F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883
voor de gek houden
Spreekwoorden: (1914) Iemand voor den gek (of (den) mal) houden
d.w.z. den spot met hem drijven, hem beetnemen, hem voor het lapje houden, iemand het lavuit geven (17<sup>de<-sup> eeuw3); gron. iemand voor de guichet hebben (Molema, 522 b); hd. einen zum Narren haben (oder halten); eng. to make a fool of a p. In het Ndl. Wdb. IV, 936 wordt de volgende verklaring van deze zegswijze gegeven: ‘D...
Voor de haaien zijn
Spreekwoorden: (1914) Voor de haaien zijn,
eigenlijk tot een prooi voor de haaien zijn, en vandaar onherroepelijk verloren; Harreb. I, 265; Nkr. VI, 11 Mei p. 2; Het Volk, 14 Juli 1913, p. 6 k. 3; fri. hy is for de haijen. Vgl. voor de poes; voor de pielekes (= kuikens of jonge eenden) zijn (Opprel, 77 a; Molema, 322 b; Gunnink, 95; Van Weel, 131; Woeste, 198 a; Ten Doornk. Koolm. II, 717 ...
Voor de kat
Spreekwoorden: (1914) Voor de poes (of de kat) zijn
d.w.z. verloren zijn, eig. gezegd van een muis of een vogel, die een prooi voor de poes is, dus onherroepelijk verloren is; vgl. De Telegraaf, 16 Dec. 1914 (avondbl.), p. 1 k. 4: Men moet daar (in de loopgraven) 's nachts afgelost worden, anders is men voor de poes. Men riskeert daar zijn huid, maar 't is voor 't vaderland. Vgl. voor het garen zij...
voor de leus doen
Spreekwoorden: (1914) Iets voor (of om) de leus doen
d.w.z. iets voor den schijn doen; welstandshalve. Onder leus, mnl. lose, verstaat men eig. wachtwoord, wapenkreet, strijdleus1) en vandaar, zoo deze voorgewend is, schijn. Vgl. Sewel, 450; Halma, 314: Iets voor de leus of welstaanshalve doen, leurrer quelqu'un, sauver les apparences par bienséance; hij doet het maar om de leus, il n'en fait...
Voor de mast zitten
Spreekwoorden: (1914) Voor de(n) mast zitten,
d.w.z. de spijs, die op het bord ligt, niet opkunnen; verzadigd zijn, terwijl men nog voedsel voor zich heeft; niet verder kunnen. Deze uitdrukking, die ik nergens vroeger heb aangetroffen, is tot nu toe niet bevredigend verklaard. Het Ndl. Wdl. IX, 293, denkt met G.A. Nauta in Taal en Lett. VI, 238 aan een verminking van het vroeger zeer bekende ...
Voor de poes
Spreekwoorden: (1914) Voor de poes (of de kat) zijn
d.w.z. verloren zijn, eig. gezegd van een muis of een vogel, die een prooi voor de poes is, dus onherroepelijk verloren is; vgl. De Telegraaf, 16 Dec. 1914 (avondbl.), p. 1 k. 4: Men moet daar (in de loopgraven) 's nachts afgelost worden, anders is men voor de poes. Men riskeert daar zijn huid, maar 't is voor 't vaderland. Vgl. voor het garen zij...
Voor de rode deur moeten gaan
Spreekwoorden: (1914) Voor de roode deur moeten gaan (of komen)
d.i. voor het gerecht komen, ook wel in algemeener zin: voor de heeren geroepen worden, voor de heeren moeten komen, om eene vermaning te
Voor de rode deur moeten komen
Spreekwoorden: (1914) Voor de roode deur moeten gaan (of komen)
d.i. voor het gerecht komen, ook wel in algemeener zin: voor de heeren geroepen worden, voor de heeren moeten komen, om eene vermaning te
voor de sokken
Spreekwoorden: (1914) Van (of voor) de sokken
wordt verbonden met verschillende werkwoorden en beteekent dan gewoonlijk ‘van de been’, ‘van de baan’, ‘onderstboven’. Vgl. van de sokken vallen, flauw vallen; van de sokken getimmerd, gedegradeerd (Woordenschat, 1098). In jagerstaal verstaat men onder sok het onderste deel van den achterpoot van een haas of ee...
Voor de vuist
Spreekwoorden: (1914) Voor de vuist (weg),
d.i. onvoorbereid, ex tempore, dadelijk; eene beteekenis die ontleend is aan zegswijzen als voor de vuist iets opnemen; afrik. iets voor die vuis neem, d.i. voor de hand opnemen, zonder uitzoeken, zooals de zaken voor iemands hand liggen (Ndl. Wdb. V, 1847). Vgl. Pers, 369 a: De Water-Geusen rantsoenden voor de vuyst wie daer oock lagen; 443 a: Da...
Voor de vuist weg
Spreekwoorden: (1914) Voor de vuist (weg),
d.i. onvoorbereid, ex tempore, dadelijk; eene beteekenis die ontleend is aan zegswijzen als voor de vuist iets opnemen; afrik. iets voor die vuis neem, d.i. voor de hand opnemen, zonder uitzoeken, zooals de zaken voor iemands hand liggen (Ndl. Wdb. V, 1847). Vgl. Pers, 369 a: De Water-Geusen rantsoenden voor de vuyst wie daer oock lagen; 443 a: Da...
Voor de wind gaan
Spreekwoorden: (1914) Voor den wind gaan,
slechts onpers. gebruikt in den zin van voorspoedig gaan, onder begunstiging van alle omstandigheden; evenals een schip, dat den wind vlak achter zich heeft; fr. avoir le vent en poupe; eng. to sail before the wind; vgl. voor wind en stroom gaan (Ndl. Wdb. IV, 86); voor het lapje gaan (zie n<sup>o<-sup>. 1340); mnl. voorwint hebben of ...
