F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883


Geen blaadje voor de mond nemen
Spreekwoorden: (1914) Geen blad (of blaadje) voor den mond nemen
d.w.z. ronduit, onbewimpeld zijn meening zeggen, 17<sup>de<-sup> eeuw uit den mond spreken; 18<sup>de<-sup> eeuw: joffer uit den mond spelen (Halma, 358). In de 18<sup>de<-sup> eeuw komt deze zegswijze voor bij Tuinman I, 39: ‘Hy neemt geen blad voor den mond, dit zegt men van ymand, die vry uit en onbewim...

Geen blad voor de mond nemen
Spreekwoorden: (1914) Geen blad (of blaadje) voor den mond nemen
d.w.z. ronduit, onbewimpeld zijn meening zeggen, 17<sup>de<-sup> eeuw uit den mond spreken; 18<sup>de<-sup> eeuw: joffer uit den mond spelen (Halma, 358). In de 18<sup>de<-sup> eeuw komt deze zegswijze voor bij Tuinman I, 39: ‘Hy neemt geen blad voor den mond, dit zegt men van ymand, die vry uit en onbewim...

Geen boodschap aan iemand hebben
Spreekwoorden: (1914) Geen boodschap aan iemand (of iets) hebben
d.w.z. iemand niets te zeggen hebben, niets met iemand of iets te maken hebben; in de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende in P.C. Hooft's Brieven. Zie het Ndl. Wdb. III, 383 en vgl. Landl. 16: 'k Zeg daar hè we ommers toch geen booscap van, wat jij daar nou vraagt; Handelsblad, 17 Maart 1922

Geen boodschap aan iets hebben
Spreekwoorden: (1914) Geen boodschap aan iemand (of iets) hebben
d.w.z. iemand niets te zeggen hebben, niets met iemand of iets te maken hebben; in de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende in P.C. Hooft's Brieven. Zie het Ndl. Wdb. III, 383 en vgl. Landl. 16: 'k Zeg daar hè we ommers toch geen booscap van, wat jij daar nou vraagt; Handelsblad, 17 Maart 1922

Geen flauw benul hebben van iets
Spreekwoorden: (1914) Geen (flauw) benul hebben van iets,
d.w.z. geen begrip van iets hebben, geen grint van iets hebben, zooals in de Zaanstreek gehoord wordt; vandaar: een onbenul of onbenullig zijn, onbeteekenend, niets waardig zijn. Vroeger zeide men niet ‘benul’, maar belul hebben, welks afleiding nog niet voldoende verklaard is.2) Bij Weiland staat het nog niet opgeteekend, en nog in he...

Geen geld geen Zwitsers
Spreekwoorden: (1914) Geen geld, geen Zwitsers,
d.w.z. zonder geld krijgt men geen hulp of geen koopwaar; syn. van niet langer pijp niet langer dans (Halma, 504); eng. no longer pipe no longer dance. ‘Het dragen der wapenen is bij den Zwitser een beroep, en van daar, dat hij bij elken Europeeschen monarch in dienst treedt, zoo deze hem zijne soldij geeft. Wordt de soldij niet voldaan, dan...

Geen graten in iets vinden
Spreekwoorden: (1914) Geen been (of graten) in iets vinden (of zien)
d.w.z. iets met gemak en vlug opeten, doordat er geen beenen in zijn, en vandaar: geen bezwaren in iets vinden, geen zwarigheid maken om iets te doen, vaak in toepassing op iets dat min of meer verboden is. Zie Tuinman I, 235; II, 163; Taalgids III, 272; Ndl. Wdb. II, 1299 en vgl. Kluchtsp. I, 178: Ick speel uyt den pot wat - Waermeê speeldy...

Geen graten in iets zien
Spreekwoorden: (1914) Geen been (of graten) in iets vinden (of zien)
d.w.z. iets met gemak en vlug opeten, doordat er geen beenen in zijn, en vandaar: geen bezwaren in iets vinden, geen zwarigheid maken om iets te doen, vaak in toepassing op iets dat min of meer verboden is. Zie Tuinman I, 235; II, 163; Taalgids III, 272; Ndl. Wdb. II, 1299 en vgl. Kluchtsp. I, 178: Ick speel uyt den pot wat - Waermeê speeldy...

Geen hand voor iets omdraaien
Spreekwoorden: (1914) Geen hand voor iets verdraaien (of omdraaien)
d.w.z. niet de geringste moeite voor iets doen; er niets om geven. Bij Sartorius I, 3, 68: manum non verterim, ick wil myn handt niet daerom verdrayen. Zie verder Suringar, Erasmus n<sup>o<-sup>. CXIV; Ndl. Wdb. V, 1779; Ppl. 6; 53 en vgl. het lat. ne manum quidem vertere. In Twente: doar wik de hand nig um verleggen. In Zuid-Nederland...

Geen hand voor iets verdraaien
Spreekwoorden: (1914) Geen hand voor iets verdraaien (of omdraaien)
d.w.z. niet de geringste moeite voor iets doen; er niets om geven. Bij Sartorius I, 3, 68: manum non verterim, ick wil myn handt niet daerom verdrayen. Zie verder Suringar, Erasmus n<sup>o<-sup>. CXIV; Ndl. Wdb. V, 1779; Ppl. 6; 53 en vgl. het lat. ne manum quidem vertere. In Twente: doar wik de hand nig um verleggen. In Zuid-Nederland...

Geen huis met iemand kunnen houden
Spreekwoorden: (1914) Geen huis met iemand kunnen houden,
niets met iemand kunnen beginnen met wien men dagelijks moet omgaan, geen vrede met hem kunnen houden; huishouden heeft hier de algemeene beteekenis van leven met, omgaan met; vgl. Sewel, 350: Met zyn vrouw goed huishouden, to live well with one's wife. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bij Bredero I, 291, vs. 554: Ick sou gien huys mitter ku...

