F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883


Veel water vuil maken om iets
Spreekwoorden: (1914) Veel water vuil maken om iets,
d.w.z. veel omslag, onnoodige drukte om iets maken. De uitdr. is ontleend aan het zeewezen. Vgl. Witsen, 514: Vuyl water maken; dit wert gezeght als een schip door de modder sleept, zonder echter gront te raken1); bl. 512: Veel water vuyl maken; oneigentl. veel moeiten om eenige zaek doen, eigentl. met schepen door ondiepten varen, waer in men zee...

Vegen met de spons van Blanus
Spreekwoorden: (1914) Vegen met de spons van Blanus,
eene in Amsterdam en elders in Holland gebruikelijke zegswijze voor: een teleurstelling ondervinden, een strop hebben, een raggeling krijgen of raggelen2). Zie Harreb. III, CXIV: ‘Geveegd met de spons van Blanus, wanneer aan iemand de eene of andere zaak mislukt, en men zich daarover vroolijk maakt, veegt men met de hand over den mond, of ze...

Veine hebben
Spreekwoorden: (1914) Veine hebben,
d.w.z. geluk hebben (o.a. Zandstr. 49), fr. avoir de la veine, être en veine. Het fr. veine, lat. vena, beteekent in de eerste plaats ader, bloedader en bij overdracht bron, dichtader, inspiratie; fr. être ou se sentir en veine, se sentir inspiré; bij overdracht être en veine de bonheur, en door ellips être en veine,...

veld behouden
Spreekwoorden: (1914) Het veld behouden,
d.i. meester blijven; eig. gezegd van eene legermacht, die zich staande houdt, zich niet uit het slagveld laat slaan en meester blijft van het terrein; vgl. Pers, 678 a en de 18<sup>de<-sup>-eeuwsche uitdr. zijn grond bewaren1). Reeds in het mnl. dat velt behouden; ook in de 16<sup>de<-sup> en 17<sup>de<-sup> ee...

veld ruimen
Spreekwoorden: (1914) Het veld ruimen,
d.i. vluchten, heengaan; eig. gezegd van eene legermacht, die het slagveld ontruimt, die wijkt; mnl. dat velt (of die plaetse, dat parc, dat scap) rumen of lochenen (16<sup>de<-sup> eeuw). Voor de 17<sup>de<-sup> eeuw vergelijke men Pers, 748 a (in de eig. bet.) en Vondel, Maeghden, 619; Salmoneus, 292:

Veld winnen
Spreekwoorden: (1914) Veld winnen,
d.i. vooruitkomen, zich uitbreiden, thans vooral gezegd van meeningen en denkbeelden; ook gaandeweg met zijn voornemens of pogingen bij iemand slagen, in welken zin ook grond winnen op iemand voorkomt2); eig. gezegd van eene legermacht, die den vijand achteruit jaagt en voortrukt; fr. gagner du terrain; eng. to gain ground; hd. Boden gewinnen. De ...

Vele handen maken licht werk
Spreekwoorden: (1914) Vele handen maken licht werk,
d.w.z. wanneer velen aan iets medewerken, is de taak gemakkelijk; mlat. multorum manibus alleviatur onus (Werner, 50). Vgl. Goedthals, 32: vele handen maken licht werck, menichten breken burgen ende sloten;

Vele kleintjes maken een groot
Spreekwoorden: (1914) Vele kleintjes maken een groot(e),
d.w.z. alle baten helpen. In de Prov. Comm. 760: vele cleene maken een groot1); bij Campen, 10: voel cleynen maecken een groodt; Sart. I, 3, 47: veel kleyntjes maken een groot; De Brune, 435: Veel kleyntjes al by een ghedaen, daer moet allenghs wat groots ontstaen; Tuinman I, 126: Veel kleintjes maken een grootje; C. Wildsch. I, 308: Veel kleine w...

Vele kleintjes maken een grote
Spreekwoorden: (1914) Vele kleintjes maken een groot(e),
d.w.z. alle baten helpen. In de Prov. Comm. 760: vele cleene maken een groot1); bij Campen, 10: voel cleynen maecken een groodt; Sart. I, 3, 47: veel kleyntjes maken een groot; De Brune, 435: Veel kleyntjes al by een ghedaen, daer moet allenghs wat groots ontstaen; Tuinman I, 126: Veel kleintjes maken een grootje; C. Wildsch. I, 308: Veel kleine w...

Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren
Spreekwoorden: (1914) Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
Deze woorden zijn ontleend aan Matth. XXII, vs. 14: Want vele zijn geroepen, maer weynige uytvercoren. ‘Niet enkel op godsdienstig maar ook op maatschappelijk gebied wordt deze uitspraak toegepast en gebezigd, om aan te duiden, dat het slechts weinigen gegund is om dit of dat eerbewijs te verwerven, deze of gene gunst te ontvangen’; Ze...

Ver van huis zijn
Spreekwoorden: (1914) Ver van huis zijn,
d.i. ver van zijn doel verwijderd zijn, het mis hebben. Vgl. Sartorius II, 2, 84: Hij loopt al te ver van huys, ubi quis aliena nec ad rem pertinencia dicit, facitve; Campen, 49: Gy syt veer van huys; Vierl. 42: Dewelcke sulcx gesien hebbende meijnen dat se groote practijcijnen daerin sijn - maer zij sijn verre van huijs; Harrebomée I, 342:...

Veranderd als een blad
Spreekwoorden: (1914) Omgekeerd (of veranderd) als een blad
d.w.z. geheel van karakter, van gezindheid veranderd zijn; eig. veranderd, of omgedraaid als een blad op een boom, zooals ook wel gezegd wordt (zie Harreb. I, 60 en vgl. beven als een blad naast nml. al die werlt bevede gelijc een blat op enen boom.4) Zie Van Effen, Spect. V, 219: Dog nauwlyks vond ik my door zo eene langduurige ondervinding harer...