Voor een appel en een ei
Spreekwoorden: (1914) Voor een appel en een ei,
d.w.z. voor een kleinen prijs, voor een onbeduidende kleinigheid. Een appel is, evenals een ei, een ding van weinig waarde; vandaar bij Servilius, 76: Onze questie en is nyet om eenen appel oft om een eye, lat. non certatur de oleastro. Vgl. ook Con.-Somme, 483: Hi (God) en wil di niet betalen mit een appel, als men die kinder doet, mer hij wil da...
voor één gat niet te vangen
Spreekwoorden: (1914) Hij is voor één gat niet te vangen,
d.w.z. hij is niet gemakkelijk, of wel, in 't geheel niet te vangen; ook hij is voor geen zeven gaten te vangen. Onder gat moet hier volgens het Ndl. Wdb. IV, 337 worden verstaan de opening of mond van een der pijpen of gangen van een hol, waarin dassen, vossen of konijnen zich ophouden. Deze dieren hebben meer dan een uitweg aan hun hol; spant me...
voor een prikje koopen
Spreekwoorden: (1914) Iets voor een prikje koopen,
d.w.z. iets voor een kleinigheid, 17<sup>de<-sup> eeuw een treusneus1), koopen. Wellicht heeft prikje hier eig. de bet. van een klein stokje, een klein dun houtje en vandaar iets van weinig waarde, eene kleinigheid. Zie De Jager's artikel in de Latere Versch. 57-154; Nw. Ndl. Taalmagazijn II, 231; Nav. XXI, 577 en Molema, 339 a, die na...
Voor galg en rad opgroeien
Spreekwoorden: (1914) Voor galg en rad opgroeien,
ook wel voor de galg opgroeien of opwassen (18<sup>de<-sup> eeuw), ‘van jonge deugnieten gezegd, wier opvoeding geheel verwaarloosd wordt, en die daardoor opgroeien in ondeugd en boosheid, waarvan de galg en het rad (vgl. radbraken) eenmaal de straf zal zijn’; Ndl. Wdb. IV, 170; XI, 768; Dievenp. 131: Dat was er ook een voo...
Voor gek spelen
Spreekwoorden: (1914) Voor gek spelen,
d.w.z. voor potsenmaker of hansworst spelen; door allerlei dwaasheden, zotternijen en koddige scherts anderen aan het lachen brengen; steeds in afkeurenden zin. De uitdr. is ontleend aan onze vroegere tooneelstukken, waar hij die voor komiek speelde ‘de geck’ genoemd werd (zie Huygens VI, 194). Oorspronkelijk zeide men dan ook ‘(...
voor goede munt opnemen
Spreekwoorden: (1914) Iets voor goede (of gangbare) munt opnemen (of aannemen)
In eigenlijken zin het geld, dat men ontvangt voor echt, niet valsch of voor gangbaar houden, en vandaar bij overdracht: gelooven wat iemand zegt; iets in ernst opvatten; hd. etwas für bare Münze nehmen; fr. prendre qqch. pour argent comptant. In de 17<sup>de<-sup> eeuw vrij gewoon; zie het Ndl. Wdb. IV, 238; IX, 1239; 1240; ...
Voor het hoofd geslagen staan
Spreekwoorden: (1914) Voor het hoofd geslagen staan,
d.w.z. beteuterd, verlegen, bedremmeld staan, voor den kop geloopen zijn (Rutten, 120 b). Vgl. Hooft, Ned. Hist. 128: Breederoode en de zynen, hoewel voor 't hooft geslaaghen met deeze weyghering, veerdigden een smeekschrift af; Huygens II, 99: Klaes Boer stond voor sijn hoofd geslagen als een Oss. In de 18<sup>de<-sup> eeuw leest men ...
Voor het lapje gaan
Spreekwoorden: (1914) Voor 't lapje gaan,
eene uitdrukking, die wil zeggen vóór den wind gaan, waarvoor men in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeide voor 't laaken gaan, waarbij men met laken een zeil bedoelde; zie Winschooten, 132: ‘te scheep noemen sij laaken een seil’. Ook werd het van de zeilen van een molen gezegd; vgl. Huygens VI, 1: De Molen heeft voor...
voor het lapje houden
Spreekwoorden: (1914) Iemand voor het lapje houden,
d.w.z. iemand voor den gek houden, iemand iets op de mouw spelden, hem in het lange jak laten loopen (in C. Wildsch. VI, 239). Deze uitdr. wordt in de 17de eeuw aangetroffen in de Klucht v.d. Pasquilmaecker, I, 19: Hebbense my eens voor 't lapje gehadt, 'k salder die koek nou wel so weten te backen, dat, enz.1) Verder trof ik haar aan bij Winschoo...
Voor het lieve vaderland weg
Spreekwoorden: (1914) Voor het (lieve) vaderland weg,
d.w.z. in groote mate; in 't ruwe weg; zonder veel complimenten; in het Westvlaamsch van 't vaderland weg, buitenmate, verschrikkelijk; De Bo, 1235 b: hij drinkt en hij vloekt van 't vaderland weg; in het Antw. Idiot. 1309 en Waasch Idiot. 684 a: iet doen veur 't vaderland, veel moeite doen; fel werken; Nav. 1897, 63: hij drinkt alsof het voor 't ...
voor het mes hebben
Spreekwoorden: (1914) Iets voor het mes hebben,
d.w.z. iets in het vooruitzicht hebben; eig. iets (bijv. een stuk vleesch) te snijden hebben, een maaltijd in het vooruitzicht hebben. Zie Tuinman II, 33. Hier en daar nog in gebruik, o.a. in Twente en in Groningen; zie Molema, 261 b: Wat veur 't mest (= mes) hebben, pret, feest in 't vooruitzicht hebben, ook: een goeden maaltijd hebben. Bij Van D...
Voor het vaderland weg
Spreekwoorden: (1914) Voor het (lieve) vaderland weg,
d.w.z. in groote mate; in 't ruwe weg; zonder veel complimenten; in het Westvlaamsch van 't vaderland weg, buitenmate, verschrikkelijk; De Bo, 1235 b: hij drinkt en hij vloekt van 't vaderland weg; in het Antw. Idiot. 1309 en Waasch Idiot. 684 a: iet doen veur 't vaderland, veel moeite doen; fel werken; Nav. 1897, 63: hij drinkt alsof het voor 't ...
