F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883


Van de hand in de tand leven
Spreekwoorden: (1914) Van de hand in den tand leven,
d.w.z. elken dag verteren wat men verdient; het krap, niet breed hebben. In de 16<sup>de<-sup> eeuw bij Campen, 83: tis mit hem van den handen inden tanden; Goedthals, 119: vander handt inden tant varen, le souffreteux mange son bled en herbe; Idinau, 269:

Van de hoge boom afteren
Spreekwoorden: (1914) Van den hogen boom (af)teren,
d.i. op zorgelooze wijze zijn geld verteren, verkwisten; zijn kapitaal opeten. In eigenlijken zin moet deze zegswijze beteekenen uit een vat teren, waarin de boom, d.i. de bovenste laag, hoog staat, dus: teren van overvloed. Dat boom deze beteekenis had en derhalve de samengetrokken vorm zijn kan van bodem, bewijst o.a. de volgende plaats uit de V...

Van de hoge boom teren
Spreekwoorden: (1914) Van den hogen boom (af)teren,
d.i. op zorgelooze wijze zijn geld verteren, verkwisten; zijn kapitaal opeten. In eigenlijken zin moet deze zegswijze beteekenen uit een vat teren, waarin de boom, d.i. de bovenste laag, hoog staat, dus: teren van overvloed. Dat boom deze beteekenis had en derhalve de samengetrokken vorm zijn kan van bodem, bewijst o.a. de volgende plaats uit de V...

Van de hond gebeten worden
Spreekwoorden: (1914) Van de kat (of den hond) of van den kater gebeten worden
gewoonlijk of men van de kat of den kater (of van den hond) gebeten wordt, is hetzelfde, d.w.z. of men door het eene kwaad of door het andere geplaagd wordt, dat is hetzelfde, ‘als men toch het slachtoffer wordt, is het onverschillig hoe en waardoor’. Zie Harrebomée I, 321; Van Eijk II, nal. bl. 26; Het Volk, 3 Febr. 1913, p. 5 ...

Van de kat gebeten worden
Spreekwoorden: (1914) Van de kat (of den hond) of van den kater gebeten worden
gewoonlijk of men van de kat of den kater (of van den hond) gebeten wordt, is hetzelfde, d.w.z. of men door het eene kwaad of door het andere geplaagd wordt, dat is hetzelfde, ‘als men toch het slachtoffer wordt, is het onverschillig hoe en waardoor’. Zie Harrebomée I, 321; Van Eijk II, nal. bl. 26; Het Volk, 3 Febr. 1913, p. 5 ...

van de ketting
Spreekwoorden: (1914) Hij is van den ketting,
d.w.z. hij is uitgelaten van vreugde; eig. gezegd van een hond, die losgelaten en van den ketting bevrijd is. In de 18<sup>de<-sup> eeuw bestond de zegswijze uit de ket zijn, o.a. te vinden in de Vermakelyke By-een-komst ofte seltzaam Coffi-praatje, Amsterdam, 1701, bl. 10: Hoe benje zo vrolik juffrou Clara, benje heel uyt de ket? Vgl....

Van de kook raken
Spreekwoorden: (1914) Van de kook zijn (of raken)
d.w.z. zich niet wel gevoelen, ontstemd, van streek zijn of raken; eig. gezegd van water, dat niet meer kookt. Vgl. van de zoô, bij Hooft, Ged. I, 223, van de gramschap gezegd; Harreb. I, 433 a: Hij is van de kook; De Arbeid, 23 Nov. 1913, p. 4 k. 1: Onze vrienden van de S.D.A.P. zijn van de kook. Zij doen domme streken; Barb. 118: Dan zegt ...

Van de kook zijn
Spreekwoorden: (1914) Van de kook zijn (of raken)
d.w.z. zich niet wel gevoelen, ontstemd, van streek zijn of raken; eig. gezegd van water, dat niet meer kookt. Vgl. van de zoô, bij Hooft, Ged. I, 223, van de gramschap gezegd; Harreb. I, 433 a: Hij is van de kook; De Arbeid, 23 Nov. 1913, p. 4 k. 1: Onze vrienden van de S.D.A.P. zijn van de kook. Zij doen domme streken; Barb. 118: Dan zegt ...

Van de kouden grond
Spreekwoorden: (1914) Van den kouden grond,
in eene zegswijze als: een dichter, een philosoofvan den kouden grond, d.i. van weinig beteekenis. Het beeld is ontleend aan den tuinbouw,

Van de leep geven
Spreekwoorden: (1914) Van de leep krijgen (of geven)
eene dial. uitdrukking voor klappen krijgen of geven; Harreb. II, 13 b; Ndl. Wdb. VIII, 1296. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt zij voor bij Vondel, Harpoen, vs. 70 en in het Kluchtspel III, 41. De uitdr. is syn. van: van de kittel geven (Gew. Weeuw. I, 56), van de wapper geven (Frequ. II, 705), van de lat geven, het Zuidnl. iemand van d...

Van de leep krijgen
Spreekwoorden: (1914) Van de leep krijgen (of geven)
eene dial. uitdrukking voor klappen krijgen of geven; Harreb. II, 13 b; Ndl. Wdb. VIII, 1296. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt zij voor bij Vondel, Harpoen, vs. 70 en in het Kluchtspel III, 41. De uitdr. is syn. van: van de kittel geven (Gew. Weeuw. I, 56), van de wapper geven (Frequ. II, 705), van de lat geven, het Zuidnl. iemand van d...

Van de naald tot de draad
Spreekwoorden: (1914) Van de naald tot den draad,
d.w.z. van het begin tot het einde, van stukje tot beetje, van elje te melje (De Bo, 301). In de 17<sup>de<-sup> eeuw te vinden bij Huygens VI, 41: Als ick 't al overslae van de naeld tot den draed, genoeghen is geluck in allerhanden staet; De Brune, Emblem. 351: Zy (de doovaers) en rusten noch en houden niet op, voor dat zy alles van ...

