Soortenbank

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > dieren, planten en paddenstoelen
Datum & Land: 01/10/2008, NL
Woorden: 7401


Mantispa styriaca
Spanwijdte vleugels 15-35 mm, juni-augustus -Kenmerken- Deze bruingeel getekende soort doet denken aan een kleine bidsprinkhaan vanwege de voorste paar vangpoten. Net zoals bij de meeste bidsprinkhanen is de prothorax sterk verlengd en de als een zakmes inklapbare voorpoten zijn sterk naar voren ingeplant. De getande schenen van de vangpoten kunnen...

maquis
Lage tot middelhoge struikachtige Mediterrane vegetatie. Garrigue is een verstoorde, meestal lage. maquisvegetatie met vaak veel doornstruiken. Alternatieven: garrigue

Maretak
(Viscum album) -Maretak- RH. 1391 -Rode Lijst 4- Volledige wetenschappelijke naam: Viscum album L. Diagnostische kenmerken: Kleine, in omtrek bolvormige struik, die in de kroon van bomen op zwaardere takken groeit. Stengel gaffelvormig vertakt. Bladen langwerpig-spatelv

marginaal
De grens van het gesloten areaal loopt door Nederland, of de vindplaatsen in Nederland liggen geheel buiten maar vlakbij (op niet meer dan 100 km) van het gesloten areaal

Margriet
(Genus Leucanthemum) -Margriet- Volledige wetenschappelijke naam: Leucanthemum Mill.

Mariadistel
(Silybum marianum) -Mariadistel- BB. 1737 Volledige wetenschappelijke naam: Silybum marianum (L.) Gaertn. Diagnostische kenmerken: Stengel iets wollig tot spinnenwebachtig behaard. Bladen aan de rand met gele stekels, wit gevlekt of langs de nerven wit gerand, de onderste l

maritiem
Verwijst naar alles wat met zee te maken heeft.

Marjolein
(Genus Origanum) -Marjolein- Volledige wetenschappelijke naam: Origanum L.

Marmereend
(Marmaronetta angustirostris) -Wetenschappelijke naam: - Marmaronetta angustirostris (Menetries, 1832) -Nederlandse naam: - Marmereend -Vogelgroep:- Grondeleenden -Veldkenmerken.- 39-42 cm. Iets groter dan Wintertaling, met langere nek en grotere kop. Bleekbruin verenkleed overdekt me

Marmererebia
(Erebia montana) (Prunner, 1798) Marmererebia -Beschrijving: - De marmererebia is vooral te vinden op droge, warme, rotsachtige hellingen met stukken grazige vegetatie, in bloemrijke graslanden en soms bij bossen. De bodem bestaat meestal uit kalksteen. Als de vlinders met gesloten vleugels op de grond of op stenen zitten, vallen ze nauwelijks op; ze bezoeken echte...

Maskerbloem
(Genus Mimulus) -Maskerbloem- Volledige wetenschappelijke naam: Mimulus L.

Maskerklauwier
(Lanius nubicus) -Wetenschappelijke naam: - Lanius nubicus Lichtenstein, 1823 -Nederlandse naam: - Maskerklauwier -Vogelgroep:- Klauwieren -Veldkenmerken.- 17 cm. Formaat gelijk aan Roodkopklauwier maar heeft langere staart. Bovendelen hoofdzakelijk zwart met witte schoud

Maskerwants
(Reduvius personatus) maskerwants Lengte 15-18 mm, mei-augustus -Kenmerken- Grote, chocoladebruine tot zwarte, duidelijk afgeplatte roofwants (102 1a g). -Voorkomen- Tussen stenen en in boomholten, maar vaak algemeen in en bij gebouwen. -Levenswijze- Nachtactieve soort. Vliegt vaak op verlichte vensters. De wants maakt jacht op allerlei soorten insecten, waaronder vlieg...