Voor heter vuur gestaan hebben
Spreekwoorden: (1914) Voor heeter vuur gestaan hebben (of geweest zijn)
d.i. in grooter gevaar geweest zijn; eig. gezegd van den soldaat, die tegenover het vuur van den vijand staat2). Syn. van het 17<sup>de<-sup>-eeuwsche groter zee overgevaren zijn (Witsen, 492 a; Sewel, 623). Vgl. Tuinman I, 56: Ik heb wel voor een heeter vuur gezeten; Boere-krakeel, 82: Hy heit al wel voor heeter vuur gezeten; bl. 173:
Voor iemand de neus optrekken
Spreekwoorden: (1914) Voor iemand (of iets) den neus optrekken (of ophalen)
d.w.z. iemand of iets geringschatten, met minachting aanzien; eig. wegens een onaangenamen reuk den neus te zamen trekken; vgl. fr. hocher du nez; hd. die Nase rümpfen; eng. to turn up one's nose at anything; fri.
Voor iemand door het vuur lopen
Spreekwoorden: (1914) Voor iemand door een (of het) vuur loopen (of vliegen)
d.i. voor iemand zich aan een groot gevaar blootstellen; uit genegenheid voor iemand alles, ook het gevaarlijkste, doen. De zegswijze komt ook in de klassieke talen voor; vgl. gri. διὰ τοῦ πυÏὸς Βαδίζειν; lat. per
Voor iets de neus ophalen
Spreekwoorden: (1914) Voor iemand (of iets) den neus optrekken (of ophalen)
d.w.z. iemand of iets geringschatten, met minachting aanzien; eig. wegens een onaangenamen reuk den neus te zamen trekken; vgl. fr. hocher du nez; hd. die Nase rümpfen; eng. to turn up one's nose at anything; fri.
Voor iets in de wieg gelegd zijn
Spreekwoorden: (1914) Voor iets in de wieg gelegd zijn,
d.w.z. voorbestemd zijn voor iets; vgl. Harreb. II, 457: Hij is er niet voor in de wieg gelegd; Couperus, E. Vere I, 156: Je weet, Otto is voor minister of gouverneur-generaal in de wieg gelegd; III, 97: George en Lili kenden elkander betrekkelijk kort en ze hebben al heel gauw gevoeld, dat ze voor elkander in de wieg waren gelegd; Nw. School, V, ...
Voor iets opdraaien
Spreekwoorden: (1914) Voor iets opdraaien,
d.i. niet vorderen, voor iets blijven steken, iets niet kunnen gedaan krijgen. De eerste beteekenis van opdraaien is die van in den voortgang gestuit, tegengehouden worden, zooals voor het anker opdraaien, door het daartoe uitgeworpen anker tegengehouden worden in het verder wegdrijven; voor eene ondiepte opdraaien, door eene ondiepte plotseling i...
Voor mirakel liggen
Spreekwoorden: (1914) Voor mirakel liggen,
d.w.z. bewusteloos liggen, door dronkenschap, ziekte of door geweld; voor spot liggen; Harreb. II, 88: ‘Hij ligt voor een mirakel, hij ligt in zulk een onnatuurlijken toestand, dat men, hem ziende, zou denken, dat er een mirakel had plaats gehad. De drank heeft hem in dien toestand gebragt’. Vgl. Zandstr. 83: Die lei daar weer voor mer...
Voor pampus liggen
Spreekwoorden: (1914) Voor pampus liggen,
d.w.z. in zwijm liggen, syn. van ‘in Jaffa’ liggen’ (zie n<sup>o<-sup>. 164). Vgl. Handelsblad, 3 Juni 1915 (avonbl.), p. 8 k. 1: Piccadores met paarden, en allerlei malle kwibussen die dood of voor pampus liggen. - Pampus is de naam van een ondiepte bij de Zuiderzee, tusschen de zandgronden aan den Waterlandschen zee...
Voor spek en bonen
Spreekwoorden: (1914) Voor spek en boonen meedoen (of er bij zitten, loopen)
d.w.z. niet geteld worden, een bijlooper zijn, bij eenig werk overtollig zijn; Transv. ver spek en boontjes, voor weinig geld (Onze Volkstaal III, 143). Elders: voor spek en brood, voor spek en 'n metworst, voor spek en
Voor stoelen en banken praten
Spreekwoorden: (1914) Voor stoelen en banken preeken (praten, spelen),
d.i. voor een bijna leege kerk of zaal preeken of spelen; spreken zonder aangehoord te worden. Vgl. Westerbaen III. 701: Voor leege stoelen en houte banken preeken; Van Effen IV, 106; XI, 214: Voor stoelen en banken preeken; Harreb. I, 31 a; Het Volk, 5 Juni 1914 p. 1 k. 3: Landdagen dat waren voor menigen vrijzinnigen spreker die voor stoelen en ...
Voor stoelen en banken preken
Spreekwoorden: (1914) Voor stoelen en banken preeken (praten, spelen),
d.i. voor een bijna leege kerk of zaal preeken of spelen; spreken zonder aangehoord te worden. Vgl. Westerbaen III. 701: Voor leege stoelen en houte banken preeken; Van Effen IV, 106; XI, 214: Voor stoelen en banken preeken; Harreb. I, 31 a; Het Volk, 5 Juni 1914 p. 1 k. 3: Landdagen dat waren voor menigen vrijzinnigen spreker die voor stoelen en ...
Voor stoelen en banken spelen
Spreekwoorden: (1914) Voor stoelen en banken preeken (praten, spelen),
d.i. voor een bijna leege kerk of zaal preeken of spelen; spreken zonder aangehoord te worden. Vgl. Westerbaen III. 701: Voor leege stoelen en houte banken preeken; Van Effen IV, 106; XI, 214: Voor stoelen en banken preeken; Harreb. I, 31 a; Het Volk, 5 Juni 1914 p. 1 k. 3: Landdagen dat waren voor menigen vrijzinnigen spreker die voor stoelen en ...
voor zoete koek
Spreekwoorden: (1914) Iets voor zoete koek
d.w.z. iets gewillig verdragen, doen alsof men het onaangename niet bemerkt; iets voor goede munt aannemen, iets goedwillig gelooven. De uitdr. schijnt eerst in de 19<sup>de<-sup> eeuw voor te komen; zie o.a. Harreb. I, 426; Nkr. III, 14 Maart p. 4; Het Volk, 13 Febr. 1914, p. 5 k. 4; Nest, 53; 69; Sjof. 199; Het Volk, 6 April 1914, p....
Voorland
Spreekwoorden: (1914) Voorland.
