe toegevendheid, ik weet immers maar te wel, dat he...

Een wet van Meden en Perzen
Spreekwoorden: (1914) Een wet van Perzen en Meden (of Meden en Perzen)
d.i. een vaste regel, waarvan nooit afgeweken wordt. ‘Het spreekwoord is gegrond op de onveranderlijkheid van de eenmaal uitgevaardigde wetten der Meden en Perzen’; zie Esther I, 19; Daniel VI, 9, 13, 16; Harreb. II, 70; Ndl. Wdb. IX, 356; Zeeman, 374; Laurillard, 26; Zondagsblad van Het Volk, 1905 p. 218: Het is een natuurwet, even on...

Een wolf in een schapenvacht
Spreekwoorden: (1914) Een wolf in schaapskleederen (of in een schapevacht)
d.i. een schadelijk mensch, die zich onschadelijk voordoet; een huichelaar; ontleend aan Matth. VII, 15: Maer wacht u van de valsche Propheten, dewelcke in schaeps-kleederen tot u komen, maer van binnen zijnse grijpende wolven. Vgl. Zeeman, 481; 524; Tuinman II, 128; Harreb. II, 238 b; M. de Br. 29: Helaas! de wolven waren in schaapsvachten de lam...

Een wrak op strand een baken in zee
Spreekwoorden: (1914) Een schip (of een wrak) op strand, een baken in zee.
Wanneer een schip ergens gestrand is, dan weet een andere schipper, dat die plaats moet worden vermeden als gevaarlijk. Vandaar wil deze spreekwijze bij overdracht zeggen: men leert zich in acht nemen door het ongeluk van anderen te zien, men spiegelt zich zacht aan een ander. Vader Cats I, 637 a zegt dit in de volgende woorden:

een zijn dood is de ander zijn brood
Spreekwoorden: (1914) De een zijn dood is de ander zijn brood,
de dood van den een bezorgt een ander een middel van bestaan, doordat hij in diens plaats komt; ook wel in algemeener zin, dat men dikwijls voordeel trekt uit het nadeel van een ander; vgl. lat. lucrum sine alterius damno fieri non potest.; De Brune, 379: 't Verderf van d'een, als nu en dan, ist rijzen van een ander man De zegswijze dateert uit de...

Een zwak hebben
Spreekwoorden: (1914) (Een) zwak hebben,
d.i. een zedelijk gebrek hebben; eig. eene zwakke plaats, een teergevoelige plek hebben; mnl. ene cranke; fri. in swak habbe, gebrek aan zwakheid van karakter. Een zwak op of voor iets hebben, op iets zeer gesteld zijn om het te bezitten, te bewaren; een voorliefde, eene neiging hebben voor; eig. zwak, gevoelig tegenover iets zijn en vandaar: iets...

Eendracht maakt macht
Spreekwoorden: (1914) Eendracht maakt macht.
Deze woorden, vroeger de wapenspreuk der Republiek, zijn een vertaling van het lat. concordia parvae res crescunt (Sallustius, Jugurtha, 10). Bij ons in de 16<sup>de<-sup> eeuw aangetroffen bij Campen, 42: Eendracht maeckt macht, tweedracht maeckt onmacht (vgl. lat concordia parvae res crescunt, discordia maximae dilabuntur); Spieghel,...

eendvogel
Spreekwoorden: (1914) Elk schot is geen eendvogel,
van eene daad blijven de natuurlijke gevolgen wel eens uit; niet alles gelukt. Vgl. Winschooten, 235: Elke schoot is geen endvoogel: dat is, het lukt altijd niet eeven wel; Halma, 138: Elke schoot is geen endvogel, spreekw. tous les coups ne portent pas; on ne rencontre pas toujours; Sewel, 214; Tuinman I, 280: Een paard met vier voeten struikelt ...

Eens burgemeester altijd burgemeester
Spreekwoorden: (1914) Eens burgemeester altijd (of blijft) burgemeester.
Volgens Van Dale: ‘Wie eenmaal het burgemeestersambt bekleed heeft, behoudt in het dagelijksch leven lang den titel van burgemeester; wie eens een slechten naam heeft, behoudt dien’. De zegswijze komt in de 18<sup>de<-sup> eeuw voor bij V. Alkemade, Ceremoniëel der Begraavenissen, 78 (anno 1713): Want, by voorbeeld, ee...