Matkop
(Parus montanus) -Wetenschappelijke naam: - Parus montanus Conrad von Baldenstein 1827 -Nederlandse naam: - Matkop -Vogelgroep:- Mezen -Veldkenmerken.- 11,5 cm. Moeilijk te onderscheiden van Glanskop, afgezien van geluid. Kruin, nek en keel zwart, bovendelen bruin of grij

Mattenbies
(Schoenoplectus lacustris) -Mattenbies - RH. 1155 Volledige wetenschappelijke naam: Schoenoplectus lacustris (L.) Palla Diagnostische kenmerken t.o.v. Schoenoplectus tabernaemontani: Wortelstok hard en gemakkelijk brekend, eerst wit, later roodbruin. Stengel meestal licht- of donke

maxillair
betreffende de maxillen.

maxille
de onderkaak, vlak achter de mandibels gelegen. De maxillen helpen bij het opsporen en verwerken van voedsel en zijn vaak omgevormd tot buisvormige structuren voor het opzuigen van vloeistoffen. Alternatieven: maxilla maxillae maxillen

media
een lengteader ongeveer in of nabij het midden van vleugel van de meeste insecten.

mediterraan
Afkomstig uit het gebied rond de Middellandse Zee. Het Mediterrane klimaat wordt gekarakteriseerd door warme droge zomers en zachte regenrijke winters (gemiddelde maandtemperatuur nooit onder de 6 °C) en een eigen vegetatietype. Alternatieven: mediterrane

meduse
Vrijzwemmend, geslachtelijk stadium bij hydroïdpoliepen en schijfkwallen.

Meekrap
(Rubia tinctorum) -Meekrap- RH. 1088 -Rode Lijst 1- Volledige wetenschappelijke naam: Rubia tinctorum L. Diagnostische kenmerken: Stengel vierkantig, op de ribben stekelig ruw door naar beneden gerichte stekeltjes. Bladen lancetvormig, met aan de onderzijde sterk uitspring

Meelbes
(Sorbus aria) -Meelbes- BB. 5146 Volledige wetenschappelijke naam: Sorbus aria (L.) Crantz Diagnostische kenmerken t.o.v. Sorbus intermedia: Bladen ook aan de voet niet gelobd, dubbel gezaagd, van onderen witviltig. Tot 20,00. Mei-juni. Fanerofyt. Zeldzaamheid en versp

meeldraad
Het mannelijke voortplantingsorgaan van een bloem, meestal bestaand uit een tweehokkige helmknop (welke het stuifmeel of pollen bevat) op een steel (helmdraad).De meeldraden kunnen op verschillende manieren t.o.v. de kroonbladen zijn geplaatst. Alternatieven: meeldraden

Meelkop
(Rozites caperatus) -Nederlandse naam:- Meelkop (Zigeuner) -Beschrijving- Hoed kegel- of klokvormig tot uitgespreid, Ø 8-10 cm, wit berijpt, honinggeel tot bleek okerbruin, jong met velumresten aan de inscheurende hoedrand. Lamellen crème tot bleek okerbruin, met een gekerfd

Meeltor
(Tenebrio molitor) meeltor Lengte 12-18 mm, januari-december. -Kenmerken- Behoort tot een groep die op loopkevers lijken. Kop breed en afgeplat. Dekschilden met lengtestrepen. Donkerbruin van kleur. -Voorkomen- In huizen in graan- en meelproducten. In de vrije natuur vrij zeldzaam, onder andere in holle bomen en vogelnesten. Komt op licht af. -Levenswijze- De larve v...

meer
Natuurlijk groot open water (grens arbitrair bepaald als zijnde groter dan 100 hectare), waar wind en golven vrij spel hebben en hun invloed uitoefenen op de oevers. Als een meer dieper is dan 8 meter is er meestal weinig oeverbegroeiing aanwezig, maar wel een smal strand. Alternatieven: meren

Meerkikker
(Pelophylax ridibundus) Meerkikker -Uiterlijke kenmerken- Lichaamslengte tot 15 cm, meestal kleiner. Vrouwtjes zijn het grootst. Snuit breed en plat. Ogen staan dicht bij elkaar. Huid vaak wrattig en ruw. Rug grijs tot olijfbruin, soms donker- tot lichtgroen of gelig, met een patroon van donkere vlekken. Een lichtgroene of gelige lengtestreep midden op de rug, kop meestal...