Onder voorland moet men in eig. zin verstaan ‘eene in zee uitstekende punt lands of den hoek, waarop een vaartuig aanhoudt. Vandaar, dat men van het eene of andere zegt dat het iemands voorland is, wanneer hij op zoo iets, uithoofde van zijne omstandigheden rekenen moet, of het er naar maakt, dat hij er toe zal vervallen of komen’; Van...
voorschijn
Spreekwoorden: (1914) Te voorschijn komen,
voor den dag komen, zich openlijk of in 't openbaar vertoonen; zuidndl. en Nbrab.1) ten blakke komen of brengen (zie De Bo, 142; Antw. Idiot. 247; Hoeufft, 72); mnl. te vor(e)schine comen naast te vor(e)schine bringen, ook sijn. Het mnl. znw. vorescijn is afgeleid van 't ww. vorescinen, boven iets anders of anderen uitschijnen, uitblinken, in 't o...
Voorzichtigheid
Spreekwoorden: (1914) Voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (of van de porceleinkast).
Deze spreuk treffen we in de 16<sup>de<-sup> eeuw aan bij Spieghel, 272: Voorzichticheid is de moer van alle wijsheid; zoo ook later in de Klucht v.d. Pasquil-maecker, 18: Je hebt ook sonder twijfel geweten, dat de voorsichtigheyt hier te lant de moeder van alle wijsheyt wort geheten; Paffenr. 200; bij J. Vos, Aran en Titus, bl. 27: Vo...
Voorzichtigheid is de moeder der wijsheid
Spreekwoorden: (1914) Voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (of van de porceleinkast).
Deze spreuk treffen we in de 16<sup>de<-sup> eeuw aan bij Spieghel, 272: Voorzichticheid is de moer van alle wijsheid; zoo ook later in de Klucht v.d. Pasquil-maecker, 18: Je hebt ook sonder twijfel geweten, dat de voorsichtigheyt hier te lant de moeder van alle wijsheyt wort geheten; Paffenr. 200; bij J. Vos, Aran en Titus, bl. 27: Vo...
Voorzichtigheid is de moeder van de porceleinkast
Spreekwoorden: (1914) Voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (of van de porceleinkast).
Deze spreuk treffen we in de 16<sup>de<-sup> eeuw aan bij Spieghel, 272: Voorzichticheid is de moer van alle wijsheid; zoo ook later in de Klucht v.d. Pasquil-maecker, 18: Je hebt ook sonder twijfel geweten, dat de voorsichtigheyt hier te lant de moeder van alle wijsheyt wort geheten; Paffenr. 200; bij J. Vos, Aran en Titus, bl. 27: Vo...
vork
Spreekwoorden: (1914) Weten hoe de vork in (of aan) den steel zit
d.i. eig. weten hoe de hooivork in den steel zit; overdr.: weten hoe de zaak in elkander zit, hoe de toedracht der zaak is. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt de uitdrukking o.a. voor bij Smetius, 204; Spaan, 45: De moer zond dan door dezelve boden brieven wederom, hoe de vork in de steel stond; bl. 281: Alzoo het Wyf niet naliet bekend t...
vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken
Spreekwoorden: (1914) Een vos verliest wel zijne haren maar niet zijne streken,
d.i. al wordt men ouder, toch verliest men niet zijn aangeboren aard; immers het is lichter oude schoenen te verwerpen dan oude zeden2); de oorspronkelijke neigingen komen altijd weer boven; ‘'t wordt in 't bijzonder toegepast op mannen die, schoon reeds oud zijnde, nog veel van het vrouwelijk geslacht houden’ (Molema, 232 a). Reeds bi...
vossen
Spreekwoorden: (1914) Men moet vossen met vossen vangen,
d.i. men moet slimme menschen door slimheid verschalken; ‘men moet slimheid tegen slimheid overstellen, om tot zijn oogmerk te geraken’2). De spreekwijze komt voor bij Servilius, 257*: Men moet vossen met vossen vanghen; Sart. I, 2, 71: Vulpinari cum vulpe, ἀλωπεκίζειν Ï€Ïὸς ἑτέÏαν ἀλώπεκα3), vossen me...
vragen staat vrij maar het weigeren er bij
Spreekwoorden: (1914) Het vragen staat vrij, maar 't weigeren er bij.
Het eerste gedeelte van dit gezegde is in de 16<sup>de<-sup> eeuw te lezen bij Gruterus I, 121; eveneens bij V.d. Venne, Bel. Werelt, 5: 't Vragen
vreemde eend in de bijt
Spreekwoorden: (1914) Een vreemde eend in de bijt.
Zoo noemt men wel eens iemand, die een vreemdeling is in een gezelschap of in een bepaalden kring van menschen. De uitdr. is opgeteekend uit de 18<sup>de<-sup> eeuw bij Van Effen, Spectator IV, 157: Ik vond 'er zes of zeven jonge borsten, en wil wel bekennen, dat het noch al ordentelyk toeging, schoon ik geloof, dat het was om de vreem...
Vreemde ogen dwingen best
Spreekwoorden: (1914) Vreemde ogen dwingen best,
d.w.z. de invloed van vreemden is dikwijls grooter op de kinderen dan die der ouders. De zegswijze vindt men bij Van de Venne, Bel. Wer. bl. 214: Vreemde ogen dwingen; Tuinman I, 327: Vreemde ogen dwingen, de zin is, kinderen ontzien meer de ogen van vreemde, dan van hunne Ouderen en Bloedverwanten; C. Wildsch. V, 298: ‘Het zal
vreemde snuiter
Spreekwoorden: (1914) Een (vreemde, rare, brutale) snuiter,
d.i. een snoeshaan, een kwibus, een kwant, grappenmaker; een rare snijer (fri. in rare, frjemde snijer); vgl. o.a. Op R. en T. 30: Dat 's 'n eigengereide, brutale snuiter. Wellicht beteekent ‘snuiter’ eig. bedrieger als afleiding van het wkw. snuiten in den zin van iemand geld afzetten; vgl. het mnl. enen die nose snuten, iemand afzett...
vreemdeling in Jeruzalem
Spreekwoorden: (1914) Een vreemdeling in Jeruzalem,
d.i. iemand, die volstrekt niet op de hoogte is van de in een gesprek behandelde, algemeen bekende zaken of die in een gezelschap of plaats zich blijkbaar niet thuis gevoelt. De spreekwijze is ontleend aan den Bijbel, Luc. 24, vs. 13 vlgg., waar de geschiedenis der Emmausgangers wordt verteld, die op Jezus' vraag, waarom zij zoo bedrukt zijn en wa...
