F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883
Er is geen vuiltje aan de lucht
Spreekwoorden: (1914) Er is geen vuiltje (of geen wolkje) aan de lucht
eig. de lucht is helder; geen donkere wolk, die slecht weer voorspelt, is er te zien; overdr. er is niets te vreezen, er is geen onraad, niets dat hindert, alles is in orde. Vgl. Harrebomée II, 38; Nkr. II, 18 Oct. p. 4: Mooi weertje vandaag, meneer. Zegt u dat wel, meneer. Er is om zoo te zeggen geen vuiltje aan de lucht; III, 9 Mei p. 6; ...
Er is geen wolkje aan de lucht
Spreekwoorden: (1914) Er is geen vuiltje (of geen wolkje) aan de lucht
eig. de lucht is helder; geen donkere wolk, die slecht weer voorspelt, is er te zien; overdr. er is niets te vreezen, er is geen onraad, niets dat hindert, alles is in orde. Vgl. Harrebomée II, 38; Nkr. II, 18 Oct. p. 4: Mooi weertje vandaag, meneer. Zegt u dat wel, meneer. Er is om zoo te zeggen geen vuiltje aan de lucht; III, 9 Mei p. 6; ...
Er is hommeles
Spreekwoorden: (1914) Er is hommeles,
d.w.z. de boel is er in de war, inzonderheid tengevolge van misverstand, van verkeerde verstandhonding; er is twist, verdeeldheid; hommeles hebben (met iemand), ruzie, mot hebben met iemand. In de 17<sup>de<-sup> eeuw staat deze zegswijze opgeteekend bij Winschooten, 111: Het sal daar lustig hommelis zijn, sij sullen daar geweldig oove...
Er is iets aan de knikker
Spreekwoorden: (1914) Er is iets (of een vuiltje) aan den knikker
d.w.z. er is iets niet in den haak, er is een vuiltje aan de lucht. Vgl. Van Eijk III, 90: daar is vuil aan den knikker, er moet wel iets van dat leelijke geval of gerucht bestaan; Sonnet, 56: Er schijnt toch inderdaad iets aan den knikker; Dievenp. 118: Als je een van je Amsterdamsche sneezen zoo met zoo'n vreemden Mof of Bels ziet rondkuieren, d...
Er is meer gelijk als eigen
Spreekwoorden: (1914) Er is meer gelijk dan (of als) eigen
d.w.z. ‘gelijkenis bewijst nog geen identiteit of verwantschap’. In de 17<sup>de<-sup> eeuw staat deze zegswijze o.a. bij Bredero I, 228 vs. 414:
Er is meer gelijk dan eigen
Spreekwoorden: (1914) Er is meer gelijk dan (of als) eigen
d.w.z. ‘gelijkenis bewijst nog geen identiteit of verwantschap’. In de 17<sup>de<-sup> eeuw staat deze zegswijze o.a. bij Bredero I, 228 vs. 414:
Er is met hem geen haven te bezeilen
Spreekwoorden: (1914) Er is met hem geen land (of haven) te bezeilen
d.w. eig. z. door zeilen is geen land met hem te bereiken; overdr. er is met hem niets te bereiken; niets te beginnen; niet om te gaan. Vgl. Witsen, 499 a: Landt met yemandt bezeilen: met yemandt over wegh komen, en omgaen; Winschooten, 78: Daar is geen haaven meede te beseilen, oneigendlijk: met hem is geen spit te wenden, hij deugd nergens toe; ...
Er is met hem geen land te bezeilen
Spreekwoorden: (1914) Er is met hem geen land (of haven) te bezeilen
d.w. eig. z. door zeilen is geen land met hem te bereiken; overdr. er is met hem niets te bereiken; niets te beginnen; niet om te gaan. Vgl. Witsen, 499 a: Landt met yemandt bezeilen: met yemandt over wegh komen, en omgaen; Winschooten, 78: Daar is geen haaven meede te beseilen, oneigendlijk: met hem is geen spit te wenden, hij deugd nergens toe; ...
Er is te veel dak op het huis
Spreekwoorden: (1914) Er is (te veel) dak op 't huis.
Men bezigt deze uitdrukking om te kennen te geven, dat er ongewenschte toehoorders in de nabijheid zijn en het raadzaam is om voorzichtig te zijn in het spreken. Wellicht in eigenlijken zin: er zit iemand op het dak, er is dus meer dak dan er noodig of wenschelijk is; syn. er zit een vlieg op de plank (Harreb. II, 187). Vgl. Tuinman I, 324: Daar i...
Er is werk aan de winkel
Spreekwoorden: (1914) Er is werk aan den winkel,
d.w.z. er valt wat te doen, te arbeiden; onder een ‘winkel’ zal men hier moeten verstaan een werkplaats1), een timmermanswinkel of een naaiwinkel (waar naaimeisjes onder een naaivrouw werken); vgl. Harreb. II, 453: Daar is werk aan den winkel; De Arbeid, 11 April 1914 p. 4 k. 1: Voor de Vrije Groep is er voorloopig werk aan den winkel:...
Er loopt een streek door
Spreekwoorden: (1914) Er loopt eene streep (of streek) door.
Dit wordt van iemand gezegd, die eenigszins in zijne hersenen gekrenkt is, wien het een weinig in zijne bovenverdieping scheelt. Hoogstwaarschijnlijk is deze zegswijze ontleend aan het weven; vgl. mnl. stripe, strepe, een verkeerde, minderwaardige draad in ongeverfde witte of grauwe stof (vgl. het hedendaagsche: er loopt een katoenen draad door, i...
Er loopt een streep door
Spreekwoorden: (1914) Er loopt eene streep (of streek) door.
Dit wordt van iemand gezegd, die eenigszins in zijne hersenen gekrenkt is, wien het een weinig in zijne bovenverdieping scheelt. Hoogstwaarschijnlijk is deze zegswijze ontleend aan het weven; vgl. mnl. stripe, strepe, een verkeerde, minderwaardige draad in ongeverfde witte of grauwe stof (vgl. het hedendaagsche: er loopt een katoenen draad door, i...