Van de nood een deugd maken
Spreekwoorden: (1914) Van den nood eene deugd maken,
d.w.z. in den nood iets doen, ‘voor deugd of goed aanzien’, dat men anders niet zou goedkeuren; zich naar den tijd en de omstandigheden schikken; lat. facere de necessitate virtutem (Otto, 241). In de middeleeuwen: van der noot (of van der nootsake) ene doget maken; Campen, 91: men moet van den noot een duechde maken; Servilius, 202*; ...

Van de ouden stempel
Spreekwoorden: (1914) Van den ouden stempel,
d.w.z. van het oude soort (met het denkbeeld van goed, braaf; eig. gezegd van munten); eng. of the old stamp; hd. vom alten guten Schlage; vom alten Schrot und Korn. Vgl. Kiliaen: Stempel, forma, typus, typus monetalis; type, dat ook eig. slag beteekent, evenals slag, soort, eig. muntslag (Kil. slagh van de munte2)). In Zuid-Nederland zegt men: va...

Van de prins geen kwaad weten
Spreekwoorden: (1914) Van den prins geen kwaad weten,
d.i. zich geen kwaad bewust zijn, geen kwaad vermoeden, argeloos zijn; syn. van den drommel geen kwaad weten (Harreb. I, 155 b of van God geen kwaad weten, dat in de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomt bij Heinsius, Verm. Avant. I, 325; Poirters, Mask. 188 en thans nog in het Friesch bekend is, naast van Rodermont geen kwaad weten; vgl. Ndl....

Van de regen in de drup
Spreekwoorden: (1914) Van den regen in den drup
d.w.z. van een onaangenamen toestand in nog erger geraken; van den wal in de sloot; vgl. Sewel, 725: Van den regen in de sloot; hd. aus dem Regen in (oder unter) die Traufe kommen; fri. fen 'e rein yn 'e drip komme; vgl. verder mlat. incidit in Scyllam cupiens vitare Charybdim (van de Scylla in de Charybdis2)); de calcaria in carbonariam pervenire...

Van de Scylla in de Charybdis
Spreekwoorden: (1914) Van (de) Scylla in (de) Charybdis,
d.w.z. van den eenen slechten toestand in den anderen; van de branding in den maalstroom. De Scylla en de Charybdis zijn gevaarlijke maalstroomen in de straat van Messina; in het middeleeuwsch latijn: incidit in Scyllam qui vult vitare Charybdin, en in het gri. bij Apost. 16, 49: τὴν Χάρυβδιν ἐκφυγὼν τῇ Σκύλλῃ πε...

Van de sokken
Spreekwoorden: (1914) Van (of voor) de sokken
wordt verbonden met verschillende werkwoorden en beteekent dan gewoonlijk ‘van de been’, ‘van de baan’, ‘onderstboven’. Vgl. van de sokken vallen, flauw vallen; van de sokken getimmerd, gedegradeerd (Woordenschat, 1098). In jagerstaal verstaat men onder sok het onderste deel van den achterpoot van een haas of ee...

van de taart geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand van de taart geven,
d.w.z. iemand slaag geven of hem beknorren, hem de les lezen; eene euphemistische uitdrukking. Te vergelijken is: iemand van de neut geven (Harreb. II, 131); tabak geven (Rutten, 226 a); een veeg, een lik, een streek uit de pan geven (Winschooten, 229); iemand tabakken of overtabakken (Tuerlinckx, 483; fr. passer qqn à tabac); iemand boter ...

Van de taart krijgen
Spreekwoorden: (1914) Van de taart krijgen,
d.w.z. slaag krijgen; vgl. n<sup>o<-sup>. 2220. In Limburg, volgens Welters, 96: hij krijgt van de noten; vgl. ook Tuinman I, 105: hy zal zyn kaas wel krygen, zyn loon, of vergelding ontvangen; kaarige stiefmoeders verstaan slaan door kaas geven; Harreb. I, 372 a: hij krijgt deerlijk van de kaas; een leelijke pijp rooken (n<sup>o...

Van de tand zijn
Spreekwoorden: (1914) Van den tand zijn,
d.w.z. aftandsch zijn, oud zijn. Zie n<sup>o<-sup>. 60 en vgl. nog Spect. VII, 27: Een boereknegt verzeekerde my dat het (paard) wel agt jaar op uw stal was geweest, en dat het toen ter tyd, hoewel reeds van den tand, een van de braafste paarden was van de gansche Provincie. In fig. zin S.M. 95: Zeg nicht, zonder je te affronteeren, - ...

Van de toren blazen
Spreekwoorden: (1914) (Hoog) van den toren blazen,
een groot woord hebben, een hogen toon aanslaan; Harreb. II, 341: Hij blaast van den toren; De Vrijheid, 12 Maart 1924, 1<sup>ste<-sup> bl., p. 3 k. 1: Wie eenmaal een blauwtje liep, moet niet zoo hoog van den toren blazen.

van de trappen gevallen
Spreekwoorden: (1914) Hij is van de trappen gevallen.
Deze zegswijze bezigt men van iemand, wiens haar geknipt is (Harrebomée II, 343 a); gewoonlijk wordt er nog aan toegevoegd en heeft zijn haar gebroken, wat haar tevens verklaart1); syn. hij heeft van de boter gesnoept. In Zuid-Nederland: Hij heeft van de boter geëten of aan de boter gezeten, van iemand wiens haar tot aan de huid is gek...

Van de wal in de sloot
Spreekwoorden: (1914) Van den wal in de sloot (ge)raken (of vallen)
d.w.z. van een slechten toestand in een nog erger vervallen. Vgl. Sart. I, 5, 62: Loopt niet van de wal in de sloot, admonemur ne sic vitium aliquod fugiamus, ut in aliud majus incauti devolvamur; Lichte Wigger, 5 r: Van de wal in de gracht; Van Eijk III, 10: Hy raakt van den wal in de sloot, van de eene zwarigheid in de andere; Harreb. II, 275. D...

van de wal in de sloot helpen
Spreekwoorden: (1914) Iemand van den wal in de sloot helpen,
d.w.z. ‘iemand onder schijn van dienst, ondienst doen, en zijne zaaken verergeren’ (Tuinman I, 189). Vgl. Sart. III, 1, 33: Ghy soudt hem van de wal in de sloot helpen, ubi quis prodesse conatus ingens addidit malum; ook III, 7, 79; Smetius, 26; Winschooten, 262: Iemand helpen van de wal in de sloot: iemand quaaden raad geeven, ook wel...

