F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883
toon aangeven
Spreekwoorden: (1914) Den toon aangeven (of (op)geven))
d.w.z. den grondtoon laten hooren, waarnaar de zang ingericht of de instrumenten gestemd moeten worden (fr. donner le ton); bij overdracht, in een gezelschap, eene vereeniging enz. de persoon zijn die het voorbeeld geeft, en naar wien de overigen zich richten; Ndl. Wdb. I, 147; vgl. het hd. den Ton angeben; eng. to give the tone, en onze uitdr. de...
Top!
Spreekwoorden: (1914) Top!
Bij het sluiten van een koop of een verdrag bezigt men dit tusschenwerpsel tot bekrachtiging der overeenkomst; het komt derhalve overeen met den vroegeren ook nu nog gebruikelijken handslag (ook palmslag of koopslag; zie Kiliaen) in de uitdr. ‘iemand iets met handslag of op de hand beloven’ (fr. toucher dans la main; hd. die Hand darau...
toren
Spreekwoorden: (1914) (Hoog) van den toren blazen,
een groot woord hebben, een hogen toon aanslaan; Harreb. II, 341: Hij blaast van den toren; De Vrijheid, 12 Maart 1924, 1<sup>ste<-sup> bl., p. 3 k. 1: Wie eenmaal een blauwtje liep, moet niet zoo hoog van den toren blazen.
torn
Spreekwoorden: (1914) Daar is een steekje (of een torntje) aan los
dat is niet in den haak; veelal van vrouwen gezegd op wier zedelijk gedrag iets valt aan te merken; Harreb. I, 183: Er is een steekje aan los, waar een elleboog over kan; Dievenp. 45: Het was een model huishouden, in goeien doen, fijn, vroom. Daar scheen geen steekje aan los; Sjof. 182: 't Waren dan op hun manier nog heeren en dames, maar je zag t...
Tot de bedelstaf geraken
Spreekwoorden: (1914) Tot den bedelstaf (of -zak) geraken
d.w.z. tot de diepste armoede vervallen; eig. genoodzaakt zijn evenals een bedelaar met een stok te schooien: iemand tot den bedelstaf brengen, hem in diepe armoede brengen. Vgl. Halma, 45: Tot den beedelzak gebragt zijn, être réduit à la besace; zoo ook Sewel, 62; lat. ad saccum ire, den bedelzak opvatten. Eerst in de 19<su...
Tot de bedelzak geraken
Spreekwoorden: (1914) Tot den bedelstaf (of -zak) geraken
d.w.z. tot de diepste armoede vervallen; eig. genoodzaakt zijn evenals een bedelaar met een stok te schooien: iemand tot den bedelstaf brengen, hem in diepe armoede brengen. Vgl. Halma, 45: Tot den beedelzak gebragt zijn, être réduit à la besace; zoo ook Sewel, 62; lat. ad saccum ire, den bedelzak opvatten. Eerst in de 19<su...
Tot de tanden gewapend zijn
Spreekwoorden: (1914) Tot de tanden gewapend zijn,
d.w.z. geheel gewapend (ook fig.); mnl. gewapent tote in doghen. Vgl. Spaan, 159: Een Magnaat van Kujavien, welke tot de tanden gewapent was; Harreb. II, 324 a; Nw. School, IV, 198: Ik begrijp niet, hoe u mij voor zoo stom kunt aanzien: dacht u nou werkelijk, dat wij zouden optreden zooals we dat in De N. School doen, zonder tot de tanden gewapend...
tot het hemd toe uitkleeden
Spreekwoorden: (1914) Iemand tot het hemd toe uitkleeden,
of iemand in het hemd zetten, wil zeggen iemands eigenaardigheden tot in bijzonderheden nagaan, hem te schande maken, vernederen; ook iemand uitkleeden. Zie Harreb. I, 301: Hij zet hem in het hemd, dat is: zijne redenen of gedragingen zijn van alle bekleedselen ontdaan, en naakt ten toon gesteld; J. Geel, Onderzoek en Phantasie, bl. 10; Nkr. VI, 3...
Tot zijn vaderen gaan
Spreekwoorden: (1914) Tot zijne vaderen gaan,
d.w.z. sterven en tot zijne voorvaderen verzameld worden. Ontleend aan den Bijbel, Gen. XV, vs. 15: Ende ghy sult tot uwe vaderen gaen met vrede: ghy sult in goeden ouderdom begraven worden. Zie ook 1 Kron. XVII. 11; Ndl. Wdb. IV, 47; Tuinman I, 321; II, 235: naar de oudvaderen of oudvaders gereisd of gegaan zijn; ook bij de oudvaders zijn (Asseli...
touwtjes
Spreekwoorden: (1914) Aan de touwtjes trekken (of zitten)
d.w.z. het bewind der zaken in handen hebben, de lakens uitdeelen. Oorspronkelijk gezegd van iemand die door middel van touwtjes iets (marionetten?) in beweging brengt; daarna bij overdracht toegepast op iemand die in 't geheim de teugels in handen heeft, alles regelt en bestuurt (zie n<sup>o<-sup>. 1991); vgl. in denzelfden zin de dra...
tramontane
Spreekwoorden: (1914) De tramontane kwijt zijn,
d.w.z. zijne bezinning verloren hebben; buiten westen zijn, van zijn stuk zijn; dronken zijn; fr. perdre la tramontane, le nord ou la carte. Onder tramontane moet worden verstaan de noordenwind in Italië. ‘De zeelieden zullen bij hun drukke vaart op Genua, Venetie en Triest er dikwijls hun voordeel mee gedaan hebben. Ze zullen hun spijt...
tramontane kwijt zijn
Spreekwoorden: (1914) De tramontane kwijt zijn,
d.w.z. zijne bezinning verloren hebben; buiten westen zijn, van zijn stuk zijn; dronken zijn; fr. perdre la tramontane, le nord ou la carte. Onder tramontane moet worden verstaan de noordenwind in Italië. ‘De zeelieden zullen bij hun drukke vaart op Genua, Venetie en Triest er dikwijls hun voordeel mee gedaan hebben. Ze zullen hun spijt...