Meerkoet
(Fulica atra) -Wetenschappelijke naam: - Fulica atra Linnaeus, 1758 -Nederlandse naam: - Meerkoet -Vogelgroep:- Koeten -Veldkenmerken.- 38 cm. Een geheel zwarte, ronde watervogel met glanzende zwarte kop en nek en witte bles en snavel. In vlucht is smalle, witte achter

meeuwen
(Deel van de) Triviale naam voor soorten behorend tot de familie Laridae, subfamilie Larinae (Charadriiformes, onderorde Lari) en in het meervoud de algemene term voor de subfamilie. Meeuwen behoren tot de best bekende zeevogels en zijn kosmopolitisch (ook op Antarctica), hoewel de meeste op het Noordelijk Halfrond voorkomen. De meeste soorten zijn...

Megachile nigriventris
Lengte 13-16 mm, mei-juli. -Kenmerken- Bij jonge vrouwtjes (298 2 g) is het borststuk en het eerste achterlijfssegment helder vosrood, de rest van het achterlijf inclusief de buikschuier zwart. Mannetje lijkt op Megachile willughbiella, maar is dichter behaard, met witte, verbrede voortarsen met lange haarrij langs de rand. -Voorkomen- Vooral in de...

Meidoorn
(Genus Crataegus) -Meidoorn- Volledige wetenschappelijke naam: Crataegus L. Opm. De soorten vormen geheel of gedeeltelijk vruchtbare bastaarden. De determinatie wordt voorts bemoeilijkt omdat vele meidoorns zijn aangeplant uit cultuur; voor een deel zijn zulke planten ook

Meidoornbesgeweizwam
(Xylaria oxyacanthae) -Nederlandse naam:- Meidoornbesgeweizwam -Beschrijving- Vruchtlichaam afgeplat cylindrisch tot smal knotsvormig, gevorkt-vertakt, 2-4 cm x 3-6 mm. Bovenste deel zwart, april-mei door conidiën witgeel. Steel harig, zwart. -Voorkomen- Op in de humus begrave

Meidoorndonsvoetje
(Tubaria dispersa) -Nederlandse naam:- Meidoorndonsvoetje -Beschrijving- Hoed gewelfd tot vlak, Ø 5-20 mm, fijn fluwelig, crème-bruin tot okerbruingeel, vochtig met een gestreepte rand. Lamellen bleekgeel tot okerkleurig. Steel 15-30 x 1-2 mm, wittig-crème. Vlees wittig. -V

Meidoornrotkelkje
(Monilinia johnsonii) -Nederlandse naam:- Meidoornrotkelkje -Beschrijving- < 1cm: loep Vruchtlichaam beker- tot schotelvormig, Ø 4-9 mm. Binnenzijde bleekbruin. Buitenzijde bleek- tot rossigbruin, diep wortelend. Steel bruin. -Voorkomen- Op gemummificeerde (begraven) meidoornb

Meidoornstippelmot
(Yponomeuta padella) meidoornstippelmot Spanwijdte vleugels 19-22mm, juli-augustus -Kenmerken- Vrij kleine stippelmot (familie Yponomeutidae) met 3 rijen zwarte puntjes op de smalle, witte voorvleugels. Vleugelranden grijzig van kleur. -Voorkomen- Algemeen langs bosranden, in parklandschappen en tuinen. -Levenswijze- De rupsen van de meidoornstippelmot leven in groepen...

Melanoplus trigidus
Lengte 17-26 mm, juli-oktober -Kenmerken- Grondkleur geelbruin, groengrijs of grijsbruin, vaak zeer bont gekleurd. Vleugels laten ongeveer de helft van het achterlijf onbedekt. -Voorkomen- Een soort uit het hooggebergte van de Centrale Alpen komt alleen voor boven de boomgrens tot 3000 m. op kale alpenweiden en dwergstruikheiden. In Zwitserland en ...