Er loopt iemand over mijn graf
Spreekwoorden: (1914) Er loopt iemand over mijn graf,
ook wel er loopt een hond over mijn graf, er springt een kikker over mijn graf zegt men, wanneer men eene plotselinge rilling over den rug gevoelt, zonder blijkbare oorzaak. Vgl. Huygens, Korenbl. II, 19: De menschen schricken, soo sy meenen, als yemand by gevall komt op haer graf te treen; Harreb. I, 256; 257; Van Eijk II, nal. 42; Hasebroek W. e...
Er met de brede bijl in hakken
Spreekwoorden: (1914) Er met de grove (breede) bijl in hakken,
d.w.z. ruw, driest, ook verkwistend te werk gaan; fig. groote woorden gebruiken, snoeven. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt de uitdr. voor bij Winschooten, 25: Hij hakter met een breede Bijl in: dat is, oneigendlijk hij gaat ruim te werk, hij snijd geweldig op. Zie ook Paffenr. 121; Van Effen, Spect. III, 36; Sewel, 142: Er met de bre&ec...
Er met de grove bijl in hakken
Spreekwoorden: (1914) Er met de grove (breede) bijl in hakken,
d.w.z. ruw, driest, ook verkwistend te werk gaan; fig. groote woorden gebruiken, snoeven. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt de uitdr. voor bij Winschooten, 25: Hij hakter met een breede Bijl in: dat is, oneigendlijk hij gaat ruim te werk, hij snijd geweldig op. Zie ook Paffenr. 121; Van Effen, Spect. III, 36; Sewel, 142: Er met de bre&ec...
Er niet van tussen kunnen
Spreekwoorden: (1914) Er niet van tusschen kunnen,
d.w.z. er niet aan kunnen ontkomen; het niet kunnen laten; eig. er niet tusschen uit kunnen komen; vgl. er van tusschen trekken (in Nkr. IV, 25 Dec. p. 4) en er tusschenuit trekken (in Nkr. V, 30 Sept. p. 6). Zie Cam. Obscura<sup>19<-sup>, blz. 164: Zoo even ontving ik de uitnoodiging tot een groot souper bij den heer Van Lemmer, waar ...
Er om koud zijn
Spreekwoorden: (1914) Er om koud (of omkoud) zijn (of raken)
d.w.z. verloren zijn, het leven kwijt zijn, een kind des doods zijn; in Drente: om koud zijn. Volgens De Vries, Taal- en Letterbode I, 43 vlgg. en Ndl. Wdb. X, 350, is deze uitdr. van vreemden oorsprong en ontleend aan het Deensche at falde (styrte, tumle) omkuld, omvallen, -storten, -tuimelen, eig. over den kop vallen, zoodat omkoud letterlijk zo...
Er omkoud raken
Spreekwoorden: (1914) Er om koud (of omkoud) zijn (of raken)
d.w.z. verloren zijn, het leven kwijt zijn, een kind des doods zijn; in Drente: om koud zijn. Volgens De Vries, Taal- en Letterbode I, 43 vlgg. en Ndl. Wdb. X, 350, is deze uitdr. van vreemden oorsprong en ontleend aan het Deensche at falde (styrte, tumle) omkuld, omvallen, -storten, -tuimelen, eig. over den kop vallen, zoodat omkoud letterlijk zo...
Er over uit zijn
Spreekwoorden: (1914) Er over uit zijn,
d.i. eig. uit iets zijn, over iets zijn, dat onaangenaam was, uit de moeilijkheid zijn, en vandaar in eene gemoedsstemming, die hiervan het gevolg is; opgetogen, waarvoor men in Zuid-Nederland zegt; er boven op zijn (De Bo, 176 a; Schuerm. Bijv. 50 a). Dialectisch komt de uitdr. ook voor in den zin van op iets uit zijn, in welke bet. ze in de 17&l...
Er schuilt een adder in het gras
Spreekwoorden: (1914) Er schuilt een adder in 't gras,
d.w.z. er ligt, onder het voorkomen der onschuld, een boosaardig opzet verborgen; fr. il y a anguille sous roche; hd. es ist eine Natter im Grase; eng. there is a snake in the grass. Het is eene vertaling van het lat. latet anguis in herba, dat voorkomt bij Vergilius Ecl. 3, 93, doch aldaar in letterlijken zin; in het mlat. is het reeds eene spree...
er tussen nemen
Spreekwoorden: (1914) Iemand er tusschen nemen (of hebben)
d.w.z. iemand (te pakken) nemen, hem onder handen nemen; hem in 't ootje nemen (zie n<sup>o<-sup>. 1714, ook voor de verklaring). Vgl. Boefje, 47: Vanmiddag hadden ze 'n vent er toch emmes tussche gehad; Zondagsblad van het Volk, 13 Juni 1914 p. 1 k. 3: Jaap begreep, dat-ie er ook nu weer tussen genomen werd; 6 Juni 1914 p. 1 k. 2: En ...
Er van langs krijgen
Spreekwoorden: (1914) Er van langs krijgen,
d.w.z. een pak slaag krijgen; ook een geducht standje krijgen of van zaken, die veel te lijden hebben; iemand er van langs geven, hem een pak slaag toedienen, hem flink op zijn nummer zetten. Eig. iemand langs d.i. over, zijn lichaam slagen toedienen. Zie Ndl. Wdb. VIII, 1064; Molema, 237: zij kriegen 'r wat (van) langs, zij krijgen slagen; zij wo...
Er warm bij zitten
Spreekwoorden: (1914) Er warm (of warmpjes) in (of bij) zitten,
d.w.z. gefortuneerd zijn, bemiddeld zijn; eig. gezegd van een schaap, dat goed in de wol zit, of van een vogel, die goed in de veeren zit (vgl. eng. to be in feathers naast to have feathered one's nest1)); Schuerm. 870 b: goed in zijnen wol komen, zitten, tot welstand komen of gekomen zijn, het wel hebben; Antw. Idiot. 365; 1418: goed of warm in z...
Er warmpjes bij zitten
Spreekwoorden: (1914) Er warm (of warmpjes) in (of bij) zitten,
d.w.z. gefortuneerd zijn, bemiddeld zijn; eig. gezegd van een schaap, dat goed in de wol zit, of van een vogel, die goed in de veeren zit (vgl. eng. to be in feathers naast to have feathered one's nest1)); Schuerm. 870 b: goed in zijnen wol komen, zitten, tot welstand komen of gekomen zijn, het wel hebben; Antw. Idiot. 365; 1418: goed of warm in z...