Tranen met tuiten huilen
Spreekwoorden: (1914) Tranen met tuiten huilen (schreien
d.w.z. groote, dikke tranen schreien (mnl. vloetogen) of lachen; vooral van kinderen gezegd, die om eene kleinigheid zich zeer aanstellen. Tranen met tuiten zijn eig. groote, dikke tranen, die boven in een tuit, een punt, uitloopen (vgl. De Bo, 1195). Syn. tranen als oliekoeken (in B.B. 149; 453); fri. triennen as balstiennen (klinkers); Maastric...
Tranen met tuiten schreien
Spreekwoorden: (1914) Tranen met tuiten huilen (schreien
d.w.z. groote, dikke tranen schreien (mnl. vloetogen) of lachen; vooral van kinderen gezegd, die om eene kleinigheid zich zeer aanstellen. Tranen met tuiten zijn eig. groote, dikke tranen, die boven in een tuit, een punt, uitloopen (vgl. De Bo, 1195). Syn. tranen als oliekoeken (in B.B. 149; 453); fri. triennen as balstiennen (klinkers); Maastric...
Tranendal
Spreekwoorden: (1914) Tranendal.
Hieronder verstaat men de aarde met al haar ellende, in tegenstelling met den hemel, het oord der gelukzaligheid; vgl. mnl. in desen ellinde, hier op aarde; mnl. dat erdsce dal, dat dal der tranen, daertsche ween, dat dal van wene of dat jamerdal, jammerdal, tranendal (nhd. jammertal; mhd. jâmertal); 17<sup>de<-sup> eeuw en ook n...
tredmolen
Spreekwoorden: (1914) In den tredmolen loopen,
d.w.z. den sleur der dagelijksche bezigheden volgen, evenals een dier, dat in den tredmolen altijd hetzelfde machinale werk verricht. Een tredmolen (hd. Trettmühle; eng. treadmill; fr. treuil à tambour) is een molen, die in beweging gebracht wordt door een draaiend rad, op welks uitstekende planken door een mensch of een dier getrapt w...
troef geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand troef geven,
d.w.z. slagen geven; ook iemand flink te woord staan, hem duchtig de waarheid zeggen, hem (af)troeven of overtroeven (n<sup>o<-sup>. 62; Tuerlinckx, 495; Antw. Idiot. 929; Villiers, 129); fri. troef opspylje; oantroevje, gevoelig aankomen; tatroevje, krachtig slaan. Vgl. Van Effen, Spect. IV, 1. Hoor vriend, sprak hy, ik heb niet gestu...
Trojaanse paard inhalen
Spreekwoorden: (1914) Het Trojaansche paard inhalen.
Bij de belegering der stad Troje door de Grieken, haalden de Trojanen, op aanraden van Sinon, een groot houten paard, in welks buik eenige gewapende Grieken verborgen waren, de stad binnen, in de meening, dat deze dan onneembaar zijn zou. 's Nachts kropen de Grieken er uit, openden de poort en lieten de anderen binnen, die op die wijze de stad ver...
tuig
Spreekwoorden: (1914) Vee (of tuig) van de richel
d.w.z. kanaille, vee van Laban, een troep deugnieten, gespuis. Onder de richel moet men hier verstaan ‘een smal bankje in den engelenbak van den vroegeren Amsterdamschen schouwburg achter tegen den schuinen want van de kap aangebracht. Men kon daar zoowat zitten, maar niets zien van 't geen op het tooneel gebeurde; daarom moesten zij, die da...
tuig van de richel
Spreekwoorden: (1914) Vee (of tuig) van de richel
d.w.z. kanaille, vee van Laban, een troep deugnieten, gespuis. Onder de richel moet men hier verstaan ‘een smal bankje in den engelenbak van den vroegeren Amsterdamschen schouwburg achter tegen den schuinen want van de kap aangebracht. Men kon daar zoowat zitten, maar niets zien van 't geen op het tooneel gebeurde; daarom moesten zij, die da...
Tuk zijn op iets
Spreekwoorden: (1914) Tuk zijn op iets,
d.w.z. begeerig zijn naar iets, heet zijn op iets, 17<sup>de<-sup> eeuw grif zijn op iets. Het bijv. naamw. tuk behoort bij den stam van het mnl. wkw. tucken, tocken (hd. zücken, zucken), trekken, rukken (vgl. tokkelen en Molema, 427 a; V.v.d.D. 156: Tuk! daar had Wim 't slot er al uit), westvl. tukken, stooten, en bet. waarschijn...
tukje
Spreekwoorden: (1914) Een tuk(je) doen (of pakken)
d.w.z. een middagslaapje doen (Harreb. II, 348 a), tukkebollen, tokkebollen of ook tukken, een tukje halen, een poosken pakken, zooals men in Zuid-Nederland zegt (De Bo, 401 b; 1197 b). Zie Mgdh. 216; Speenhoff III, 33: Vader is in bed geklommen, gaat een lekker tukkie doen; Falkl. VI, 57: Dan dee hij 'n tukje, verneembaar door z'n gesnurk; Handel...
tukje doen
Spreekwoorden: (1914) Een tuk(je) doen (of pakken)
d.w.z. een middagslaapje doen (Harreb. II, 348 a), tukkebollen, tokkebollen of ook tukken, een tukje halen, een poosken pakken, zooals men in Zuid-Nederland zegt (De Bo, 401 b; 1197 b). Zie Mgdh. 216; Speenhoff III, 33: Vader is in bed geklommen, gaat een lekker tukkie doen; Falkl. VI, 57: Dan dee hij 'n tukje, verneembaar door z'n gesnurk; Handel...
tulten
Spreekwoorden: (1914) Bij tulten,
of bij de tult, d.w.z. bij hoopen, bij massa's; ook voorkomend in de uitdrukking met hoopen en tulten, bij groote massa's, eig. bij troepen, dozijnen, daar tult beteekent een twaalftal, een dozijn balken (in den houthandel); vgl. het Deensche tylvt, tylft, tylt (uitgesproken tült), dozijn, Zweedsch tolft, eene afleiding van tolv, twaalf2) Vgl...
turfje
Spreekwoorden: (1914) Die in het veen zit, ziet op geen turfje,
of ook 't komt op een turfje niet aan, als men in 't veen is, d.w.z. die overvloed heeft, kan wel iets missen; de winnende hand is mild. In de 16<sup>de<-sup> eeuw bij Servilius, 236: ten steect op eenen torf niet, als men in het venne is; Sart. III, 4, 15: tsteckt niet op een turf, als men int veen is, cui rei cuiuspiam largior adest ...