Geen kik geven
Spreekwoorden: (1914) Geen kik laten (of geven).
Dat is: geen geluid geven, niets zeggen; ook: kik noch mik zeggen. In de 18<sup>de<-sup> eeuw vrij gewoon, terwijl het wkw. kicken (nhd. kickern naast kichern) reeds in de middeleeuwen voorkomt, ook in de uitdr. kicken no micken, dat thans in Zuid-Nederland nog gebruikelijk is naast kik noch mik geven; fri. hy joech (gaf) gjin kick; oo...

Geen kik laten
Spreekwoorden: (1914) Geen kik laten (of geven).
Dat is: geen geluid geven, niets zeggen; ook: kik noch mik zeggen. In de 18<sup>de<-sup> eeuw vrij gewoon, terwijl het wkw. kicken (nhd. kickern naast kichern) reeds in de middeleeuwen voorkomt, ook in de uitdr. kicken no micken, dat thans in Zuid-Nederland nog gebruikelijk is naast kik noch mik geven; fri. hy joech (gaf) gjin kick; oo...

Geen knip voor de neus waard
Spreekwoorden: (1914) Geen knip (voor den (of zijn) neus) waard
d.w.z. hoegenaamd niets waard, van zeer weinig beteekenis. Reeds in het Grieksch bij Athenaeus: οὐκ ἄξια ὄντα ψόφου δακτύλων (zie Suringar, Erasmus, CXXXI). In onze taal bij Servilius, 50*: ten is niet een knippe weerdt, ne crepitu quidem digiti dignum; Sart. I, 8, 75: ick vraech daer niet een knip na, ter vertaling va...

Geen knip voor zijn neus waard
Spreekwoorden: (1914) Geen knip (voor den (of zijn) neus) waard
d.w.z. hoegenaamd niets waard, van zeer weinig beteekenis. Reeds in het Grieksch bij Athenaeus: οὐκ ἄξια ὄντα ψόφου δακτύλων (zie Suringar, Erasmus, CXXXI). In onze taal bij Servilius, 50*: ten is niet een knippe weerdt, ne crepitu quidem digiti dignum; Sart. I, 8, 75: ick vraech daer niet een knip na, ter vertaling va...

Geen mieter
Spreekwoorden: (1914) Geen mieter (mijter),
d.w.z. volstrekt niets. Een mieter, mijter is een kaasworm, een mijt, dus een zeer klein diertje, iets zeer gerings2) (vgl. geen zier); vandaar mieterig (van kaas gezegd). Zie Schuerm. Bijv. 198 b; De Bo, 695 b; Com. Vet. 6: Daar (in het Hemelsch Broot) was metter tijdt soo de mijter in ghekomen, datter niet als de buytenste korsten van overgheble...

Geen mijter
Spreekwoorden: (1914) Geen mieter (mijter),
d.w.z. volstrekt niets. Een mieter, mijter is een kaasworm, een mijt, dus een zeer klein diertje, iets zeer gerings2) (vgl. geen zier); vandaar mieterig (van kaas gezegd). Zie Schuerm. Bijv. 198 b; De Bo, 695 b; Com. Vet. 6: Daar (in het Hemelsch Broot) was metter tijdt soo de mijter in ghekomen, datter niet als de buytenste korsten van overgheble...

Geen nieuws onder de zon
Spreekwoorden: (1914) Geen (of niets) nieuws onder de zon.
Deze woorden zijn ontleend aan den Bijbel, Prediker I, vs. 9: 'Tgene datter geweest is, 't selve salder zijn: ende 't gene datter gedaen is, 't selve salder gedaen worden: so datter niet nieuws en is onder de Sonne. - Wij gebruiken deze woorden om uit te drukken, dat dezelfde verschijnselen op velerlei gebied onder andere vormen telkens terugkeere...

Geen profeet is in zijn eigen land geëerd
Spreekwoorden: (1914) Geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd.
Dit is een aan den Bijbel (Luc. 4, 24 of Matth. 13, 57) ontleend spreekwoord, in den zin van: geen man van verdienste wordt in zijn eigen land zoo geëerd, als dikwijls in het buitenland. Op beide plaatsen wordt het door Jezus gebruikt, wanneer hij ondervindt, hoe de inwoners

Geen profeet is in zijn land geëerd
Spreekwoorden: (1914) Geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd.
Dit is een aan den Bijbel (Luc. 4, 24 of Matth. 13, 57) ontleend spreekwoord, in den zin van: geen man van verdienste wordt in zijn eigen land zoo geëerd, als dikwijls in het buitenland. Op beide plaatsen wordt het door Jezus gebruikt, wanneer hij ondervindt, hoe de inwoners

Geen rozen zonder doornen
Spreekwoorden: (1914) Geen rozen zonder doornen,
d.w.z. aan het aangename is altijd eene onaangename zijde; geen lief zonder leed. Zie De Brune, 378: Men vint gheen roozen zonder doren; ook bl. 402: Gheen rooze, die gheen dorens heeft; Tuinman I, 94; 125. Het is eene in zeer vele talen bekende zegswijze; vgl. o.a. Afrik. daar is geen rose sonder dorings nie; het hd. keine Rose ohne Dornen; fr. i...

Geen sikkepit
Spreekwoorden: (1914) Geen sikkepit(je),
d.w.z. bijna niets, hoegenaamd niets, geen zier. In de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende in de Gew. Weeuw. III, 8: Geen fnazel of zikkepitjen zal er aan manqueeren; zie verder W. Leevend VI, 5: Dat de Engelsman alle onze dorpen in Oost-Indien neemt of steelt en geen sikkepit weer wil geeven; Slop, 144; Nkr. III, 22 Aug. p. 2; IV, 11 Dec...

Geen spier om iets geven
Spreekwoorden: (1914) Geen spier om iets geven,
d.w.z. niets geven om iets, er zich niet om bekreunen. Onder een ‘spier’ moet men een grashalmpje verstaan, zooals blijkt uit de Teuthonista, 132: Gras, spyer, gramen2). Reeds in de middeleeuwen lezen we:

Geen steek
Spreekwoorden: (1914) Geen steek,
d.w.z. hoegenaamd niets, geen slag. Het waarschijnlijkst is het, dat we aan een steek in den zin van ‘punt’ moeten denken, daar het op de oudste plaatsen altijd voorkomt in verbinding met het wkw. zien. In het mnl. komt de uitdr. voor in Ovl. Ged. I, 79, 475: Inne sie ene steke niet; Mandev., 202: Daer na maken si den nacht, so datmen ...

