Natuurinformatie

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716


De sinaasappel
De historie van de sinaasappel is simpel, hij komt uit China. De sinaasappel werd al vanuit India in Europa geimporteerd door de Arabieren, al eeuwen eerder was de sinaasappel in India geimporteerd. De Indiers noemden de vrucht Naranga, afgeleid van `welriekende geur` en `binnenste`. De sinaasappels van die tijd waren erg bitter, maar werden toch in allerlei gerechten en als fruit gegeten. De naam leeft voort in het Spaanse Naranja en het Hongaarse narance. In Frankrijk en Noord Europa verdween de eerste n; het werd Arnange en in Nederland Appelen van Arancen. Het Arange werd, mede door de kleur later Orange, en in Nederland Appelen van Oranje. De zoete sinaasappel werd, eveneens uit China, in de 16e eeuw door de Portugezen geimporteerd in Europa. De twee soorten sinaasappels moesten dus anders heten, de tweede werden dus China-appelen, Appelen Chinaas of Sinaas-appelen in Nederland, China Oranges in Engeland Apfeln von China in Duitsland en Pomme de Chine in Frankrijk. De bittere variant verdween uiteindelijk van de markt, waardoor dus maar één naam nodig was. In Nederland werd uiteindelijk de officiele naam Sinaasappelen en de volksnaam Appelsien. In Frankrijk en Engeland overwon de oude naam, in Duitsland Apfelsine. Aangezien de meeste sinaasappels in Noord-Europa via Nederland werden ingevoerd, heten sinaasappelen nu in het Deens, Noors, IJslands, Zweeds en Russisch Appelsien (en varianten daarop).

De slapende hersenen
De hersenen bestaan uit miljarden zenuwcellen, en iedere zenuwcel staat met soms honderden andere zenuwcellen in verbinding. Die cellen sturen electrische signalen naar elkaar. Als de hersenen aan het werk zijn, dan produceren al die zenuwen samen electrische golven. Deze hersenactiviteit kan gemeten worden met een electro-encephalograaf, oftewel een EEG-apparaat.
Actief slapen
Als je zo`n EEG maakt van een slapend persoon, dan blijken de hersenen tijdens de slaap helemaal niet in rust te zijn. De hersenen hebben het `s nachts vaak zelfs drukker dan overdag. Wat de hersenen dan precies doen is nog niet helemaal duidelijk, maar onderzoek levert steeds meer informatie op. Wanneer we precies weten waar de hersenen het tijdens de slaap zo druk mee hebben, hebben we misschien een antwoord op de vraag: waarom slapen we?
Golven meten
Als je een wakker, ontspannen persoon aan een EEG-apparaat hangt, dan ontstaat op het EEG een patroon dat alfa golven, wordt genoemd. Bij iemand die erg alert is volgen de golven elkaar sneller op, en dan spreekt men van beta golven. De namen van die golven zijn vrij willekeurig gekozen. Ze zijn afgeleid van de letters van het Griekse alfabet. Deze wat vage benaming geeft eigenlijk al aan dat we op een EEG weliswaar allerlei verschillende soorten hersenactiviteit kunnen meten, maar eigenlijk weten we niet precies waar we naar kijken.
Uit onderzoek met EEG blijkt dat we tijdens het slapen een aantal vaste slaapfasen doorlopen, die elk hun eigen patroon op het EEG laten zien.

De Slufter
Tussen de Muy en de Eierlandse Duinen ligt de Slufter. Dit unieke gebied staat in open verbinding met de Noordzee. De Zanddijk tussen polder Eijerland en de Slufter is daardoor de zeewering geworden. Het Sluftergebied bestaat uit een krekenstelsel met bijbehorende kweldervegetatie. In de zomer is de vlakte paars van het bloeiende lamsoor. Het grootste deel wordt als vogelreservaat beheerd; alleen het zuidelijke gedeelte is vrij toegankelijk. De eidereend is broedvogel in het reservaatdeel.