Tussen hangen en worgen
Spreekwoorden: (1914) Tusschen hangen en worgen.
In de 16<sup>de<-sup> eeuw komt deze verbinding voor bij Campen, 69: hy gaet tusschen hangen en wirgen, d.i. hij verkeert in een slechten toestand, den dood nabij1), syn. van hy gaet als een osse voer die byle (zie Ndl. Wdb. XI 1511). Sartorius I, 1, 51 vertaalt inter malleum et incudem door tusschen 't hangen en 't worgen, dus in pijn...
Tussen neus en lippen
Spreekwoorden: (1914) Tusschen neus en lippen,
d.i. terloops, in het voorbijgaan; eig. van spijs of drank: in den tijd dat spijs of drank zich tusschen neus en lippen bevindt. Vgl. Het Volk, 3 Jan. 1914, p. 9 k. 1: Het moest wel spannen, wanneer zij 'n beroep deed op de vereeniging van liefdadigheid, want de dames verweten haar, zoo tusschen neus en lippen door, dat de kinderen er toch niet ho...
Tussen twee stoelen in de as vallen
Spreekwoorden: (1914) Tusschen twee stoelen in de asch vallen (of zitten)
d.w.z. tusschen twee gevallen niet weten te kiezen en dus niets uitrichten of de gelegenheid verzuimen; in verlegenheid zitten; eene nog dialectisch bekende uitdrukking, die sedert de middeleeuwen voorkomt. Vgl. mlat. labitur enitens sellis haerere duabus; sedibus in mediis homo saepe resedit in imis; Sev. Vroeden, 3357: Daer viel si van twee stoe...
Tussen twee stoelen in de as zitten
Spreekwoorden: (1914) Tusschen twee stoelen in de asch vallen (of zitten)
d.w.z. tusschen twee gevallen niet weten te kiezen en dus niets uitrichten of de gelegenheid verzuimen; in verlegenheid zitten; eene nog dialectisch bekende uitdrukking, die sedert de middeleeuwen voorkomt. Vgl. mlat. labitur enitens sellis haerere duabus; sedibus in mediis homo saepe resedit in imis; Sev. Vroeden, 3357: Daer viel si van twee stoe...
Tussen twee vuren zitten
Spreekwoorden: (1914) Tusschen twee vuren zitten,
d.i. in eig. zin van twee kanten door den vijand beschoten worden; vandaar bij overdracht: tusschen twee moeilijkheden zitten, die beide even lastig te ontgaan zijn, zoodat men niet weet welke van beide men het hoofd zal bieden; geen uitweg weten, niet weten wat te doen, in tweestrijd zijn; Harreb. II, 427 b; afrik. hy sit tussen twee vure; fr. &e...
Twaalf ambachten dertien ongelukken
Spreekwoorden: (1914) Twaalf ambachten, dertien ongelukken
wordt gezegd van ‘personen, die telkens een nieuw middel van bestaan zoeken, maar er altijd slecht afkomen’. De uitdr. wordt aangetroffen bij Campen, bl. 19: Twaelf ambachten syn dertien ongelucken, dat in de verzameling van Agricola luidt: Vierzehen handwerck, funffzehen unglück; Spieghel, 273; 291; Cats I, 421; Kluchtspel, III, ...
Twee handen op éen buik zijn
Spreekwoorden: (1914) Twee handen op éen buik zijn,
d.w.z. het in alles éens zijn, vooral in het kwade; éen lijn trekken; ‘met de twee handen zijn ongetwijfeld de beide met elkaar overeenkomende, een stel -, een paar vormende handen van één en denzelfden persoon bedoeld’.1) Zie o.a. Kmz. 359; Nest. 34: En dan spele ze (maintenées) nog twee hande op &ea...
Twee kramers kennen elkaar wel
Spreekwoorden: (1914) Twee kramers kennen elkaar wel,
d.w.z. de eene koopman zal zich door den anderen niet laten beetnemen; synoniem van de vroegere zegswijze: twee koomans kennen wel een penning-waerd naelden (Harreb. III, 268 a) en van twee joden weten wel wat eene bril kost (Nkr. V, 17 Oct. p. 2; A. Jodenh. 33; ook in het Nederd.; Eckart, 236), gezegd van twee slimmerds, die elkaar in slimheid ni...
Twee kwade honden bijten elkander niet
Spreekwoorden: (1914) Twee kwade honden bijten elkander niet,
d.w.z. 't is dief en diefjes maat, twee kraaien pikken elkâar de ogen niet uit (lat. cornix cornice oculos non effodit; Macrob. 7, 5. 2) of zooals in de middeleeuwen gezegd werd: de een wulf den anderen niet misbiet (zie Spiegel d. Sonden, 14295) of die een wolf en bitet den anderen niet (Stemmen, 19). Vgl. gri. κύων κυνὸς οá½Ï...
Twee vliegen in één klap
Spreekwoorden: (1914) Twee vliegen in één klap (of lap) slaan (of vangen)
d.i. twee oogmerken tegelijk bereiken. Vgl. Idinau, 65:
tweede natuur
Spreekwoorden: (1914) De gewoonte is (of wordt) een tweede natuur
d.w.z. men kan aan iets zoo gewoon raken, dat men het doet, alsof het altijd in onze natuur had gelegen, alsof het ons altijd eigen geweest ware. Deze gedachte dateert uit de oudheid. Ze komt voor bij Aristoteles, Rhetorica, I, 11; Cicero, de Finib. V, 25, 74: Voluptarii..... dicunt consuetudine quasi alteram quamdam naturam effici; Augustinus, de...