Melasina cilaris
Spanwijdte vleugels mannetje 20-24 mm. vrouwtje 25-32 mm, juni-juli -Kenmerken- Beide seksen gevleugeld. Vleugels eenkleurig zwart (volwassen mot niet afgebeeld). -Voorkomen- Een alpiene soort die in open berglandschappen voorkomt en die boven de 2000 m zeer verspreid is. -Levenswijze- De rups is aan de segmenten van het borststuk donker getekend. ...

Melde
(Genus Atriplex) -Melde- Volledige wetenschappelijke naam: Atriplex L.

Melganzenvoet
(Chenopodium album) -Melganzenvoet - RH. 0306 Volledige wetenschappelijke naam: Chenopodium album L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Chenopodium ficifolium: Bladen zeer variabel van vorm: geheel gaafrandig en langwerpig tot lancetvormig, of sterk bochtig getand en soms spiesv

Melig dwergkorstje
(Trechispora farinacea) -Nederlandse naam:- Melig dwergkorstje -Beschrijving- < 1cm: loep Vruchtlichaam ijl korstvormig, Ø tot enkele cm. Hymenium spinnenwebachtig of korrelig met fijne wratjes of stekeltjes, wit tot crème, met een gewimperde rand met witte rhizomorfen. -Voorkom

Melige pruimenluis
(Hyalopterus pruni) melige pruimenluis Lengte 2-3 mm, mei-september -Kenmerken- Lichaam smal, naar achteren toegespitst, met zeer korte siphonen. -Voorkomen- Vooral op pruimen, sleepruim en grassen op vochtige plaatsen, overal algemeen. -Levenswijze- De soort leeft tot midden in de zomer aan de onderzijde van bladeren van pruim en sleepruim. De gevleugelde dieren wiss...

Melige toorts
(Verbascum lychnitis) -Melige toorts- RH. 1339 -Rode Lijst 2- Volledige wetenschappelijke naam: Verbascum lychnitis L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Verbascum nigrum: Rozetbladen en onderste stengelbladen geleidelijk in de 1-3(-10) cm lange steel versmald, met wigvormige voet

Meliscaeva cinctella
Lengte 9-11 mm, april-september. -Kenmerken- Zeer slanke zweefvlieg met zwarte dwarsbanden op het gele achterlijf en bovendien op het tweede segment met een zwarte lengteband. -Voorkomen- Algemeen in velerlei biotopen. -Levenswijze- Ontwikkelt zich als larve op bladluizen.

Melkboleet
(Suillus granulatus) -Nederlandse naam:- Melkboleet -Beschrijving- Hoed gewelfd, Ø 3-9 cm, kleverig, glanzend, roestbruin tot gelig. Buisjes bleekgeel tot geelbruin. Poriën klein, bleekgeel tot geelbruin, met waterige melkdruppels. Steel citroengeel, met witte of bleekgele, w

Melkdistel
(Genus Sonchus) -Melkdistel- Volledige wetenschappelijke naam: Sonchus L. Opm. Bloemhoofdjesbodem vlak, zonder stroschubben. Pappus met 2 soorten haren: blijvende haren en afvallende, zachtere, in groepjes bijeen geplaatste haren.

Melkeppe
(Peucedanum palustre) -Melkeppe- RH. 0929 Volledige wetenschappelijke naam: Peucedanum palustre (L.) Moench Diagnostische kenmerken t.o.v. Peucedanum carvifolia: Wortelstok aan de voet niet door vezels omgeven. Stengel hol. Onderste bladen 2-4-voudig geveerd, de schijf in omtr

Melkkruid
(Glaux maritima) -Melkkruid- RH. 0581 Volledige wetenschappelijke naam: Glaux maritima L. Diagnostische kenmerken: Stengel rechtopstaand of liggend-opstijgend, dicht bebladerd. Bladen tegenoverstaand of de bovenste verspreid, elliptisch tot lijnvormig, iets vlezig. Bloeme