De spijsvertering in zeven stappen
Ons lichaam heeft bouwstoffen en energie nodig om in stand te blijven en te werken. Bouwstoffen en energie halen we uit drinken en eten. Drinken kan vrijwel direct in het lichaam worden opgenomen maar voedsel moet eerst worden afgebroken tot deeltjes die klein genoeg zijn om door de bloedbaan naar onze cellen te reizen. De afbraak van voedsel is een mechanisch en chemisch proces dat in zeven stappen wordt uitgevoerd door ons spijsverteringssysteem.
1. Mond
2. Slokdarm
3. Maag
4. Twaalfvingerige darm
5. Nuchtere darm en kronkeldarm
6. Dikke darm
7. Endeldarm en anus
Animatie

De Spy-mens
In 1886 werden in de Grot van Spy (bij Namen) één van de eerste fossielen van neanderthalers gevonden. De ontdekking werd gedaan door de geoloog Maximin Lohest, assistent aan de Universiteit van Luik, en door de archeoloog Marcel De Puydt.
M. Lohest, M. De Puydt en J. Fraipont.
De paleontoloog Julien Fraipont verrichte anatomisch onderzoek van fossielen van de Spy-mens en publiceerde er een monografie over. Het was de eerste keer dat resten van tenminste twee individuen werden ontdekt in een laag waarin zich ook botten van uitgestorven dieren en vuurstenen artefacten bevonden.
De Grot van Spy.
In 1994 schonk de familie Lohest de antropologische collectie en een collectie benen artefacten aan de Belgische Staat.
Spy I.
Reconstructie door M. Lohest. Anatomie van de schedel van Spy I
Neanderthalers wijken op verschillende punten af van de moderne mens. Een aantal anatomische kenmerken is typisch voor deze mensachtigen en kan worden beschouwd als een aanpassing aan een koud klimaat. In profiel toont de schedel van Spy I een vooruitstekend gezicht en een terugwijkend voorhoofd. Boven de oogkassen bevindt zich een doorlopende wenkbrauwboog. De gehooropening ligt achter het jukbeen en niet eronder, zoals bij de moderne mens. De onderkaak heeft geen kin en laat een ruimte zien tussen de derde kies en de voorste rand van het opstijgende deel van de kaak. De snijtanden zijn robuust.
Schedel van Spy I (links) en moderne mens (rechts).

De Strandvlakte van Schiermonnikoog
De Strandvlakte is een bijzonder gebied, dat door lage duinen van het strand wordt gescheiden. Op Schiermonnikoog zijn meerdere strandvlaktes te vinden, maar een grote ligt ter hoogte van paal 8 tot paal 10.4. Deze wordt De Strandvlakte genoemd. Het is een bijzonder gebied, omdat er zowel zout, zoet als brak water voorkomt. En dat trekt weer bijzondere planten en vogels. Het heeft wel iets van een slufter. Zowel de Noordzee als de Waddenzee dringen hier bij stormen binnen.
Ontstaan
De Strandvlakte is eigenlijk een oud strand. Het was van 1700 tot 1959 het noord-oostelijk gedeelte van het strand van Schiermonnikoog. Na de aanleg van een lange, rechte stuifdijk over dit strand, in 1959, werd een groot deel afgesneden van de Noordzee. Het oude strand begon begroeid te raken. In 1968 sloeg de Noordzee tijdens een storm een flink gat halverwege in de stuifdijk. Daardoor kon de Strandvlakte tijdens storm weer onder invloed van de Noordzee komen. Ook de Waddenzee kan bij winterse stormen nog binnendringen in de Strandvlakte via de derde slenk. Het is een uniek overgangsgebied tussen kwelder, duinen en strand. Het is in feite een grote duinvallei waar zoet regenwater valt, maar waar zo nu en dan ook nog invloed is van zout zeewater.

De stuifdijk op Schiermonnikoog
Langs een groot deel van het strand ligt de stuifdijk. Dit is een rechte duindijk van enkele kilometers lang. Vroeger was deze duindijk nog langer. Maar de zee heeft er tijdens stormen een paar gaten ingeslagen. Het eiland dreigde zelfs in tweeën te breken. Maar dat zal volgens onderzoekers nooit gebeuren. De duindijk was bedoeld om het eiland te beschermen tegen stormen. Maar dat is nu niet meer nodig, er zijn andere dijken en duinen aangelegd.