Twistappel
Spreekwoorden: (1914) Twistappel,
eig. de gouden appel, die door Eris, de godin van den twist, onder de gasten ter bruiloft van Peleus en Thetis geworpen werd, met het opschrift ‘voor de schoonste’, dien de drie godinnen Hera (Juno), Athene (Minerva) en Aphrodite (Venus) elkander betwistten en die door den herder Paris aan Aphrodite werd toegewezen1). Bij overdracht: i...
ui tappen
Spreekwoorden: (1914) Eene ui tappen,
d.w.z. eene aardigheid ten beste geven, waarom men lachen moet; ‘een juin slaan’, zooals in de studententaal gezegd wordt (Woordenschat, 520 b); zie Harrebomée II, 350. Ook een ui met iemand hebben, iemand beetnemen (Nw. Amsterdammer, 20 Maart 1915 p. 9 k. 1). Hoogstwaarschijnlijk wordt deze naam aan eene aardigheid gegeven, omd...
Uil
Spreekwoorden: (1914) Uil
stommeling, dom individu; Kil. Wl, homo stolidus et improbus; Winschooten, 333: Het is een uil van een vent, een lomp: jouw uilskuiken! Coster, 226, 12. Hartelijcke bedanckende dese ghestoorde Uylskuykens, datse alle de wereldt met haar roepen en krijten ... in dese benauden
uiltje
Spreekwoorden: (1914) Een uiltje knappen (of vangen),
d.w.z. een middagslaapje doen, ‘naar het lek luisteren’, zooals de zeeman zegt, fri. nei 't lek lûsterje), naar 't lekken van de goot gaan luisteren (Goeree en Overflakkee1)); de kriekele beechte (Maastricht2)). Eene verbloemende uitdrukking, die eig. wil zeggen een uiltje (een vlinder) vangen, doch schertsenderwijze gebruikt wor...
uiltje knappen
Spreekwoorden: (1914) Een uiltje knappen (of vangen),
d.w.z. een middagslaapje doen, ‘naar het lek luisteren’, zooals de zeeman zegt, fri. nei 't lek lûsterje), naar 't lekken van de goot gaan luisteren (Goeree en Overflakkee1)); de kriekele beechte (Maastricht2)). Eene verbloemende uitdrukking, die eig. wil zeggen een uiltje (een vlinder) vangen, doch schertsenderwijze gebruikt wor...
Uit de aard slaan
Spreekwoorden: (1914) Uit den aard slaan,
d.w.z. ‘zijnen aard gedeeltelijk verliezen; andere hoedanigheden aannemen, dan de aard medebrengt; ook toegepast op menschen, ten aanzien van hunne zedelijke hoedanigheden, wanneer deze beschouwd worden als kenmerken van hun geslacht’; Ndl. Wdb. I, 536. Bij Gruterus
Uit de band springen
Spreekwoorden: (1914) Uit den band springen,
d.w.z. zich niet houden aan tucht en regel. Sedert de middeleeuwen is de uitdr. bekend; vgl. Sp. d. Leken 190 r: Woudese bi tide hair kinderen dwinghen ende lietse niet wten bande springen. De uitdr. is oorspronkelijk gebruikt van een vat, dat springt, waarbij de banden, dat zijn de hoepels (vgl. hd. Faszband2)), los gaan, gelijk duidelijk blijkt ...
uit de dop
Spreekwoorden: (1914) Hij komt pas uit den dop.
Deze uitdrukking wordt oorspronkelijk gebruikt van een dier, dat uit de eierschaal is gekropen en dus pas geboren is, en wordt bij overdracht ook gebezigd voor jonge menschen, die pas komen kijken (vgl. hd. ein Kiekindiewelt) en voor hunnen leeftijd reeds een groot woord willen voeren of over zaken willen meepraten, waarvan zij nog geen verstand k...
uit de droom helpen
Spreekwoorden: (1914) Iemand uit den droom helpen,
d.w.z. iemand onderrichten, uit zijne dwaling helpen, hetzelfde als iemand uit den dut helpen2). Vgl. Sewel, 196: Iemand uit den droom helpen, to undeceive one. De uitdrukking staat opgeteekend bij Sartorius I, 1, 41: Uyt den droom helpen, rem impeditam explicare aut expedire est. Tuinman I, 2 en Harrebomée I, 157 a denken aan bijbelschen o...
Uit de hoek komen
Spreekwoorden: (1914) Uit den hoek komen (of schieten)
d.w.z. te voorschijn komen, optreden; zich op een bepaalde wijze voordoen, (be)toonen. Vgl. C. Wildsch. II, 37: Maar nu zij mijn' man tegen mij opzet, nu zal ik ook uit den hoek komen, en haar eens ter deeg de waarheid zeggen; IV, 193: Nu ben ik recht boos op haar: zij moest mij dat evenwel niet weer bakken of ik zou anders uit den hoek komen; Har...
Uit de hoek schieten
Spreekwoorden: (1914) Uit den hoek komen (of schieten)
d.w.z. te voorschijn komen, optreden; zich op een bepaalde wijze voordoen, (be)toonen. Vgl. C. Wildsch. II, 37: Maar nu zij mijn' man tegen mij opzet, nu zal ik ook uit den hoek komen, en haar eens ter deeg de waarheid zeggen; IV, 193: Nu ben ik recht boos op haar: zij moest mij dat evenwel niet weer bakken of ik zou anders uit den hoek komen; Har...
uit de kluiten gegroeid
Spreekwoorden: (1914) Hij is (goed) uit de kluiten gegroeid (of gewassen)
d.w.z. hij is flink gegroeid, is lotig (V. Schothorst, 168). De uitdr. is oorspr. gebruikt van boomen of planten, die flink uit de aarde (vgl. Lucelle, vs. 2133) opgroeiden, en later bij overdracht ook op personen toegepast. In het begin der 18<sup>de<-sup> eeuw vinden we haar bij Spaan, 270: Dat het (stadhuis) niet hooger uit de grond...
uit de kluiten gewassen
Spreekwoorden: (1914) Hij is (goed) uit de kluiten gegroeid (of gewassen)
d.w.z. hij is flink gegroeid, is lotig (V. Schothorst, 168). De uitdr. is oorspr. gebruikt van boomen of planten, die flink uit de aarde (vgl. Lucelle, vs. 2133) opgroeiden, en later bij overdracht ook op personen toegepast. In het begin der 18<sup>de<-sup> eeuw vinden we haar bij Spaan, 270: Dat het (stadhuis) niet hooger uit de grond...