Eens burgemeester blijft burgemeester
Spreekwoorden: (1914) Eens burgemeester altijd (of blijft) burgemeester.
Volgens Van Dale: ‘Wie eenmaal het burgemeestersambt bekleed heeft, behoudt in het dagelijksch leven lang den titel van burgemeester; wie eens een slechten naam heeft, behoudt dien’. De zegswijze komt in de 18<sup>de<-sup> eeuw voor bij V. Alkemade, Ceremoniëel der Begraavenissen, 78 (anno 1713): Want, by voorbeeld, ee...

Eerlijk duurt het langst
Spreekwoorden: (1914) Eerlijk duurt het langst,
d.w.z. met eerlijkheid komt men in de wereld het verst. Vgl. W. Leevend, VI, 287: Binnen weinige jaaren zal hy schatryk zyn, want hy is door eerlijk, en eerlyk duurt toch 't langst; Harreb. I, 175; hd. Ehrlich währt am längsten oder ewig; fr. avec la bonne foi on va le plus loin; eng. honesty is the best policy.

eerste gewin is kattegespin
Spreekwoorden: (1914) Het eerste gewin is kattegespin,
d.w.z. wat bij 't begin van het spel wordt gewonnen, moet men later weer verliezen; de eerste winst houdt geen stand. Zooals de spreekwijze hier staat, wordt zij in de oudste bronnen aangetroffen; zie Gruterus I, 104; III. 144; Harrebomée I, 132 a en vgl. Sewel, 267: Als kinderen saamen speelen zeggen zy 't eerste gewin es kattengespin (the...

eerste viool
Spreekwoorden: (1914) De eerste viool spelen,
d.i. ergens het meest in te brengen hebben, eene eerste rol spelen, den toon aangeven, den boventoon voeren, mnl. vore singhen, of zooals men in Zuid-Nederland zegt ergens den eersten regel schrijven (Schuerm. 530 b). De uitdrukking is ontleend aan een strijkkwartet, waar de eerste viool de voornaamste rol vervult. Zie Harreb. II, 383 b: Hij speel...

eerste viool spelen
Spreekwoorden: (1914) De eerste viool spelen,
d.i. ergens het meest in te brengen hebben, eene eerste rol spelen, den toon aangeven, den boventoon voeren, mnl. vore singhen, of zooals men in Zuid-Nederland zegt ergens den eersten regel schrijven (Schuerm. 530 b). De uitdrukking is ontleend aan een strijkkwartet, waar de eerste viool de voornaamste rol vervult. Zie Harreb. II, 383 b: Hij speel...

Eeuwig en erfelijk
Spreekwoorden: (1914) Eeuwig en erfelijk,
d.i. voortdurend, van geslacht tot geslacht, immer en altoos, eeuwig en altijd; mnl. ewelike ende erflike; erflick ende ewelick; fri. ivich en erflik. Vgl. o.a. C. Wildschut I, 189: Mevrouw S. speelt eeuwig en ervelijk

Effen is kwaad gepast
Spreekwoorden: (1914) Effen is kwalijk treffen (of kwaad gepast)
d.w.z. iets precies te vinden zooals men het hebben wil, is moeilijk; ook: men kan het moeilijk iedereen naar den zin maken. Het gezegde komt voor bij Winschooten, 185: Effen is quaad te passen, dat is: men kan het alle man niet effen te pas maaken; Van Effen, Spect. VI, 73: Die spreuk kan hem niet onbekend zyn, dat effen is quaed te passen; Halma...

Effen is kwalijk treffen
Spreekwoorden: (1914) Effen is kwalijk treffen (of kwaad gepast)
d.w.z. iets precies te vinden zooals men het hebben wil, is moeilijk; ook: men kan het moeilijk iedereen naar den zin maken. Het gezegde komt voor bij Winschooten, 185: Effen is quaad te passen, dat is: men kan het alle man niet effen te pas maaken; Van Effen, Spect. VI, 73: Die spreuk kan hem niet onbekend zyn, dat effen is quaed te passen; Halma...