Geen tien kunnen tellen
Spreekwoorden: (1914) Geen tien kunnen tellen,
met den mond vol tanden staan, verlegen staan; onnoozel zijn; Harreb. II, 330: Hij staat er bij of hij geen tien kan tellen; in Zuidndl.: Geen drij kunnen tellen, verlegen staan, niet weten wat zeggen (Antw. Idiot. 377; Teirl. 367; Rutten, 57); fr. hy stiet dêr of er gjin tsien telle kin. In de 17<sup>de<-sup> eeuw ‘staan a...

Geen tittel of jota
Spreekwoorden: (1914) Geen tittel of jota,
d.w.z. hoegenaamd niets, oezel noch snee, zooals de Westvlamingen zeggen, spaan noch krul (in Jord. 355). Deze uitdrukking is ontleend aan Matth. V, vs. 18 of Luc. XVI, vs. 17. ‘De jod is de kleinste Hebreeuwsche letter, terwijl men onder een tittel (eng. tittle) te verstaan heeft die kleine puntjes of haaltjes, waardoor sommige Hebreeuwsche...

Geen veer van de mond kunnen blazen
Spreekwoorden: (1914) Geen veer van den mond kunnen blazen,
d.w.z. zeer zwak zijn, uitgeput zijn, geen kracht meer bezitten om ook maar een veer van den mond te blazen; ook in fig. zin. Eene uitdr. die volgens Dr. A. Beets, Noord en Zuid XXI, 478 kan ontleend zijn aan de rechtspraktijk uit den tijd, dat men in sommige streken bij een ter dood geslagen of gestoken persoon trachtte uit te maken of hij nog le...

Geen vin bewegen
Spreekwoorden: (1914) Geen vin verroeren (of bewegen)
d.i. geen lid verroeren, zich stil houden, geen duim verroeren (zuidndl.); eig. gezegd van een visch; later ook van andere dieren en van menschen. Sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw had vin de algemeene beteekenis van lid, zooals blijkt uit Anna Bijns, Refr. 421:

Geen vin verroeren
Spreekwoorden: (1914) Geen vin verroeren (of bewegen)
d.i. geen lid verroeren, zich stil houden, geen duim verroeren (zuidndl.); eig. gezegd van een visch; later ook van andere dieren en van menschen. Sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw had vin de algemeene beteekenis van lid, zooals blijkt uit Anna Bijns, Refr. 421:

Geen vinger in de aarde kunnen steken
Spreekwoorden: (1914) Geen vinger in de asch (of de aarde) kunnen steken
niet het minste of geringste kunnen doen; eene herinnering aan den tijd, toen er geen kachels maar open haarden waren, zoodat een kind zeer gemakkelijk een vinger in de asch kon steken (vgl. asschepoester). De uitdrukking dagteekent dan ook uit de 16<sup>de<-sup> eeuw, blijkens Sart. I, 2, 20: Wy mogen niet een vinger in de Assche stek...

Geen vinger in de as kunnen steken
Spreekwoorden: (1914) Geen vinger in de asch (of de aarde) kunnen steken
niet het minste of geringste kunnen doen; eene herinnering aan den tijd, toen er geen kachels maar open haarden waren, zoodat een kind zeer gemakkelijk een vinger in de asch kon steken (vgl. asschepoester). De uitdrukking dagteekent dan ook uit de 16<sup>de<-sup> eeuw, blijkens Sart. I, 2, 20: Wy mogen niet een vinger in de Assche stek...

Geen zier
Spreekwoorden: (1914) Geen zier.
Als versterkte ontkenning beteekent dit: in het geheel niets; hoegenaamd niets, geen pijl (zie Ndl. Wdb. XI1, 1628), geen pil (in Zuidndl.), geen biet (fri. gjin biet2)), geen spog water (in Zoek. 197); geen spat (in Nest, 53), geen pruim (V.d. Water, 121), geen pijp tabak (Tuinman II, 51; Ndl. Wdb. XII, 1711), geen luis (in Diamst. 32). Sedert de...

geest is gewillig maar het vlees is zwak
Spreekwoorden: (1914) De geest is gewillig, maar het vleesch is zwak.
Deze woorden zijn ontleend aan Matth. XXVI, 41: ‘Waeckt ende bidt, op dat ghy niet in versoeckinge en comt: de geest is wel gewillich, maer het vleesch is swack.’ Wij gebruiken dit woord meermalen ‘op schertsenden toon van opkomende goede voornemens, gepaard aan de uit de zinnelijke natuur voortkomende neigingen tot allerlei geno...

gegeven paard moet men niet in de bek zien
Spreekwoorden: (1914) Een gegeven paard moet men niet in den bek zien.
Den ouderdom van een paard bepaalt men naar den toestand en het aantal zijner tanden; in eig. zin bet. de zegswijze dus: een gegeven paard moet men niet te nauwkeurig bekijken om den ouderdom en de waarde te bepalen; vandaar overdrachtelijk in het algemeen: een geschenk moet men niet te nauw beoordeelen1). Ook in het Latijn zeide men: noli equi de...