Van dik hout zaagt men planken
Spreekwoorden: (1914) Van dik hout zaagt men planken,
d.w.z. wie het breed heeft, laat het breed hangen; het gaat er van dik hout zaagt men planken, van den hogen boom af, alsof 't geen geld kost; op flinke wijze, in toepassing op iemand die slaag krijgt. Vgl. Spaan, 43: De gelieven speelden ondertussen van dik hout zaagt men planken, mooy weer; bl. 151: Een paar Meiden, die met zommige Knegts van d...

Van doen hebben
Spreekwoorden: (1914) Van doen hebben,
d.i. noodig hebben, van noode hebben; de zegswijze is ontstaan door samensmelting van te doen hebben (mnl. te doene hebben) en van noode hebben1), die beide beteekenen noodig hebben. Zij is sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw bekend; in de 17<sup>de<-sup> eeuw ontstond er naast van doen zijn. Zie Ndl. Wdb. III, 2706 en vgl. fri....

Van een mug een olifant maken
Spreekwoorden: (1914) Van een mug (of een vlieg) een olifant maken
d.i. een kleinigheid belachelijk overdrijven (Ndl. Wdb. X, 121; IX, 1194), hetzelfde als van een luis een schildpad maken (Harreb. II, 41);

Van een vlieg een olifant maken
Spreekwoorden: (1914) Van een mug (of een vlieg) een olifant maken
d.i. een kleinigheid belachelijk overdrijven (Ndl. Wdb. X, 121; IX, 1194), hetzelfde als van een luis een schildpad maken (Harreb. II, 41);

van eieren maken
Spreekwoorden: (1914) Het (of den boel) van eieren maken
d.w.z. den boel bederven, het bont maken: vroeger ook het maken als eieren die uitloopen; vgl. Snorp. I, 38: Alle dagh, alle dagh maeck jy 't as Eyeren die uyt-loopen; maer ick vrees van jouwent wegen, datjet eens so louter selt bekoopen, dattet jou heuge sel; Doedyns, Merc. I, 420: Dat sommige dichters.... in haare verssen vreemde woorden gebruik...

Van geen klein gerucht benauwd
Spreekwoorden: (1914) Van (voor) geen klein gerucht(je) vervaard ( of benauwd)
d.w.z. zich geen vrees laten aanjagen door eene kleinigheid, onversaagd zijn. Oorspronkelijk is deze uitdrukking het eerst gezegd van een paard, zooals blijkt uit De Brune, 354:

Van geen klein gerucht vervaard
Spreekwoorden: (1914) Van (voor) geen klein gerucht(je) vervaard ( of benauwd)
d.w.z. zich geen vrees laten aanjagen door eene kleinigheid, onversaagd zijn. Oorspronkelijk is deze uitdrukking het eerst gezegd van een paard, zooals blijkt uit De Brune, 354:

Van haver tot gort
Spreekwoorden: (1914) Van haver tot gort,
d.w.z. geheel en al, in de uitdr. iemand kennen van haver tot gort. Deze uitdrukking luidde in de middeleeuwen van (h)aver te (of tot)

Van heinde en ver
Spreekwoorden: (1914) Van heinde en ver(re),
d.i. van dichtbij1) en ver af, doch de beteekenis van het tweede woord heeft die van het eerste zoo goed als verdrongen, zoodat men er thans onder verstaat: van alle kanten, overal vandaan. In de middeleeuwen verre ende geheinde; 17<sup>de<-sup> eeuw: om heinde en om bij naast verr' ende hent; om hent noch om veer; om heind of van verr...

Van heinde en verre
Spreekwoorden: (1914) Van heinde en ver(re),
d.i. van dichtbij1) en ver af, doch de beteekenis van het tweede woord heeft die van het eerste zoo goed als verdrongen, zoodat men er thans onder verstaat: van alle kanten, overal vandaan. In de middeleeuwen verre ende geheinde; 17<sup>de<-sup> eeuw: om heinde en om bij naast verr' ende hent; om hent noch om veer; om heind of van verr...

Van het hondje gebeten zijn
Spreekwoorden: (1914) Van het hondje gebeten zijn,
d.w.z. trotsch, aanmatigend, ingebeeld zijn. Te recht merkt Tuinman I, 348 op: 't Spreekwoord is volkomen: Hy is van 't hondje Laatdunken gebeten. Dan is de zin klaar. 't Schijnt ontleend te zyn van 't bijten der dolle honden, waar door ymand uitzinnig word.’ Dat Tuinman gelijk heeft, bewijst eene plaats uit W.D. Hooft's Cluchtich-spel Andre...

Van het houtje zijn
Spreekwoorden: (1914) Van 't houtje zijn,
d.w.z. Roomsch-Katholiek zijn; fri. fen 't houtsje wêze; eig. behooren tot degenen, die het kruishout, als teeken der verlossing, hoog vereeren. Ook hoort men hiervoor zeggen van nommer tien zijn (Harrebomée II, 128) of van het tiende bataljon zijn, eene zinspeling op het kruisteeken; toffelmones zijn1); zie Laurillard, 53 noot en vgl...

Van het jaar nul
Spreekwoorden: (1914) Van het jaar nul,
d.w.z. van geen waarde, zonder beteekenis; eig. thuis behoorend in een tijd toen er nog geen tijdrekenig was, in een ‘onmogelijk ver’ verleden. De zegsw. dateert uit de 19<sup>de<-sup> eeuw; zie Harreb. I, 171: Het is er één van het jaar nul; V. Deyssel, Verz. Opst. IV, 306: Dichters en prozaïsten, koud e...

van het kastje naar de muur zenden
Spreekwoorden: (1914) Iemand van het kastje naar den muur zenden (of sturen)
iemand van den een naar den ander zenden, zonder dat hij zijn doel bereikt, zonder resultaat. Vgl. n<sup>o<-sup>. 137 en Harreb. I, 384: Hij loopt van het kastje tot den muur; Tint. 50: Ze sturen je soms van de kast naar den muur; Het Volk, 14 April 1914, p. 3 k. 1; p. 9 k. 4; De Arbeid, 11 April 1914, p. 3 k. 2: Eerst met geduld gewac...