Egyptische duisternis
Spreekwoorden: (1914) Egyptische duisternis.
Deze uitdrukking is ontleend aan Exodus X:21: Doe seyde de Heere tot Mose, streckt uwe hant uyt nae den hemel, ende daer sal duyster-

ei
Spreekwoorden: (1914) Voor een appel en een ei,
d.w.z. voor een kleinen prijs, voor een onbeduidende kleinigheid. Een appel is, evenals een ei, een ding van weinig waarde; vandaar bij Servilius, 76: Onze questie en is nyet om eenen appel oft om een eye, lat. non certatur de oleastro. Vgl. ook Con.-Somme, 483: Hi (God) en wil di niet betalen mit een appel, als men die kinder doet, mer hij wil da...

ei van Columbus
Spreekwoorden: (1914) Het ei van Columbus.
Hieronder verstaat men eene zaak, die men wonderlijk acht zoolang men ze niet weet, maar onbeduidend, als een ander haar verklaard heeft. Benzoni verhaalt het eerst in zijne Historia del mondo nuovo I, 5 (Venetië 1565), dat volgens hooren zeggen Columbus in 1493 op een gastmaal bij den kardinaal Mendoza een ei op de bekende wijze zou hebben n...

ei wil wijzer zijn dan de hen
Spreekwoorden: (1914) Het ei wil wijzer zijn dan de hen,
d.w.z. het kind wil wijzer zijn dan de ouders; vgl. Campen, 23: Dat ey is cloecker dan die henne; De Brune, 482: het ei dat wilt den hane leeren; Tuinman I, 356: 't ei wil 't hoen leeren; zie Wander I, 752; das ey ist (will) klüger denn die henne (sein), waar gewezen wordt op het lat.: ante barbam doces senes; Schrader, 197: sus Minervam (doc...

Eieren kiezen voor zijn geld
Spreekwoorden: (1914) Eieren (of appelen) kiezen voor zijn geld
d.w.z.: ‘in plaats van het geld, dat men vordert of te vorderen heeft, eieren of appels, d.i. naar het vroeger taalgebruik, dingen van weinig waarde kiezen; bij uitbreiding: zich met minder tevredenstellen dan men aanvankelijk eischte: t.w. om althans iets te krijgen’; ook: zich uit vrees in den hoek laten jagen (Ndl. Wdb. IV, 1062). V...

eiereten
Spreekwoorden: (1914) Dat is het eiereten niet,
d.w.z. dat is de ware reden niet; ook: dat is de zaak niet, waar het in de eerste plaats op aan komt. Men antwoordt dit als iemand de ware reden eener handeling verzwijgt en iets anders voorwendt. De uitdrukking komt in de 17<sup>de<-sup> eeuw dikwijls voor (vgl. o.a. Van Moerk. 67; Ndl. Wdb. III, 3976) en staat ook bij Spaan, 13; O. K...

Eigen haard is goud waard
Spreekwoorden: (1914) Eigen haard is goud waard,
d.w.z. een eigen tehuis, een eigen woning is veel waard. Dit in vele talen algemeen gebruikt spreekwoord komt in de latere middeleeuwen voor bij Goedthals, 24: eyghenen heerd is gouts weert; Prov. Comm. 336: eyghen heert es gout weert, est quasi qui proprius aureus ipse focus; Campen, 122; Sart. I, 2, 59: eyghen haert is gout waert; Spieghel, 292;...