Geheid gehaaid
Spreekwoorden: (1914) Geheid, gehaaid,
flink, ferm; in boeventaal vrij gewoon; Köster Henke, 19: gehaaia, flink, ferm, handig, doorkneed. Een gehaaide jongen. Dat gaat hier gehaaid hoor! Eig. het verl. deelw. van heien, dus ingeheid, stevig, sterk; vgl. Handelsblad, 4 Jan. 1916 (A) p. 5: Se segge mijn oje altood op aère sooveul te fitte heb, nou... daje soo gehaait bin.... ...

geheugen hebben als een garnaal
Spreekwoorden: (1914) Een geheugen (of een memorie) hebben als een garnaal
d.w.z. een heel klein, een zwak geheugen hebben; de garnaal is hier het zinnebeeld van kleinheid of nietigheid. Bij Sartorius II, 10, 32: hy heeft een garnaets memory; Smetius, 271: hij heeft een memorij als een garnaet; 198: als een pekelharingh. Vgl. hiermede: het zijn vrienden (of maats) als olifanten1). De Vlamingen spreken van ‘een memo...

gek houden met iemand
Spreekwoorden: (1914) Den gek houden (of hebben) met iemand (of iets)
d.w.z. den spot drijven met iemand of iets (zie o.a. V.d. Water, 77); fri.: de gek mei immen ha; gron. de guchel met iets drijven (Molema 139 a);

gek scheren met iemand
Spreekwoorden: (1914) Den gek scheren met iemand (of iets)
d.w.z. den spot met iemand of iets drijven. In de 16<sup>de<-sup> eeuw bet. den gek scheren, zich als een gek aanstellen, zooals blijkt uit Kiliaen, die scheeren den sot vertaalt door agere morionem, fingere stultitiam, simulare stultitiam; daarnaast scheeren den edelman, agere nobilem, gerere se instar nobilis; Plantijn: de geck maken...

gek steken met iemand
Spreekwoorden: (1914) Den gek steken met iemand (of iets).
Volgens het Ndl. Wdb. IV, 938 wil deze uitdrukking, die ook in het hd. voorkomt (den gecken stechen) eigenlijk zeggen: den gek tot voorwerp van zijn spot maken, door te doen alsof men hem stak, met een puntig werktuig trof. Boertende zegswijze, waaraan de voorstelling ten grondslag lag, dat men den gek, de dwaasheid, die in iemands hoofd zetelde, ...

gekeerd
Spreekwoorden: (1914) Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald,
d.w.z. het is beter halverwege terug te keeren, wanneer men den slechten weg bewandelt, en te trachten een beter leven te leiden, dan op dien weg voort te gaan. In Zuid-Nederland onbekend. In het mnl. bij Willem v. Hildegaersberch, LIX, 23:

gekheid
Spreekwoorden: (1914) (Alle) gekheid op een stokje!
d.w.z. ‘gekheid of scherts ter zijde! laat ons de zaak in ernst behandelen! Zegswijze oorspronkelijk zinspelende op den gekstok of de marot der narren, en dus eigenlijk eene vermaning tot den gek of nar gericht om zijne dwaasheden vóór zich te houden en ernstig te zijn, doch later in ruimere toepassing ook tot anderen gezegd, w...

Gekheid op een stokje
Spreekwoorden: (1914) (Alle) gekheid op een stokje!
d.w.z. ‘gekheid of scherts ter zijde! laat ons de zaak in ernst behandelen! Zegswijze oorspronkelijk zinspelende op den gekstok of de marot der narren, en dus eigenlijk eene vermaning tot den gek of nar gericht om zijne dwaasheden vóór zich te houden en ernstig te zijn, doch later in ruimere toepassing ook tot anderen gezegd, w...

gekken krijgen de kaart
Spreekwoorden: (1914) De gekken krijgen de kaart,
d.w.z. den dwazen loopt het geluk mee. Deze zegswijze komt in de 18<sup>de<-sup> eeuw voor bij Van Effen, Spect. IX, 107: t'Eerste (kaartspel) is immers een tydverdryf daar de onnozelste slooven en vrouwtjes en jonge losbollen den verstandigsten man veeltyds den loef in afsteeken, voor

gekkengetal
Spreekwoorden: (1914) Elf is het gekkennummer (of het gekkengetal).
Eigenlijk is elf hier ‘eene woordspeling met het znw. elf, een bijvorm van alf, in den zin van gek, zot of dwaas, eene beteekenis die zich in overdrachtelijke opvatting uit den naam der alven of elven,

gekkennummer
Spreekwoorden: (1914) Elf is het gekkennummer (of het gekkengetal).
Eigenlijk is elf hier ‘eene woordspeling met het znw. elf, een bijvorm van alf, in den zin van gek, zot of dwaas, eene beteekenis die zich in overdrachtelijke opvatting uit den naam der alven of elven,

Gekruld haar gekrulde zinnen
Spreekwoorden: (1914) Gekruld haar, gekrulde zinnen,
d.w.z. iemand die gekruld haar heeft, is wispelturig: ‘men meende dat kroes of gekrult hair een teken was van een hoofdigen en oploopenden inborst’ (Tuinman I, 34). Vgl. voor dit volksgeloof Barth. 88 a: Ist dat die haren seer cruust ende dicke sijn ende haestelicken wassen, beteykent hette des hoofts ende veel humoren2). Bij Campen, 5...

Gelaarsd en gespoord
Spreekwoorden: (1914) Gelaarsd en gespoord,
d.w.z. met laarzen en sporen aan; eigenlijk van den ridder gezegd, die geheel reisvaardig is, gereed om te paard te stijgen; doch bij uitbreiding in het algemeen voor: geheel gekleed, reisvaardig, gekleed en gereed (17<sup>de<-sup> eeuw), kant en klaar; zie het Mnl. Wdb. II, 1210; Ndl. Wdb. IV, 1025; Joos, 56 en vgl. het hd. gestiefelt...

gelag betalen
Spreekwoorden: (1914) Het gelag betalen.
Onder het gelag verstond men de vertering in een herberg gemaakt; in eigenlijken zin wil de uitdr. dus zeggen ‘de vertering betalen hetzij zijn eigene, of ook die van anderen, met wie men in gezelschap geweest is, zoodat men deze vrijhoudt. Bij overdracht de straf van anderen dragen, boeten, hetzij voor hetgeen men met anderen misdreven heef...