Vrienden in de nood honderd in een lood
Spreekwoorden: (1914) Vrienden in den nood, honderd in een lood
d.w.z. in den nood zijn de vrienden meestal van weinig gewicht, van weinig waarde; goede vrienden zijn dan zeldzaam. Vgl. Ovidius, Tristia I, 9, 5: Donec eris felix, multos numerabis amicos, tempora si fuerint nubila, solus eris; Scaecspel, 74: Tempore felici multi numerantur amici, dum fortuna perit nullus amicus erit. Het spreekwoord komt voor b...
vriendschap
Spreekwoorden: (1914) Korte (af)rekening maakt lange vriendschap,
d.w.z. om goede vrienden te blijven, moet men elkander op het verschuldigde geld niet te lang laten wachten; Ndl. Wdb. I. 1275. Vgl. Goedthals, 70: Hoe effender gherekent, so betere vrienden; Prov. Comm. 232; Spieghel, 283; Smetius, 153; Cats I, 504: Korte rekeninge, lange vriendschap; V.d. Venne, 195: Goede rekeninge houdt geen quade vrientschap....
vrijer in de koelte
Spreekwoorden: (1914) Een vrijer in de koelte,
‘dit zegt men van zulk eenen, die geen groote vierigheid, ernst en drift, doet blyken; ook genoemt een koele vryer, en een houten Klaas. Men past dit mede toe op andere, die zich koel, en met weynig beyvering omtrent iets dragen, b.v. 't is een student in de koelte’ (Tuinman I, 85). Dit laatste citeert Winschooten, 114 in de bet. van &...
Vroeg rijp vroeg rot
Spreekwoorden: (1914) Vroeg rijp, vroeg rot
gewoonlijk met het toevoegsel vroeg wijs, vroeg zot (16<sup>de<-sup> eeuw bij Servilius 95*: vroech wijs, out sot); ‘een kind verstandigh voor de jaren, dat ziet men dickwijls qualijck varen’ (Cats I, 453). In de 17<sup>de<-sup> eeuw bij Cats I, 453:
vroolijk Fransje
Spreekwoorden: (1914) Een vroolijk Fransje,
d.w.z. een vroolijke, onbezorgde jongen; eig. de held van een 17<sup>de<-sup>-eeuwschen schelmenroman, getiteld: ‘'t Kluchtige Leven van vrolyke Fransje, daer in de hedendaegse ongeregeltheden en bedriegerijen naaktelijk vertoont worden. Uyt het François van de Heer Du Parc, vertaelt door D.V.R. t' Amsterdam, voor Cornelis...
vuilik
Spreekwoorden: (1914) Een vuilik
een gemeene vent, een vuilaard of een vuil(d)erik, zooals men in Zuid-Nederland zegt (Schuermans, 837; Antw. Idiot. 1409); ook iemand die vuile, liederlijke taal uitslaat, een smeerpijp (zie Jord. II, 48); dial. ook een vlugge, schrandere jongen en aardig er bij1). Vuilak is eene vervorming van vuilik, met het achtervoegsel ak, dat ook voorkomt in...
vuiltje
Spreekwoorden: (1914) Er is geen vuiltje (of geen wolkje) aan de lucht
eig. de lucht is helder; geen donkere wolk, die slecht weer voorspelt, is er te zien; overdr. er is niets te vreezen, er is geen onraad, niets dat hindert, alles is in orde. Vgl. Harrebomée II, 38; Nkr. II, 18 Oct. p. 4: Mooi weertje vandaag, meneer. Zegt u dat wel, meneer. Er is om zoo te zeggen geen vuiltje aan de lucht; III, 9 Mei p. 6; ...
Vurige kolen op iemands hoofd hopen
Spreekwoorden: (1914) Vurige kolen op iemands hoofd hoopen (of stapelen)
ontleend aan den Bijbel, n.l. aan Spreuken XXV, 22: Want ghy sult vyerige kolen op sijn hooft hoopen: ende de Heere sal 't u vergelden; met de kantteekening: ghy sult hem daer toe dryven, dat hy de vyantschap, die hy tegens u heeft, haest van hem werpe; gelijck yemant die gloeyende kolen op 't hooft gelecht souden werden, de selve terstont soude a...
Vuur en vlam spuwen
Spreekwoorden: (1914) Vuur en vlam spuwen,
d.i. woedend, in hooge mate vertoornd zijn; in heftige bewoordingen aan zijn toorn lucht geven; eig. gezegd van een serpent, een draak, die als hij boos werd, vuur en vlam spoog2). Vgl. Sacrament v.d. Nyeuwerv. 880:
vuur uit de sloffen loopen
Spreekwoorden: (1914) Het vuur uit de sloffen loopen,
d.w.z. zich veel moeite geven; eig. gezegd van een paard, dat zoo snel loopt, dat door de aanraking van hoeven en straatsteenen de vonken er uitvliegen. Vgl. Harreb. II, 275: Hij loopt het vuur uit de sloffen; De Arbeid, 3 Oct. 1914 p. 2 k. 2: De arbeiders, welke zich eerst het vuur uit de sloffen geloopen hebben om den heer Prins en zijn kornuite...
vuurproef
Spreekwoorden: (1914) De vuurproef doorstaan,
d.i. een harde proef, een streng onderzoek doorstaan. De uitdrukking bevat eene herinnering aan den tijd der godsoordeelen of ordaliën. De vuurproef, te onderscheiden van de ijzerproef (zie n<sup>o<-sup>. 834), bestond hierin, dat de aangeklaagde zijne hand een bepaalden tijd in het vuur moest houden2), over gloeiende kolen moest ...
vuurproef doorstaan
Spreekwoorden: (1914) De vuurproef doorstaan,
d.i. een harde proef, een streng onderzoek doorstaan. De uitdrukking bevat eene herinnering aan den tijd der godsoordeelen of ordaliën. De vuurproef, te onderscheiden van de ijzerproef (zie n<sup>o<-sup>. 834), bestond hierin, dat de aangeklaagde zijne hand een bepaalden tijd in het vuur moest houden2), over gloeiende kolen moest ...
waagschaal
Spreekwoorden: (1914) Iets in de waagschaal stellen,
d.w.z. iets op het spel zetten, aan de kansen van het geluk overlaten, vroeger ook in der waghen setten, in de waech stellen; in die waghescael staen; syn. in de 17<sup>de<-sup> eeuw in de(r) hach stellen1). Stelt of legt men iets in de waagschaal (d.i. weegschaal), dan weet men niet naar welken kant het pennetje, de naald zal overslaa...