Van het zuiverste water
Spreekwoorden: (1914) Van het zuiverste water,
d.w.z. van de eerste, beste soort; van de fijnste kwaliteit. Een term ontleend aan een edelgesteente, welks glans water genoemd wordt naar de glinstering en kleurschakeering van golvend water2). Vgl. V. Linschoten, Itiner. 107 a: Dat sy (de diamant) niet droevigh (troebel) van water is dan (maar) claer ende suyver; Halma, 768, die water verklaart ...

Van hetzelfde laken een pak krijgen
Spreekwoorden: (1914) Van hetzelfde laken een pak krijgen,
d.w.w. op dezelfde wijze behandeld of gestraft worden, als waarop dit iemand zelf of een ander is gedaan. In Zuid-Nederland zegt men van hetzelfde laken een broek geven (Schuermans, 323 b; Joos, 119; Welters, 113 en Antw. Idiot. 285) of van denzelfden derden hebben (of krijgen4)) in den zin van: iemand op dezelfde wijze straffen of poets wederom p...

Van hooger hand
Spreekwoorden: (1914) Van hooger hand,
d.i. van regeeringswege, van overheidswege. Hooger hand2) wil hier zeggen ‘de gestelde macht in den eenen of anderen harer hoogere of lagere vertegenwoordigers’; zie Halma, 203: Van hooger hand, bijw. wegens de hooge Overigheid; Ndl. Wdb. V, 1799; Schuermans, Bijv. 112 b; hd. von höherer, hoher Hand.

Van hot noch haar weten
Spreekwoorden: (1914) Van hot noch haar weten,
d.w.z. niets weten, een domoor zijn; van ju noch hou weten (Joos, 58); eig. van rechts noch links weten; vgl. fr. n'entendre ni à dia (links) ni à hur-haut (hue, huhan), niet naar rede willen luisteren; n'entendre ni à dia ni à hue, niets begrijpen. ‘In verschillende talen is dit hot een bekend voermanswoord ter a...

Van iemands gading zijn
Spreekwoorden: (1914) Van iemands gading zijn,
d.w.z. naar iemands zin zijn, iets kunnen gebruiken. Het znw. gading is gevormd van het nog niet geheel verouderde werkw. gaden, dat de beteekenis heeft van overeenstemmen met iemands neigingen, behagen, genoegen, lust, zin. Vroeger zeide men ook in dezen zin van iemands gewei (eig. voedsel, aas) zijn. Zie het Ndl. Wdb. IV, 132 en 2030; Schuermans...

Van iemands hand vliegen
Spreekwoorden: (1914) Van iemands hand vliegen,
d.i. ‘gereed staan, bereid om te doen, wat iemand verlangt, om uit te voeren wat hij beveelt. Vaak in toepassing op slaafs onderworpen of op omgekochte personen. Eig. gezegd van afgerichte jachtvogels (valken): wegvliegen om het wild te vervolgen, waartoe de vogel eerst van de hand gelost en vervolgens opgeschoten wordt’; Ndl. Wdb. V, ...

Van iets niet thuis zijn
Spreekwoorden: (1914) Van iets niet thuis zijn,
d.w.z. van iets niet (willen) weten; wars zijn van iets; eig. wat de eene of andere zaak betreft een vreemdeling zijn. Zie Gew. Weeuw. I, 20: Zy is daar (van de liefkoozerijen) niet van t'huis; Asselijn, J. Kl. 479: T'huys weezen met iets, iets goedvinden; Plaiz. Kyv. 28; Halma, 230: Ik ben daar niet van te huis, ce n'est pas là mon humeur,...

van kant
Spreekwoorden: (1914) Iemand van kant maken (of helpen)
d.w.z. iemand uit den weg ruimen, dooden; in Vlaanderen ook iets van kant maken, iets vernielen (Schuermans, 220 a). In de middeleeuwen en in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeide men: eenen van cant(e) spelen; bij Servilius, 151 staat opgeteekend: laet hem van cant helpen ter vertaling van ad Cynosarge; zie ook Marnix, Byenc. 207 r en Lat. Ve...

van kant maken
Spreekwoorden: (1914) Iemand van kant maken (of helpen)
d.w.z. iemand uit den weg ruimen, dooden; in Vlaanderen ook iets van kant maken, iets vernielen (Schuermans, 220 a). In de middeleeuwen en in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeide men: eenen van cant(e) spelen; bij Servilius, 151 staat opgeteekend: laet hem van cant helpen ter vertaling van ad Cynosarge; zie ook Marnix, Byenc. 207 r en Lat. Ve...

Van katoen geven
Spreekwoorden: (1914) (Van) katoen geven,
buitengewoon zijn best doen; iemand duchtig afranselen, dial. iemand katoenen, iemand afranselen; de les lezen. In tooneeltaal verstaat men er onder zinnen met overdreven stemuitzetting en kracht zeggen; hol pathos; syn. van van draad geven of (hem) van hakkiedou geven (Onze Volkstaal III, 254; Handelsblad, 7 Maart 1917 (O), p. 3 k. 21), naast een...

Van kindsbeen aan
Spreekwoorden: (1914) Van kindsbeen af (of aan)
d.w.z. van de jeugd af, lat. ab infantiis2); van de vroegste kindsheid af, van jongs af (18<sup>de<-sup> eeuw), van kleins(t) af (Zuid-Nederland). Zie Servilius, 2*: Van kints beenen aff, a teneris unguiculis; Sartorius I, 8, 20: Van kindts been, pro eo quod est a prima pueritia: Spieghel, 77, vs. 140: Kluchtspel I, 157, 10; Sewel, 389...