Geld als water
Spreekwoorden: (1914) Geld als water verdienen ( of hebben)
d.w.z. zeer veel geld verdienen of hebben, eene in ons waterland zich zelf verklarende uitdrukking; zie C. Wildsch. I, 285. Bij Harrebomée

Geld als water hebben
Spreekwoorden: (1914) Geld als water verdienen ( of hebben)
d.w.z. zeer veel geld verdienen of hebben, eene in ons waterland zich zelf verklarende uitdrukking; zie C. Wildsch. I, 285. Bij Harrebomée

Geld als water verdienen
Spreekwoorden: (1914) Geld als water verdienen ( of hebben)
d.w.z. zeer veel geld verdienen of hebben, eene in ons waterland zich zelf verklarende uitdrukking; zie C. Wildsch. I, 285. Bij Harrebomée

Geld bij de vis!
Spreekwoorden: (1914) Geld bij de visch!
d.w.z. dadelijk, contant betalen, boter bij de visch (zie n<sup>o<-sup>. 324). In de 17<sup>de<-sup> eeuw was deze zegswijze bekend, zooals blijkt uit Coster 33, vs. 707:

geld groeit me niet op de rug
Spreekwoorden: (1914) Het geld groeit me niet op den rug,
d.w.z. ‘ik moet voor het geld hard genoeg werken, ik kom er zoo makkelijk niet aan.’ In de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende bij Smetius, 57: Het gelt wasst mij op den rugghe niet; Asselijn (ed. De Jager), 337:

Geld in het water smijten
Spreekwoorden: (1914) Geld in 't water werpen (of smijten)
d.w.z. het geld onnut uitgeven, het verspillen aan eene roekelooze of dwaze onderneming. Zie Sart. I, 5, 11: in aqua sementem facis, ghy werpt het Gelt in 't Waeter. Ook Hooft gebruikt deze zegswijze in zijne Brieven, 107: Doch 't komt nu op 't verwerven van 't privilegie aan (voor de uitgave van Het leven van Hendrik den Groote). Daar ik nochtans...

Geld in het water werpen
Spreekwoorden: (1914) Geld in 't water werpen (of smijten)
d.w.z. het geld onnut uitgeven, het verspillen aan eene roekelooze of dwaze onderneming. Zie Sart. I, 5, 11: in aqua sementem facis, ghy werpt het Gelt in 't Waeter. Ook Hooft gebruikt deze zegswijze in zijne Brieven, 107: Doch 't komt nu op 't verwerven van 't privilegie aan (voor de uitgave van Het leven van Hendrik den Groote). Daar ik nochtans...

gelegenheid bij de haren grijpen
Spreekwoorden: (1914) De gelegenheid bij de haren grijpen
d.w.z. gretig van den geschikten tijd of eene gereede aanleiding gebruik maken, ze aangrijpen, er zonder verwijl gebruik van maken, want ‘als 't pap regent mot je de schuttels buten brienge’, ‘als 't hooi droog is moetje mennen’ en ‘als de uien droog zijn, moeten ze onder stroo’ (N. Taalg. XIV, 252). Vgl. het fr...

gelegenheid maakt de dief
Spreekwoorden: (1914) De gelegenheid maakt den dief,
d.w.z. ‘wanneer de omstandigheden het stelen mogelijk of gemakkelijk maken, wordt iemand allicht een dief. In oneigenlijke opvatting ook toegepast op het bedrijven van kwaad in het algemeen.’ Mnl. Stonde (of stade) leert stelen of doet stelen den dief; zie Bebel, 317; Goedthals, 31; Adagia, 10: de occasie maekt den Dief, en verder Harr...

Gelijke monniken gelijke kappen
Spreekwoorden: (1914) Gelijke monniken, gelijke kappen,
d.w.z. menschen van eene soort hebben dezelfde eigenschappen of rechten; ook bij het verdeelen van iets: menschen met gelijke rechten maken aanspraak op gelijke deelen. Zie Campen, 112: Gelycke Monnicken draegen gelycke cappen; Sartorius I, 5, 75: Gelijcke Moniken gelijcke kappen; ook Sart. II, 1, 15; 10, 35. Zie verder Spieghel, 284; Tuinman I, 2...

gelijke munt
Spreekwoorden: (1914) Iemand met gelijke (of dezelfde) munt betalen)
d.i. in eigenlijken zin: iemand betalen met geld of munt van dezelfde waarde, als waarmede hij betaald heeft; bij overdracht in toepassing op onvriendelijke of vijandige handelingen: iemand bejegenen zooals hij ons heeft bejegend, hem zijne handelingen op dezelfde wijze betaald zetten, vergelden; 17<sup>de<-sup> eeuw op zoo weerom hand...

geluksvogel
Spreekwoorden: (1914) Een geluksvogel,
d.i. iemand wien alles bijzonder meeloopt, die veel geluk heeft, een boffer, een bofkont1); hetzelfde als een gelukshans, een gelukskind, een gelukzak (Teirl. 470). Het znw. vogel moet in deze samenstelling in denzelfden zin worden opgevat als in een slimme, schrandere, gladde, stoute vogel (d.i. mensch), een spotvogel (16<sup>de<-sup>...

gemaakte mouw
Spreekwoorden: (1914) Een gemaakte mouw,
d.w.z. een voorwendsel, een verzinsel, bedrog. Eene in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewone uitdr. die o.a. gevonden wordt in Hooft's Brieven, 237; 238; Tijdsch. XIII, 204; V. Moerk. 276; Haagsche Reize, 124; V. Loon, 35; Tuinman I, 85; 126: Men heeft wel mouwen die los zijn, en slechts aangeschoven worden. Dit zyn dan gemaakte mouwen; ...

gemeste kalf slachten
Spreekwoorden: (1914) Het gemeste kalf slachten.
‘Deze spreekwijze, aan de gelijkenis van den verloren zoon Luk. 15 vs. 23-27 ontleend, wordt gebezigd wanneer men wil aanduiden, dat voor een bijzonder welkom persoon of voor eenige feestelijke gelegenheid het beste en kostbaarste wordt opgezet’; Zeeman, 316; Harreb. I, 375; Ndl. Wdb. VII, 930; fr. tuer le veau gras; hd. das fette Kalb...