Eigen lof stinkt
Spreekwoorden: (1914) Eigen lof stinkt,
d.w.z. de lof, dien men zich zelf toezwaait, wordt niet geacht, eig. staat in een slechten reuk; men moet zich zelf niet prijzen (zie Spreuken 27, vs. 2). Vgl. in het mnl. men seit eyghen lof stinct (Tijdschr. XXI, 202); Doct. II, 2427; Lsp. III, 3, 253:

Eind goed al goed
Spreekwoorden: (1914) Eind goed, al goed,
d.w.z. als de zaak maar goed uitvalt, afloopt, vergeet men de moeite en zorg daaraan besteed, of ook het minder goede, dat er aan vooraf ging. Deze gedachte, in het Latijn uitgedrukt door exitus acta probat, mlat. omne bonum pulchre veniens in fine beatum, komt in de Middel-eeuwsche geschriften meermalen voor. Zie Matth. 78: tEnde goet al goet; Lk...

eind is er van weg
Spreekwoorden: (1914) Het eind is er van weg (of aan verloren)
d.w.z. in eig. zin het is grenzeloos, zonder einde. Men gebruikt deze zegswijze, wanneer er b.v. sprake is van eene verregaande baldadigheid, van brutaliteit, enz., in het algemeen om zijne verbazing uit te drukken over iets, dat men buitengewoon vreeselijk of ontzettend vindt; syn. 't is wat te zeggen! 't is al heel erg! 17<sup>de<-sup&g...

einde zal de last dragen
Spreekwoorden: (1914) Het einde zal den last dragen,
d.w.z. het begin eener zaak kan gemakkelijk schijnen, doch aan het einde komen de moeilijkheden, ‘bij de uitkomst ontdekken zich de zwarigheden’. In de middeleeuwen te vinden in Scaecspel, 29: Want al heeft dat beghinne een goet behaghen, teynde voorwaer moet den last draghen; bij Matthysz, 78: Het is een out woirt: tbeghinsel is een g...

einden aan elkander weten te knoopen
Spreekwoorden: (1914) De einden aan elkander weten te knoopen,
gewoonlijk in ontkennenden zin voor: te kort komen, niet rondkomen met zijn geld, zijn inkomen. Vgl. Tuinman II, 175: ‘Hy weet de einden niet aan malkanderen te knoopen, dit zegt men van ymand, die te kort komt, gelijk die van 't eene brood niet aan het andere weet te geraken, en altoos een gebakte ten achteren is’; Sewel, 213: Alle en...

Eldorado
Spreekwoorden: (1914) Eldorado.
Een Spaansch woord, dat samengesteld is uit het lidwoord el en dorado, het verleden deelw. van dorar, vergulden, met goud overtrekken. ‘De letterlijke beteekenis van het woord geeft groote waarschijnlijkheid aan de meening, dat de sage van Eldorado haren oorsprong verschuldigd is aan het verhaal van een Indiaansch vorst, die zijn lichaam met...

Elf is het gekkennummer
Spreekwoorden: (1914) Elf is het gekkennummer (of het gekkengetal).
Eigenlijk is elf hier ‘eene woordspeling met het znw. elf, een bijvorm van alf, in den zin van gek, zot of dwaas, eene beteekenis die zich in overdrachtelijke opvatting uit den naam der alven of elven,

elfder
Spreekwoorden: (1914) Ter elfder ure,
d.w.z. op het laatste ogenblik, eindelijk. De uitdrukking is ontleend aan den Bijbel, en wel aan de gelijkenis van den arbeider in den wijngaard, waarin verhaald wordt, dat de eigenaar van den wijnberg sommige arbeiders, die hij ledig vond, ter elfder ure (d.i. 's avonds te vijf uren, daar de Joodsche werkdag om zes uur eindigde) nog huurde tegen...

Elk huis heeft zijn kruis
Spreekwoorden: (1914) Elk huis heeft zijn kruis,
d.w.z. elk huis heeft zijn lijden, geen gezin blijft geheel voor leed gespaard, of, zooals in de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomt, geen huys en vind-me zonder kruys (De Brune, 402); vgl. verder Goedthals, 55: Elck huysken heeft zyn cruysken; Sart. III, 2, 65: Elck huysken heeft syn kruisken; Heemsk. 204: Elck huysjen heeft syn kruys, elck...