Er zijn kapers op de kust
Spreekwoorden: (1914) Er zijn kapers (of roovers) op de kust.
Deze uitdr. werd in de 17<sup>de<-sup> eeuw gebruikt in den algemeenen zin van: er is gevaar, blijkens Winschooten, 214: ‘Daar sijn roovers op de kust, dat is, daar is onraad’; in dezelfde beteekenis vindt men ze in de Gew. Weeuw III, 29; Paffenr. 68. Zie verder Tuinman I, 146: ‘Daar zyn roovers op de kust. Dat zegt m...
Er zijn martelaars en apostelen
Spreekwoorden: (1914) Er zijn martelaars en apostelen (of propheten).
Men voegt deze woorden tot troost en bemoediging toe aan iemand, die een tobberd is. Evenals vroeger niet ieder geroepen was om het verheven zendingswerk der Apostelen te verrichten, kan ook thans niet ieder uitmunten in wetenschap en kunst, doch niettemin een nuttig lid der maatschappij wezen, evenals de martelaars, al waren ze lijders, toch het ...
Er zijn meer hondjes die blom heten
Spreekwoorden: (1914) Er zijn meer hondjes die blom heeten.
Men bezigt deze uitdrukking, wanneer men, verleid door de gelijkheid van naam, iemand die geen schuld heeft, of in geenerlei betrekking tot iets staat, van iets beschuldigt. Vgl. R. Visscher, Brabb. 107: Om datter meer als een Hondt lodder hiet, heeft hy de rechtschuldige gemist; het fri. der binne mear hounen dy 't Blom (of Blafferf) hjitte; Harr...
Er zijn rovers op de kust
Spreekwoorden: (1914) Er zijn kapers (of roovers) op de kust.
Deze uitdr. werd in de 17<sup>de<-sup> eeuw gebruikt in den algemeenen zin van: er is gevaar, blijkens Winschooten, 214: ‘Daar sijn roovers op de kust, dat is, daar is onraad’; in dezelfde beteekenis vindt men ze in de Gew. Weeuw III, 29; Paffenr. 68. Zie verder Tuinman I, 146: ‘Daar zyn roovers op de kust. Dat zegt m...
Ergens blijven plakken
Spreekwoorden: (1914) Ergens blijven plakken,
d.w.z. ergens lang blijven praten; eig. als aan den stoel geplakt, zooals blijkt uit de Klucht v. Het bedurven huishouden (1703), bl. 29:
Ergens de klad inbrengen
Spreekwoorden: (1914) Ergens de klad inbrengen,
d.w.z. in den handel: door te goedkoop te verkoopen, de markt bederven en vandaar iets in discrediet brengen, in waarde doen verliezen. Zie Halma, 266: De klad ergens in brengen, vendre à nonprix, donner sa marchandise ou sa peine à trop bon marché; Sewel, 391: Hy brengt er de klad in, he undersells his goods or he undervalues...
Ergens een gooi naar doen
Spreekwoorden: (1914) Ergens een gooi naar doen,
d.w.z. een kans wagen om een zeker doel te bereiken. De uitdr. is ontleend aan het dobbelspel of aan het kegelen, eveneens een heele gooi naar iets doen, veel kans hebben een doel te bereiken, en daar is geen gooi naar, daarvoor is geen kans, geen mogelijkheid, hetzelfde als het bij Hooft, Ned. Hist. 839 voorkomende: eenen worp na iets hebben; vgl...
Ergens een potje kunnen breken
Spreekwoorden: (1914) Ergens een potje kunnen breken,
d.w.z. ergens iets mogen doen, dat een ander wordt kwalijk genomen; zoozeer bij iemand in de gunst staan, dat men die ook door een guitenstreek niet verliest (Ndl. Wdb. III, 1233); het tegenovergestelde derhalve van potje breken, potje betalen of potje breek, potje betaal (Joos, 204; Waasch Idiot. 533 b; Rutten, 180 a) en het fr. payer les pots ca...
Ergens een veer laten
Spreekwoorden: (1914) Ergens een veer laten,
d.w.z. verlies lijden; besproken, belasterd worden; eig. gezegd van een vogel, die in een gevecht een veer verliest; bij overdracht toegepast op personen, die iets van het hunne moeten inboeten; bep. schade lijden aan hun goeden naam. Zie mhd. ein feder lassen, einbusse erleiden; Sart. III, 2, 52: Ghy sulter van u veeren moeten laten, in hominem a...
Ergens geboren en getogen zijn
Spreekwoorden: (1914) Ergens geboren en getogen zijn,
d.w.z. ergens ter wereld gebracht en opgevoed zijn; ergens jong geweest zijn (V.d. Water, 91; Molema, 530); eng. to be born and bred (Prick,
Ergens geen aspergebedden aanleggen
Spreekwoorden: (1914) Ergens geen aspergebedden aanleggen,
ergens niet lang blijven; geen voornemen hebben ergens lang te blijven. Ook hij kan daar wel zijn sperziebedden aanleggen, omdat hij daar lang zal moeten blijven wonen. Vgl. Fri. Wdb. I, 61: As in dominy asperzjebêdden oanlizze lit, seit min wol, dat er him nei bliuwen set (dat hij plan heeft te blijven).
Ergens geen gat door zien
Spreekwoorden: (1914) Ergens geen gat in (of door) zien
d.w.z. geene opening (in de 17<sup>de<-sup> eeuw open), geen uitweg in iets zien; figuurlijk; geene uitkomst in iets zien, geen middel zien om uit de verlegenheid te geraken, om er zich door te helpen; in de 17<sup>de<-sup> eeuw: (den) dag door iets zien; Zuid-Nederland ievers geenen dag (of geen gat) deur zien; fr. ne voir...
Ergens geen gat in zien
Spreekwoorden: (1914) Ergens geen gat in (of door) zien
d.w.z. geene opening (in de 17<sup>de<-sup> eeuw open), geen uitweg in iets zien; figuurlijk; geene uitkomst in iets zien, geen middel zien om uit de verlegenheid te geraken, om er zich door te helpen; in de 17<sup>de<-sup> eeuw: (den) dag door iets zien; Zuid-Nederland ievers geenen dag (of geen gat) deur zien; fr. ne voir...