Verandering van spijs doet eten
Spreekwoorden: (1914) Verandering van spijs doet eten,
d.w.z. door nu en dan eens te veranderen van spijs, behoudt men eetlust; bij overdracht: door verandering van werkzaamheid, van uitspanning enz. verliest men den lust, het genoegen daarin niet; gri. μεταβολὴ παντῶν γλυκύ; lat. varietas delectat. In de Prov. Comm. 759 vinden we: vele gherichten doen vele eten, hoc plures escae...

verbloemen
Spreekwoorden: (1914) Iets verbloemen,
d.i. bedekken, bewimpelen; eig. met bloemen bedekken, overbloemen; iets een mooi aanzien geven, en vandaar: verschoonen, bewimpelen, verbergen; hd. verblümen oder durch die Blumen sprechen. Vgl. Kiliaen: Verbloemen, floribus ornare, caelare; Plantijn: Verbloemen, coulorer; met woorden verbloemen, coulorer et couvrir de paroles; verbloemde red...

Verboden vrucht
Spreekwoorden: (1914) Verboden vrucht,
d.i. in het algemeen iets, dat verboden, ongeoorloofd is; ook bepaaldelijk in den zin van zonde, onkuischheid; ontleend aan het verhaal, dat opgeteekend staat in Gen. III, 1-6; zie Zeeman, 475; Laurillard, 29; Harreb. II, 424 a; fr. le fruit défendu; hd. die verbotene Frucht; eng. the forbidden fruit. Vgl. ook de spreuk verboden vruchten zi...

Verbouwereerd zijn
Spreekwoorden: (1914) Verbouwereerd zijn,
d.i. geheel onthutst, veraltereerd zijn; eene verhollandsching van het fr. être ébaubi. In het mnl. luidde dit woord verbabeert, verbabbeert, tebabbeert, en ook verbauwereerd; vgl. Despars I, 285: Verbauwereerde verbaesde lieden; Kiliaen: verbaureren, attonitum reddere, dat ook in de 17<sup>de<-sup> eeuw wordt aangetroffen...

verdonkeremanen
Spreekwoorden: (1914) Iets verdonkeremanen,
d.i. iets verdonkeren, verduisteren, verbergen, ontvreemden, doen verdwijnen, verschacheren (van shogaur, donker, zwart2)); eig. iets in het duister brengen, aan het licht onttrekken, tijdens donkere maan wegnemen? Vgl. V. Janus, 155: Kijk! ik ben der voor, dat we dikkereteeren, dat de vrijheid in gevaar is, en dat wij in onze natuurlijke prevelee...

verdraaien
Spreekwoorden: (1914) Iets verdraaien,
d.w.z. eig. iets wegdraaien, van zich afdraaien? of een der vele vervormingen van verdoemen?; iets niet willen doen, iets verdoemen (zie o.a. Falkl. VII, 69); 17<sup>de<-sup> eeuw den draai (duizeling) hebben of geven van iets3). Ook in Zuid-Nederland komt ‘verdraaien’ voor in den zin van verwenschen, verdoemen, naast verdr...

Verdrinken eer men water heeft gezien
Spreekwoorden: (1914) Verdrinken, eer men water heeft gezien.
Deze sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende zegswijze luidde toen eenigszins anders; vgl. Winschooten, 348: Hij is verdronken eer hij Waater kende: dat is oneigendlijk, hij is geknapt, hij heeft seer los te werk gegaan: hij heeft sig vergreepen. Vooral gebruikt in toepassing op jonge lieden, die zich te vroeg ‘verslingerd&rsq...

Vergallen
Spreekwoorden: (1914) Vergallen,
eig. gezegd van een visch, welks galblaas men bij het schoonmaken opensnijdt, waardoor de gal zich met het bloed vermengt en hij een bitteren smaak krijgt; overdr. gebezigd in den zin van het aangename van iets wegnemen, verbitteren. Vgl. OVl. Lied. en Ged. 116; Gulden Troon, 108 a: Dat is ydel eer die den mensch van buten vergevet ende van binnen...

Verguld zijn
Spreekwoorden: (1914) Verguld zijn,
d.i. vereerd, verheugd, verblijd zijn met iets, ergens mede in zijn nopjes zijn; eig. glanzen van genoegen, met van vreugde stralende ogen. In de middeleeuwen komt verguld voor in den zin van opgewonden, dronken, ‘waarschijnlijk naar de hooge kleur van het roode goud of van ander daarmede verguld metaal, evenals wij nog spreken van iemand m...

Verhakstukken
Spreekwoorden: (1914) Verhakstukken,
d.i. doen, verrichten, verhandelen, vereffenen, behaspelen; in de zegswijze daar valt wat te verhakstukken, daar is wat te doen, aan de hand; eig. ontleend aan het bedrijf van den schoenmaker: andere hakstukken aan den schoen zetten (vgl. De Bo, 1264 a: verhalvezolen; 1286 a: veronderwerken); bij uitbreiding wijzigen, veranderen; in 't algemeen: i...

verhalen op iemand
Spreekwoorden: (1914) Iets verhalen op iemand,
d.i. schadevergoeding nemen van iemand, mnl. iet verhalen op enen; eig. iets van een ander terughalen, vooral in de uitdr. sine scade verhalen; vgl. Kiliaen: Verhaelen de schaede, sarcire, recuperare damnum, pensare, compensare damnum; Plantijn: Ick sal dat op hem verhaelen, je me prendray à luy, je le recouvriray de luy; Pers, 402 b; 437 a...

Verhuizen kost bedstro
Spreekwoorden: (1914) Verhuizen kost bedstroo,
d.i. verhuizen brengt veel onkosten mee; immers ‘driemaal verhuisd is zoo goed als éens verbrand’ (Harreb. III, 72 b), welke laatste zegswijze ontleend is aan Benjamin Franklin (1706-1779): three removes are as bad as a fire1). De zegswijze is in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon; vgl. Smetius, 99: Uytvaren (verand...