Elk is een dief in zijn nering
Spreekwoorden: (1914) Elk is een dief in zijn nering,
d.w.z. ieder zoekt op slinksche wijze voordeel met zijn beroep te doen; o.a. voorkomend in de Prov. Communia, 56: Alle man es een dief van synre neeringhe, quisque suo quaestu fur sicque tuo simul es tu. Bij Goedthals, 31: Elck is een dief in zijn ambacht, qui ne dérobe ne faict robe; Servilius, 236: elck is een dief in syn ambacht; Sartori...

Elk meent zijn uil een valk te zijn
Spreekwoorden: (1914) Elk meent zijn uil een valk te zijn,
d.w.z. ieder houdt het zijne (zijne kinderen, zijn werk, zijn liefje) voor uitnemend; lat. quisquis amat ranam, ranam putat esse Dianam; fri. elts mient dat syn ûle in falk is, waarvoor ook gezegd wordt elts hâldt syn eigen protter (spreeuw) for in lyster. Ook een uil wordt, evenals de valk, gebruikt voor de vogelvangst2); vandaar dit ...

Elk schot is geen eendvogel
Spreekwoorden: (1914) Elk schot is geen eendvogel,
van eene daad blijven de natuurlijke gevolgen wel eens uit; niet alles gelukt. Vgl. Winschooten, 235: Elke schoot is geen endvoogel: dat is, het lukt altijd niet eeven wel; Halma, 138: Elke schoot is geen endvogel, spreekw. tous les coups ne portent pas; on ne rencontre pas toujours; Sewel, 214; Tuinman I, 280: Een paard met vier voeten struikelt ...

Elkaar de bal toekaatsen
Spreekwoorden: (1914) Elkander den bal toewerpen (of toekaatsen)
een sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw voorkomende uitdrukking met de bet. elkander helpen, in elkanders kaart spelen. Bij Servilius, 209 luidt zij: Si kaetsen malcanderen den bal toe; bij Sartorius III, 2, 77: Sy rollen malkander de bal toe, cursu lampada tradunt; I, 2, 82: Elckander de Bal toesollen, invicem lampada tradere (vgl. Mnl. Wd...

Elkaar de bal toewerpen
Spreekwoorden: (1914) Elkander den bal toewerpen (of toekaatsen)
een sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw voorkomende uitdrukking met de bet. elkander helpen, in elkanders kaart spelen. Bij Servilius, 209 luidt zij: Si kaetsen malcanderen den bal toe; bij Sartorius III, 2, 77: Sy rollen malkander de bal toe, cursu lampada tradunt; I, 2, 82: Elckander de Bal toesollen, invicem lampada tradere (vgl. Mnl. Wd...

Elkander in het haar zitten
Spreekwoorden: (1914) Elkander in het haar zitten
d.w.z. plukharen (in Zuid-Nederl. ook haarkepluk doen), vechten, krakeelen, twisten, zoowel in eigenlijken als in overdrachtelijken zin; ook (elkander) bij het haar hebben (Rusting 49); 17<sup>de<-sup> eeuw: met iemand in het haar liggen (Pers, 26 a; 109 a). Zie Tuinman I, 282: Zy zitten malkanderen in 't hair, dat zegt men van twee, d...

Em om hebben
Spreekwoorden: (1914) Em om hebben.
Dit wordt gezegd van iemand die te veel ‘opheeft’, dus in den zin van dronken zijn, een (of den) bok aan 't touw hebben1), em staan hebben (fri. ik hab him stien as in mûs); Zuid-Nederland: ze staan hebben of het staan hebben, dronken, sikker zijn. Vgl. P.K. 70: Hij is vet, roept een van 't schellinkie. Hij heit 'era om hoor! gil...

Emmer
Spreekwoorden: (1914) Emmer
wordt te Amsterdam gebezigd als scheldwoord, ook vuilemmer of schijtemmer (o.a. Diamst. 208), waaronder dan moet worden verstaan de beeremmer, drekton, de bruidemmer, zooals men nog te Enkhuizen zegt. Zoo spreekt men ook van een emmer van een kerel voor een knul van een vent, een strontzak (vgl. fri. strontsek, sukkel); ook wordt emmer gebezigd in...

ene oor in en het ander uit
Spreekwoorden: (1914) Het eene oor in en 't ander uit
wordt gezegd van iets dat op den hoorder weinig indruk maakt, dat hem koud laat; ook van iets dat hij niet met den geest opneemt en terstond

Engelse brief schrijven
Spreekwoorden: (1914) Een engelschen (of griekschen) brief schrijven.
In sommige streken verstaat men hieronder ‘een dutje doen’. Het valt niet ieder gemakkelijk een engelschen, en althans een griekschen brief te schrijven; daarvoor moet men alleen zijn, om goed te kunnen nadenken en niet gestoord te worden. Vgl. het Zaansche: een brief aan den koning schrijven; zie een tukje doen; een uiltje knappen.