Melkviooltje
(Viola persicifolia) -Melkviooltje - RH. 1389 -Rode Lijst 1- Volledige wetenschappelijke naam: Viola persicifolia Schreb. Diagnostische kenmerken t.o.v. Viola canina: Plant met ondergrondse uitlopers. Stengel rechtopstaand. Bladen vaak dunner, aan de voet zwak hartvormig tot

Melkzwammen
(Genus Lactarius) -Nederlandse naam:- Melkzwammen Een omvangrijke groep van Plaatjeszwammen met stevige, meestal vlak trechtervormige vruchtlichamen, die bij beschadiging een al dan niet verkleurend melksap uitscheiden, zie de Zwavelmelkzwam (570.jpg) met min of meer aflop

Meloen
(Cucumis melo) -Meloen - BB. 5050 Volledige wetenschappelijke naam: Cucumis melo L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Cucumis sativus: Bladen 3-7-lobbig, met afgeronde lobben, aan de voet breed hartvormig ingesneden. Vrucht afgeplat bolvormig of ellipsoïdisch, knobbelig ru

Meloenkwalletje
(Beroe cucumis) Beroe cucumis (Fabricius) -Nederlandse naam:- Meloenkwalletje -Beschrijving:- Vingerhoed- of mijtervormig, ook wel als tulpvormig aangeduid; mondzijde enigszins afgeplat. Maximaal 15 cm lang. 8 trilhaarrijen op van gelijke lengte, van de top tot ca. 3-4 van de lengte, op ribben die helemaal tot onderaan lopen. Deze trilhaarrijen kunnen schitterend ...

membraneus
vliezig, vaak transparant (doorschijnend). Alternatieven: membraneuze

Mercuurwaterjuffer
(Coenagrion mercuriale) Coenagrion mercuriale (Charpentier, 1840) Mercuurwaterjuffer -Omschrijving- [laatste larvale stadium, (fig. Cmercurl.tif) (fig. Cmercurt.tif)] (naar Gardner, 1977; Ris, 1909; in Corbet, 1955 een uitgebreide beschrijving van alle stadia; Heidemann & Seidenbusch, 1993) Lengte 15-17 mm (exuviae 11-13 mm), waarvan 3,5-4 mm voor de caudale lamellen....

Merel
(Turdus merula) -Wetenschappelijke naam: - Turdus merula Linnaeus, 1758 -Nederlandse naam: - Merel -Vogelgroep:- Lijsters -Veldkenmerken.- 25 cm. Mannetje eenvoudig herkenbaar aan geheel zwarte verenkleed met gele of oranje snavel en oogring. Vrouwtje meer variabel, donk

merg
Centraal weefsel in planten waar inwendig meerdere soorten cellen te onderscheiden zijn. Alternatieven: medulla

Meriansborstel
(Calliteara pudibunda) meriansborstel Spanwijdte vleugels 40-45 mm, april-juli -Kenmerken- Sterk behaard, witachtig tot donkerbruin met vage tekening. Strekt de voorpoten in rust sterk naar voren (372 5a g). -Voorkomen- Algemeen in bosrijke gebieden. -Levenswijze- Rups lichtgeel met 4 witte haartoefjes op de rug en een rode, penseelvormige borstel op het achterste segmen...

mesonotum
het dorsale deel van het tweede thoracale segment (mesothorax); gewoonlijk het grootste van de thoracale sclerieten.

mesopleuron
het scleriet of de sclerieten, waaruit de zijkant van de mesothorax is opgebouwd.

mesoscutellum
het achterste deel van de drie delen van het mesonotum, vaak min of meer driehoekig of schildvormig. Gewoonlijk afgekort tot scutellum. Alternatieven: scutellum

mesoscutum
het middelste en gewoonlijk grootste deel van het mesonotum.

mesosoma
gedeelte van het lichaam tussen de kop en de tweede lichaamsinsnoering bij Hymenoptera met een 'wespentaille' (onderorde Apocrita).

mesosternum
de ventrale zijde van de mesothorax.

mesothorax
het middelste van de drie thoraxsegmenten.

mesotroof
middelmatig voedselrijk Alternatieven: mesotrofe

Mesovelia furcata
Lengte 3-3,5 mm, januari-december -Kenmerken- Lijkt enigszins op een bladluis. Groenig of olijfkleurig met een kenmerkende, uitgelopen donkere tekening op de rugzijde (familie Mesoveliidae). -Voorkomen- Op stilstaande wateren, vaak op drijvende bladeren van waterlelies te vinden. Tamelijk algemeen -Levenswijze- De wantsen houden zich vaak in dichte...