De twaalf provinciale Landschappen
De twaalf provinciale Landschappen werken samen, om ook op landelijk niveau op te kunnen komen voor de belangen van natuur en landschap. En omdat door efficiënt samen te werken meer energie kan worden besteed aan de zorg voor natuur en landschap in de eigen provincie.
Zo nu en dan even uitwaaien, een fikse wandeling maken, met de fiets er op uit of gewoon op een bankje zitten om de alledaagse drukte even te ontvluchten, in de natuur kan dat. En omdat de twaalf provinciale Landschappen samen meer dan 600 natuurgebieden beheren, is er altijd wel een natuurterrein bij u in de buurt. Waar u ongestoord kunt genieten van al het moois dat ons land te bieden heeft.
Natuur dichtbij
Waar u ook woont, de natuur geeft kleur aan uw omgeving. Nederland bezit een grote verscheidenheid aan mooie natuur: bossen, heidevelden, meren en plassen, graslanden, beekdalen, rivieren, duinen enzovoort. Elke provincie is anders en uniek.
Deze karakteristieke natuur en landschap moet behouden blijven. Daarom is er in elke provincie een provinciaal Landschap actief met aankoop, beheer en ontwikkeling van natuurgebieden. Bestaande natuurgebieden worden beschermd en waar mogelijk uitgebreid. Zo krijgt de natuur in ons land een kans. Inmiddels is al meer dan 90.000 hectare natuur veiliggesteld door de twaalf provinciale Landschappen.  Natuur, landschap én cultuurhistorie
Maar er is niet alléén aandacht voor natuur. Naast planten en dieren hoort ook een statig landhuis of een oude boerderij thuis in het landschap.

De tweede Maasvlakte
Wereldhaven Rottterdam kwam rond 1990 in ruimtenood en stelde voor om de Maasvlakte zeewaarts uit te breiden. Het zou oorspronkelijk gaan om een uitbreiding van 3600 hectare. In een convenant tussen de gemeente Rotterdam en natuur- en milieuorganisaties werd dat teruggebracht tot 1000 hectare haventerrein op een totale zeewaartse uitbreiding van circa 2000 hectare. Daarnaast wordt 750 hectare natuur- en recreatiegebied in de omgeving van Rotterdam gerealiseerd. De uitbreiding heeft grote gevolgen voor de natuur op de Zuid-Hollandse eilanden en in de kustwateren.

De twintigste eeuw
In 1932-1933 doet Nederland weer mee aan het Internationale Pooljaar. Net als in het eerste internationale pooljaar wordt rondom de polen een aantal waarnemingsstations opgericht waar systematisch onderzoek naar aardmagnetisme en meteorologie gedaan wordt. Nieuw is dat ditmaal vliegtuigen worden ingezet om meteorologische waarnemingen op verschillende hoogten in de atmosfeer te doen.
Nederland vestigt een station in Angmagssalik in Oost-Groenland waar door vier stafleden gedurende veertien maanden onderzoek naar aardmagnetisme wordt gedaan. Bovendien wordt een aerologisch station nabij Reykjavik op IJsland gevestigd waar drie stafleden met twee vliegtuigen gedurende een jaar meteorologische waarnemingen doen. Beide initiatieven komen van het KNMI en worden financieel mogelijk gemaakt door geld van de nationale genootschappen en particulieren, ditmaal wel aangevuld met geld van de overheid.
De latere Nobelprijswinnaar Nico Tinbergen reist met de Nederlandse expeditie naar Angmagssalik mee om daar onderzoek te doen naar de ecologie en ethologie van sneeuwgorzen, grauwe franje poten en tapuiten. Voor het eerst wordt bij dit onderzoek niet alleen geïnventariseerd en verzameld, maar ook geanalyseerd en verklaard. Nederland is door de deelname aan het tweede Internationale Pooljaar weer terug in het centrum van het poolonderzoek. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland hier geen gebruik van kunnen maken. 
Nederlandse antarctische walvisvaart
Na de Tweede Wereldoorlog krijgt Nederland weer oog voor de zeeën rond de polen.

De veerdienst naar Vlieland
Vlieland kent al eeuwen een bootverbinding met Harlingen. Pas sinds het begin van de vorige eeuw is dit een regelmatige verbinding.
Tot ongeveer 1900 was een verbinding met zeilbootjes van en naar Harlingen het voornaamste contact van Vlieland met de vaste wal. Het betrof het vervoer van goederen en wat passagiers. Rond 1900 ging men met stoomschepen varen en werd het vervoer regelmatig en meestal dagelijks uitgevoerd. In deze tijd is de nu soms nog gehoorde benaming `postboot` ontstaan omdat met name de post een dagelijkse vaart mogelijk maakte.