Er aan moeten gelooven
Spreekwoorden: (1914) Er aan moeten gelooven,
d.w.z. ‘zich moeten onderwerpen aan iets onaangenaams, dat men niet kan ontgaan; genoodzaakt zijn iets, hoe ongaarne ook, te doen of te ondergaan’; moeten sterven. Van zaken gezegd wordt met deze zegswijze bedoeld: opgeofferd moeten worden; hd. daran glauben müssen; nd. he mut daran glöven, er muss an dieser Krankheit sterben...

Er boven op komen
Spreekwoorden: (1914) Er boven op komen.
Een elliptische uitdrukking, waarbij een znw. is weggelaten, dat als bekend ondersteld en door het onbep. vnw. er vervangen wordt. Boven geeft den toestand van den persoon te kennen, die zich boven de eene of andere moeilijkheid verheft. Zoo beteekent de geheele uitdrukking: uit den druk van ziekte of armoede, vernedering of ellende, tot gezondhei...

Er de boter uitbraden
Spreekwoorden: (1914) Er de boter uitbraden,
ook wel de boter braden, d.w.z. smullen, het er eens van nemen; vetpot hebben. Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw aangetroffen (vgl. Gew. Weuw. III, 48) en thans nog algemeen bekend; ook in het Friesch: nou scille wy de bûter ris útbriede. Vgl. Halma, 716: De boter uitbraaden, niets spaaren om iemand wel te onthaalen; Ndl. Wdb...

Er de wind onder hebben
Spreekwoorden: (1914) Er den wind onder hebben,
d.w.z. ontzag hebben, prestige hebben; eig. gezegd van bladeren, die door den wind opgejaagd en weggewaaid worden, voor den wind wegvliegen; vgl. Harreb. II, 470: De wind zit eronder, het gaat voorspoedig; Jong. 22: Ja, Moffen Mina had er den wind onder, nou, asjeblieft! De Amsterdammer 22 Nov. 1914 p. 10 k. 3: Gelukkig dat te Amsterdam ten minste...

Er dienen geen twee grote masten op één schip
Spreekwoorden: (1914) Er dienen geen twee groote masten op één schip,
d.w.z. er moeten in eene zaak niet twee personen naast elkander staan, die gelijke macht hebben; er moet maar één zijn, die de baas is; vgl. Winschooten, 153: Daar moeten geen twee groote masten op een Schip sijn: het welk in een oneigen sin genomen, beteekend: daar moet maar een den baas zijn. Zie verder Witsen, 491: Geen twee groot...

Er dik inzitten
Spreekwoorden: (1914) Er dik inzitten,
d.w.z. welgesteld zijn, veel geld bezitten, goed in de was zitten, gespekt zijn1); eig. gezegd van een schaap, dat dik in de wol zit; vgl. hd. in der Wolle sitzen of warm sitzen. Zoo kreeg dik de beteekenis van overvloedig, zeer, in hooge mate (vgl. hd. etwas dick haben), die vooral in het Noorden van ons land zeer gewoon is. In Groningen zegt men...

Er een knoop op leggen
Spreekwoorden: (1914) Er een knoop op leggen,
d.w.z. met een vloek hetgeen men gezegd heeft als 't ware bekrachtigen, vastmaken; zie o.a. Harreb. I, 421; Zondagsbl. van Het Volk, 7 Maart 1914, p. 1 k. 3: Vooral één der agenten muntte uit in het vloeken en legde op bijna ieder woord den stevigen knoop: g.v.d. In de 18<sup>de<-sup> eeuw: er een band op leggen of er sti...