Messingkever
(Niptus hololeucos) messingkever Lengte 4-4,5 mm, januari-december. -Kenmerken- Lichaam kort en sterk gewelfd. Kop bijna onder halsschild verborgen. De kever is bekleed met goudglanzende haren. -Voorkomen- Oorspronkelijk uit India en Pakistan. Bij ons vooral in huizen (oudbouw) algemeen, 2 generaties per jaar. -Levenswijze- Vooral na renoveringsmaatregelen soms massaa...

Mestkaalkopje
(Psilocybe coprophila) -Nederlandse naam:- Mestkaalkopje -Beschrijving- Hoed halfbolvormig tot klokvormig, Ø 10-25 mm, kleverig, glanzend, gelig-bruin tot bleek rossig-bruin. Lamellen dicht opeen, wittig-grijzig tot lilabruin. Steel 2-4 cm x 1-2 mm, witvlokkig, bleekbruin, met

Mestkevers
(Familie Scarabaeidae) mestkevers en bladsprietkevers -Kenmerken- Een grote groep in de tropen, die worden gekenmerkt aan hun voelsprieten die aan het uiteinde uit minstens 3 blaadjes bestaan, die tegen elkaar kunnen worden gevouwen. Veel Europese soorten kunnen striduleren door de dekschilden tegen het achterlijf te wrijven. -Voorkomen- Zo'n 200 soorten in Europa en ca....

Metaalglanslibel
(Somatochlora metallica) metaalglanslibel Spanwijdte vleugels 70-75 mm, juni-september -Kenmerken- Meestal wat meer metallisch dan de smaragdlibel (de afbeelding toont een net uitgekropen, nog niet uitgekleurd exemplaar, 056 2 g). Achterlijf van het mannetje is in het midden het breedst bij het vrouwtje is aan de buikzijde een legboor te zien die rechthoekig van het lichaa...

Metaalglanslibel
(Somatochlora metallica) Somatochlora metallica (Vander Linden, 1825) Metaalglanslibel -Omschrijving- [laatste larvale stadium, (fig. Smetalll.tif)] (naar Gardner, 1977; Lucas, 1930; Müller, 1990; Münchberg, 1932c; Ris, 1909, 1911) Lijkt op larve van S. flavomaculata, maar is groter en breder. Lengte 22-26 mm. Lichaam donker ovaal met lichte vlekken en stippen. -...

Metaalvlinder
(Adscita geryon) metaalvlinder Spanwijdte vleugels ca. 20 mm, juni-augustus -Kenmerken- Voorvleugels helder metaalkleurig groen. Achtervleugels donkergrijs. Mannetjes met gekamde voelsprieten. -Voorkomen- Niet algemeen, op warme, open (kalk)graslanden en op stenige bergweiden in de Alpen. Niet in Nederland en België. (De zeer gelijkende standkruidvlinder, A. s...