De vegetarische krokodil
Paleontologen ontdekten een paar jaar geleden in Madagascar de resten van een 70 miljoen jaar oude krokodil. De meest bizarre krokodil ooit, zegt ontdekker Gregory Buckley van Roosevelt University in Chicago. Deze krokodil heeft geen lange, spitse snuit, maar een korte, afgestompte bek, ...die nog het meest op die van een poedel lijkt. Minstens zo opvallend zijn de tanden, die niet scherp en puntig zijn, maar meer afgeplat. Volgens de onderzoekers wijzen die waarschijnlijk op een vegetarisch dieet. Het dier heet Simosuchus, Grieks voor Poedel-neus-krokodil.

De Verlichting
Tot het eind van de zeventiende eeuw had de mens altijd verondersteld dat hij niets tegen Gods bestemming had in te brengen, en leefde hij in overeenstemming met de kerkelijke dogma`s. Daarvoor in de plaats kwam in het tijdperk van de Verlichting een vast vertrouwen in de mogelijkheid om de wereld onder controle te brengen en de toestand waarin de mens zich bevond, te verbeteren. De rede, of het gezond verstand, werd gezien als motor van de vooruitgang. Of zoals de filosoof Baruch de Spinoza het zag: De natuurlijke kennis van de rede heeft de waarheid tot doel, de geopenbaarde kennis van de Schrift slechts de gehoorzaamheid.
Als beginjaar van het Verlichtingstijdperk wordt vaak 1687 aangewezen, het jaar waarin Isaac Newtons Philosophiae naturalis principia mathematica (de Mathematische principes van de natuurfilosofie) verscheen. Hierin introduceerde Newton de bewijsbare wetenschap. Het theoretisch verklaren van verschijnselen was niet meer genoeg. De uitkomsten van de oude methodes van waarneming en generalisatie, moesten nu aangetoond worden met proefnemingen en metingen om geloofd te worden. Naast het belang van deze nieuwe benadering, was ook de inhoud van Newtons werk een stap op weg naar het Verlichte wereldbeeld. Newton vond een verklaring voor de bewegingen van het zonnestelsel. Het optreden van die bewegingen was al bekend door Johannes Kepler, maar Newton ontdekte de oorzaak en legde die vast in een wet. Die wet was zo universeel dat hij net zo goed toegepast kon worden op hele planeten als op een vallende appel.

De visstand in de Noordzee
Gemiddeld over het jaar zwemt er in de Noordzee naar schatting 11 tot 15 miljoen ton vis. Er komen in de hele Noordzee meer dan 220 verschillende soorten vis voor, in het Nederlandse deel circa 145 soorten, inclusief haaien en roggen. Zowel de aantallen als de soorten zijn niet gelijkmatig over de Noordzee verdeeld.
De visserij op de Noordzee concentreert zich op ongeveer 25 soorten, waarvan kabeljauwachtigen ( kabeljauw, koolvis, schelvis, wijting), platvissen ( schol, tong, schar, tarbot en griet), haring, sprot, kever, zandspiering en makreel de hoofdmoot uitmaken.
In vergelijking met andere zeeën geldt de Noordzee als zeer productief en zwaar bevist. Jaarlijks wordt er ongeveer 3 tot 3,5 miljoen ton vis gevangen. Omgerekend naar de totale oppervlakte van de Noordzee komt dat neer op 50 tot 60 kilo vis per hectare.
Ter vergelijking: In alle wereldzeeën samen wordt 90 tot 100 miljoen ton vis (inclusief schaal- en schelpdieren) gevangen. Deze visserij concentreert zich op de voedselrijke kustwateren en op gebieden waar voedselrijk water naar de oceaanoppervlakte welt (upwelling areas). Samen maken deze visrijke gebieden ongeveer 8% van het hele zee-oppervlak uit. De rest bestaat uit de grote, relatief voedselarme, `blauwe woestijnen` van de zee.
Visgemeenschappen
In de Noordzee komen niet overal dezelfde soorten in dezelfde hoeveelheden voor. Er zijn drie verschillende karakteristieke visgemeenschappen te onderscheiden: een continentrand-gemeenschap, een Centrale Noordzee-gemeenschap en een Zuidelijke Noordzee-gemeenschap.