Van kindsbeen af
Spreekwoorden: (1914) Van kindsbeen af (of aan)
d.w.z. van de jeugd af, lat. ab infantiis2); van de vroegste kindsheid af, van jongs af (18<sup>de<-sup> eeuw), van kleins(t) af (Zuid-Nederland). Zie Servilius, 2*: Van kints beenen aff, a teneris unguiculis; Sartorius I, 8, 20: Van kindts been, pro eo quod est a prima pueritia: Spieghel, 77, vs. 140: Kluchtspel I, 157, 10; Sewel, 389...

van Kleef
Spreekwoorden: (1914) Hij is van Kleef,
d.w.z. hij is gierig, met eene zinspeling op het wkw. kleven; eig. wil men dus zeggen: het geld kleeft hem aan zijne vingers, hij laat niet gauw los, hij is deun (mnl. done, stijf, vast). In de 16<sup>de<-sup> eeuw bij Sartorius II, 4, 65: Vogelgrijps. Sy zijn van Cleven, om te hebben en niet om te geven. Zie ook Antw. Idiot. 455: hij ...

Van klink
Spreekwoorden: (1914) Van klink!
Bijv. in de uitdrukking een tree van klink! die we lezen bij Staring, Jaromir te Praag, vs. 58, dat wil zeggen: een trap van wat-ben-je-me (scil. groot), van-heb-ik-jou-daar (vgl. 17<sup>de<-sup> eeuw lechtseme daer) en dus gelijkstaande met van klinkum, van raak um, van patsum; zie Taal en Letteren II, 319; Tuinman I, 254; C. Wildsch....

Van leer trekken
Spreekwoorden: (1914) Van leer trekken,
d.w.z. beginnen te vechten; 16<sup>de<-sup> eeuw: van scheede trekken; hd. vom Leder ziehen; oostfri. fan lër trekken. Onder leer, eig. leder, moet men verstaan de leeren scheede, waarin de sabel gestoken is. Zie Plantijn: Het sweerdt van leder trecken, desgainer une espee, educere e vagina gladium; Kiliaen: Leder, vagina; van led...

Van lieverlede
Spreekwoorden: (1914) Van lieverlede,
d.w.z. langzamerhand; mnl. met of bi liever lade(n), met lichter lade(n); 17<sup>de<-sup> eeuw van of met lieverla, of lieverlee. Vgl. Rab. I, 100: Zij smulden haare koekjes van lieverla lekkertjes op1); Bat. Vr. 44: Wij volgen met liever lee u na2); Boekenogen, 578: van lieverlaad; Molema, 253: lijverloa; De Vries, 82: lieverdela, me...

Van lik-me-ves
Spreekwoorden: (1914) Van lik-me-ves(sie),
d.w.z. van niets, van geen waarde; Vgl. n<sup>o<-sup>. 202 noot en zie Kmz. 148; 238; Zevende Gebod, 55: 'n Bereddering van lik-me-vessie, Prikk. II, 10: 't Zijn vliegers van lik-mijn-vestje; Menschenw. 471: 'n Rooie hoan van lik-main-fessie! Gron. 336: Een klant van lik-me-vestje; Nkr. IX, 6 Nov. p. 2: Wat is me dat nou 'n redeneering...

Van lik-me-vessie
Spreekwoorden: (1914) Van lik-me-ves(sie),
d.w.z. van niets, van geen waarde; Vgl. n<sup>o<-sup>. 202 noot en zie Kmz. 148; 238; Zevende Gebod, 55: 'n Bereddering van lik-me-vessie, Prikk. II, 10: 't Zijn vliegers van lik-mijn-vestje; Menschenw. 471: 'n Rooie hoan van lik-main-fessie! Gron. 336: Een klant van lik-me-vestje; Nkr. IX, 6 Nov. p. 2: Wat is me dat nou 'n redeneering...

Van meet af
Spreekwoorden: (1914) Van meet af (aan),
d.w.z. van voren af (aan), op nieuw, vooral verbonden met het wkw. beginnen. Onder de meet, lat. mêta, grenszuil aan het einde van een renbaan, grens, 17<sup>de<-sup> eeuw ook meta, verstaat men de streep, die het uitgangspunt is van den worp bij het knikkeren en andere spelen. Vgl. Harreb. II, 73; Ndl. Wdb. IX, 444; zuidnl. van ...

Van meet af aan
Spreekwoorden: (1914) Van meet af (aan),
d.w.z. van voren af (aan), op nieuw, vooral verbonden met het wkw. beginnen. Onder de meet, lat. mêta, grenszuil aan het einde van een renbaan, grens, 17<sup>de<-sup> eeuw ook meta, verstaat men de streep, die het uitgangspunt is van den worp bij het knikkeren en andere spelen. Vgl. Harreb. II, 73; Ndl. Wdb. IX, 444; zuidnl. van ...

van node hebben
Spreekwoorden: (1914) Iets van noode hebben,
d.i. iets noodig hebben. Oorspr. beteekende van noode(n), door den nood gedwongen, noodzakelijk. Van noode zijn, hd. vonnöten sein, noodzakelijker wijze zijn; daarna ‘noodig zijn’, t.w. voor iemands behoefte. Toen van noode deze beteekenis van ‘noodig’ had aangenomen, werd het ook verbonden met het wkw. hebben in de be...

Van nul en gener waarde
Spreekwoorden: (1914) Van nul en geener waarde.
Deze uitdrukking luidde oorspr. nul en van geenre waarde1), waarnaast door Kiliaen, 852 vermeld wordt: Nul ende van onweerden2), frivolus, irritus. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komen de vroegere en de tegenwoordige vorm naast elkander voor; in de Gew. Weeuw. III, 67: Nul en van geender waarden; Brederoo I, 34, 664: Voor nul en geender wa...