Ergens geen tabernakelen bouwen
Spreekwoorden: (1914) Ergens geen tabernakelen bouwen,
d.w.z. op de eene of andere plaats niet voor geruimen tijd blijven. ‘De spreekwijze is ontleend aan het verhaal der verheerlijking op den berg; zie Matth. 17; Mark. 9 en Luc. 9. Volgens dat verhaal waren Jakobus, Johannes en Petrus op den berg der verheerlijking en zagen daar Christus in verheerlijkte gedaante en Mozes en Elia met hem spreke...
Ergens in grasduinen
Spreekwoorden: (1914) Ergens in grasduinen,
d.w.z. naar hartelust toetasten, - te werk gaan; syn. 17<sup>de<-sup> eeuw in iets te biere gaan.1) Vgl. Nkr. VII, 4 Jan. p. 2: Geen lange roode vingers zullen in onze erfenissen, de vruchten van ijver en ontbering, gaan grasduinen. - Dit wkw. heeft zijn ontstaan te danken aan eene verkeerde opvatting van het meervoud grasduinen in de ...
Ergens in groeien
Spreekwoorden: (1914) Ergens in groeien.
Evenals men van verdriet en tegenspoed vermagert, afvalt, zoo kan men van genoegen en plezier groeien. Vandaar dat het middelnederlandsche mesten (vetworden) ende groyen, pleizier hebben, in de 17<sup>de<-sup> eeuw groeien eveneens zich verheugen kon beteekenen; zelfs werd soms aangegeven hoeveel men toenam in dikte; ergens een handdik...
Ergens kaas van gegeten hebben
Spreekwoorden: (1914) Ergens kaas (of pap) van gegeten hebben
d.w.z. ondervinding hebben van iets, tot de ingewijden behooren, in een bepaald opzicht geen onwetende zijn, dikwijls in ongunstigen zin, evenals het gron. 'k heb d'r kool (of kouk) van had, ik heb er de slechte gevolgen van ondervonden (Molema, 218 b; 536 b), dat te vergelijken is met hij heeft er van gesmuld, dat ironisch opgevat beteekent &lsqu...
Ergens lelijk mee geschoren zijn
Spreekwoorden: (1914) Ergens leelijk mee geschoren zijn (of zitten)
d.w.z. geplaagd, gekweld zijn met eene onoverkomelijke zwarigheid, verlegen zijn met iets, blijven zitten met iets. Het volt. deelw. geschoren behoort bij het ww. scheren, snijden, villen, fig. plunderen, kwellen, plagen; vgl. het mnl. ongescoren, niet gekweld, niet lastig gevallen, met rust gelaten; mhd. ungeschorn; nhd. ungeschoren in de uitdr. ...
Ergens naar slaan
Spreekwoorden: (1914) Ergens naar slaan,
ook wel ergens een slag naar slaan, d.w.z. ergens in het blinde naar raden; Kil.: Slaen nae eenigh dinck, j. gheraeden, coniicere, coniectare. De zegswijze luidde oorspr. ‘ergens naar slaan, als de blinde naar het ei’, zooals blijkt uit Lekensp. I, 2, 60:
Ergens niet zijn om vliegen te vangen
Spreekwoorden: (1914) Ergens niet zijn om vliegen te vangen,
d.i. ergens niet zijn om den tijd te verbeuzelen. Vgl. in de 16<sup>de<-sup> eeuw bij Servilius, 127: Muscas depellere, etiam hodie vulgato ioco dicitur, qui iocoso (sic) atque inutili fungitur officio, hij moet hem de vliegen keeren; Sartorius III, 8, 38: Muscas depellere, τὰς μυίας ἀπαμύνειν, de vliegen afkeeren,...
Ergens pap van gegeten hebben
Spreekwoorden: (1914) Ergens kaas (of pap) van gegeten hebben
d.w.z. ondervinding hebben van iets, tot de ingewijden behooren, in een bepaald opzicht geen onwetende zijn, dikwijls in ongunstigen zin, evenals het gron. 'k heb d'r kool (of kouk) van had, ik heb er de slechte gevolgen van ondervonden (Molema, 218 b; 536 b), dat te vergelijken is met hij heeft er van gesmuld, dat ironisch opgevat beteekent &lsqu...
Ergens thuisliggen
Spreekwoorden: (1914) Ergens thuisliggen,
d.w.z. ergens niets te zeggen hebben; een nul in het cijfer zijn; vgl. dial. hij ligt bij zijn vrouw thuis voor schoppen zeven; op Urk: IJ is maer en teuslegger, hij heeft thuis weinig of niets te zeggen (Taal en Ltb. VI, 44); eene elliptische uitdr. voor ‘ergens voor een oordje of een blanck thuis liggen’, dat is voor eene kleinigheid...
Ergens verzeild zijn
Spreekwoorden: (1914) Ergens verzeild zijn,
d.i. al zeilende in eene verkeerde richting varen, afdwalen, in ongelegenheid geraken, (slecht) belanden. Vgl. mnl. (hem) verseilen3); Kiliaen en Plantijn: Verseylen, naviger à l'esperdu, ou à l'escart; s'esgarer sur mer, velificare vel velificari errando; verseylt zijn, estre esgaré sur mer, errare velificando; Sartorius I, 1...
Eten uit de pot van Egypte
Spreekwoorden: (1914) Eten uit den pot van Egypte,
d.i. nog in het ouderlijk huis gevoed worden; voor zijn bestaan onbezorgd zijn, leven uit den korf zonder zorg (Waasch Idiot. 366 a), of zooals men in 't Friesch zegt fen de onbisoarge byt libje, eene herinnering aan den tijd, toen de Israëlieten bij de vleeschpotten van Egypte zaten, zich konden verzadigen met brood (Exod. XVI, 3) en te goed...
Eva's dochteren
Spreekwoorden: (1914) Eva's dochteren,
dat zijn vrouwen of meisjes; ‘meest met eene bijzondere zinspeling op het denkbeeld, zoo niet van verleiding3), dan toch van bekoring; ook wel van nieuwsgierigheid’ (Laurillard, 12); vgl. Adams kinderen (mannen). Volgens Harreb. I, 139 a wordt deze naam toegepast op nieuwsgierige meisjes of vrouwen; vgl. Teirl. 412: ge zijt 'n kerieuz'...
Evenknie
Spreekwoorden: (1914) Evenknie.