De Vliehors
De Vliehors is voor Nederlandse begrippen vooral landschappelijk een bijzonder gebied. De afmetingen van het panorama staan hier op geen enkele manier meer in verhouding met die van de mens. Men ziet een zandvlakte tot aan de horizon of tot aan de eindeloze zee rondom. Eens was deze zandplaat een duingebied waarin men het plaatsje West Vlieland kon aantreffen. De noordgrens van dat gebied en de locatie van West Vlieland liggen nu minstens een kilometer noordelijker in zee.
Voor 1950 was de Vliehors een grote zandvlakte, zonder enige begroeiing. Vanaf deze periode begon Rijkswaterstaat takken en rietschermen op de Vliehors te plaatsen waardoor stuifdijken ontstonden. Hierdoor ontstonden de vaste dijk, vanaf het oefenkamp in westelijke richting, en de eerste en tweede stuifdijk, die westelijk van de luchtmachttoren liggen.
De laatste jaren ontwikkelt zich in de luwte van deze stuifdijken een nieuw duingebied. Primaire duintjes groeien uit tot een duincomplex en in de laagtes tussen dit gebied ontwikkeld zich snel kwelderbegroeing. Op de kwelder en in het duin groeien interessante planten en er zijn ook al de eerste struiken gesignaleerd. Op de Vliehors is goed te zien hoe een zandplaat langzaam verandert tot duingebied. Je kunt er zien hoe een waddeneiland van een kale strandwal in een begroeid eiland is veranderd.
De Vliehors is als hoogwatervluchtplaats van groot belang. Op de stuifdijken broeden meeuwen, scholeksters en wulpen. Hier en daar broeden strandplevieren of bontbekplevieren.

De voorpoten
Van alle botgroepen is de voorpoten de meest diverse groep. Bij de meeste dieren hebben ze een functie bij de voortbeweging. Ze vormen bijvoorbeeld de vleugels bij vogels, zwempoten bij zeehonden, graafpoten bij de mol en looppoten bij de hond. Bij de mens hebben ze geen functie bij de voortbeweging. De mens is geheel aangepast aan het lopen op twee benen en heeft zijn voorpoten, ofwel armen, vrij voor andere doeleinden zoals het gebruiken van werktuigen.

De vorming van steenkool
Tot in de jaren zestig werd in ons land nog steenkool gewonnen. Deze brandstof is opgebouwd uit de resten van planten die hier miljoenen jaren geleden in een laaglandmoeras groeiden.
Normaal gesproken worden resten van planten na het afsterven netjes opgeruimd door bacteriën en schimmels. Die verwerken het materiaal eerst tot humus, waarna het tot nog kleinere bestanddelen wordt afgebroken. Als de bacteriën echter door gebrek aan zuurstof hun werk niet kunnen doen, dan zullen de plantenresten zich gaan ophopen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in moerassen. De dikke laag plantenresten op de bodem van het moeras gaat langzaam over in veen. In Nederland kennen we venen onder andere uit de Peel en uit Drenthe. Veel van de Nederlandse venen zijn in de loop van de tijd afgegraven voor de turfwinning. In het verleden is er op veel plaatsen op de wereld veen ontstaan. Sommige van deze veenlagen zijn naderhand bedolven onder andere aardlagen. Deze venen kunnen in de loop van de tijd worden omgevormd tot steenkool. Bruinkool
Als veen wordt bedekt door aardlagen, begint een proces dat we inkoling noemen. Tijdens dat proces veranderen de eigenschappen van het veen. Zo wordt het water uit de laag geperst. Als het veen nog maar 25 procent water of minder bevat, spreken we van bruinkool. Grote bruinkoolgroeves vinden we onder andere in Duitsland, net over de grens met Limburg. Ten zuidwesten van Keulen liggen bruinkoolpakketten met een dikte van meer dan 100 meter. Deze bruinkolen zijn gevormd in Tertiaire moerassen.