Van ouder tot ouder
Spreekwoorden: (1914) Van ouder tot ouder.
De beteekenis van ouder in deze verbinding is die van geslacht, eig. menschenleeftijd; vgl, hd. vor alters en vor alters her; mnl. van ouderen, van ouders, van oudsher. De verbinding komt in oostelijk mnl. reeds voor: van auder tauder naast van olderen tot olderen. In de 17<sup>de<-sup> eeuw van ouders tot ouders, dat opgevat werd als ...

van Pontius naar Pilatus sturen
Spreekwoorden: (1914) Iemand van Pontius naar Pilatus sturen (zenden),
d.w.z. hem sturen van het kastje naar den muur, van bakboord naar stuurboord; hem zonder vrucht heen en weer laten loopen. Eig. moest men zeggen van (Pontius) Pilatus naar Herodes (zie Luc. XXIII: 7, 111)), zooals ook voorkomt in C. Wildsch. II, 219. Misschien heeft deze verandering plaats gehad uit zucht naar alliteratie (Laurillard, 52). Nyrop, ...

Van Putten
Spreekwoorden: (1914) Akkoord, Van (der) Putten!
Volgens het Ndl. Wdb. II, 34 een schertsende uitbreiding van het enkele Akkoord! in verschillende steden ontstaan (het eerste, naar men

Van Scylla in Charybdis
Spreekwoorden: (1914) Van (de) Scylla in (de) Charybdis,
d.w.z. van den eenen slechten toestand in den anderen; van de branding in den maalstroom. De Scylla en de Charybdis zijn gevaarlijke maalstroomen in de straat van Messina; in het middeleeuwsch latijn: incidit in Scyllam qui vult vitare Charybdin, en in het gri. bij Apost. 16, 49: τὴν Χάρυβδιν ἐκφυγὼν τῇ Σκύλλῃ πε...

Van stapel loopen
Spreekwoorden: (1914) Van stapel loopen,
d.w.z. afloopen; eig. gezegd van een schip, dat van den stapel, de stelling waarop het op de werf in aanbouw rust, te water loopt. Vandaar ook iets op stapel zetten, iets op touw zetten; Geel, Proza<sup>2<-sup>, bl. 25: Er werden eenige gesprekken met den Engelschman op stapel gezet, maar zij wilden niet afloopen. - Ook met betrekking ...

Van streek raken
Spreekwoorden: (1914) Van streek zijn (of raken)
d.w.z. in de war zijn, de kluts kwijt zijn; ook in zenuwachtigen toestand verkeeren, de tramontane kwijt zijn; zich van streek maken, zich in de war maken, zich zenuwachtig maken (o.a. Boefje, 115; Mgdh. 230). Onder een streek, eene afleiding van strijken, gaan, verstaat men een windstreek, het 32<sup>ste<-sup> deel van de windroos, de...

Van streek zijn
Spreekwoorden: (1914) Van streek zijn (of raken)
d.w.z. in de war zijn, de kluts kwijt zijn; ook in zenuwachtigen toestand verkeeren, de tramontane kwijt zijn; zich van streek maken, zich in de war maken, zich zenuwachtig maken (o.a. Boefje, 115; Mgdh. 230). Onder een streek, eene afleiding van strijken, gaan, verstaat men een windstreek, het 32<sup>ste<-sup> deel van de windroos, de...

Van stukje tot beetje
Spreekwoorden: (1914) Van stukje tot beetje,
d.w.z. van het eene stukje tot het andere, achtereenvolgens alle deelen van eene zaak, meest als bepaling bij ww. als vertellen en derg.; mnl. van stucke(n) te stucke(n); Kiliaen: van stuck tot stuck, articulatim, membratim, minutatim, particulatim, dat men eveneens leest in Vondel's Palamedes, vs. 1867; Pers, 769 a; Chomel II, 1276. In de 17<s...

Van twee kwaden moet men het beste kiezen
Spreekwoorden: (1914) Van twee kwaden moet men het beste (of minste) kiezen
d.w.z. van twee kwade zaken moet men bij eene gedwongen keuze het minst kwade kiezen. Vgl. in het Latijn: in duobus autem malis cum fugiendum majus sit, levius est eligendum (Otto, 207; Montijn, 549; Büchmann, 348); Werner, 92: Si tibi concurrent duo turpia, dilige neutrum: sed quod turpe minus, dilige! Beda docet. Bij ons in de middeleeuwen:

Van twee kwaden moet men het minste kiezen
Spreekwoorden: (1914) Van twee kwaden moet men het beste (of minste) kiezen
d.w.z. van twee kwade zaken moet men bij eene gedwongen keuze het minst kwade kiezen. Vgl. in het Latijn: in duobus autem malis cum fugiendum majus sit, levius est eligendum (Otto, 207; Montijn, 549; Büchmann, 348); Werner, 92: Si tibi concurrent duo turpia, dilige neutrum: sed quod turpe minus, dilige! Beda docet. Bij ons in de middeleeuwen:

Van twee wallen eten
Spreekwoorden: (1914) Van twee wallen eten.
In lett. zin doet dit een koe in een greppel; fig. zich nu eens bij de eene partij voegen en dan weder bij de andere, alnaarmate men grooter

Van wanten weten
Spreekwoorden: (1914) Van wanten weten,
d.w.z. de zaak verstaan, volkomen op de hoogte zijn, ‘van vinken weten’ (Harrebomée II, 383 a); ook: op de hoogte zijn van iets, ingewijd zijn in de geheimen. De uitdr. wordt aangetroffen bij Harreb. I, 444: Hij weet van wanten, hij doet een kousen-winkel, dat nog zoo te Amsterdam gezegd wordt. Vgl. voor Zuid-Nederland Antw. Idi...

Van zessen klaar zijn
Spreekwoorden: (1914) Van zessen klaar zijn,
d.w.z. in alle opzichten klaar zijn, flink zijn; eig. gezegd van een paard, dat twee goede ogen en vier flinke pooten heeft. Vgl. Berkhey, Nat. Hist. IV<sup>1<-sup>, 108: Wanneer onze Hollanders van een volmaakt Paard spreeken, is het gewone woord, dat het van zessen klaar zy; dat is, dat er geene gebreken aan de zes voornaamste deele...

Van zijn hart geen moordkuil maken
Spreekwoorden: (1914) Van zijn hart geen moordkuil maken,
d.w.z. zijne gedachten en gevoelens niet verzwijgen, niet dooden, niet smoren; ook van zijn hart geen smoorkuil, smoorkolk, smoorpan maken. In de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomend bij Winschooten, 214: Ik seg het rond uit, soo als ik het meen: ik wind daar geen doekjes om: ik maak van mijn hart geen moordkuil. Vgl. verder Sweerts, Ged. 5...