Hieronder verstaat men: iemands gelijke in eenig vak van kunst of wetenschap. In verschillende germ. talen komen de woorden voor knie en geslacht overeen; ook het lat. genu en het russische kolÄ›no beteekenen knie en geslacht. Opmerking verdient tevens, dat bij verschillende germ. stammen de verwantschap bij knieën, d.z. leden, berekend werd;...
ezel stoot zich niet tweemaal aan denzelfden steen
Spreekwoorden: (1914) Een ezel stoot zich niet tweemaal aan denzelfden steen,
d.w.z. iemand, die eens iets nadeeligs heeft ondervonden of eene fout heeft begaan, zorgt wel, dat dit geen tweede maal geschiedt. Te recht merkt Tuinman I, 370 op: Dat hebben wij van de Latynen. Asinus ad lapidem non bis offendit eundem. Zy zijn dan dwaazer dan ezels, die zich niet wachten voor dat geene, waar by zy zich eens qualyk bevonden hebb...
ezelsbrug
Spreekwoorden: (1914) Een ezelsbrug,
d.w.z. een hulpmiddel (ook met de lat. benaming pons asinorum genoemd), waardoor een werk al te gemakkelijk wordt gemaakt; zoo is eene vertaling van een schooljongen de ezelsbrug om de moeilijkheden van den oorspronkelijken tekst te boven te komen. Zie Wander I, 880; Schrader, 79 en Borchardt, n<sup>o<-sup>. 305. Zie ook Antw. Idiot. 4...
falie
Spreekwoorden: (1914) Op zijn falie krijgen,
d.w.z. afgeranseld worden; een pak slaag krijgen; iemand op zijn falie komen of geven, iemand afranselen. Onder een falie verstond men in de middeleeuwen een mantel, dien de vrouwen omsloegen, een soort regenmantel, een huik, in welke beteekenis het woord dialectisch nog bekend is (Hoeufft, 147). Thans wordt er dialectisch ook onder verstaan een s...
Faliekant
Spreekwoorden: (1914) Faliekant uitkomen (of uitloopen)
d.i. verkeerd uitkomen, nl. van verwachtingen en berekeningen. Het znw. faliekant (van het fr. faille en ndl. kant), dat reeds in de middeleeuwen moet hebben bestaan2), beteekent volgens Kiliaen: ‘angulus non aequalis, non quadratus aut rectus’, dus een niet rechte hoek, een scheeve kant. Vandaar dat wij ‘faliekant uitkomen&rsquo...
Faliekant uitkomen
Spreekwoorden: (1914) Faliekant uitkomen (of uitloopen)
d.i. verkeerd uitkomen, nl. van verwachtingen en berekeningen. Het znw. faliekant (van het fr. faille en ndl. kant), dat reeds in de middeleeuwen moet hebben bestaan2), beteekent volgens Kiliaen: ‘angulus non aequalis, non quadratus aut rectus’, dus een niet rechte hoek, een scheeve kant. Vandaar dat wij ‘faliekant uitkomen&rsquo...
Faliekant uitlopen
Spreekwoorden: (1914) Faliekant uitkomen (of uitloopen)
d.i. verkeerd uitkomen, nl. van verwachtingen en berekeningen. Het znw. faliekant (van het fr. faille en ndl. kant), dat reeds in de middeleeuwen moet hebben bestaan2), beteekent volgens Kiliaen: ‘angulus non aequalis, non quadratus aut rectus’, dus een niet rechte hoek, een scheeve kant. Vandaar dat wij ‘faliekant uitkomen&rsquo...
Fiasco
Spreekwoorden: (1914) Fiasco lijden (of maken)
d.w.z. geen succes hebben. In het Italiaansch bestaat de uitdrukking appiccare il fiasco ad alcuno, iemand een smet aanwrijven, vooral door een lasterschrift hem zijn crediet en goeden naam ontnemen. De oorsprong dezer uitdrukking moet worden gezocht in de middeleeuwsche straf van twistzieke vrouwen een steen in den vorm van een flesch om te hange...
Fiasco lijden
Spreekwoorden: (1914) Fiasco lijden (of maken)
d.w.z. geen succes hebben. In het Italiaansch bestaat de uitdrukking appiccare il fiasco ad alcuno, iemand een smet aanwrijven, vooral door een lasterschrift hem zijn crediet en goeden naam ontnemen. De oorsprong dezer uitdrukking moet worden gezocht in de middeleeuwsche straf van twistzieke vrouwen een steen in den vorm van een flesch om te hange...
Fiasco maken
Spreekwoorden: (1914) Fiasco lijden (of maken)
d.w.z. geen succes hebben. In het Italiaansch bestaat de uitdrukking appiccare il fiasco ad alcuno, iemand een smet aanwrijven, vooral door een lasterschrift hem zijn crediet en goeden naam ontnemen. De oorsprong dezer uitdrukking moet worden gezocht in de middeleeuwsche straf van twistzieke vrouwen een steen in den vorm van een flesch om te hange...
figuur maken
Spreekwoorden: (1914) Een figuur slaan (of maken)
d.w.z. zich op een bepaalde wijze gedragen, voordoen; ook van zaken gezegd, die in de eene of andere omgeving (niet) passen; Harreb. I, 191; fr. faire une belle, une bonne figure; hd. eine Figur machen; eng. to cut or to make a figure. Somtijds een figuur maken, slaan als modder, als een plee, als een gieter; vgl. Het Volk, 5 Dec. 1914 p. 7 k. 1: ...
figuur slaan
Spreekwoorden: (1914) Een figuur slaan (of maken)
d.w.z. zich op een bepaalde wijze gedragen, voordoen; ook van zaken gezegd, die in de eene of andere omgeving (niet) passen; Harreb. I, 191; fr. faire une belle, une bonne figure; hd. eine Figur machen; eng. to cut or to make a figure. Somtijds een figuur maken, slaan als modder, als een plee, als een gieter; vgl. Het Volk, 5 Dec. 1914 p. 7 k. 1: ...
fij
Spreekwoorden: (1914) Te hei of te fij,
d.i. van het eene uiterste in het andere, of àl te mooi of àl te leelijk, zoodat men nu eens hei roept, als uitdrukking van bewondering of vreugde, dan weer fij als uiting zijner verachting; vandaar: 't is (met hem, haar) zoo hei, zoo fij, nu de hoogste lof, straks de sterkste afkeuring. Vgl. Spieghel, 144: Na dat het reenberaad iet ...