gemutst
Spreekwoorden: (1914) Goed (of slecht) gemutst zijn.
De wijze, waarop iemand zijne muts op het hoofd zet, wordt als kenteeken aangenomen van zijne goede of kwade stemming. ‘Wien de muts verkeerd staat, die is kwalijk gemutst; wien de muts goed naar iets staat, die is goed gemutst.’ Zie Taal- en Letterbode V, 295 vlg.; Ndl. Wdb. IV, 1467 en vgl. n<sup>o<-sup>. 281; Halma, 168:...

genadeslag
Spreekwoorden: (1914) Den genadeslag geven,
d.w.z. in eigenlijken zin ‘den laatsten slag geven, waarmede de beul een einde maakt aan de martelingen van een gefolterde; vervolgens bij uitbreiding den laatsten, beslissenden slag, waarmede een weerlooze vijand wordt afgemaakt en overdrachtelijk de laatste ramp, die een reeds op zware proef gestelden persoon, of iets wat hem betreft, gehe...

genadeslag geven
Spreekwoorden: (1914) Den genadeslag geven,
d.w.z. in eigenlijken zin ‘den laatsten slag geven, waarmede de beul een einde maakt aan de martelingen van een gefolterde; vervolgens bij uitbreiding den laatsten, beslissenden slag, waarmede een weerlooze vijand wordt afgemaakt en overdrachtelijk de laatste ramp, die een reeds op zware proef gestelden persoon, of iets wat hem betreft, gehe...

gener
Spreekwoorden: (1914) Van nul en geener waarde.
Deze uitdrukking luidde oorspr. nul en van geenre waarde1), waarnaast door Kiliaen, 852 vermeld wordt: Nul ende van onweerden2), frivolus, irritus. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komen de vroegere en de tegenwoordige vorm naast elkander voor; in de Gew. Weeuw. III, 67: Nul en van geender waarden; Brederoo I, 34, 664: Voor nul en geender wa...

geniep
Spreekwoorden: (1914) In het geniep,
d.w.z. in het verborgen, heimelijk, ter sluik, altijd met het denkbeeld van iets ondeugends of gluiperigs; vandaar ook in het Zaansch gniepen, op verraderlijke wijze pijn doen (Boekenogen, 1312). Dit znw. geniep is verwant met het angs. wkw. (ge)nîpan dat donker worden beteekent, en met het znw. genip, nevel, mist, wolk. De uitdrukking wil ...

geschreeuw
Spreekwoorden: (1914) Veel geschreeuw en weinig wol,
d.w.z. veel beweging, drukte om niets, veel arbeid en weinig voordeel, groot laweit in een klein straatje (Claes, 133), of zooals de Franschen zeggen: plus de bruit que de besogne. De spreekwijze komt in vele talen voor. In Zuid-Nederland zegt men veel wind en weinig regen (Tuerlinckx, 731), veel gescheer (of geschreeuw) en weinig (of luttel) wol ...

Gesjochten
Spreekwoorden: (1914) Gesjochten zijn (of zitten)
d.w.z. er leelijk aan toe zijn; arm zijn. Het bijv. naamw. gesjochten is een ndl. voltooid deelw. gevormd van het hebr. ww. sjahat, dat slachten beteekent. Vgl. Köster Henke, 21: gesjochten, arm; Het Volk, 18 Oct. 1913, p. 4 k. 1: Ik kende hem al toen hij op de planken zijn kunsten vertoonde en dikwijls erg gesjochten was; 10 Dec. 1913, p. 5 ...

Gesjochten zijn
Spreekwoorden: (1914) Gesjochten zijn (of zitten)
d.w.z. er leelijk aan toe zijn; arm zijn. Het bijv. naamw. gesjochten is een ndl. voltooid deelw. gevormd van het hebr. ww. sjahat, dat slachten beteekent. Vgl. Köster Henke, 21: gesjochten, arm; Het Volk, 18 Oct. 1913, p. 4 k. 1: Ik kende hem al toen hij op de planken zijn kunsten vertoonde en dikwijls erg gesjochten was; 10 Dec. 1913, p. 5 ...

Gesjochten zitten
Spreekwoorden: (1914) Gesjochten zijn (of zitten)
d.w.z. er leelijk aan toe zijn; arm zijn. Het bijv. naamw. gesjochten is een ndl. voltooid deelw. gevormd van het hebr. ww. sjahat, dat slachten beteekent. Vgl. Köster Henke, 21: gesjochten, arm; Het Volk, 18 Oct. 1913, p. 4 k. 1: Ik kende hem al toen hij op de planken zijn kunsten vertoonde en dikwijls erg gesjochten was; 10 Dec. 1913, p. 5 ...

geslagen vijand
Spreekwoorden: (1914) Een geslagen vijand,
d.w.z. een doodvijand, een groote vijand. Het adjectief geslagen heeft hier de beteekenis van groot, volslagen1), en is eerst gezegd van den tijd, bijv. een geslagen uur, d.i. een vol uur2). Daarna kreeg het eene algemeene bet. van vol, ruim, groot en kon men spreken van geslage spotters en geslage smulsters, dat voorkomt in De Biegt der Getrouwde...

Geslepen zijn
Spreekwoorden: (1914) Geslepen zijn,
d.w.z. slim, listig, goochem (ontleend aan het Hebreeuwsche chochom, wijs) zijn; eig. gezegd van de hersenen of het hoofd, het brein, zooals blijkt uit het 17<sup>de<-sup>-eeuwsche het hoofd, de hersens, het vernuft slijpen2), d.i. de zinnen scherpen. Het bijv. naamw. staat in dezen zin opgeteekend bij Kiliaen, die het vertaalt door ca...

gesloten boek
Spreekwoorden: (1914) Een gesloten boek.
Wanneer iets voor iemand een gesloten boek is, weet hij niets van den inhoud, is de daarin behandelde zaak hem geheel vreemd. Wellicht moet men hier denken aan boeken, die met koperen sloten werden dicht gemaakt, zooals bijbels en ook kerkboeken, wier sloten evenwel meestal van goud of zilver zijn; doch ook is het mogelijk dat men te denken heeft ...