Verkikkerd zijn op
Spreekwoorden: (1914) Verkikkerd zijn op,
d.w.z. verliefd, smoor (Jord. II, 40) zijn op; vernibbeld zijn op (Sewel, 866); eig. tot kikker geworden zijn, en daarna wegens de bekende paardrift van dat dier verliefd zijn; vgl. fr. une grenouille, een liederlijke meid, een geile deern. Eerst in de 19<sup>de<-sup> eeuw is het bijv. nw. aangetroffen1). Vgl. Molema, 446: verkikkerd w...

verkorven hebben
Spreekwoorden: (1914) Het verkorven hebben,
d.i. het bedorven, het verbruid hebben; niet meer in iemands gunst staan, den bil bij hem verbrand hebben (Goeree en Overflakkee2)); hd. es verkerbt haben; eig. gezegd van hout, dat men verkorven heeft. In de 17<sup>de<-sup> eeuw is de uitdr. reeds zeer gebruikelijk, zooals blijkt uit Winschooten, 104: Van kerven komt verkerven, dat is...

Verkouden
Spreekwoorden: (1914) Verkouden (of verkouwen) zijn
d.w.z. mis zijn, er bij zijn, er ingeloopen zijn, zuur zijn. Vgl. Gunnink, 230: vekòln, verkouden, er in geloopen; fri. it spul is forkâlden, de zaak staat verkeerd, loopt mis, is verloren; Molema, 446: 'k bin nog nijt verkollen (in 't spel), 't is nog niet geheel verloren, 'k ben er nog niet om koud; Nkr. II, 13 Dec. p. 2: Al raakt n...

verkouwen
Spreekwoorden: (1914) Verkouden (of verkouwen) zijn
d.w.z. mis zijn, er bij zijn, er ingeloopen zijn, zuur zijn. Vgl. Gunnink, 230: vekòln, verkouden, er in geloopen; fri. it spul is forkâlden, de zaak staat verkeerd, loopt mis, is verloren; Molema, 446: 'k bin nog nijt verkollen (in 't spel), 't is nog niet geheel verloren, 'k ben er nog niet om koud; Nkr. II, 13 Dec. p. 2: Al raakt n...

verlakken
Spreekwoorden: (1914) Iemand verlakken,
d.i. iemand bedriegen, eig. iemand verstrikken, daar dit werkw. eene afleiding is van het znw. ‘lak’ in den zin van strik, lat. laqueus, fr. lacs (vgl. lat. lactare, bedriegen1)); syn. van iemand verniggelen, vernichelen (Boekenogen, 1128; Het Volk, 15 April 1915, p. 1 k. 3: Het gevolg is, dat de fijne heeren, met hun verheven blik op...

Verlangen naar de vleespotten van Egypte
Spreekwoorden: (1914) Verlangen (of hunkeren) naar de vleeschpotten van Egypte
d.i. terug verlangen naar een vroegeren toestand van welvaart en geluk; eene uitdrukking ontleend aan de geschiedenis der Israëlieten, die op hun tocht door de woestijn murmureerden en terug verlangden naar Egypte, waar ze alles in overvloed genoten; vgl. Exod. 16, 3: Ende de kinderen Israëls seyden tot hen: och dat wij in Egyptenlande g...

verloren schaap
Spreekwoorden: (1914) Het verloren schaap.
Deze uitdrukking bezigt men voor een ‘gevallen zondaar’, maar ook ‘in schertsenden zin voor allerlei zaken en personen uit het dagelijksch leven, die na lang gezocht te zijn, eindelijk voor den dag komen’. Ze is ontleend aan de gelijkenis van Jezus, die staat opgeteekend in Luc. XV, vs. 4-7. Vgl. Zeeman, bl. 434; 523; fr. l...

verneuken
Spreekwoorden: (1914) Iemand verneuken,
d.w.z. iemand beetnemen, bedriegen, verneuriën. Zie o.a. Molema, 447; D.H.L. 14 en vgl. verneukbroer (in Nest, 76); verneukeratief (in D.H.L. 13; Slop, 21). Verneuken is eene samenstelling van ‘neuken’, welk ww.

Verpatsen
Spreekwoorden: (1914) Verpatsen,
d.i. te gelde maken, verkoopen, verschacheren, verlappen of verkletsen, zooals men in Zuid-Nederland zegt; hd. verklopfen, verkloppen of verpaschen2), verpassen (anno 1687; zie Kluge Rotw. 168); fri. forpatse, ontstaan door eene t-versterking uit het nog in Zuid-Nederland bekende verpassen3), verruilen. Vgl. Kiliaen: verpassen, commutare, permutar...

verre
Spreekwoorden: (1914) Van heinde en ver(re),
d.i. van dichtbij1) en ver af, doch de beteekenis van het tweede woord heeft die van het eerste zoo goed als verdrongen, zoodat men er thans onder verstaat: van alle kanten, overal vandaan. In de middeleeuwen verre ende geheinde; 17<sup>de<-sup> eeuw: om heinde en om bij naast verr' ende hent; om hent noch om veer; om heind of van verr...

Verschillende pijlen op zijn boog hebben
Spreekwoorden: (1914) Verschillende pijlen op zijn boog hebben,
d.w.z. verschillende middelen hebben om zijn doel te ‘beschieten’ en daardoor in zijne macht te krijgen, zijn doel te bereiken; gewoonlijk om iemand te overreden of te overtuigen. Vroeger zeide men ook twee pesen op eenen boghe hebben (Idinau, 222; Harreb. I, 76 b) of twee (vele) snaren op (tot) sinen boogh hebben; dial. meer dan een k...

Verschutten
Spreekwoorden: (1914) Verschutten,
d.w.z. arresteeren (in boeventaal; zie Zandstr. 32; 44; 54; 96); daarnaast verschut komen, gearresteerd worden (Köster Henke, 72); voor 't schut zijn of staan, er bij zijn (Zandstr. 46; 86); in verschut gaan, gearresteerd worden (Jord. II, 443); Teirl. Barg. 72: verschut, gevangen, betrapt; evenzoo in 't hd. verschütt gehen, beim Betteln...