Uit de kou zijn
Spreekwoorden: (1914) Uit de kou zijn,
d.w.z. uit de moeilijkheden zijn, binnen zijn. De oorspr. beteekenis van kou kan zijn bui, hagel, sneeuw en vandaar gevaar, moeilijkheid, onaangename omstandigheid; vgl. zoo komt de kou uit de lucht, op die wijze gaat het gevaar voorbij, gebezigd in 't kaartspel, wanneer de groote troeven er uit zijn (Harreb. I, 444); fri. de kjeld moat fen 'e lof...
Uit de lijken geslagen zijn
Spreekwoorden: (1914) Uit de lijken geslagen zijn,
d.w.z. bedremmeld, geheel verslagen zijn, uit de ‘naven’ zijn. De uitdr. is ontleend aan het zeewezen. Onder de lijken verstaat men het touw, dat als omlijsting, als rand om de zeilen van een schip of een molen vastgenaaid wordt en dat dient om het uitscheuren te voorkomen. In letterlijken zin is dus uit de lijken geslagen, uit den ran...
Uit de lucht vallen
Spreekwoorden: (1914) Uit de lucht vallen,
ook uit de wolken vallen, d.w.z. plotseling en onverwacht te voorschijn komen. Ontleend aan het Latijn de caelo decidere; vgl. Plautus, Pers. 259: Ea (occasio) nunc quasi decidit de caelo; Liv. 22, 29, 3: Se acies repente velut caelo demissa ostendit (Otto, 62). De uitdr. vindt men in de 17<sup>de<-sup> eeuw o.a. bij Winschooten, 167: ...
uit de mouw schudden
Spreekwoorden: (1914) Iets uit de mouw schudden,
d.w.z. iets moeilijks gemakkelijk en zonder moeite verrichten; zie Tuinman I, 21: ‘Dit zegt men van iets gereedelyk en met weinig moeite te voorschijn brengen: 't geen op predikatiën, of iets dergelijks wordt toegepast’. Vgl. hiermede De Bo, 716 a: Uit de mouwe preeken, pleiten, prediken of pleiten zonder voorbereiding, zonder de ...
Uit de naad
Spreekwoorden: (1914) Uit den naad
in verbinding met sommige wkw. beteekent ‘kapot’. Het Ndl. Wdb. IX, 1340 wijst op Antw. Idiot. 1911: Iets is of gaat uit den naad, wanneer de draad waarmede het genaaid is, losgaat; evenzoo in Waasch Idiot. 451; Schuermans, Bijv. 204. Dit is evenwel in Noord-Nederland onbekend, weshalve ik liever zou denken aan ‘bilnaad’, w...
uit de nachtschuit komen
Spreekwoorden: (1914) Met (of uit) de nachtschuit komen
d.w.z. laat komen; ook: iets nieuws vertellen, dat iedereen reeds weet. Vgl. W. Leevend II, 153: Wat zegt Mama? Dat weet jy wel, wat Mama zegt; kom maar zo niet uit de nagtschuit (doe maar niet alsof je er niets van weet), jou olyke Vos; Harreb. II, 115; Ndl. Wdb. IX, 1446; Boekenoogen, 920: Hij komt altijd met de nachtschuit; hij schreeuwt luid, ...
Uit de oude doos
Spreekwoorden: (1914) Uit de oude doos,
d.w.z. van vroeger tijd; verouderd. Zoo spreekt men van een liedje, een tooneelstuk uit de oude doos; eigenlijk een liedje of een stuk genomen uit de doos, waarin men dergelijke dingen lang geleden heeft opgeborgen. Bij Van Effen, Spectator IV, 201 is sprake van een deuntje uit de beste doos. Zie Harrebomée I, 148 b. Vgl. C. Wildsch. III, 2...
Uit de school klappen
Spreekwoorden: (1914) Uit de school klappen.
Eig. gezegd van schooljongens, vertellen wat er in de school gebeurd is; bij uitbreiding ‘uitbrengen wat ergens tusschen de muuren, en in 't geheim geschied’ (Tuinman I, 335). De uitdr. komt in de 16<sup>de<-sup> eeuw voor bij Goedthals, 127: niet te clappen wter schole, aldaar als synoniem opgegeven van tis onder die roose...
Uit de verf zijn
Spreekwoorden: (1914) Uit de verf zijn,
volmaakt, af zijn; in eigenl. zin: zoo geschilderd, dat niet de verf als zoodanig wordt waargenomen, maar de door de samenwerking der verven bedoelde indruk; vgl. Handelsblad, 24 Dec. 1923 (A), p. 9 k. 2: Het muziekwerk is technisch heel moeilijk, in het bijzonder voor het koor, en met alle bewondering voor het gepresteerde moet men toch constatee...
Uit een ander vaatje tappen
Spreekwoorden: (1914) Uit een ander vaatje tappen,
d.w.z. ‘anders, dan te voren, toespreken, of doen’, uit een anderen grondtoon spelen1); eig. iemand iets anders te drinken geven; iets anders voorzetten. Hiernaast uit hetzelfde vaatje tappen (in Het Volk, 4 April 1914, p. 9 k. 4; 25 Juni 1914, p. 5 k. 3) en uit het oude vaatje tappen (in Handelsblad, 22 April 1914 (avondbl.), p. 1 k. ...
Uit een open reden
Spreekwoorden: (1914) Uit een open reden,
d.w.z. zonder eenige reden, naar een plotselinge opwelling; zoo maar. Een dialectische uitdrukking, die voorkomt in Noord-Holland; vgl. Boekenogen, 701: Uit een open reden, zoo maar, zonder bepaalde aanleiding, zonder dat bleek waarom: de plaats der reden openblijvende (vaceerende1)). Vgl. een open(e) vraag (hd. eine offene Frage; eng. an open qu...
Uit het oog uit het hart
Spreekwoorden: (1914) Uit het oog, uit het hart,
d.w.z. zoodra iemand afwezig of vertrokken is, wordt hij licht vergeten, want die van vor ogen es, es teer vergheten, des sijt ghewes (Tijdschrift VII, 289). In het mnl.: dinc die uten oghen es es uter herten syds ghewes (vgl. Doct. II, 2167); Prov. Comm. 166: die uten oghen es is vter harten, qui procul est oculis procul est a lumine cordis; Goed...