Fiolen laten zorgen
Spreekwoorden: (1914) Fiolen laten zorgen,
d.w.z. onbezorgd zijn, zich niet bekommeren om hetgeen gebeurt, Bourgonje laten waaien (De Bo, 175 a). De uitdrukking komt sedert de middeleeuwen voor in ‘Van Vrouwen ende van Minne’, waar in een
flater
Spreekwoorden: (1914) Een flater begaan (of slaan)
d.i. eene domheid in het schrijven of spreken begaan (Taalk. Mag. II, 335); westvl. een pekkel draaien. Vermoedelijk is de eerste beteekenis van het znw. flater die van lap, daarna slag, oorveeg, in welke beteekenis het dial. nog bekend is (zie Gunnink, 129; De Bo, 324: fleter, fleers, flap,
flater begaan
Spreekwoorden: (1914) Een flater begaan (of slaan)
d.i. eene domheid in het schrijven of spreken begaan (Taalk. Mag. II, 335); westvl. een pekkel draaien. Vermoedelijk is de eerste beteekenis van het znw. flater die van lap, daarna slag, oorveeg, in welke beteekenis het dial. nog bekend is (zie Gunnink, 129; De Bo, 324: fleter, fleers, flap,
Flessentrekker
Spreekwoorden: (1914) Flesschentrekker,
d.i. een oplichter in den handel, een tiller1), bepaaldelijk iemand die bestellingen doet om de goederen tot elken prijs van de hand te zetten, zonder ze evenwel te betalen. Het woord is ontleend aan de Zuidnederlandsche uitdrukking op flesschen (of stoopkens, aarden kruiken) trekken; eig. bier of wijn op flesschen aftappen; overdr. iemand bedrieg...
Flikker
Spreekwoorden: (1914) Flikker,
een scheldwoord, zonder bepaalde beteekenis. Waarschijnlijk de stam van het ww. flikkeren, weerlichten; dan is te vergelijken bliksem, dat op dezelfde wijze gebruikt wordt, als ook donder. Het is echter niet onmogelijk dat andere beteekenissen van het ww. flikken, vleien, invloed hebben gehad; vgl. gron. flikkert, vleier; Boekenogen, 212: flikker...
Fluiten gaan
Spreekwoorden: (1914) Fluiten gaan,
d.w.z. er vandoor gaan; vgl. Harreb. III, 23 a: Hij gaat ermede fluiten; Waasch Idiot. 219 b: De kerel is gaan fluiten (of fluizen); Teirl. 430: Gaan fluiten, weggaan, wegloopen; in Twente: Loop en fluiten, scheer je weg!; hiernaast: fluiten, weg is het!; ook in het hd. zegt men flöten gehen, -machen naast fleiten gahn (Wander I, 1079) en val...
Fonkelnieuw
Spreekwoorden: (1914) Fonkelnieuw,
d.w.z. zeer nieuw, dat de glans er nog op ligt; zoo nieuw, dat het blinkt, fonkelt van nieuwheid. Vgl. mnl. viernieuwe, -nuwe; ndl. gloednieuw; fri. gloednij, glandnij (Molema, 126 a en dial. ndd.) en het eng. brandnew; Kiliaen: brandnieuw, viernieuw; 17<sup>de<-sup> eeuw vuurnieuw (eng. firenew); splinternieuw, spiegelnieuw, spiksplin...
Frank en vrij
Spreekwoorden: (1914) Frank en vrij,
ook geschreven vrank en vrij, wil zeggen: onbeschroomd, vrijmoedig. In de 16<sup>de<-sup> eeuw, evenals ook nu, vrij en vrank, zie Hooft, Ger. v. Velzen, 432: Vry en vranck; Ann. 987: Vrank en veiligh; Vondel, Adam in Ball. vs. 1328: Zoo leeftge vranck en vry; Tuinman II, 104 en Halma, 752: Hij gaat vrij en vrank over straat, il marche...
Franse slag
Spreekwoorden: (1914) Met den (of een) Franschen slag
d.w.z. niet degelijk, niet grondig, onnauwkeurig, slordig en half. In de 17<sup>de<-sup> en 18<sup>de<-sup> eeuw was de uitdrukking bekend als term in de rijkunst. Vgl. Gew. Weeuw. III, 6: Zy verstaan de Fransche slag, d.i. het klappen
Front maken
Spreekwoorden: (1914) Front maken,
d.w.z. pal staan, tot verweer gereed staan; eig. zich in slagorde stellen, zich tegenover zijnen vijand plaatsen. Onder het front verstaat men het voorhoofd (fr. front), de voorzijde; worden de soldaten nu tegenover den vijand geplaatst, dus met hun gezicht naar hem toe, dan maken zij front, dan stellen zij zich tegenover hem in slagorde (vgl. mnl...
Fut
Spreekwoorden: (1914) Fut.
Vooral in de zegswijze ‘er zit geen fut in hem’, of ‘alle fut (fuut) is er uit’, dat wil zeggen alle kracht, opgewektheid, energie, kavok (Maastricht), is er uit, wat men te Deventer fup noemt (Draaijer, 12). Zie Opprel, 56 a: fut, kracht, opgewektheid, levenslust; ook in den zin van sperma (evenzoo in het Westvl.); Molema,...
Gaar zijn
Spreekwoorden: (1914) Gaar zijn,
d.i. geslepen, uitgeslapen zijn ‘van personen in toepassing op de vaardigheid van allerlei voorkomende zaken te behandelen, of de gevatheid om zich in verschillende aangelegenheden er door te helpen; geschikt voor alles, van zessen klaar, bij de pinken’ (Ndl. Wdb. IV, 99); fr. être cuit et recuit. Algemeen in Noord-Nederland beke...
gaffel
Spreekwoorden: (1914) Van de gaffel in de greep vallen,
d.w.z. van den tweetand in den drietand (= drietandige vork) vallen; dus van kwaad tot erger; vgl. Tuinman I, 298: Van de gavel in de greep, dit drukt uit van kwaad tot erger vervallen. In het Geldersch: van de gavel in de greepe loopen (Gallée, 15 a; Dr. Bl. III, 45; V. Schothorst, 131). Vgl. van den wal in de sloot; van den regen in den d...