Er een slaatje uitslaan
Spreekwoorden: (1914) Er een slaatje uitslaan (of maken)
d.w.z. met iets een voordeeltje behalen. Vgl. Harreb. II, 270: Hij zal daar een mooi slaatje vandaan halen, d.w.z. hij zal er een groote erfenis vandaan halen; Nest, 83: Er was een slaatje te slaan; P.K. 116: Dat mensch maakt er alleenig nog een goed slaatje uit en ik blijf nuchter van de fooien; De Arbeid, 14 Januari 1914, p. 4 k. 3: Was dat wel ...

Er gaan veel makke schapen in een hok
Spreekwoorden: (1914) Er gaan veel makke (of tamme) schapen in een hok
d.w.z. ‘wanneer men niet al te veel verlangt, kan men licht plaats vinden’; men bezigt deze zegswijze, wanneer veel menschen in eene kleine ruimte moeten. Zie Smetius, 227: Daer gaen veel geduldige (of willige) schapen in eenen stal; Halma, 335: Daar gaan veele makke schapen in een hok, les personnes accommodantes se font à tout...

Er gaan veel tamme schapen in een hok
Spreekwoorden: (1914) Er gaan veel makke (of tamme) schapen in een hok
d.w.z. ‘wanneer men niet al te veel verlangt, kan men licht plaats vinden’; men bezigt deze zegswijze, wanneer veel menschen in eene kleine ruimte moeten. Zie Smetius, 227: Daer gaen veel geduldige (of willige) schapen in eenen stal; Halma, 335: Daar gaan veele makke schapen in een hok, les personnes accommodantes se font à tout...

Er geen doekjes om winden
Spreekwoorden: (1914) Er geen doekjes om winden,
d.w.z. iets niet zoeken te bewimpelen, of verbergen, gelijk men wel een doekje om een vinger, of iets dergelijks, doet (Tuinman I, 200); dus eig. het zeer niet zoeken te verbergen; vgl. mnl. sijn seer ommeslaen, zijn zeer verbloemen, maskeeren; sonder ommeslach, onbewimpeld. Eene in de middeleeuwen reeds vrij gewone uitdr., die wij o.a. aantreffen...

Er geen gras over laten groeien
Spreekwoorden: (1914) Er geen gras over laten groeien,
d.w.z. de behandeling eener zaak niet uitstellen (eig. niet laten verjaren? zie Ndl. Wdb. V, 578). Bij Campen, 115: laet hyer ghien gras over wassen; vgl. ook W. Leevend VI, 339 en Tuinman II, 240: t' Is in 't vergeetboek geraakt; dat komt overeen met het lange gras is'er over gewassen. Ook in het Friesch: wy moatte der gjin gêrs oer waechsj...

Er geen handwater bij halen
Spreekwoorden: (1914) Er geen handwater bij hebben (of halen)
d.w.z. er niet mede vergeleken kunnen worden; minder zijn. Onder handwater verstond men in de middeleeuwen waschwater, dat diende om de handen te wasschen.3) Dit werd voor en na den maaltijd den vorst geknield aangeboden door iemand, die hem in stand evenaarde.4) Vandaar kon iemand het handwater geven, reiken beteekenen: met hem vergeleken worden ...

Er geen handwater bij hebben
Spreekwoorden: (1914) Er geen handwater bij hebben (of halen)
d.w.z. er niet mede vergeleken kunnen worden; minder zijn. Onder handwater verstond men in de middeleeuwen waschwater, dat diende om de handen te wasschen.3) Dit werd voor en na den maaltijd den vorst geknield aangeboden door iemand, die hem in stand evenaarde.4) Vandaar kon iemand het handwater geven, reiken beteekenen: met hem vergeleken worden ...

Er is beter naar te wachten dan te vasten
Spreekwoorden: (1914) Er is beter naar (of op) te wachten dan te vasten
zegt men van iets, dat waarschijnlijk voorloopig niet zal gebeuren of dat men waarschijnlijk vooreerst niet zal krijgen. De uitdrukking naar iets niet vasten komt voor bij Campen, 110: Ick en vaste dar niet nae, ik kan het wel missen; zij bestaat nog in Zuid-Nederland; vgl. Antw. Idiot. 1317: naar iet nie' vasten, het kunnen missen; Rutten, 248. D...