Uit het veld geslagen
Spreekwoorden: (1914) Uit het veld geslagen,
eig. gezegd van den vijand, die het slagveld heeft moeten ruimen1); bij overdracht van iemand, die geheel van zijn stuk is, onthutst, beschaamd is, zich van zijn veld vindt, zooals Hooft zegt. Vgl. Pers, 666 b: De nijd hem (Bossu) berispte, dat hy gelegentheyt hadde gehad, om Don Johan geheel uyten velde te slaen; Spect. IX, 191: Dus word ik door ...
uit het zadel lichten
Spreekwoorden: (1914) Iemand uit het (of den) zadel lichten
d.w.z. iemand onderkruipen, hem zijn positie doen verliezen; ontleend aan de tournooien, waarin de eene ridder den anderen met zijn speer uit het zadel trachtte te lichten en hem zandruiter maakte1); mnl. enen uten ghereide steken; enen afsetten of afsteken. In de 17<sup>de<-sup> eeuw is de uitdrukking vrij gewoon; zie Pers, 349, alwaa...
Uit iemands aangezicht gesneden zijn
Spreekwoorden: (1914) Uit iemands aangezicht gesneden zijn,
d.i. sprekend op iemand gelijken. Vgl. Sartorius II, 8, 47: Aut Plato Philonissat, aut Philo Platonissat, Malkander soo gelijck, of d'een uyt d'anders hert gesneden waer. Per allegoriam torqueri poterit ad quosvis inter sese vehementer similes. Quia vero hic morum similitudo potissimum significatur, ut diximus nostrate lingua, Of de een uyt des an...
Uit zijn as verrijzen
Spreekwoorden: (1914) Uit zijn asch verrijzen,
eig. gezegd van den wondervogel Phoenix (Feniks), en daarna bij vergelijking van al wat verbrand is en dan nog schooner weer wordt opgebouwd (Ndl. Wdb. II, 716). Van dezen vogel vertelt Herodotus dat hij om de 500 jaar, uit Arabië, in Egypte verscheen, en op een arend geleek met goudkleurige vederen met rood doormengd. Maerlant spreekt van 34...
uit zijn duim zuigen
Spreekwoorden: (1914) Iets uit zijn duim (of den vinger) zuigen
d.w.z. iets verzinnen, leugens vertellen. De gedachte waarop deze uitdr. berust - en haar voorkomen door het geheele Germaansche gebied wijst op haar hoogen ouderdom - schijnt te zijn, dat men zekere onbekende zaken kan te weten komen door aan den duim te zuigen. In dezen gedachtenkring behooren verscheidene sagen, die tot de oudheid der Europeesc...
Uit zijn slof schieten
Spreekwoorden: (1914) Uit zijn slof schieten,
d.w.z. ‘uit den hoek’ komen, beginnen te spreken, ‘uit te pakken’; boos, driftig worden; zich ongewone moeite geven, eig. uit zijn ‘versloffing’ schieten, d.w.z. zijne traagheid, onverschilligheid laten varen; vgl. Hooft, Ned. Hist. 52: Alle hoop van slof oft slapping beneemen; Halma, 586: Slof, verzuim, agteloo...
Uit zijn tent komen
Spreekwoorden: (1914) Uit zijn tent komen,
d.w.z. te voorschijn komen uit de plaats, waar men zich teruggetrokken heeft; eig. gezegd van een krijgsman; bij overdracht: met zijne meening voor den dag komen; zuidndl. uit zijn schelp komen, voor den dag komen, openlijk optreden. Vgl. Nw. School, VI, 126: De heer Z. komt n.l. uit zijn tent en noemt werkelijk een paar van z'n strijdvragen. Iema...
Uit zijn vel springen
Spreekwoorden: (1914) Uit zijn vel springen,
d.i. barsten, hetzij van vrees, van woede of angst; thans alleen bij overdrijving gezegd van iemand, die woedend is, zich dik maakt en buiten zich zelf raakt; vgl. mnl. (van torne) spliten; ndl. barsten van spijt en het lat. (invidia) rumpi; gaudimonio, felicitate dissilire3). De uitdrukking dagteekent bij ons uit de 16<sup>de<-sup> ee...
Uitentreuren
Spreekwoorden: (1914) Uitentreuren,
d.w.z. zonder ophouden, onverpoosd (tot vervelens toe); eig. buiten' zonder treuren (eertijds ook sonder treuren), dat is: vroolijk, waaruit zich de beteekenis opgewekt, flink, onverpoosd geleidelijk heeft ontwikkeld. Vgl. Sartorius III, 3, 21: Ghy singht uyt den treuren, dat hij gelijk stelt aan ‘gij zingt als een lijster’, dus vrooli...
Uitlekken
Spreekwoorden: (1914) Uitlekken,
bekend worden, gezegd van geheimen. Het beeld is ontleend aan een vat, dat lekt; vgl. Winschooten, 334: Uitlekken, al lekkende leeg werden. Dat vat sal soo doende wel uitlekken: oneigendlijk rugbaar werden: die
uitmaken dat de honden er geen brood van zouden eten
Spreekwoorden: (1914) Iemand uitmaken, dat de honden er geen brood van zouden eten,
d.w.z. iemand uitschelden voor ‘al wat vuil en leelijk is’. Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw is deze zegswijze bekend, doch in eenigszins anderen vorm; vgl. Winschooten, 146: Iemand uitlugten, dat de honden geen Brood van hem souden willen eeten; bl. 335: Ik heb hem ingeluid, dat de honden geen brood van hem sullen eeten; Bre...
uitstel
Spreekwoorden: (1914) Uitstel is geen afstel,
d.w.z. ‘al stelt men iets uit, men behoeft het daarom nog niet op te geven. Vooral in toepassing op schulden, die men in te vorderen heeft, of op iets, waarmede men iemand bedreigt’ (Ndl. Wdb. I, 1557). Van uitstel komt afstel of uitstel, afstel, wanneer men een plan telkens uitstelt, komt er ten laatste niets van. In het mnl. werd de ...
Uitstel is geen afstel
Spreekwoorden: (1914) Uitstel is geen afstel,
d.w.z. ‘al stelt men iets uit, men behoeft het daarom nog niet op te geven. Vooral in toepassing op schulden, die men in te vorderen heeft, of op iets, waarmede men iemand bedreigt’ (Ndl. Wdb. I, 1557). Van uitstel komt afstel of uitstel, afstel, wanneer men een plan telkens uitstelt, komt er ten laatste niets van. In het mnl. werd de ...