Gal
Spreekwoorden: (1914) Gal.
Onder gal verstaat men de door de lever afgescheiden bittere vloeistof, die in den twaalfvingerigen darm wordt uitgestort; in het bijzonder de benaming der vloeistof in toepassing op den invloed, dien zij op gemoedsstemming en karakter oefent, en wel als hoofdoorzaak beschouwd van den natuurlijken aanleg tot opvliegendheid, drift, toorn, wrok, enz...
Galgemaal
Spreekwoorden: (1914) Galgemaal.
Onder het galgemaal verstond men vroeger het laatste maal, dat een tot de galg veroordeelde gebruikte en dat uit de spijzen zijner keuze bestond. Thans bezigt men dit woord om schertsend aan te duiden het laatste maal, dat men ergens nuttigt, waar men eenigen tijd heeft vertoefd; dus in den zin van afscheidsmaal. Ook in het Duitsch kent men seine ...
gareel
Spreekwoorden: (1914) In hetzelfde gareel loopen,
d.w.z. nauw aan elkander verbonden zijn, altijd samen zijn, een zelfde taak of werk hebben, samen arbeiden; eigenlijk gezegd van twee trekdieren, die in hetzelfde getouw zijn aangespannen. Zie het Ndl. Wdb. IV, 287 en vgl. Sewel, 230; Halma, 149: Die twee loopen in 't zelve gareel of zijn altoos bij malkanderen, ces deux amis sont inséparab...
garnaal
Spreekwoorden: (1914) Een geheugen (of een memorie) hebben als een garnaal
d.w.z. een heel klein, een zwak geheugen hebben; de garnaal is hier het zinnebeeld van kleinheid of nietigheid. Bij Sartorius II, 10, 32: hy heeft een garnaets memory; Smetius, 271: hij heeft een memorij als een garnaet; 198: als een pekelharingh. Vgl. hiermede: het zijn vrienden (of maats) als olifanten1). De Vlamingen spreken van ‘een memo...
gat in de dag slapen
Spreekwoorden: (1914) Een gat in den dag (of morgen) slapen
d.w.z. een goed deel van den morgen slapende doorbrengen en zoodoende zijn dag of morgen verkorten; laat opstaan; 16<sup>de<-sup> eeuw: van tswarte int witte slapen; Kil.: hoogh in den dagh slaepen. Bij Plantijn: Een gat inden dach slapen, dormir la grasse matinee; in multam lucem dormire vel stertere, vel in multam diem. Vgl. verder H...
gat in de lucht slaan
Spreekwoorden: (1914) Een gat in de lucht slaan.
In scherts wordt dit gezegd, ‘ter aanduiding van een heftig gebaar van verbazing, waarbij men plotseling met de armen in de lucht slaat.’ Zie Tuinman I, 332; W. Leevend VI, 3; Harreb. I, 205 a en Ndl. Wdb. IV, 334. In de 17<sup>de<-sup> eeuw zeide men een gat in den hemel slaan, zooals we o.a. lezen in Hooft's Brieven, 501;...
gat stoppen
Spreekwoorden: (1914) Een gat stoppen,
d.w.z. een tekort aanvullen door het verstrekken der benoodigde gelden; eene schuld dekken; synoniem van het laat-mnl. een deur open doen om een venster te stoppen (zie Ndl. Wdb. III, 2464). Vgl. Winsch. 65: Dat gat is niet te stoppen, dat is, die schulden, die daar gemaakt sijn, die kunnen niet worden betaald. In de 18<sup>de<-sup> ee...
Gebbetjes maken
Spreekwoorden: (1914) Gebbetjes maken,
d.w.z. grapjes maken, dwaasheid uithalen. Gebbetje is het verkleinwoord van gebbe (= hebr. chibba, liefde), dus liefheidjes, aardigheidjes; vgl. Van Dale: gebbetje, grapje, gekheid, dwaas gebaar: gebbetjes maken; Köster Henke, 19: gebbetje, grapje, lolletje; Jord. 179: Thijs wou niet verder..... Zal wel weer een gebbetje zijn; Leersch. 123: O...
Geblazen zijn
Spreekwoorden: (1914) Geblazen zijn,
d.w.z. weggeblazen, weg zijn, ook: dood zijn, foetsie zijn.3) De uitdr. is hoogstwaarschijnlijk ontleend aan het damspel, waarbij men onder ‘blazen’ verstaat eene dam of eene schijf wegnemen, waarmede verzuimd is te slaan4). Vgl. Halma, 78: Eene dam of schijf in 't damspel blazen, souffler une dame, un pion; Sewel, 121: Een schijf, dam...
geboden
Spreekwoorden: (1914) De tien geboden.
Hiermede worden schertsender wijze wel eens bedoeld de tien vingers (zie Diamst. 301). Vgl. het eng. the ten commandments, dat we o.a. lezen in Shakespeare's Henry VI, 2<sup>de<-sup> part, Acte I, scene 3, waar de hertogin van Gloster deze woorden zegt:
geboren en getogen
Spreekwoorden: (1914) Ergens geboren en getogen zijn,
d.w.z. ergens ter wereld gebracht en opgevoed zijn; ergens jong geweest zijn (V.d. Water, 91; Molema, 530); eng. to be born and bred (Prick,
gebraden duiven zullen u niet in de mond vliegen
Spreekwoorden: (1914) De gebraden duiven zullen u niet in den mond vliegen.
Dit wordt gezegd tot hem, die meent door niets te doen, voordeel te zullen behalen. Vgl. Sartorius I, 6, 80: Dii facientes adjuvant, u sullen geen gebraede Duyven in de mondt vliegen. Ongeveer hetzelfde zegt Campen, 13: Het en sal v van sich selfs inden mont niet vlieghen. In plaats van duiven vindt men ook snippen, leeuweriken, patrijzen, ganzen,...
gebraden haan uithangen
Spreekwoorden: (1914) Den gebraden haan uithangen (of - spelen)
d.w.z. grof geld verteren, brassen. In de 17<sup>de<-sup> eeuw leest men bij Winschooten, 180: deese lui speelen lustig den gebraaden haan, d.i. gaan prachtig, overdadig gekleed. Ook in den zin van bluffen, geuren was de zegswijze eertijds bekend; zie Gew. Weuw. II, 7; Spaan 34; Sewel, 307; Van Effen, Spect. VII, 230; Halma, 200: De ge...