Er is beter op te wachten dan te vasten
Spreekwoorden: (1914) Er is beter naar (of op) te wachten dan te vasten
zegt men van iets, dat waarschijnlijk voorloopig niet zal gebeuren of dat men waarschijnlijk vooreerst niet zal krijgen. De uitdrukking naar iets niet vasten komt voor bij Campen, 110: Ick en vaste dar niet nae, ik kan het wel missen; zij bestaat nog in Zuid-Nederland; vgl. Antw. Idiot. 1317: naar iet nie' vasten, het kunnen missen; Rutten, 248. D...

Er is een vuiltje aan de knikker
Spreekwoorden: (1914) Er is iets (of een vuiltje) aan den knikker
d.w.z. er is iets niet in den haak, er is een vuiltje aan de lucht. Vgl. Van Eijk III, 90: daar is vuil aan den knikker, er moet wel iets van dat leelijke geval of gerucht bestaan; Sonnet, 56: Er schijnt toch inderdaad iets aan den knikker; Dievenp. 118: Als je een van je Amsterdamsche sneezen zoo met zoo'n vreemden Mof of Bels ziet rondkuieren, d...

Er is geen goud zonder schuim
Spreekwoorden: (1914) Er is geen goud zonder schuim,
d.w.z. niets is zoo goed, of er valt nog wel iets op aan te merken; niets is volmaakt; hd. es ist kein Gold (oder Silber) ohne Schaum; fr. nul or sans écume; eng. no gold without dross; fri. gjin goud sonder skûm. Zie Goedthals 129: Ten is gheen coorne sonder caf, gheenen wyn

Er is geen koren zonder kaf
Spreekwoorden: (1914) Er is geen koren zonder kaf,
d.w.z. niets is zonder gebreken, geen goud zonder schuim; hd. kein Korn ohne Spreu (oder Streu); ook in Zuid-Nederland: er is geen koren zonder kaf (o.a. Teirl. II, 172; Waasch Idiot. 364) of onder alle koren is kaf, onder elke familie, vereeniging, enz. is iemand die niet deugt (Antw. Idiot. 1837). Een sedert de middeleeuwen voorkomende spreekwoo...

Er is geen olie meer in de lamp
Spreekwoorden: (1914) Er is geen olie meer in de lamp,
vooral in toepassing op personen, wier levensgeesten verteerd zijn, hetzij door ouderdom, hetzij door uitputtende losbandigheid; maar ook wel gezegd van eene platte beurs, een ledige flesch, enz.; Ndl. Wdb. X, 113 en vgl. n<sup>o<-sup>. 1322. Vgl. voor de 16<sup>de<-sup> eeuw Roode Roos, 82: Daer schuylt vry noch oliken in ...

Er is geen pot zo scheef of er past wel een deksel op
Spreekwoorden: (1914) Er is geen pot zoo scheef, of er past wel een deksel op,
d.w.z. er is geen meisje zoo leelijk, of zij kan wel een man vinden. De Romeinen drukten dit uit met deze woorden: invenit patella dignum operculum; vgl. verder Goedthals, 106: noyt pot so slom, of hy en vant syne schyve; Anna Bijns, Nw. Refr. 103: gheen zoo slimmen scheelken, ten vindt sijnen pot; 104: tot alle cannekens vint men schelen of men v...

Er is geen speld tussen te krijgen
Spreekwoorden: (1914) Er is geen speld tusschen te krijgen,
d.w.z. er is op de logica der redeneering niets aan te merken, er is nergens ook maar eenig gemis aan logisch verband, ‘het sluit als een bus’; ook wel gezegd van een stortvloed van woorden, die niet te stuiten is. Vgl. Harreb. I, 438: Men kan er geen speldenknop tusschen krijgen; Allerz. 44: Daar kan je geen speld tusschen steken; Het...