Waar gehakt wordt vallen spaanders
Spreekwoorden: (1914) Waar (hout) gehakt wordt vallen spaanders,
‘het een is het onvermijdelijk gevolg van het ander; het een kan zonder het ander niet bestaan’ (Ndl. Wdb. V, 1557); geen gevecht zonder dooden of gekwetsten; mlat. desiliunt rari sine fisso robore spani (Werner, 19). Sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw bekend; vgl. Goedthals, 59: Daer men temmert vallen spaenderen, guerre est l...
Waar het hart vol van is vloeit de mond van over
Spreekwoorden: (1914) Waar 't hart vol van is, vloeit de mond van over,
d.w.z. men spreekt gaarne over datgene, waarvan ons hart vervuld is; ontleend aan Matth. XII, 34: Uyt den overvloet des herten spreeckt de mont. Vgl. Ovl. Ged. I, 6: Men heeft gheseit te menegher stont dat es in den moede, dats in den mont; Ferguut, 660: Die mont sprect dat int herte leit; Kaetspel, 1: Men segt ghemeenlike, dat in der herten dat i...
Waar hout gehakt wordt vallen spaanders
Spreekwoorden: (1914) Waar (hout) gehakt wordt vallen spaanders,
‘het een is het onvermijdelijk gevolg van het ander; het een kan zonder het ander niet bestaan’ (Ndl. Wdb. V, 1557); geen gevecht zonder dooden of gekwetsten; mlat. desiliunt rari sine fisso robore spani (Werner, 19). Sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw bekend; vgl. Goedthals, 59: Daer men temmert vallen spaenderen, guerre est l...
Waar men mee verkeert wordt men mee geëerd
Spreekwoorden: (1914) Waar men mee verkeert, wordt men mee geëerd,
d.w.z. men wordt beoordeeld naar degenen met wie men omgaat; lat. cum quo aliquis jungitur, talis erit. Vgl. Sart. III, 6, 75: Daermen mede verkeert, daer wertmen mede ge-eert; Cats, 410:
Waar niets is verliest de keizer zijn recht
Spreekwoorden: (1914) Waar niets is, verliest de keizer zijn recht,
d.w.z. op iemand, die niets bezit, kan niets worden verhaald; hem, die niets heeft, kan men niet dwingen te betalen; eene zegswijze die in zeer vele talen voorkomt en wellicht eene herinnering bevat aan het recht van keurmede, eene hofrechtelijke opbrengst, het beste stuk uit de nalatenschap van een hoorige (keurmedige) door den heer krachtens zij...
waarlijk
Spreekwoorden: (1914) Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!
eene formule, die gebezigd werd tot krachtige betuiging of plechtige verzekering van de waarheid; thans vooral bij het afleggen van een eed. In het middelnederlandsch also helpe mi God! namelijk, dat ik de waarheid spreke, zooals blijkt uit eene mlat. eedsformule sic (illum) Deus adjuvet.... ut veritatem dicat. Zie hiervoor Ndl. Wdb. V, 221; VI, 5...
Wacht u voor de getekenden
Spreekwoorden: (1914) Wacht u voor de geteekenden.
Deze zegswijze wordt gewoonlijk in verband gebracht met Gen. 4, 15: ‘de Heere stelde een teecken aen Kaïn’, waaruit het volksgeloof heeft opgemaakt, dat Kaïn van God een teeken aan het lichaam kreeg. Hoe men nu hieruit onze zegswijze moet verklaren, is niet duidelijk. En waarom men dit heeft toegepast op menschen die een lich...
wafel
Spreekwoorden: (1914) Houd je wafel (of waffel) dicht!
d.w.z. houd je mond1). Vgl. Menschen zooals er meer zijn, bl. 79: Hoor eens, Stuur, zei ik ‘als je nou kwaad van dat meisje spreekt.... dan geef ik je er een vlak voor je dikke wafel, hoor; Nw. Amsterdammer, 13 Maart 1915 p. 3 k. 1: Zij slaan in vervoering op de tafel, schreeuwende: hou jij je wafel! Nkr. II, 11 Oct. p. 2: Voor wat staat ie ...
waffel
Spreekwoorden: (1914) Houd je wafel (of waffel) dicht!
d.w.z. houd je mond1). Vgl. Menschen zooals er meer zijn, bl. 79: Hoor eens, Stuur, zei ik ‘als je nou kwaad van dat meisje spreekt.... dan geef ik je er een vlak voor je dikke wafel, hoor; Nw. Amsterdammer, 13 Maart 1915 p. 3 k. 1: Zij slaan in vervoering op de tafel, schreeuwende: hou jij je wafel! Nkr. II, 11 Oct. p. 2: Voor wat staat ie ...
Wagenwijd open
Spreekwoorden: (1914) Wage(n)wijd open,
d.w.z. geheel open; eig. zoo wijd, dat er een wagen door kan?; vgl. hd. dial. wagenweit offen. Somtijds ook: Wijdewaag, wijgewaad, wijdwagen, wijd en waag (vgl. Zwitsersch: wit und wagen offen); zie Bouman, 115; Molema, 472 a, i.v. wiedwoagen, waar gewezen wordt op ‘brekespel’ naast ‘spelbreker’ en razeil, Deensch ‘se...