Versliegelen
Spreekwoorden: (1914) Versliegelen (of versliegenen)
d.w.z. verraden; verkotsen (in Zandstr. 33; 41); vgl. Jord. II, 459: Moeke scheen uitgeslepen voor tien en wist niet van doorslaan of versliegelen; Teirl. Barg. 63: sliegenen, verraden, aanklagen; aan de princerij versliegenen, dénoncer; bl. 72: versliegenen, verraden. Hiernaast versliegeraar, verrader, politiespion (in Lev. B. 229; Kö...

versliegenen
Spreekwoorden: (1914) Versliegelen (of versliegenen)
d.w.z. verraden; verkotsen (in Zandstr. 33; 41); vgl. Jord. II, 459: Moeke scheen uitgeslepen voor tien en wist niet van doorslaan of versliegelen; Teirl. Barg. 63: sliegenen, verraden, aanklagen; aan de princerij versliegenen, dénoncer; bl. 72: versliegenen, verraden. Hiernaast versliegeraar, verrader, politiespion (in Lev. B. 229; Kö...

verslingeren
Spreekwoorden: (1914) Zich verslingeren aan (of op)
d.i. verzotten, verlieven op iemand of iets; meestal in ongunstigen zin, evenals zich aan iemand vergooien of zich versmijten (Draaijer, 45). Eigenlijk zich om iets slingeren, zich hechten aan, verkleven aan; mnl. en 17<sup>de<-sup> eeuw ook zich verhangen aan iemand; zuidndl. verhangen zijn naar iet, er op verzot zijn. Niet altijd is ...

verstek
Spreekwoorden: (1914) Bij verstek veroordeelen,
d.i. vonnis vellen over een beschuldigde, die afwezig is. Het znw. verstek is niet, zooals in Mr. Van Boneval Faure, het Nederlandsche Burgerlijke Procesrecht, 2, 158 medegedeeld wordt, afgeleid van ‘zich versteken’ in den zin van zich verschuilen, wegkruipen, maar van versteken in den zin van berooven, zoodat de eig. beteekenis is &ls...

Verstuiven als kaf voor de wind
Spreekwoorden: (1914) Verstuiven als kaf voor den wind.
‘Kaf, dat door den wind wordt weggedreven, is een dikwijls in den Bijbel voorkomend beeld van datgene wat ras vervliegt en geen stand houdt; o.a. in Job 21:18; Ps. 1:4; Ps. 35:5 worden daarmee de goddeloozen vergeleken. Bij ons dient het beeld tot kenschetsing van het vluchtige en onzekere van verschillende aardsche dingen, b.v. het leven, h...

verzenen
Spreekwoorden: (1914) De verzenen tegen den prikkel slaan,
d.i. zich verzetten, ‘den breidel in den nek werpen’1), gri. πρὸς κέντρα(ον) λακτίξειν, vruchteloozen tegenstand bieden, met het hoofd tegen den muur loopen, lat. contra acumen, stimulum calcitrare (Otto, 331). De spreekwijze is ontleend aan de geschiedenis van Saulus, welke verhaald wordt in Hand. IX vs. 5: End...

verzenen tegen de prikkel slaan
Spreekwoorden: (1914) De verzenen tegen den prikkel slaan,
d.i. zich verzetten, ‘den breidel in den nek werpen’1), gri. πρὸς κέντρα(ον) λακτίξειν, vruchteloozen tegenstand bieden, met het hoofd tegen den muur loopen, lat. contra acumen, stimulum calcitrare (Otto, 331). De spreekwijze is ontleend aan de geschiedenis van Saulus, welke verhaald wordt in Hand. IX vs. 5: End...

verzouten
Spreekwoorden: (1914) Veel koks bederven (of verzouten) de brij.
‘'t Wil beduiden, dat men best een zaak bevolen laat aan eenen, die ze verstaat’ (Tuinman I, 106); te velerlei raad is schadelijk; ‘mangel van eenheid in bestuur van zaken is vaak hoogst nadeelig’ (Weiland); ook: veel doctoren veroorzaken den dood van een zieke. Zie Servilius, 81: Daer veel coqs syn, daer wordt die pappe ve...

vet is van de ketel
Spreekwoorden: (1914) Het vet is van den ketel,
d.w.z. het beste is er af; daar is niet meer aan te verdienen, vooral gezegd van betrekkingen of handelszaken; syn. de room is er af3). ‘Dit zegt men, als het best, of meeste voordeel, weg is, gelijk wanneer de room van de melk geschept is. Zo zegt men ook: 't vet is van de pot, en daar zit geen vet meer op’; Tuinman I, 177; nal. 19. D...

Vet zijn
Spreekwoorden: (1914) Vet zijn,
d.w.z. dronken zijn; eig. glimmen door den drank; vgl. voor de verklaring in de olie zijn (zie n<sup>o<-sup>. 1662), syn. van laveloos zijn (in Jord. II, 240) of laveloos bezopen zijn (Nav. XXII, 427; Köster Henke, 38), door

Vet zijn met iets
Spreekwoorden: (1914) Vet zijn met iets.
Spottenderwijs zegt men dit van iets, waarvan men geen voordeel of baat heeft; er niet mee geholpen zijn; syn. van er mooi mee zijn en het dial. er dik uit zijn, goed af zijn, in zeer gunstige positie gekomen zijn (Molema, 75); vgl. Gron. 164: Brummen gaat over, maar jij hebt net zoo goed kans, omdat je oom lid is van de schoolcommissie. - Nou, da...

vetje
Spreekwoorden: (1914) Een vetje,
d.i. een voordeeltje, een buitenkansje, een vervalletje3), een smulpartijtje, een pleziertje; eig. iets vets, een vet beestje4). Vgl. Sart. II, 6, 71: het is een dor vetken, de victimis macilentis; Sewel, 427: Dat is een vetten os in zyn kuip, dat is een goed voordeel voor hem, that's a great profit to him. In den tegenwoordigen zin komt het in de...