Metamorfose
Proces waarbij larve verandert in een op de volwassen dieren lijkende vorm. Ook wel gedaanteverwisseling genoemd. Alternatieven: metamorfoseren gemetamorfoseerde gemetamorfoseerd

metamorfose
de gedaanteverwisseling van een jong insect tot een volwassen dier. Soms zijn de veranderingen geleidelijk, zoals bij de sprinkhanen, dan spreekt men van een onvolledige gedaanteverwisseling. Soms ook zijn de veranderingen zeer groot en komt er een popstadium bij te pas, zoals bij de vlinders en kevers. Men spreekt dan van een volledige gedaantever...

metanotum
de dorsale zijde van de metathorax. Het is vaak erg klein en de onderdelen ervan zijn gewoonlijk onduidelijk.

metapleuron
het scleriet of de sclerieten, die de zijkanten van de metathorax vormen.

metapneustisch
wanneer bij een insect alleen het achterste paar ademhalingsopeningen (stigmata) open is, de andere liggen vaak onderhuids of zijn afgesloten (metapneustische larve, vaak bij de orde Diptera).

metasoma
gedeelte van het lichaam na de tweede lichaamsinsnoering bij Hymenoptera met een 'wespentaille' (onderorde Apocrita).

metasternum
de ventrale zijde van de metathorax.

metatarsus
zie basitarsus. Alternatieven: metatars

Metatarsusknobbel
Uitstekende knobbel bij het begin van de eerste (binnenste) teen van de achterpoot bij veel kikkers en padden. Alternatieven: metatarsusknobbels

metathorax
achterste van de drie thoraxsegmenten.

Mi-vlinder
(Callistege mi) mi-vlinder Spanwijdte vleugels 25-30 mm, mei-juni -Kenmerken- Voorvleugels grijs met wit omgrensde, bruine banden en vlekken. -Voorkomen- Langs bosranden en wegen op grazige plaatsen en tussen struiken. -Levenswijze- Dagactieve vlinder. Lichtbruine rups met crèmekleurige zijlijn, opvallend slank, lijkt op spanrups met slechts 2 paar buikpote...

Michelinmannetje
(Pycnogonum littorale) Pycnogonum littorale (Ström, 1762) -Nederlandse naam:- Michelinmannetje -Beschrijving:- Dit familielid van de rode zeespin (Nymphon rubrum ) is even moeilijk te vinden. Hij heeft een lichaam van ongeveer 2 cm lengte, met vier paar sterk gelede poten die vrijwel even dik en even lang zijn als het lichaam. Aan het eind van elke poot zit een soor...

Microfungi
lagere schimmels, die niet in staat zijn om zich geslachtelijk voort te planten, of waarvan de eventuele geslachtelijke voortplantingsvorm niet bekend is en waarvan de vruchtlichamen meestal kleiner dan 1 millimeter zijn.(4A.jpg) (5.jpg)

Micron
eenduizendste millimeter.

micropteer
met zeer kleine vleugels.

Micropterix calthella
Spanwijdte vleugels 7-10 mm, mei-juni -Kenmerken- Behoort tot de oermotten (familie Micropterigidae). Vleugels ongebandeerd met groene glans, voorhoofd met goudkleurige haarkam. -Voorkomen- Tamelijk algemeen op vochtige plaatsen, op open plekken in het bos bij water. -Levenswijze- Als zeer primitieve vertegenwoordigers van de onderorde Zeugloptera ...

microscopisch
Door middel van een microscoop of loep te zien.

Microvelia reticulata
Lengte 1,5-2 mm, januari-december -Kenmerken- Lijkt op een minuscule beekloper. Donker van kleur (familie Microveliidae). -Voorkomen- Op stilstaand water, meestal in de oever. Overal tamelijk algemeen. -Levenswijze- Ondanks de geringe grootte van deze soort vallen ze vaak op, omdat ze zich dikwijls in grote groepen op de waterspiegel manifesteren.

Middelste Bonte Specht
(Dendrocopos medius) -Wetenschappelijke naam: - Dendrocopos medius (Linnaeus, 1758) -Nederlandse naam: - Middelste Bonte Specht -Vogelgroep:- Spechten -Veldkenmerken.- 22 cm. Lijkt wat op juveniele Grote Bonte Specht vanwege zwartwitte verenkleed en rode kopkap, maar is klein

Middelste duivenkervel
(Fumaria muralis subsp. boraei) -Middelste duivenkervel - RH. 1690 Volledige wetenschappelijke naam: Fumaria muralis Koch subsp. boraei (Jord.) Pugsley Zie soort: Fumaria muralis Diagnostische kenmerken t.o.v. Fumaria capreolata : Vruchtstelen recht, schuin afstaand. Trossen vrij los, 6