Uitvaart zuipvaart
Spreekwoorden: (1914) Uitvaart, zuipvaart.
‘Dat was een spreekwoord by de ouden, en ontstaan uit de quaade gewoonte dier tijden dat'er by gelegentheid der Rijksbegangenissen, op de doodmaalen overdaadig gezopen wierd, tot geen kleine kosten der sterfhuizen’ (Tuinman I, 321); Harreb. II, 352 b; Volkskunde XIV, 135; XI, 122, alwaar wordt medegedeeld ‘dat dit spreekwoord her...
Uitvlakken
Spreekwoorden: (1914) Uitvlakken
in de zegswijze dat moet je niet uitvlakken, dat moet je niet wegvegen als van onwaarde, niet geringschatten; dat is lang niet mis; dat moet je niet weggooien; zie Kunstl. 6: Ga toch sitte Meries!.... hier soo op 't bed.... mò je niet uitvlakke!.... soo op de troon van moessie; Falkl. VI, 12: t Is niet om uit te vlakke; Nkr. I, 14 Juli, p. ...
Uriasbrief
Spreekwoorden: (1914) Een Uriasbrief,
d.w.z. een brief, die den overbrenger in het verderf stort; ontleend aan 2 Sam. 11: 14-15. De uitdr. komt bij Campen, 96 voor: hy draecht Urias breven; Sart. II, 7, 58: Bellerophonteae literae1). Urias Brieven, locus erit proverbio, cum quis literas velut commendatitias perfert, quae contra ipsum descriptae sunt. Zie Ndl. Wdb. III, 1326; Zeeman, 4...
vaartje
Spreekwoorden: (1914) Een aardje naar zijn vaârtje,
van een zoon gezegd, die - hetzij ten kwade of ten goede - naar zijnen vader aardt; Ndl. Wdb. I, 537. Deze zegswijze is in de 17<sup>de<-sup> eeuw al zeer gewoon. Voor bewijsplaatsen zie Harrebomée I, 5; Brederoo III, 191; Ogier, 28:
vaarwater
Spreekwoorden: (1914) Iemand in het (of zijn) vaarwater zitten
d.i. iemand tegenwerken; met iemand overhoop liggen; in de 17<sup>de<-sup> eeuw, volgens Winschooten, 322: Sij sijn malkander altijd in het vaarwaater: dat is, sij sijn malkanderen altijd hinderlijk, en leggen altijd met malkanderen oover hoop. Zie verder Com. Vet. 17; Hooft, Brieven, 5; Witsen, 494; 495: Iemandt in 't vaerwater zijn, ...
vaatje zuur bier
Spreekwoorden: (1914) Een vaatje zuur bier,
d.i. eene oude ongetrouwde juffrouw; eine Spätbirne, zooals de Duitschers zeggen; vgl. Van Loon, 33: Ouwe dochters hier is als een kelder met zuur bier; Tuinman I, 82: Een huis vol dochters, is een kelder vol zuur
val
Spreekwoorden: (1914) In de val loopen (of geraken)
d.w.z. bedrogen worden, zich laten beetnemen, er inloopen1), in de strik loopen, in de fuycke oft piere (strik) comen (Stallaert I, 431), er ‘inloopen’; eig. gezegd van wild, dat in een valkuil nedertuimelt en zoo gevangen wordt, of van een muis; vgl. lat. in foveam decidere (Otto, 146); Brederoo I, 365 vs. 1848: Gaet veugel daar gy ga...
Valderappes
Spreekwoorden: (1914) Valderappes (-ie),
d.i. schorriemorrie, gemeen volk, gespuis; ook kwajongen, bengel; evenzoo in het hd. Falderapes, Chalderapes. De oorsprong is onzeker; sommigen meenen dat deze moet worden gezocht in het portug. gualdrápa,
Valderie
Spreekwoorden: (1914) Valderappes (-ie),
d.i. schorriemorrie, gemeen volk, gespuis; ook kwajongen, bengel; evenzoo in het hd. Falderapes, Chalderapes. De oorsprong is onzeker; sommigen meenen dat deze moet worden gezocht in het portug. gualdrápa,
Van a tot z
Spreekwoorden: (1914) Van a tot z,
d.i. van het begin tot het einde, daar a de eerste en z de laatste letter van het alphabet is. Vgl. Harreb, I, 1; Joos 54; hd. von A bis Z; nd. he wêt't van a bet z; fr. depuis a jusqu' à z; eng. from A to Z. In het Westvlaamsch van ends t' ends, van hende te hende (De Bo, 305 a). Synoniem is de uitdr. van alpha tot omega; zie ald.
Van alle markten thuis zijn
Spreekwoorden: (1914) Van alle markten thuis- (of weêrgekomen) zijn.
‘Landloopers en kramers, die alle markten bywoonen, leeren allerlei loosheden en bedriegeryen, die daar op in zwang gaan. Dit past men dus toe op een doortrapt, geslepen en bedreven mensen’ (Tuinman I, 185). Bij Sartorius III, 1, 89 lezen we: Hy is van alle marckten weder gekomen, dat ter vertaling dient van duodecim artium est. Zoo oo...
Van alles thuis zijn
Spreekwoorden: (1914) Van alles (overal van) thuis zijn,
d.w.z. van alles weten, op de hoogte zijn; eig. in niets een vreemdeling zijn; vgl. Halma, 230: Hij is overal van te huis, il n'ignore rien, il sait beaucoup de choses, il s'entend à tout. Hiernaast thuis zijn in iets, er bedreven in zijn, er van op de hoogte zijn; vgl. C. Wildsch. III, 46: Hij weet krachtig veel, en van alles, hij is overa...
van bakboord naar stuurboord zenden
Spreekwoorden: (1914) Iemand van bakboord naar stuurboord zenden.
Onder bakboord1) verstaat men de linkerzijde van het schip, en onder stuurboord de rechter zijde. De uitdr. wil daarom zeggen: iemand van den eenen naar den anderen kant zenden, meermalen met het bijdenkbeeld, dat hij toch vergeefsche moeite doet. Andere synonieme uitdrukkingen hiervoor zijn: iem. van bikboord naar bakboord sturen; van babo naar b...