Vetpot
Spreekwoorden: (1914) Vetpot,
d.i. feest, smulpartij, overvloed, volop; t' is daar bottertje boven (V.d. Water, 63), vooral in de zegswijze het is alle dagen geen vetpot, elken dag kan men niet smullen; vgl. lat. non semper Saturnalia erunt; in de 16<sup>de<-sup> eeuw: t en is altoes ghien Mey-avent (Campen, 127); ook 't is alle daag geen kermis, geen feest (Sartor...

vette der aarde
Spreekwoorden: (1914) Het vette der aarde,
d.i. rijkdom en weelde; mnl. dat vette; eene uitdrukking, die ontleend is aan den Bijbel ‘waarin de woorden de vettigheden der aarde of des lands meermalen voorkomen om groote vruchtbaarheid, overvloed van koorn en gras en daarom groote welvaart aan te duiden’; zie Zeeman, 468; Laurillard, 61; Sp. d. Sonden, 9000: Den joden was belovet...

Vette en magere jaren
Spreekwoorden: (1914) Vette en magere jaren,
d.i. voordeelige en nadeelige jaren, tijden van voorspoed en tegenspoed. ‘Blijkbaar wordt gezinspeeld op de vruchtbare en onvruchtbare jaren in Egypte uit Jozefs geschiedenis, aangeduid door de zeven vette en zeven magere koeien, Genesis 41:18-19’; Zeeman, 295; hd. fette Jahre und magere Jahre; eng. the lean years and the fat years (Pr...

vette jaren
Spreekwoorden: (1914) Vette en magere jaren,
d.i. voordeelige en nadeelige jaren, tijden van voorspoed en tegenspoed. ‘Blijkbaar wordt gezinspeeld op de vruchtbare en onvruchtbare jaren in Egypte uit Jozefs geschiedenis, aangeduid door de zeven vette en zeven magere koeien, Genesis 41:18-19’; Zeeman, 295; hd. fette Jahre und magere Jahre; eng. the lean years and the fat years (Pr...

vierschaar
Spreekwoorden: (1914) De vierschaar spannen,
d.i. rechtspreken. Onder de vierschaar, mnl. vierscare1), ook vierbank, verstond men de vier schepenbanken, waarmede men de rechtbank afzette; vgl. het ohd. scranna, stoel, bank, schepenbank; mhd. schranne, schrange, gerichtsbank; schrannen-sitzer, gerichtsbeisitzer; schrannenstap, gerichtsstab; mnd. scharne, vleeschbank, thans nog bekend in het h...

vierschaar spannen
Spreekwoorden: (1914) De vierschaar spannen,
d.i. rechtspreken. Onder de vierschaar, mnl. vierscare1), ook vierbank, verstond men de vier schepenbanken, waarmede men de rechtbank afzette; vgl. het ohd. scranna, stoel, bank, schepenbank; mhd. schranne, schrange, gerichtsbank; schrannen-sitzer, gerichtsbeisitzer; schrannenstap, gerichtsstab; mnd. scharne, vleeschbank, thans nog bekend in het h...

Vieze varkens worden niet vet
Spreekwoorden: (1914) Vieze varkens worden niet vet,
d.w.z. kieskeurige1) varkens worden niet vet; bij overdracht: kinderen, die al te kieskeurig zijn, gedijen niet; vgl. het fri. smoarige of grûzige bargen dije best, morsige, vuile varkens groeien het best, dat ook in fig. toepassing van kinderen gezegd wordt; Harreb. II, 360 b; V. Schothorst, 127; Gunnink, 129; V.d. Water, 55: Smerege bagge ...

vijfde rad aan de wagen
Spreekwoorden: (1914) Het vijfde rad (of wiel) aan den wagen
d.w.z. iets overtolligs, hinderlijks; in de elfde eeuw in het lat. quem fastidimus, quinta est nobis rota plaustri (zie Germania XVIII, 315); Despars, IV, 240: Dat hij der al zo wel toe diende als tvijfde wiel an een waghene; Campen, 59: hy is daer wel soe nutte toe, als tvyfste radt anden waeghen; Sart. III, 3, 39: het soude u dienen als het vijf...

vijfde wiel
Spreekwoorden: (1914) Het vijfde rad (of wiel) aan den wagen
d.w.z. iets overtolligs, hinderlijks; in de elfde eeuw in het lat. quem fastidimus, quinta est nobis rota plaustri (zie Germania XVIII, 315); Despars, IV, 240: Dat hij der al zo wel toe diende als tvijfde wiel an een waghene; Campen, 59: hy is daer wel soe nutte toe, als tvyfste radt anden waeghen; Sart. III, 3, 39: het soude u dienen als het vijf...

vin
Spreekwoorden: (1914) Geen vin verroeren (of bewegen)
d.i. geen lid verroeren, zich stil houden, geen duim verroeren (zuidndl.); eig. gezegd van een visch; later ook van andere dieren en van menschen. Sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw had vin de algemeene beteekenis van lid, zooals blijkt uit Anna Bijns, Refr. 421:

Vinger en duim likken naar iets
Spreekwoorden: (1914) Vinger en duim likken naar iets,
sterk verlangen, watertanden naar iets lekkers, vooral gezegd van iets begeerlijks, dat niet te krijgen is (uit ongeduld steekt men onwillekeurig een vinger in den mond). Vgl. Campen, 22: Daer solde ghi wel al u vingeren nae licken, dat is lang niet te versmaden, zeer begeerlijk; Hooft, Brieven, 2, 67: Rijnsch zap, daer de lekkertanden gewoon zijn...

vinger op de mond leggen
Spreekwoorden: (1914) Den vinger op den mond leggen,
d.i. zwijgen, den mond toehouden, afsluiten, hetzelfde als de hand op den mond leggen (n<sup>o<-sup>. 794); eene sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende zegswijze, die o.a. wordt aangetroffen bij Paffenrode, 97: 'k Sal de vinger op de mond leggen en swijgen, vertel jy maer voort; Vondel, Roskam, 63: Dies acht men hem voo...

vinger op de wond
Spreekwoorden: (1914) Den vinger op de wond (of een wonde plek) leggen
d.i. de wonde plek aanwijzen (dit o.a. in Nkr. III, 18 Juli p. 2); bij overdr. precies zeggen, waar een gebrek schuilt; ook de rotte plek aanwijzen; vgl. het fr. mettre le doigt sur un objet, toucher précisément l'objet qu'on cherche; mettre le doigt sur la difficulté ou sur la source du mal, sur la plaie (Hatzf. I, 773); hd. ...