Gebrand zijn op iets
Spreekwoorden: (1914) Gebrand zijn op iets,
op iets gesteld zijn, ‘groen’, ‘groot’ zijn op iets; eig. branden van begeerte om iets te verkrijgen; vgl. Nkr. V, 10 Juni p. 2: Als u zoo gebrand bent op de eeuwige verdoemenis, dan moet u dit zelf maar weten; Nkr. VII, 26 Juli p. 2: Al ben je niet bijster op mij gebrand; Het Volk, 21 Oct. 1913, p. 5, k. 4: Maar de heer M....
Gedachten zijn tolvrij
Spreekwoorden: (1914) Gedachten zijn tolvrij,
‘ieder heeft de vrijheid om te denken wat bij hem opkomt’ (Ndl. Wdb. IV, 559); eene meening, die de Romeinen uitdrukten door cogitationis poenam nemo patitur, voor zijne gedachten wordt niemand gestraft (Ulpian. digest. 48, 19, 18). Onze zegswijze is eene vertaling van het lat. liberae sunt nostrae cogitationes (Cicero, pro Mil. 29, 79...
Gedane zaken nemen geen keer
Spreekwoorden: (1914) Gedane zaken nemen geen keer,
d.w.z. als iets geschied is, valt er niets meer aan te doen, is het niet ongedaan te maken en moet men de gevolgen dragen; vgl. Odussea VI, 9, 249; lat. factum fieri infectum non potest; praeterita mutare non possumus; mnl. ghesciede saken en mach men onghesciet niet maken; Vondel, Herkules, 750: Niemant kan wat eens gedaan is, weêr ontdoen;...
Gedienstige geesten
Spreekwoorden: (1914) Gedienstige geesten,
d.w.z. dienende geesten, dienstboden; 18<sup>de<-sup> eeuw dienstbare geesten. De uitdrukking herinnert aan Hebr. I, 14: Zijnse (de engelen) niet alle gedienstige geesten, die tot dienst uytgesonden worden? Hier wordt dus deze benaming toegepast op de engelen. Bij uitbreiding wordt de naam ook gebruikt voor een ieder, die een ander (so...
gedwaald
Spreekwoorden: (1914) Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald,
d.w.z. het is beter halverwege terug te keeren, wanneer men den slechten weg bewandelt, en te trachten een beter leven te leiden, dan op dien weg voort te gaan. In Zuid-Nederland onbekend. In het mnl. bij Willem v. Hildegaersberch, LIX, 23:
Geeft de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is
Spreekwoorden: (1914) Geeft den keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.
Eene zegswijze, die ontleend is aan Matth. XXII, vs. 21, en nu gebruikt wordt in dezen zin, ‘dat wij niet gewelddadig moeten ingrijpen in den politieken staat van zaken en tevens ons altoos door eerbied voor hetgeen heilig is en goed, door rechtschapenheid, waarheidsliefde, menschenmin moeten onderscheiden en alzoo de betamelijke hulde aan G...
Geeft men hem de vinger dan neemt hij de gehele hand
Spreekwoorden: (1914) Geeft men hem den vinger, dan neemt hij de geheele hand,
d.i. hij maakt op onbescheiden wijze gebruik van hetgeen hem wordt toegestaan; hij is nooit te voldoen (Ndl. Wdb. V, 1751). Vgl. mlat. cum servo nequam palmus datur, accipit ulnam; Servilius, 73: gheefdy eenen den vinger, so wilt hi de geheele hant hebben; Idinau, 213:
Geen a voor een b kennen
Spreekwoorden: (1914) Geen a voor een b kennen.
Dit is eigenlijk: geen a van een b kunnen onderscheiden, dus het abc niet kennen, overdrachtelijk: niets geleerd hebben, zeer onwetend zijn; ook wel: zeer dom zijn. De uitdrukking komt voor bij Servilius, 112: Hi en can niet een A voor een B, en bij Sartorius II, 7, 2: hy kent niet een A voor een B, ter vertaling van ne Aesopum quidem trivit: de v...
Geen bal
Spreekwoorden: (1914) Geen bal
In de studententaal wordt geen bal of de ballen1) gebruikt voor niets. Zoo zegt men: hij weet er geen bal (of de ballen) van; hij antwoordde geen bal; daar deugt geen bal van, enz. In de middeleeuwen werd bal reeds in dezen zin gebruikt ‘voor eene nietigheid, die men wegschopt’, bijv. in de Disp. 166: Niet een bal ne doech hem (helpt h...
Geen been in iets vinden
Spreekwoorden: (1914) Geen been (of graten) in iets vinden (of zien)
d.w.z. iets met gemak en vlug opeten, doordat er geen beenen in zijn, en vandaar: geen bezwaren in iets vinden, geen zwarigheid maken om iets te doen, vaak in toepassing op iets dat min of meer verboden is. Zie Tuinman I, 235; II, 163; Taalgids III, 272; Ndl. Wdb. II, 1299 en vgl. Kluchtsp. I, 178: Ick speel uyt den pot wat - Waermeê speeldy...
Geen been in iets zien
Spreekwoorden: (1914) Geen been (of graten) in iets vinden (of zien)
d.w.z. iets met gemak en vlug opeten, doordat er geen beenen in zijn, en vandaar: geen bezwaren in iets vinden, geen zwarigheid maken om iets te doen, vaak in toepassing op iets dat min of meer verboden is. Zie Tuinman I, 235; II, 163; Taalgids III, 272; Ndl. Wdb. II, 1299 en vgl. Kluchtsp. I, 178: Ick speel uyt den pot wat - Waermeê speeldy...
Geen benul hebben van iets
Spreekwoorden: (1914) Geen (flauw) benul hebben van iets,
d.w.z. geen begrip van iets hebben, geen grint van iets hebben, zooals in de Zaanstreek gehoord wordt; vandaar: een onbenul of onbenullig zijn, onbeteekenend, niets waardig zijn. Vroeger zeide men niet ‘benul’, maar belul hebben, welks afleiding nog niet voldoende verklaard is.2) Bij Weiland staat het nog niet opgeteekend, en nog in he...