Gesneden koek
Spreekwoorden: (1914) Gesneden koek,
eig. zoete koek die reeds aan plakjes gesneden is2) en die men zoo maar kan gebruiken; vandaar bij overdracht van iets dat kant en klaar is of waar geen moeilijkheden meer aan verbonden zijn; vgl. Dievenp. 16: De rechercheur heeft te zorgen dat het heele zaakje als gesneje koek voor de heeren komt; Het Volk, 21 Oct. 1913, p. 5 k. 1: De lafste zinn...

gespekte beurs
Spreekwoorden: (1914) Een gespekte beurs,
d.w.z. eene goed gevulde beurs. Een uitdrukking, die we sedert de middeleeuwen aantreffen o.a. in die Rose, vs. 7882: De borse met florinen wel gespect. Zie verder Roemer Visscher's Sinnepoppen, eerste schock, XLI: De Broeders van de Bende die garen de gilde spelen, zijn wel fraey gemoet, soo langh als de beurs noch wel gespeckt is; Van Lummel, 35...

gestand doen
Spreekwoorden: (1914) Iets gestand doen,
d.w.z. zijn woord, eed, belofte houden, nakomen. Het znw. gestand is afgeleid van het werkwoord gestaan, dat vroeger ook de beteekenis had van blijven staan, voortduren; vandaar beteekende gestand ook het voortduren, de bestendigheid van iets, in welke opvatting het nog in deze uitdrukking voortleeft, die dan eigenlijk wil zeggen: bestendigheid ge...

gesternte
Spreekwoorden: (1914) Onder een gelukkig gesternte geboren zijn.
Vroeger meende men dat de onderlinge stand of de samenkomst van bepaalde sterren op of gedurende zekeren tijd, vooral op het ogenblik van iemands geboorte, invloed kon oefenen op 's menschen lot hier op aarde. Een gelukkig gesternte voorspelde aan hem, die er onder geboren werd, voorspoed en geluk; die ster, die planeet wordt de gelukster genoemd...

Gestolen goed gedijt niet
Spreekwoorden: (1914) Gestolen goed gedijt niet,
ook onrechtvaardig (of oneerlijk) goed gedijt (of bedijt) niet; lat. male parta male dilabuntur; mlat. de male quesitis non gaudet tercius heres; fri. stellen goed dyt net (vgl. Salomo, Spreuken X, 2). Sedert de middeleeuwen bekend, blijkens Lekensp. III, 4, 180: Onrecht goet gherne tegaet; Bouc v. Seden, 166: Selden sietmen becliven tgoet dat qua...

getikt
Spreekwoorden: (1914) Hij is (van lotje) getikt,
d.w.z. hij is niet wel bij zijn hoofd, hij is van malsem (zie Mnl. Wdb. IV, 1069); hij is geschift1), hij is van God verlaten (zie o.a. Mgdh. 280; Prol. 7; Falkl. V, 55; Groot-Nederland, 1914 (Oct.) p. 413: Ben je van God verlaten, zijmelknooper! Schakels, 132: Zijn jullie allemaal van god-verlaten om te profiteeren van zoo'n gluiperstreek!; hij l...

getogen
Spreekwoorden: (1914) Ergens geboren en getogen zijn,
d.w.z. ergens ter wereld gebracht en opgevoed zijn; ergens jong geweest zijn (V.d. Water, 91; Molema, 530); eng. to be born and bred (Prick,

getuige is geen getuige
Spreekwoorden: (1914) Eén getuige is geen getuige.
Deze zegswijze wordt gewoonlijk ontleend aan het Joodsche rechtsgebruik, volgens hetwelk niemand op de aanklacht van één beschuldiger2)

geuren
Spreekwoorden: (1914) Iets in (al zijne) geuren en kleuren vertellen,
d.w.z. iets zeer uitvoerig vertellen, met vermelding van alle bijzonderheden; fr. en dire de toutes (les) couleurs sur qqch. Bij Harrebomée I, 192 b luidt deze zegswijze: hij vertelt in zijne geuren (of kleuren) en fleuren; vgl. ook Molema, 204 a: iets mit kleuren en fleuren vertellen. Waarschijnlijk is deze uitdr. ontleend aan de bloemen e...

geurmaker
Spreekwoorden: (1914) Een geurmaker,
d.w.z. iemand die graag geurt, pronkt met iets of iemand, een geurlat (Amsterdamsch2)); of geurpijp (in Zondagsblad van Het Volk, 6 Juni 1914 p. 1 k. 3); in Deventer een teunbaas (van toonen).

Gewag maken van iets
Spreekwoorden: (1914) Gewag maken van iets,
d.w.z. melding maken, spreken van iets. Kiliaen vertaalt gewag (vgl. gewagen, hd. erwähnen) door mentio. De uitdr. was in het mnl. bekend naast gewach doen. In het Westvl. er is gewaag, er is sprake (Loquela

Gewogen maar te licht bevonden
Spreekwoorden: (1914) Gewogen maar te licht bevonden.
Deze spreekwijze, die gebruikt wordt om aan te duiden, dat het oordeel over iemands ‘kunde, geschiktheid voor eenige betrekking,

gewoonte is een tweede natuur
Spreekwoorden: (1914) De gewoonte is (of wordt) een tweede natuur
d.w.z. men kan aan iets zoo gewoon raken, dat men het doet, alsof het altijd in onze natuur had gelegen, alsof het ons altijd eigen geweest ware. Deze gedachte dateert uit de oudheid. Ze komt voor bij Aristoteles, Rhetorica, I, 11; Cicero, de Finib. V, 25, 74: Voluptarii..... dicunt consuetudine quasi alteram quamdam naturam effici; Augustinus, de...