De Waal
Opgravingen bij de Waal wijzen al op bewoning in deze streek vanaf de Midden Steentijd. Een heuvel bij het dorp, de Sommeltjesberg, bleek een grafheuvel uit de Romeinse tijd te zijn. Tot in de Middeleeuwen lag De Waal aan een haven. Via een dam, de huidige Bomendiek, bereikte je het dorp. De haven lag aan de zuidkant van die dam. Als gevolg van de vele inpolderingen werd De Waal een agrarisch dorp. In het dorp staan veel fraaie gebouwen van cultuurhistorische waarde.
De Waal is met ruim 400 inwoners het kleinste dorp van het eiland en evenals Den Burg, Oosterend en Den Hoorn gebouwd op de Texelse stuwwal. Aan de noord-westzijde van het dorp (Polderweg) is duidelijk zichtbaar hoe hoog het dorp ligt ten opzichte van de polder Waal en Burg. Voordat deze polder voor de eerste maal werd drooggemaakt (1436) kon de zee vrij tussen het dorp en het hoge land rond Den Burg stromen. Zoals eerder beschreven brachten de bewoners van verschillende buurtschappen door middel van dammen verbindingen tussen de hoger gelegen delen aan. De Bomendiek, de fraaie zuidelijke toegangsweg tot De Waal, één van die eerste dammen. Later werd deze dam verder verhoogd en kreeg tot de droogmaking van de polder Waal en Burg de functie van zeewering.
Oorspronkelijk stond in De Waal een tufstenen kerkje, maar dit werd in de negentiende eeuw afgebroken en vervangen door een bakstenen kerk. Tijdens de opstand van de Georgiërs aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd deze kerk in brand geschoten en brandde tot de grond toe af.

De Wadden
Wadden bestaan uit bij laagwater droogvallende zandplaten en slikken. Een netwerk van geulen doorsnijdt dit gebied. Deze geulen voeren zeewater aan tijdens vloed en af tijdens eb. Dit zeewater brengt sediment mee dat zandplaten en slikken ophoogt en uitbreidt. Planten spelen een belangrijke rol bij het invangen van sediment, met name op de kwelders langs de randen van de wadden. In de bodem van de zandplaten en slikken leven schelpdieren en wormen, die het voedsel vormen voor vogels. Verder groeien jonge visjes en garnalen op in de beschutte omgeving van het wad, voordat ze naar de Noordzee trekken.

Wadden bestaan bij de gratie van relatieve zeespiegelstijging, de stijging van het zeeniveau ten opzichte van het land, en de aanvoer van sediment. Door relatieve zeespiegelstijging breidt het waddengebied zich in de richting van het land uit. Ook neemt de waterdiepte in het gebied toe. Door de aanvoer van sediment kunnen de zandplaten en slikken zich uitbreiden en hoger worden. Dit doet de effecten van zeespiegelstijging weer teniet. Als de sedimentaanvoer relatief groot is, zal het wad op de lange duur verlanden. De kwelders breiden uit en het nieuwe land overstroomt alleen nog bij storm. Iedere storm laat weer een nieuw laagje sediment achter, zodat de kwelders steeds hoger worden. Een relatief beperkte aanvoer van sediment zal de zandplaten en slikken in omvang doen afnemen. In het uiterste geval ontstaat een lagune: het wad verdrinkt. Dit alles speelt op een termijn van eeuwen.

De wadden bij Texel
Langs de oostkant van Texel zijn de dijken op Deltahoogte gebracht. Bij de aanleg van de dijk is rekening gehouden met de waardevolle natuur. Restanten van de oude dijk zijn hier en daar nog aanwezig. De steenglooiing aan de buitenkant herbergt een bijzonder fauna. Grote wadvlaktes en diepe geulen grenzen aan de zeedijk. Deze wadvlakten bezitten een rijke bodemfauna. Er zijn een aantal havens aangelegd: een visserij- en een pleziervaarthaven in Oudeschild, de NIOZ- en de veerboothaven op `t Horntje en het haventje van De Cocksdorp.