vingers branden
Spreekwoorden: (1914) De (of zijne) vingers (of zich) branden,
‘zich (onwetend) aan iets vergrijpen en daarvoor boeten, zich door onvoorzichtigheid in moeilijkheden wikkelen, zich bedrogen vinden in een koop, tegen de wet handelen’1); hetzelfde als het lat. sibi asciam in crus impingere; zich in de vingers snijden (Diamst. 138; Het Volk, 8 Juni 1914, p. 8 k. 2); zijne handen of zich de handen bran...

vingers jeuken mij
Spreekwoorden: (1914) De vingers jeuken mij,
d.i. ik gevoel grooten lust tot vechten of tot schrijven, hetzelfde als de handen jeuken mij2); zie n<sup>o<-sup>. 786; 1709; Huygens, Zeestraet, vs. 99:

vinketouw
Spreekwoorden: (1914) Aan (of op) het vinketouw) zitten
d.i. ongeduldig en gespannen zitten wachten om iets te kunnen doen, zijn slag te kunnen slaan; eig. aan de treklijn zitten, waardoor de deuren van het vinkennet worden dichtgeslagen (zie Chomel II, 1252). Vgl. De Amsterdammer, 18 Oct. 1914 p. 2: Daarom mijne heeren, op het vinkentouw, scherp uitgekeken naar alle kanten en als er een vogeltje te va...

viool
Spreekwoorden: (1914) De eerste viool spelen,
d.i. ergens het meest in te brengen hebben, eene eerste rol spelen, den toon aangeven, den boventoon voeren, mnl. vore singhen, of zooals men in Zuid-Nederland zegt ergens den eersten regel schrijven (Schuerm. 530 b). De uitdrukking is ontleend aan een strijkkwartet, waar de eerste viool de voornaamste rol vervult. Zie Harreb. II, 383 b: Hij speel...

Vis moet zwemmen
Spreekwoorden: (1914) Visch moet zwemmen,
d.i. bij het eten van visch behoort een glas wijn gedronken te worden. Dat deze meening al oud is, bewijst de lat. schrijver Petronius, die in zijn Satiricon, bl. 39 zegt: pisces natare oportet. Bij ons komt ze in de 17<sup>de<-sup> eeuw voor o.a. bij Six v. Chandelier, 224:

Vis noch vlees
Spreekwoorden: (1914) Visch noch vleesch (of vleesch noch visch) zijn.
Dit wordt gezegd van iets of iemand dien men niet tot een bepaalde groep of soort kan brengen; van iets halfslachtigs; tot geen partij behooren, ook: dubbelhartig zijn (Van Eijk); een nietig mensch zijn (Van Dale). Vgl. Campen, 106: t' Is vis noch vleysch, hij is een sukkel; Servilius, 113*: Albus an ater sis nescio, ic en weet niet of gy visch of...

vizier
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) in 't vizier krijgen (of hebben),
d.i. iemand of iets in de gaten, in het oog krijgen of hebben, in de linken hebben of krijgen (o.a. Landl. 115; Zandstr. 32), in de piere-megoggel

vizier
Spreekwoorden: (1914) Met open vizier,
d.i. openlijk, niet bedekt, niet zonder zijn naam te verzwijgen; eig. met onbedekt gelaat, gezegd van een ridder, die met opgeslagen vizier (fr. la visière, helmklep) strijdt, zoodat men zijn gelaat kan zien en men weet, met wien men te doen heeft; Ndl. Wdb. XI, 513; Harreb. II, 387 a; De Telegraaf, 17 Nov. 1914 (avondbl.), p. 5 k. 2: Die d...

vlag
Spreekwoorden: (1914) Met vlag en wimpel,
in de uitdrukking iets met vlag en wimpel winnen, d.i. glansrijk winnen; eig. met behoud van vlag en wimpel. Zie Van Eijk I, 146; Van Lennep, 246. Ook in vrijer gebruik, waar sprake is van voorstellen in eene vergadering en examens; vgl. Nw. School III, 292: Hij zou d'r óók door (een examen) - en niet op het kantje - maar met vlag en...

vlag dekt de lading
Spreekwoorden: (1914) De vlag dekt de lading,
d.i. in eigenlijken zin: de koopvaaardijschepen varende onder onzijdige vlag worden door de oorlogvoerende partijen geëerbiedigd. Daar hiervan dikwijls misbruik gemaakt werd om contrabande binnen te smokkelen, wordt de uitdrukking in figuurlijken zin gebezigd, wanneer iets leelijks onder een fraaien naam voor wat goeds moet doorgaan of het ee...

vlag op een modderschuit
Spreekwoorden: (1914) Een vlag op een modderschuit,
d.i. iets, dat in het geheel niet bij elkander past, iets moois op iets leelijks; in den regel gebruikt van kwalijk voegenden opschik. Vgl. het mnl. met samite (fluweel) mes (mest) cleeden; Marnix, Byenc. 145 r: dat past als een sijden huyve op een verckens hooft; Winschooten, 336: Dat pronkt, als een vlag op een vullis schuit (te weeten pronkt), ...

vlag strijken
Spreekwoorden: (1914) De vlag strijken,
d.i. onderdoen voor iemand; ook: doodgaan5); eig. de vlag laten zakken6) ten bewijze van overgave; syn. van het zeil strijken; vgl. Com. Vet. Woordenl.: Stryken de vlag, de vlag innemen: 't gene geschiet, alsmen op zee voorby eenen Admirael vaert ten blyke van eerbiedenis: als mede wanneer men slaegs zijnde, en zigh te zwak bevindende, 't schip ae...

vlag voeren
Spreekwoorden: (1914) De vlag voeren,
d.i. de eerste, de baas zijn; ook: veel drukte maken, opsnijden, het hoogste woord voeren, de groote vlag voeren, eene zeemansuitdrukking, die eig. wil zeggen de standaardvlag in top voeren, de aanvoerder zijn; vgl. Com. Vet. Woordenl.: De vlag voeren, de opperste in de vloot zijn; dogh oneigentlijk, zwetzen en 't hoogste woordt voeren; Winschoote...