gezicht als een oorworm
Spreekwoorden: (1914) Een gezicht als een oorworm,
d.i. een gemelijk, ontevreden gezicht, als een wesp, als een poelsnip, als de deur van het rasphuis (fr. avoir l'air comme une porte de prison); ook: kijken, een gezicht hebben, zetten als een oorworm, als uitdrukking van gemelijkheid, van onvergenoegdheid. Zie Molema, 44 b: hij 's zoo vrundelk as 'n oorwurm, waarvoor o.a. in Friesland ook gezegd ...

gezicht van oude lappen
Spreekwoorden: (1914) Een gezicht van oude lappen,
d.w.z. een zuur, ontevreden, huilerig gezicht (Ndl. Wdb. IV, 2209; VIII, 1086); eig. een gezicht als 't ware samengevoegd uit oude lappen, zooals men in het Friesch zegt: in gesicht fen âlde lappen gearset (samengevoegd). Vgl. verder in Roermond: du hebst een gezicht wie abéplenske (Schuerm. Bijv. 4 b); Rechtb. III, 9: Sy laet de lipp...

gezien als de bonte hond
Spreekwoorden: (1914) Bekend (of gezien) als de bonte hond
d.w.z. algemeen bekend; ook: ongunstig bekend. Wellicht is bonte hond een der vele benamingen voor den duivel; zie Niermeyer, 601) en let op het lidw. van bepaaldheid. In de 16<sup>de<-sup> eeuw staat deze zegswijze opgeteekend bij Campen, 103: Hy is bekent als een bont Hont; verder bij Spaan, 24; 186. Later is zij verlengd met het toe...

Gezien zijn
Spreekwoorden: (1914) Gezien zijn,
d.w.z. geacht zijn, in aanzien zijn, in tel zijn, de eigenschap van hem, dien men gaarne ziet; vgl. het mnl. gehoort, hij naar wien men gaarne luistert, wiens stem men graag hoort, geacht, gezien, en het 17<sup>de<-sup>-eeuwsche ongezien, niet geacht, niet reçu zijn (Falkl. VII, 159). In het mnl. komt gesien in dezen zin voor; z...

Gierig als de pest
Spreekwoorden: (1914) Gierig als de pest,
d.w.z. zeer gierig; in deze uitdr. heeft gierig nog wellicht de vroegere bet. van begeerig, daar de pest vele slachtoffers eischt; maar ook aan vrekkig kan worden gedacht, daar de pest niets van hare prooi teruggeeft; vgl. gierig als het graf (zie Spreuken 30, 16); in Jord. 399: gierig als de dageraad; zoo gierig als 'n brand (S.M. 90); zie Ndl. W...

gierigheid bedriegt de wijsheid
Spreekwoorden: (1914) De gierigheid (of de zuinigheid) bedriegt de wijsheid
d.w.z. ‘overdreven spaarzaamheid is onverstandig en noodzaakt dikwijls in 't vervolg tot groote uitgaven’; fri. de gjirregens bidraecht de wysheit. Vgl. Servilius, 197: de giericheyt bedriecht de wysheit; Campen, 16; Sartorius II, 5, 62; Geneuchl. Ged. 58; Spieghel, 294 en Vondel I, 191:

Gierigheid is de wortel van alle kwaad
Spreekwoorden: (1914) Gierigheid (of hebzucht) is de wortel van alle kwaad
d.w.z. uit hebzucht en vrekkigheid vloeien alle ondeugden voort. Ontleend aan I Tim. 6, vs. 10: Want de gelt-giericheyt is een wortel van alle quaet. Vgl. Doct. II, 419:

glaasje op de valreep
Spreekwoorden: (1914) Een glaasje op den valreep,
d.w.z. een glaasje tot afscheid, wanneer men op het punt staat van afscheid te nemen. Vgl. Alkemade, Nederlands Displegtigheden II, 280 (anno 1732): ‘Zoo was men van ouds in de Nederlanden gewoon, niet alleen afscheidmaalen te geven, en te houden, maar in 't byzonder op het punt van scheiden een glas van afscheid te drinken, en dat somtyds t...

glad als een aal
Spreekwoorden: (1914) Hij is zoo glad als een aal,
d.i. men heeft geen vat op hem, hij weet zich door zijne slimheid uit alle ongelegenheden te redden; vroeger ook in de bet.: daar is niets van hem te halen, hij is geldeloos, ‘zoo naakt als een luis’. Vgl. fr. il est glissant comme une anguille; hd. er ist so glatt wie ein Aal; aalglatt; nd. he is so glatt as en Al; eng. he is as slipp...

gladakker
Spreekwoorden: (1914) Een gladakker (of gladdekker)
d.w.z. een gemeen, liederlijk persoon; ook een slimmerd, iemand die sluw is. Het is het Maleische gladak (beter galadag, gladag) met een Nederlandschen uitgang en eigenlijk verkort uit djaran gladag, postpaard, lastpaard, bediendenpaard, en vandaar slecht paard, knol, en bij uitbreiding alles wat leelijk en gemeen is. Zoo noemt men de leelijke hon...

gladdekker
Spreekwoorden: (1914) Een gladakker (of gladdekker)
d.w.z. een gemeen, liederlijk persoon; ook een slimmerd, iemand die sluw is. Het is het Maleische gladak (beter galadag, gladag) met een Nederlandschen uitgang en eigenlijk verkort uit djaran gladag, postpaard, lastpaard, bediendenpaard, en vandaar slecht paard, knol, en bij uitbreiding alles wat leelijk en gemeen is. Zoo noemt men de leelijke hon...

Glossen maken op iets
Spreekwoorden: (1914) Glossen maken op iets,
d.w.z. aanmerkingen, opmerkingen, spotternijen op iets maken. Onder glos, glosse, mlat. glossa, verstaat men eigenlijk een woord dat verklaring

God beter' het
Spreekwoorden: (1914) God beter' 't,
een vloek, die oorspronkelijk als vrome wensch gebruikt is bij de vermelding van eene ramp of een tegenspoed in den zin van God betere het, God herstelle, vergoede het; later als uitroep van verontwaardiging en eindelijk als een soort vloek, somtijds zonder eenige beteekenis, gebezigd, evenals God helpe me, Godhelp, God beware me (eng. (God) bless...