Middelste ganzerik
(Potentilla intermedia) -Middelste ganzerik- RH. 1009 Volledige wetenschappelijke naam: Potentilla intermedia L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Potentilla recta: Bloeiwijze de helft of meer van de totale hoogte van de stengel in beslag nemend. Kroonbladen 3-6 mm lang. Onderste b

Middelste Jager
(Stercorarius pomarinus) -Wetenschappelijke naam: - Stercorarius pomarinus (Temminck, 1815) -Nederlandse naam: - Middelste Jager -Vogelgroep:- Jagers -Veldkenmerken.- 50 cm. Een zware, robuuste meeuwachtige vogel met verlengde en gedraaide staartpennen. Twee vormen: een lichte (a

Middelste teunisbloem
(Oenothera biennis) -Middelste teunisbloem- RH. 0872 Volledige wetenschappelijke naam: Oenothera biennis L. Diagnostische kenmerken t.o.v. Oenothera erythrosepala: Stengel (behalve aan de voet en aan oude takken) en vruchtbeginsel zonder rode knobbeltjes. Kelkbladen en doosv

Middelste wesp
(Dolichovespula media) middelste wesp Lengte 15-22 mm, januari-december. -Kenmerken- Zeer variabel gekleurd. Enige langkop met geheel geel gekleurde ooguitholling aan de binnenkant van de facetogen. Vorhoofd vaak geel zonder zwarte tekening. Koningin met duidelijk, rode tekening op het borststuk, lijkt daardoor wel wat op een kleine hoornaar. Werksters en mannetjes noord...

Middelste Zaagbek
(Mergus serrator) -Wetenschappelijke naam: - Mergus serrator Linnaeus, 1758 -Nederlandse naam: - Middelste Zaagbek -Vogelgroep:- Duikeenden -Veldkenmerken.- 52-58 cm. Iets kleiner en slanker dan Wilde Eend met dunne, rode snavel en rode poten. Verschilt van Grote Zaagbek d

Mieren
(Familie Formicidae) mieren -Kenmerken- Mieren zijn sociale insecten die in meerjarige staten leven met één of meer koninginnen, werksters en in bepaalde perioden van een seizoen ook mannetjes. Werksters zijn aseksuele, onvruchtbare en door voedselgebrek klein gebleven vrouwtjes zonder vleugels. Jonge koninginnen en mannetjes (seksuele vormen) hebben wel ...

Mierengast
(Neosterolepisma wasmanni) mierengast Lengte 9-12 mm, januari-december -Kenmerken- Lijkt op het zilvervisje, is meer geel zilverglanzend beschubd en de rugschilden van het borststuk zijn duidelijk verbreed en ietwat afgeplat (familie Lepismatidae). -Voorkomen- In het Middellandse Zeegebied vooral op half beschaduwde plaatsen onder stenen. Niet in Nederland en België.

Mierenkrekel
(Mymecophilus acervorum) mierenkrekel Lengte 3-3,5 mm, januari-december -Kenmerken- Zeer kleine, bruine krekel zonder vleugels (080 6b g). -Voorkomen- Meestal op warme, zonnige plaatsen, zowel in bossen als in stedelijke gebieden in tuinen. Wijd verspreid in Oost- en Zuid-Europa. Niet bekend uit België en Nederland, wel uit Zuid-Duitsland. -Levenswijze- De krekel leef...

Mierenleeuw
(Myrmeleon formicarius) mierenleeuw Spanwijdte vleugels 70-80 mm, juni-oktober -Kenmerken- Iets groter dan de gevlekte mierenleeuw. Vleugels glasachtig, ongevlekt. -Voorkomen- Lokaal algemeen op droge, zandige of stenige, kalkarme locaties. De larve bouwt de valkuil, zomaar onbeschermd, in het open veld. -Levenswijze- Houdt er een zelfde levenswijze op na als Euroleon nos...