De waddenproducten
Een groeiende groep bedrijven in het waddengebied brengt gezamenlijk milieuvriendelijke producten uit deze regio landelijk op de markt onder het wadden-logo. In 1998 is de eerste grensoverschrijdende stap voor waddenproducten gezet. In 2000 waren bij de Stichting Waddengroep rond de zestig bedrijven aangesloten, die in totaal 130 producten in de categorieën zuivel, akkerbouw en delicatessen maken. Naast waddenzuivel en -kaas waren er waddenhoning, -jam, -siroop, -bessenthee, -mosterd, -aardappelen, -vlees, -eieren, -muesli, -knäckebrot, -vis, -bier, -wijn, -azijn, -soep, -zout, - thee met biologische kruiden en schapenwollen waddendekbedden op de markt.
Weblink
http://www.waddenproducten.nl/

De werking van het hart
Bij een volwassen persoon in rust duurt de periode tussen twee hartslagen iets minder dan een seconde. In die tijd trekken achtereenvolgens de boezems en de kamers samen om bloed door het lichaam te pompen. Na elke samentrekking volgt een moment van rust, waarin de hartspier zich even ontspant. De hartslag wordt aangestuurd door een electrisch stroompje dat opgewekt wordt door de sinusknoop in het hart. De sinusknoop staat onder invloed van een regelcentrum in de hersenen. Bij inspanning activeert het regelcentrum de sinusknoop tot snellere afgifte van stroomstoten, waardoor het hart sneller gaat kloppen.
De pompwerking van het hart
De pompwerking van het hart berust op het vermogen van de boezems en de kamers om samen te trekken en weer te ontspannen. Een samentrekking is te vergelijken met het knijpen in een tube: als een boezem of kamer samentrekt, wordt deze kleiner, waardoor het bloed maar een kant op kan: naar buiten. Bij elke samentrekking wordt bloed uit het hart gepompt.
In het hart verloopt het samentrekken en het weer ontspannen van de boezems en de kamers in een bepaalde volgorde, snel achter elkaar.  Als het hart ontspant, vult het zich weer met bloed. Dat gebeurt passief: het bloed wordt niet aangezogen, maar het hart loopt vanzelf vol.
Deze animatie laat de pompwerking van het hart zien. De hartslag is hier vertraagd weergegeven. In werkelijkheid duurt deze slechts 0,8 seconde.
Een hartslag verloopt in drie stappen. Wat gebeurt er per stap?
Tijdens de samentrekking van de kamers is de inlaatkleop tussen boezem en kamer gesloten.

De wervelkolom
De wervelkolom is de centrale as van het skelet. Bijna alle andere botgroepen hangen eraan. Daarnaast heeft de wervelkolom een functie bij het beschermen van het ruggenmerg. Het ruggenmerg loopt door de wervels heen en is de belangrijkste zenuw in het lichaam van gewervelde dieren.
De wervelkolom bestaat uit een serie aaneengeschakelde botten: de wervels. Tussen de wervels zit steeds een kraakbeenlaagje. Hierdoor is de wervelkolom een beweegbare staaf en heeft hij een schokbrekende werking.

De Westen
Het dorp De Westen bestaat niet meer. Het lag op de plaats waar nu de Jan Ayeweg uitkomt op de Westerweg. Het dorp ontstond in de vroege Middeleeuwen en was een tijd lang het belangrijkste dorp van Texel. Het lag aan een zeearm die ten noorden van het oude land liep. Toen deze zeearm in de late Middeleeuwen verzandde en westelijk van het dorp nieuwe duinen ontstonden, was het snel afgelopen met De Westen.
Akkers en weiden werden overstoven, de havenfunctie verdween, en de bewoners trokken weg. De hoge toren bleef staan, als baken voor schepen. Pas in de negentiende eeuw werd hij afgebroken. De herinnering aan zijn bestaan leeft voort in de naam van de kleine stolpboerderij die ooit vlak naast de toren stond: het Torenhuus.