Van zijn stokje vallen
Spreekwoorden: (1914) Van zijn stokje vallen,
d.w.z. flauw vallen; eig. gezegd van een vogel in een kooi of een hok; fri. fen 'e prikke, fen 't stokje falle; vgl. Harreb. II, 308; Nkr. VIII, 28 Maart p. 7: Toen viel ze van haar stokje, en toen ze weer bijkwam zat ze in de wachtkamer; Zandstr. 78: Van de week ben ik hier in de straat nog zóó van me stokkie gevalle; Zondagsblad v....

Van zijn stuk
Spreekwoorden: (1914) Van zijn stuk,
gewoonlijk verbonden met de werkw. (af)raken, zijn, brengen, in den zin van onthutst zijn, niet meer weten wat men zeggen moet, van zijn melk staan (of af zijn), zooals men in Zuid-Nederland zegt (Antw. Idiot. 804). Evenals in de vorige uitdr. moet ook hier ‘stuk’ worden opgevat in den zin van onderwerp; vgl. van zijn compas zijn (Huyg...

Vandaag Hosanna morgen kruist hem
Spreekwoorden: (1914) Van daag Hosanna, morgen kruist hem.
Dit gezegde waarschuwt tegen de wuftheid van het volk, dat heden iemand toejuicht om hem spoedig daarna te verguizen en uit te stooten. Het is ontleend aan de lijdensgeschiedenis van Jezus, die na den plechtigen intocht in Jeruzalem later tot den kruisdood werd veroordeeld. Zie Matth. XXI, vs. 9: Ende de scharen die voorgingen ende die volgden, ri...

varken is op een oor na gevild
Spreekwoorden: (1914) Het varken is op een oor na gevild (of gewasschen)
d.w.z. de zaak is op eene kleinigheid na afgedaan. Vgl. Pasquil-maecker, 7: 't Vercken is op een oor na gevilt; Tuinman I, 373: 't kalf is op een oor na gevilt (II, 169); fri. it is op in ear nei fild, de zaak is zoo goed als afgedaan; Halma, 591: Op een oor na gedaan hebben, 't werk haast af hebben; V. Janus, 3, 312; Harreb. II, 147 b; B.B. 145; ...

Vast in het zadel zitten
Spreekwoorden: (1914) Vast in het (of den) zadel zitten
d.w.z. zeker zijn van zijne positie; ook: zijne zaken goed kennen, kundig zijn, vast zitten, zooals in het land van Aalst gezegd wordt; ontleend aan het tournooispel, en eig. gezegd van een ruiter, dien men niet

Vast in zijn schoenen staan
Spreekwoorden: (1914) Vast in zijn schoenen staan,
d.w.z. bij een eens genomen besluit blijven, op zijn stuk blijven staan; zich niet wankelend of ongestadig in zijne woorden of daden gedragen (Tuinman I, 194). In de 17<sup>de<-sup> eeuw bij Baardt, Deugd.-Sp. 69 en Cats I, 465 b; Pers, 284 a: vast in zijne schoenen blijven; Paffenr. 54: vast in zijne schoenen gaan; zie ook Halma, 570:...

vasten
Spreekwoorden: (1914) Lang vasten is geen brood sparen,
uitstel is geen afstel (omdat men na het vasten des te meer eet). Vgl. Campen, 69: lange vasten is ghien broodt sparen; V.d. Venne, 240: Langh vasten is gheen Broot sparen; Tuinman II, 35; Brieven v.B. Wolff, 146: Lang vasten is by my geen broodspaaren, en nu doe ik dien kerfstok eens in eenen af; Harreb. I, 97 a; Ndl. Wdb. III, 1541; fri. lang f&...

vat
Spreekwoorden: (1914) (Geen) vat hebben (of krijgen) op
d.w.z. (niet) te pakken kunnen krijgen; (geen) invloed hebben op. Vat beteekent hier plaats of gelegenheid om iemand of iets aan te vatten,

vat der Danaïden vullen
Spreekwoorden: (1914) Het vat der Danaïden vullen,
d.w.z. vergeefschen arbeid verrichten, moeite doen zonder ooit zijn doel te bereiken; ontleend aan het verhaal van de 50 dochters van Danaüs, die met uitzondering van Hypermnestra, op last van haren vader hare bruidegoms in den bruiloftsnacht ombrachten en tot straf hiervoor veroordeeld werden, om in de onderwereld ten eeuwigen dage water in ...

vat hebben
Spreekwoorden: (1914) (Geen) vat hebben (of krijgen) op
d.w.z. (niet) te pakken kunnen krijgen; (geen) invloed hebben op. Vat beteekent hier plaats of gelegenheid om iemand of iets aan te vatten,

vat krijgen
Spreekwoorden: (1914) (Geen) vat hebben (of krijgen) op
d.w.z. (niet) te pakken kunnen krijgen; (geen) invloed hebben op. Vat beteekent hier plaats of gelegenheid om iemand of iets aan te vatten,

Vee van de richel
Spreekwoorden: (1914) Vee (of tuig) van de richel
d.w.z. kanaille, vee van Laban, een troep deugnieten, gespuis. Onder de richel moet men hier verstaan ‘een smal bankje in den engelenbak van den vroegeren Amsterdamschen schouwburg achter tegen den schuinen want van de kap aangebracht. Men kon daar zoowat zitten, maar niets zien van 't geen op het tooneel gebeurde; daarom moesten zij, die da...