Wagewijd open
Spreekwoorden: (1914) Wage(n)wijd open,
d.w.z. geheel open; eig. zoo wijd, dat er een wagen door kan?; vgl. hd. dial. wagenweit offen. Somtijds ook: Wijdewaag, wijgewaad, wijdwagen, wijd en waag (vgl. Zwitsersch: wit und wagen offen); zie Bouman, 115; Molema, 472 a, i.v. wiedwoagen, waar gewezen wordt op ‘brekespel’ naast ‘spelbreker’ en razeil, Deensch ‘se...
wal keert het schip
Spreekwoorden: (1914) De wal keert het schip,
d.w.z. de omstandigheden verhinderen de uitvoering of de voortzetting eener handeling; vgl. Harreb. II. 249: De wal zal het schip wel keeren; Het Volk, 17 Juni 1915 p. 1 k. 1: De wal der beperkte beschikbare ammunitie en van 't gebrek aan opleidingskrachten keert het schip eener algemeene oefening; Handelsbl. 27 Sept. 1924, p. 5 k. 4: Vooral gedur...
walletje
Spreekwoorden: (1914) Bij het walletje langs,
d.i. kalm, voorzichtig, zonder buitensporigheden, zuinig; ook zóo, dat het maar even gelukt of dat het maar even door den beugel kan, bij of op het kantje af. Vgl. Tuinman II, 23: By den wal langs vaart men zekerst, zulke zyn de gevaaren der diepte niet onderworpen, en dicht by land. Dit word toegepast, om niet te stout in 't wagen te zyn, ...
walletje moet bij het schuurtje blijven
Spreekwoorden: (1914) Het walletje moet bij 't schuurtje blijven,
d.w.z. men moet op zijne zaken passen en niet meer uitgeven dan men kan; niet overdrijven; den boel bij elkaar houden. Vgl. Op R. en T. 62: Ik wil je voorthelpen - maar je begrijpt, ik ben zelf geen gefortuneerd man - het walletje moet bij het schuurtje blijven - als je me te duur bent, haal ik het zaakje niet aan; S.M. 109: Afijn! we zijn we&ecir...
wanten
Spreekwoorden: (1914) Van wanten weten,
d.w.z. de zaak verstaan, volkomen op de hoogte zijn, ‘van vinken weten’ (Harrebomée II, 383 a); ook: op de hoogte zijn van iets, ingewijd zijn in de geheimen. De uitdr. wordt aangetroffen bij Harreb. I, 444: Hij weet van wanten, hij doet een kousen-winkel, dat nog zoo te Amsterdam gezegd wordt. Vgl. voor Zuid-Nederland Antw. Idi...
ware Jozef
Spreekwoorden: (1914) De ware (of rechte) Jozef
d.w.z. de man, die door een meisje begeerd wordt, die haar lijkt; de voor haar bestemde man, veelal in de zegswijze: als de rechte Jozef maar komt, dan zal Maria (eng. Miss Right) wel volgen, d.i. als de man harer keuze komt, zal het meisje wel het jawoord schenken. Vgl. C. Wildsch. III, 80: Het schijnt dat de rechte Joseph nog niet gekomen is, an...
warmpjes
Spreekwoorden: (1914) Er warm (of warmpjes) in (of bij) zitten,
d.w.z. gefortuneerd zijn, bemiddeld zijn; eig. gezegd van een schaap, dat goed in de wol zit, of van een vogel, die goed in de veeren zit (vgl. eng. to be in feathers naast to have feathered one's nest1)); Schuerm. 870 b: goed in zijnen wol komen, zitten, tot welstand komen of gekomen zijn, het wel hebben; Antw. Idiot. 365; 1418: goed of warm in z...
Wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet
Spreekwoorden: (1914) Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.
In bevestigenden zin komen deze woorden voor in Mattheus VII vs. 12 en Luc. VI, 31: En gelijk gij wilt dat u de menschen doen zullen, doet gij hun ook desgelijks; mlat. quod tibi vis, mihi fac, quod non tibi vis mihi non fac; non facias aliis hoc quod fieri tibi non vis (Werner, 58; 83); Brederoo I, 292, vs. 572: Dat ghy niet wilt dat u gheschiet,...
Wat hamer!
Spreekwoorden: (1914) Wat hamer!
d.w.z. wat duivel! wat bliksem! wat donder! De uitdr. die in 't begin der 18<sup>de<-sup> eeuw het eerst is aangetroffen, herinnert ons aan den Noorschen god Thor of Donar, die met zijn hamer zijne vijanden verpletterde, gelijk Zeus met zijnen bliksem; vgl. 18<sup>de<-sup> eeuw: om den hamer niet, voor den duivel -, om den ...
Wat het oog niet ziet het hart niet deert
Spreekwoorden: (1914) Wat het oog niet ziet, het hart niet deert.
Deze gedachte vindt men in het middeleeuwsch Latijn uitgedrukt door de woorden non oculo nota res est a corde remota; quod non videt oculus cor non dolet. Bij ons komt ze voor bij Campen, 24: wat die ogen niet en sien, becommert dat herte niet; Goedthals, 14: datmen niet en weet, en deert niet; 24: dat d' ooge niet en siet, en begheert therte niet...
Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen
Spreekwoorden: (1914) Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen,
d.w.z. aan het voornaamste moet het meeste gewicht toegekend worden; het belangrijkste gaat voor. Een oud spreekwoord, dat o.a. staat opgeteekend in Rein. II, 4848: Dat swaerste moet noch meeste weghen; Prov. Comm. 704: t Swaerste moet meest weghen, scitur quod gravius praeponderat undique pondus; zoo ook Campen, 99; Spieghel, 89; 267; De Brune, 4...
Wat ik je brom
Spreekwoorden: (1914) Wat ik je brom,
d.i. wat ik je zeg; dat verzeker ik je; Nkr. VII, 8 Maart p. 3: Als ik niet in de Kamer kom, gaat alles verkeerd, wat ik je brom; IX, 10 Juli p. 8: We krijgen mikmak met die boer, wat ik je brom; Nw. School VII, 254: Daar kunje nog een boel opsteken, wat ik je brom; enz.
Wat in het vat is verzuurt niet
Spreekwoorden: (1914) Wat in het vat is, verzuurt niet,
eig. wat men heeft ingelegd in een goed vat, bederft niet, al laat men het ook lang daarin liggen; het blijft bewaard en kan later gebruikt worden; bij overdracht toegepast op niet vervulde beloften, om te kennen te geven, dat uitstel nog geen afstel is. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bij Coster, 34, vs. 739: Neen borght my dat nou, nou da...
Wat men schrijft dat blijft
Spreekwoorden: (1914) Wat men schrijft dat blijft,
ook wel die schrijft die blijft, d.i. hij die goed boekhoudt, uit zijne boeken onmiddellijk een overzicht over zijne zaken heeft, dus kan zien, wat winst en verlies oplevert, gaat niet ten onder (Peet, 52); hd. was man schreibet, das bleibet, durch Urkunden und Briefschaften kann der Beweis einer Sache am leuchtesten geführt werden; nd. de de...