Vlakte
Spreekwoorden: (1914) Vlakte
komt in verschillende jonge zegswijzen voor; vgl. Harreb. II, 387: In de vlakte komen, rond voor de zaak uitkomen; op de vlakte komen, te voorschijn komen; zie Nkr. VIII, 26 Sept. p. 2: In tijden van hevige bewogenheid komen uit de verborgenheid van hun obscuur bestaan de singulierste snaken op de vlakte; Nkr. I, 13 Oct. p. 3; VIII, 6 Juni p. 2; H...

Vlammen op iets
Spreekwoorden: (1914) Vlammen op iets,
d.i. hevig naar iets verlangen, een brandende begeerte hebben naar iets, vurig naar iets verlangen, verhit zijn op iets, heet zijn op iets, geilen2)

Vlassen op iets
Spreekwoorden: (1914) Vlassen op iets,
d.i. op iets belust zijn, op iets loeren, er op spitsen (hd. sich auf etw. spitzen); in de 17<sup>de<-sup> eeuw blijkens Gew. Weuw. 30: Alzoo ik op ider een zou vlassen, want ik loer als een kat op een zy spek. Zie ook Halma, 732: Ergens op vlassen, brûler d'envie d'avoir une chose, la désirer fortement. In het mnl. beteek...

vlaswiek
Spreekwoorden: (1914) De rookende vlaswiek uitblusschen,
d.w.z. den goeden aanleg, een goeden aard, een goed beginsel vernietigen. Een vlaswiek is de lemmet, de vlaspit eener lamp. Het gezegde is ontleend aan Matth. XII, 20: Het gekroockte riet en sal hy niet verbreken ende het roockende lemmet en sal hy niet uytblusschen; vgl. Jes. 42, 3: Het gekroockte riet en sal hy niet verbreken, ende de roockende ...

vlees noch vis
Spreekwoorden: (1914) Visch noch vleesch (of vleesch noch visch) zijn.
Dit wordt gezegd van iets of iemand dien men niet tot een bepaalde groep of soort kan brengen; van iets halfslachtigs; tot geen partij behooren, ook: dubbelhartig zijn (Van Eijk); een nietig mensch zijn (Van Dale). Vgl. Campen, 106: t' Is vis noch vleysch, hij is een sukkel; Servilius, 113*: Albus an ater sis nescio, ic en weet niet of gy visch of...

vleespotten
Spreekwoorden: (1914) Verlangen (of hunkeren) naar de vleeschpotten van Egypte
d.i. terug verlangen naar een vroegeren toestand van welvaart en geluk; eene uitdrukking ontleend aan de geschiedenis der Israëlieten, die op hun tocht door de woestijn murmureerden en terug verlangden naar Egypte, waar ze alles in overvloed genoten; vgl. Exod. 16, 3: Ende de kinderen Israëls seyden tot hen: och dat wij in Egyptenlande g...

vleet
Spreekwoorden: (1914) Bij de vleet,
d.i. bij de menigte, bij de mult (Winschooten, 2171)), bij de mud (Sewel, 502; Halma, 362), bij de tult2), bij de vult, met den huts (Antw. Idiot. 515), bij de zwikzwak (De Vries, 107); eig. bij het net ‘daar vleet een net is, dat in see drijft om haaring te vangen’ (Winschooten, 337). Vgl. mnl. vlete, al de netten van een haringschuit...

vlieger gaat niet op
Spreekwoorden: (1914) De vlieger gaat niet op,
d.i. het gezegde of de handeling heeft niet het gewenschte of verwachte gevolg; de toeleg gelukt niet. In Zuid-Nederland zoo gaat de vlieger(d) (of de ballon) niet op, zoo zal het niet gebeuren, dat zal niet waar zijn; vgl. Ndl. Wdb. XI, 687; Antw. Idiot. 897; 1385; Joos, 88: zoo niet geboerd, zoo gaat den vlieger (of den vogel) niet op, d.i. zoo ...

vliegwerk
Spreekwoorden: (1914) Met kunst- en vliegwerk
is eene uitdrukking ontleend aan het tooneel, waar men onder ‘kunstwerken’ verstond toestellen om natuurverschijnselen na te bootsen en onder ‘vliegwerken’ zulke, waarmede personen en zaken door de lucht werden bewogen.1) Zulk een stuk werd genoemd ‘een spel met vliegwerken en machinen’, zooals men leest in De g...

Voet bij stuk
Spreekwoorden: (1914) Voet bij stuk houden (of zetten)
d.i. blijven bij het onderwerp, waarover men spreekt; niet van de bate wegdraaien, zooals de Westvlamingen zeggen1), niet afwijken van zijn plan; zijn eigen op zijn punt houden2), niet toegeven; ‘zich op de volvoering van zijn eigenlijk opzet toeleggen’ (Weiland). De uitdrukking komt in de 16<sup>de<-sup> eeuw voor bij Kili...

Voet geven
Spreekwoorden: (1914) Voet geven,
d.i. steunen, begunstigen, zoowel van personen als denkbeelden en gevoelens gezegd ‘gelegenheid geven om vastigheid te krijgen’ (Weiland).

voet in de stijgbeugel hebben
Spreekwoorden: (1914) Den voet in den (stijg)beugel hebben (of krijgen)
d.i. ‘den eersten stap tot iets gedaan hebben en op weg zijn om tot zijn doel te komen’; Ndl. Wdb. II, 2264. Vgl. het fr. avoir le pied à l'étrier, être prêt à partir, commencer à faire son chemin dans une carrière (Hatzfeld, 983 b); Hooft, Ned. Hist. 124: Dit dan haar aldus gelukt zynde, ...

voeten maken
Spreekwoorden: (1914) Iemand voeten maken,
d.i. hem doen wegloopen, hem wegjagen, hetzelfde als het sedert de 18<sup>de<-sup> eeuw voorkomende iemand beenen maken1)); hd. jemand Beine machen; eig. maken dat iemand voeten krijgt. Vgl. Ned. Hist. 714: De Engelsche ruiters die den Rennenberghschen de verooverde vendels ontjoeghen en voeten maakten; Pers, 253 a: De andere stelden s...

voetstappen drukken
Spreekwoorden: (1914) Iemands voetstappen drukken,
d.w.z. iemand volgen, nawandelen; iemands voorbeeld navolgen; eene uitdrukking, die ontleend is aan het lat. alienis vestigiis insistere, sequi.