Vee van Laban
Spreekwoorden: (1914) Vee van Laban.
Met het schimpwoord vee van Laban of tuig van Laban bedoelt men een troep deugnieten. Volgens Laurillard, 12 kan de uitdr. op deze wijze verklaard worden ‘dat men deugnieten of lieden van een gemeen karakter heeft willen voorstellen als van Labans geslacht, - immers, Laban staat in de Bijbelsche historie in een zeer ongunstig licht1) - en da...

veeg
Spreekwoorden: (1914) Een veeg (of een lik) uit de pan krijgen
d.w.z. zijn deel krijgen van iets; eene afstraffing krijgen; een verwijt of een schimpscheut krijgen; eig. zijn portie van het eten, het lekkers krijgen en vandaar in fig. zin (zie n<sup>o<-sup>. 2221). Vgl. Winschooten, 90: Als het in de Kajuit reegend, soo drupt het in de Hut; dat moet oneigendlijk verstaan worden, beteekenende soo v...

veeg uit de pan krijgen
Spreekwoorden: (1914) Een veeg (of een lik) uit de pan krijgen
d.w.z. zijn deel krijgen van iets; eene afstraffing krijgen; een verwijt of een schimpscheut krijgen; eig. zijn portie van het eten, het lekkers krijgen en vandaar in fig. zin (zie n<sup>o<-sup>. 2221). Vgl. Winschooten, 90: Als het in de Kajuit reegend, soo drupt het in de Hut; dat moet oneigendlijk verstaan worden, beteekenende soo v...

Veel geschreeuw en weinig wol
Spreekwoorden: (1914) Veel geschreeuw en weinig wol,
d.w.z. veel beweging, drukte om niets, veel arbeid en weinig voordeel, groot laweit in een klein straatje (Claes, 133), of zooals de Franschen zeggen: plus de bruit que de besogne. De spreekwijze komt in vele talen voor. In Zuid-Nederland zegt men veel wind en weinig regen (Tuerlinckx, 731), veel gescheer (of geschreeuw) en weinig (of luttel) wol ...

Veel honden zijn der hazen dood
Spreekwoorden: (1914) Veel honden zijn der hazen dood,
d.w.z. voor overmacht moet men wijken; in het mnl. hets een ghemeen spreken, dat die meneghe die borghe breken. Bij Campen, 125: Voele Honden is der Haesen doot; Servilius, 42: Veel honden zyn der hasen doot; H. De Luyere, 35: Veel honden is ghemeenlyck der Hasen doot; Brederoo III, 49; Huygens, Korenbl. II, 41: Veel' honden, seitmen, is der hasen...

Veel in de melk te brokkelen hebben
Spreekwoorden: (1914) Veel in de melk te brokken (of brokkelen) hebben
d.w.z. veel te zeggen, veel in te brengen hebben; eig. veel hebben om in de melk te doen, om een lekkere, dikke pap klaar te maken; in goeden doen zijn, en vandaar bij overdracht veel te zeggen hebben2). De uitdr. wordt aangetroffen bij Servilius, 80: Hi heeft wel om int melcke te brocken; vgl. verder De Brune, 143: Hy heeft wel in de melck te bro...

Veel in de melk te brokken hebben
Spreekwoorden: (1914) Veel in de melk te brokken (of brokkelen) hebben
d.w.z. veel te zeggen, veel in te brengen hebben; eig. veel hebben om in de melk te doen, om een lekkere, dikke pap klaar te maken; in goeden doen zijn, en vandaar bij overdracht veel te zeggen hebben2). De uitdr. wordt aangetroffen bij Servilius, 80: Hi heeft wel om int melcke te brocken; vgl. verder De Brune, 143: Hy heeft wel in de melck te bro...

Veel in zijn mars hebben
Spreekwoorden: (1914) Veel in zijne mars hebben,
d.w.z. veel verstand hebben; vgl. Amstelv. 6: Om je aan 't memoreeren van je mémoires te zetten daarvoor dien je toch wel iets in de mars te hebben; Nkr. IV, 17 Juli p. 4:

Veel koks bederven de brij
Spreekwoorden: (1914) Veel koks bederven (of verzouten) de brij.
‘'t Wil beduiden, dat men best een zaak bevolen laat aan eenen, die ze verstaat’ (Tuinman I, 106); te velerlei raad is schadelijk; ‘mangel van eenheid in bestuur van zaken is vaak hoogst nadeelig’ (Weiland); ook: veel doctoren veroorzaken den dood van een zieke. Zie Servilius, 81: Daer veel coqs syn, daer wordt die pappe ve...

Veel koks verzouten de brij
Spreekwoorden: (1914) Veel koks bederven (of verzouten) de brij.
‘'t Wil beduiden, dat men best een zaak bevolen laat aan eenen, die ze verstaat’ (Tuinman I, 106); te velerlei raad is schadelijk; ‘mangel van eenheid in bestuur van zaken is vaak hoogst nadeelig’ (Weiland); ook: veel doctoren veroorzaken den dood van een zieke. Zie Servilius, 81: Daer veel coqs syn, daer wordt die pappe ve...

Veel varkens maken de spoeling dun
Spreekwoorden: (1914) Veel varkens maken de spoeling dun,
d.w.z. waar veel menschen iets (bijv. een middagmaal, eene erfenis) moeten verdeelen, krijgt een ieder weinig. De uitdrukking, die sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw voorkomt, wil eig. zeggen, dat waar veel varkens zijn, de spoeling meer moet worden aangelengd en dus van minder kwaliteit is. Zie Gheurtz, 72: Veel verckens maecken dun spuel...

Veel vieren en vijven hebben
Spreekwoorden: (1914) Veel vieren en vijven hebben,
d.i. veel bedenkingen hebben, veel uitvluchten, ditten en datten (n<sup>o<-sup>. 431) hebben, veel onzin verkoopen; ook veel drukte, veel noten op zijn zang hebben; hetzelfde als veel vijven en zessen hebben; fri. in bult fiven en seizen (sauwen) habbe. De uitdrukking bewaart eene herinnering aan bekende 17<sup>de<-sup>-eeu...

Veel voeten in de aarde hebben
Spreekwoorden: (1914) Veel voeten in de aarde hebben,
d.i. veel moeite en zwarigheden opleveren; wellicht ‘eigenlijk ziende op het vellen van een boom, die met veel wortels (figuurlijk voeten; vgl. lat. pes, wortel; pes betaceus, beetwortel) vast in de aarde staat en dus niet met den eersten slag valt; maar altijd overdrachtelijk van allerlei moeilijke ondernemingen gezegd’1). Vgl. Hooft,...