Van batterij veranderen
Spreekwoorden: (1914) Van batterij veranderen,
d.w.z. ‘aan 't gesprek of aan den loop der zaken een anderen draai geven’ (Ndl. Wdb. II, 1076), een andere taktiek volgen om zijn doel beter te kunnen bereiken; eig. uit een andere batterij gaan vuren; syn. van uit een ander vaatje tappen of het over een anderen boeg gooien. De uitdr. is 't eerst in de 18<sup>de<-sup> eeuw ...
Van brood alleen kan de mens niet leven
Spreekwoorden: (1914) Van brood alleen kan de mensch niet leven,
d.w.z. ‘de mensch heeft hoogere dan aardsche behoeften, hij moet ook voeding en verkwikking hebben en zoeken voor zijnen geest’ (Zeeman, 115). Deze spreekwijze is ontleend aan Matth. IV, 4; vgl. ook het hd. Der Mensch lebt nicht vom Brot allein.
Van bruiloft komt bruiloft
Spreekwoorden: (1914) Van bruiloft(en) komt bruiloft(en),
d.w.z. op een bruiloft wordt dikwijls kennis gemaakt, wat een huwelijk ten gevolge kan hebben. Deze gedachte vinden we in de 17<sup>de<-sup> eeuw o.a. bij Cats I, 295 a en Brederoo, I, 245:
Van bruiloften komen bruiloften
Spreekwoorden: (1914) Van bruiloft(en) komt bruiloft(en),
d.w.z. op een bruiloft wordt dikwijls kennis gemaakt, wat een huwelijk ten gevolge kan hebben. Deze gedachte vinden we in de 17<sup>de<-sup> eeuw o.a. bij Cats I, 295 a en Brederoo, I, 245:
Van de baan knikkeren
Spreekwoorden: (1914) Van de baan knikkeren (iemand -),
eig. in het knikkerspel iemand afspelen, zoodat hij niet meer mee mag doen; daarna in 't algemeen een tegenstander uit den weg ruimen. Het znw. baan heeft hier de beteekenis van den weg, waarlangs de knikkers of ballen worden voortgeworpen. Vgl. Schuermans, Bijv. 154 b: iemand ergens uitkegelen, hem er uitdrijven; Waasch Idiot. 150 a: iemand buite...
Van de bedplank zijn
Spreekwoorden: (1914) Van de bedplank zijn,
d.w.z. op den dag af negen maanden na het huwelijk van zijne ouders geboren zijn. In het Zaansch, Noordhollandsch en Drentsch is deze uitdr. bekend (zie Boekenogen, 41; De Vries, 62; Bergsma, 31); eveneens in het Friesch, waar men zegt: dat 's ek fen 'e bedsplanke ôf of hja binne fen 'e bedsplanke ôf bigoan, als het eerste kind 9 maan...
Van de bovenste plank
Spreekwoorden: (1914) Van de bovenste plank,
van de beste soort (zie n<sup>o<-sup>. 318). Vgl. Zondagsbl. v. Het Volk, 1905, p. 91: Fatsoenlijke burgerij, de autoriteiten, de notabelen, kortom alles wat in de sociale broodkast op de bovenste plank ligt; Jong. 218: 't Zat er aan bij die lui en alles was van de bovenste plank; ze keken niet op geld; De Arbeid, 17 Jan. 1914, p. 3 k....
Van de daken prediken
Spreekwoorden: (1914) Van de daken prediken (verkondigen).
Deze zegswijze, die openlijk, alom iets verkondigen beteekent, is ontleend aan den Bijbel, en wel aan Matth. 10, vs. 27: 't Gene ghy hoort in de oore, predickt dat op de daken. Men bedenke hierbij, dat de Oostersche huizen platte daken hadden, vanwaar men gemakkelijk eene menigte kon toespreken. In 't Mnl.: Dat ghi gheruunt hebt int ore, sal men p...
Van de daken verkondigen
Spreekwoorden: (1914) Van de daken prediken (verkondigen).
Deze zegswijze, die openlijk, alom iets verkondigen beteekent, is ontleend aan den Bijbel, en wel aan Matth. 10, vs. 27: 't Gene ghy hoort in de oore, predickt dat op de daken. Men bedenke hierbij, dat de Oostersche huizen platte daken hadden, vanwaar men gemakkelijk eene menigte kon toespreken. In 't Mnl.: Dat ghi gheruunt hebt int ore, sal men p...
Van de gaffel in de greep vallen
Spreekwoorden: (1914) Van de gaffel in de greep vallen,
d.w.z. van den tweetand in den drietand (= drietandige vork) vallen; dus van kwaad tot erger; vgl. Tuinman I, 298: Van de gavel in de greep, dit drukt uit van kwaad tot erger vervallen. In het Geldersch: van de gavel in de greepe loopen (Gallée, 15 a; Dr. Bl. III, 45; V. Schothorst, 131). Vgl. van den wal in de sloot; van den regen in den d...
Van de galg druipen
Spreekwoorden: (1914) Van de galg druipen
komt thans alleen voor in de zegswijze: er uitzien alsof men van de galg gedropen is, dat wil zeggen het uiterlijk hebben van een schelm, een booswicht van de ergste soort, een galgetronie hebben; vgl. fr. avoir l'air d'un pendu ou une mine patibulaire; hd. aussehen wie vom Galgen gefallen; Galgenmiene en Galgengesicht; eng. a hangingface (-look),...
Van de graat vallen
Spreekwoorden: (1914) Van de graat vallen,
d.w.z. sterk vermageren, in zwijm vallen, van honger omkomen; ook van de bonken vallen (Molema, 506); fri fen 'e bonken (of 'e great) falle; in het Nederduitsch: hê will von de groad'n (of gra'en) fall'n; op Goeree en Overflakkee: hij druipt van de graten af, hij is zeer mager. In de
Van de hak op de tak springen
Spreekwoorden: (1914) Van den hak op den tak springen,
d.w.z. ‘schielijk en zonder blijkbaar verband van de eene gedachte op de andere overspringen; van het eene onderwerp van gesprek op het andere overgaan’; Ndl. Wdb. V, 1536; Harreb. I, 273. Onder een hak