Voetstoots
Spreekwoorden: (1914) Voetstoots,
in de uitdrukking voetstoots verkoopen, d.i. verkoopen zonder dat de koopers het te voren mogen onderzoeken; eig. zonder uitkiezen, zooals men het vindt, of liever het eerste, het beste stuk, perceel, kavel nemende, dat zich voordoet, dat op het voorafgaande volgt, naast, onder enz. het vorige ligt, in 't kort zonder bewuste of opzettelijke keuze ...

Voetveeg
Spreekwoorden: (1914) Voetveeg (of voetwisch)
eig. een mat om de voeten te vegen, in het Zaansch een voeteveeg (Boekenoogen, 1157); bij overdracht gebruikt voor iemand, met wien

voetwisch
Spreekwoorden: (1914) Voetveeg (of voetwisch)
eig. een mat om de voeten te vegen, in het Zaansch een voeteveeg (Boekenoogen, 1157); bij overdracht gebruikt voor iemand, met wien

Vogelvrij
Spreekwoorden: (1914) Vogelvrij.
‘Dit zegt men van die zodaanig verbannen zyn, dat elk vry gestelt is hen te dooden, waar hy ze vind, gelyk men vryheid heeft om een vogel te schieten’ (Tuinman I, 46). Volgens deze verklaring zou vogelvrij dus willen zeggen: zoo vrij als een vogel, dien ieder kan dooden. Volgens Borchardt, 1211; Grimm, Rechtsalterth.<sup>4<-su...

Volgens Bartjens
Spreekwoorden: (1914) Volgens Bartjens,
d.w.z. zoo nauwkeurig berekend als door Willem Bartjens of volgens de berekening van W. Bartjens, een bekenden Amsterdamschen schoolmeester uit het begin der 17<sup>de<-sup> eeuw, die in 1604 een rekenboek ‘cyfferinge’ uitgaf, dat nog telkens tot 1839 herdrukt is.3) In Engeland zegt men according to Cocker; in Amerika accor...

Vonnis strijken
Spreekwoorden: (1914) Vonnis vellen (of strijken)
hetzelfde als het mnl. dat oordeel wisen (vinden, geven; hd. das Urteil fällen); zie Ndl. Wdb. XI, 84; Grimm III, 1286 en Kiliaen: Velden oft vellen het oordeel, sententiam dicere, naast vonnesse striken1), dat eveneens sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw wordt aangetroffen2); 17<sup>de<-sup> eeuw: het vonnis vellen (of str...

Vonnis vellen
Spreekwoorden: (1914) Vonnis vellen (of strijken)
hetzelfde als het mnl. dat oordeel wisen (vinden, geven; hd. das Urteil fällen); zie Ndl. Wdb. XI, 84; Grimm III, 1286 en Kiliaen: Velden oft vellen het oordeel, sententiam dicere, naast vonnesse striken1), dat eveneens sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw wordt aangetroffen2); 17<sup>de<-sup> eeuw: het vonnis vellen (of str...

Voor dag en dauw
Spreekwoorden: (1914) Voor dag en dauw,
d.w.z. voor het aanbreken van den dag, zeer vroeg. De uitdr. dateert uit de 16<sup>de<-sup> eeuw en is o.a. aangetroffen bij Spieghel, Hertspieghel, 133: Voor dagh voor douw; doch ook in omgekeerde volgorde vinden wij voor dou voor daech (Jan v. Hout1); evenzoo bij Brederoo II, 211, 1693; III, 470, 13; P.C. Hooft, Ged. I, 285: Ghy Prin...

Voor de boeg hebben
Spreekwoorden: (1914) Voor den boeg hebben.
Deze uitdr. wordt in eigenlijken zin gebruikt van den afstand tusschen den boeg, het voorste, gebogen gedeelte van een schip en een daarvóór gelegen punt. Figuurlijk ‘van de tijdruimte die men nog vóór zich heeft, de toekomst, of wel van iets minder aangenaams dat men nog moet volbrengen of doorstaan.’ De ui...

Voor de deur staan
Spreekwoorden: (1914) Voor de deur staan (of zijn)
d.w.z. te wachten staan, in het vooruitzicht hebben, gewoonlijk van iets onaangenaams. In de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon; bij Sart. II, 3, 59: ‘In foribus adest. περὶ τάς θύρας πάρεστι. Het staet voor de deur, quando quid instat atque in proximo est, tunc in foribus esse dicitur’; I, 6, 97: Als h...

Voor de deur zijn
Spreekwoorden: (1914) Voor de deur staan (of zijn)
d.w.z. te wachten staan, in het vooruitzicht hebben, gewoonlijk van iets onaangenaams. In de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon; bij Sart. II, 3, 59: ‘In foribus adest. περὶ τάς θύρας πάρεστι. Het staet voor de deur, quando quid instat atque in proximo est, tunc in foribus esse dicitur’; I, 6, 97: Als h...

Voor de draad komen
Spreekwoorden: (1914) Voor den draad komen,
d.w.z. voor den dag komen, zich vertoonen; met iets voor den draad komen, iets doen blijken (van gevoelens gebezigd); Harreb. I, 151 a; fri. foar de tried komme, zijn gevoelen uiten; hwet foar de tried bringe, met iets voor het licht komen, te voren brengen. De oorsprong dezer uitdr. is onzeker. Vermoedelijk moet men denken aan een wedstrijd, waar...