Wat men zaait zal men ook maaien
Spreekwoorden: (1914) Wat men zaait zal men ook maaien,
d.w.z. zooals wij zelve zijn, zoo zal men ons behandelen; men is zelf de oorzaak van zijn eigen lot; is iemand liefdeloos, geen liefde zal hij vinden, ‘wie voor stoffelijk voordeel en genot leeft, zal geen vrede noch vreugde verkrijgen maar ellende’ (Zeeman, 363). Het spreekwoord is ontleend aan den Brief v. Paulus aan de Gal. VI, 7: W...
Wat niet weet wat niet deert
Spreekwoorden: (1914) Wat niet weet, wat niet deert.
‘'t Geen men niet weet, deert het herte niet, van iets geheel onbekends kan men geen smertelijke aandoening hebben’ (Tuinman I, 331). Vgl. De Brune, 386:
Water door de Rijn
Spreekwoorden: (1914) Water door den Rijn.
‘Er moet nog heel wat water door den Rijn loopen (of stroomen) voordat iets geschieden zal’ beteekent: het zal nog lang duren, er zal nog heel wat moeten plaats vinden, voordat iets gebeurt, er zullen eerst nog veel vogelkens kakken, die nu nog geen gat hebben ('t Daghet XII, 112). In de 16<sup>de<-sup> eeuw zeide men daer ...
Water in de wijn doen
Spreekwoorden: (1914) Water in den (of zijn) wijn doen (of mengen)
d.w.z. zijne eischen matigen, inbinden ‘omdat de omstandigheden, het welbegrepen eigenbelang, de macht of wil van derden daartoe dwingen’. Iemand, die wijn vermengt met water, verdunt hem, maakt hem minder krachtig; bij overdracht op eischen, voorwaarden toegepast, deze verminderen, minder streng maken. De uitdrukking is in dezen zin b...
Water in zee dragen
Spreekwoorden: (1914) Water in zee dragen,
d.w.z. iets brengen, waar er overvloed van is; veelal gebruikt wanneer men rijke menschen nog meer geld bezorgt, vertaling van lat. aquas in mare fundere; hetzelfde als nml. die den riken gevet sijn goet, hi ghietet water in de vloet (Sp. Hist. I<sup>6<-sup>, 52, 61); water in den Rijn draghen (Servilius, 4); sperren in Noorwegen sende...
water van de zee kan dat niet afwassen
Spreekwoorden: (1914) Het water van de zee kan dat niet afwasschen,
gezegd van eene onafwischbare schandvlek; eene schuld die niet weg te nemen is, een smaad, waarvan men zich niet zuiveren kan, een schuld of eene verplichting, waaraan men zich niet kan onttrekken. Vgl. Sart. III, 4, 87: de Zee kan veel afwasschen1). Eene sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw gebruikelijke zegswijze, blijkens Van Lummel, 176:
waterlanders
Spreekwoorden: (1914) De waterlanders komen voor den dag,
d.w.z. de tranen komen voor den dag; hij begint te schreien. Bij Sartorius III, 3, 16: De water-landers op den dijck laten komen, de iis, quibus lachrymae oborirentur in oculos; Winschooten, 349: De Waaterlanders quaamen op den dijk: dat is oneigendlijk, de traanen quaamen in de ogen; Mergh, 18: de waterlanders staan op den dijk; Sewel, 941: De w...
waterlanders komen voor de dag
Spreekwoorden: (1914) De waterlanders komen voor den dag,
d.w.z. de tranen komen voor den dag; hij begint te schreien. Bij Sartorius III, 3, 16: De water-landers op den dijck laten komen, de iis, quibus lachrymae oborirentur in oculos; Winschooten, 349: De Waaterlanders quaamen op den dijk: dat is oneigendlijk, de traanen quaamen in de ogen; Mergh, 18: de waterlanders staan op den dijk; Sewel, 941: De w...
Wee de wolf die in een kwaad gerucht komt
Spreekwoorden: (1914) Wee den wolf die in een kwaad gerucht staat (komt
d.w.z. wee hem, die eens zijn goeden naam verliest: niet spoedig zal die weder in eere worden hersteld; wie eens gelogen heeft, wordt nooit geloofd. Daar er geen wolven zijn, die in een goed gerucht staan2), zal volgens Dr. D.C. Hesseling, de oorspronkelijke bedoeling van dit spreekwoord wel geweest zijn: ‘Wee den wolf, die (= dat dier dat) ...
Weer op de lappen zijn
Spreekwoorden: (1914) Weer op de lappen zijn,
d.w.z. weder hersteld zijn, weer op de been zijn; onder ‘lappen’ verstaat men eig. de schoenzolen of lapzolen (Zuidnederl.); zie Boekenogen, 558 en vgl. Waasch Idiot. 388 b: veur of op de lappen kommen, voor den dag komen; De Bo, 610 en Schuermans, 326: op zijne lappen zijn, gezond zijn; Antw. Idiot. 746: op de lappen zijn, aan den zw...
weerd
Spreekwoorden: (1914) Die 't kleine niet eert, is 't groote niet weerd.
Deze gedachte vindt men in 't Mnl. in die Bouc v. Seden, 339: Hets recht, die cleene ghiften vliet, dat hi die grote hebbe niet. De oudste, mij bekende, plaats waar de zegswijze staat opgeteekend is Campen, 10: wye tcleyne versmaet, die en sal tgroote niet hebben; zie ook Sart. I, 3, 47: die 't kleyn versmaet is 't groot niet waerdt; Spieghel, 290...
Weerklank vinden
Spreekwoorden: (1914) Weerklank vinden.
Slaat men een instrument aan, bijv. een piano, dan trillen de snaren van eene nabijzijnde openstaande piano of van eene viool in denzelfden toon mede; dan hoort men daar hetzelfde geluid, de echo. Vandaar dat deze uitdr. gebruikt wordt om aan te duiden, dat iemands bede, iemands woorden doordringen in het hart van anderen, de snaren van zijn gemoe...
Weet ik veel
Spreekwoorden: (1914) Weet ik veel!
een joodsch gezegde, dat gebezigd wordt om uit te drukken, dat men er niet veel van weet; er niet verder over wenscht te spreken. Vgl. Voorzanger en Polak, 34: Weet ik veel!, praten wij er maar niet verder over, daar kan ik me niet mee ophouden, ik wil er niets meer van zeggen; weet ie veel, hij is dom; Nw. School VIII, 468: Mij kan het niks schel...