De zeearend in Nederland
Er zijn geen aanwijzingen dat de zeearend hier ooit heeft gebroed, maar deze grote roofvogel is wel bekend als wintergast. Fossielen tonen aan dat de soort hier ook al twee miljoen jaar geleden voorkwam.
Eigenlijk klopt de naam `zeearend` niet. Deze roofvogel leeft namelijk niet alleen aan de kust, maar doet het ook goed op andere plaatsen met water. Zo zijn ze te vinden langs meren en rivieren, in moerassige gebieden en zelfs op toendra`s en steppen. Zeearenden leven voornamelijk van watervogels zoals eenden en meerkoeten, vis en aas. `Witstaartarend` zou een betere naam zijn. De wetenschappelijke naam van de soort, Haliaeetus albicilla, betekent letterlijk `witstaartzeearend`.
Zeearenden broeden in Groenland, Scandinavië, Oost-Europa, Siberië tot aan Japan en Oost-China toe. Het overwinteringsgebied is veel groter. Vaak jonge exemplaren zijn `s winters te vinden in West-Europa, Noord-Afrika en de Canarische eilanden. De enkele zeearend die nu nog in Nederland overwintert, doet dat vaak in de Oostvaardersplassen of in de Biesbosch.
Bedreigd
De zeearend staat bekend als kwetsbaar. Weliswaar wordt de soort nog niet met uitsterven bedreigd, maar in delen van zijn verspreidingsgebied nemen zijn aantallen wel af. Dat heeft verschillende oorzaken. In de vorige eeuw zag men de zeearend als eenden- en ganzenmoordenaar. Hij werd daarom systematisch afgeschoten of vergiftigd. De toenemende bevolking en het ontginnen van zijn leefgebied zijn twee andere bedreigingen. Met name in het Baltische gebied had de zeearendpopulatie veel te lijden van insecticiden zoals DDT.

De zeelelies van Holzmaden
Classificatie van crinoïden
Zeelelies en haarsterren, die geen steel hebben, vormen samen de klasse van de crinoïden. Ze vormen met de zee-egels en zeesterren het fylum van de stekelhuidigen (Echinodermata). Het skelet van een zeelelie wordt gekenmerkt door een vijfstralige symmetrie en bestaat uit een steel, een kelk en beweeglijke armen. De armen verzamelen voedsel. Kelk en armen vormen samen de kroon.
De eerste crinoïden ontstonden in het Ordovicium. Ze hadden hun bloeiperiode van het Siluur tot het Perm. In het Mesozoïcum kwamen lokaal nog grote populaties voor. Sommige soorten bereikten gigantische afmetingen, met een steel tot 20 meter lang. Vanaf het Krijt, en zeker vanaf het Tertiair, worden overblijfselen van crinoïden zelden in grote hoeveelheden aangetroffen. Tegenwoordig komen er nog meer dan 600 soorten voor.
Kolonie van Seirocrinus op met tweekleppigen (Inoceramus) begroeid drijfhout. Geologie en milieu
In Holzmaden, niet ver van Stuttgart, bevinden zich de zogenaamde Posidonienschiefer: een geologische formatie uit het Vroeg-Jura. De dikte varieert van 1 tot 41 meter. De kleien waaruit de formatie is opgebouwd, werden ongeveer 180 miljoen jaar geleden afgezet in een binnenzee. Deze was door zeestraten met andere zeebekkens verbonden. De bekkens waren van elkaar gescheiden door eilanden (o.a. het Rijnland-Ardennen-Londen eiland) en schiereilanden.
Het water in Holzmaden was meer dan 100 m diep. In het oppervlaktewater dreven kadavers en plantenresten rond, die door zeestromingen en wind werden aangevoerd.

De zijderups
De klassieke gedomesticeerde insecten zijn de zijdeworm en de bij. De zijdeworm is de rups van de moerbeivlinder: de zijderups. De zijderups wordt veelal gezien als het enige echt gedomesticeerde insect. Omdat de mens de kweek en de voortplanting van deze rups volledig beheerst. De zijderups is sterk verschillend van zijn wilde voorouder. Darwin (hyperlink naar ) schrijft zelfs: Zoals bij andere dieren die sinds lang gedomesticeerd zijn, hebben de instincten van de zijdeworm erg geleden. Zo maken rupsen die men op ene moerbeiboom zet, geregeld de bizarre fout de stengel van het blad waarmee ze zich voeden op te eten, waardoor ze vallen.Soms zouden ze zelfs niet in staat zijn de stam van de moerbeiboom op te klimmen of zich zelfs van het ene naar het andere blad te verplaatsen. Wanneer de kweker niet tussenbeide komt, sterven ze van honger. De gedomesticeerde zijderups heeft een afzonderlijke naam gekregen: Bombyx mori. Het diertje stamt af van de wilde vorm Bombyx mandarina. In het jaar 2640 v. C. zou de princes Hsi-Ling-Shi door onoplettendheid een cocon van de zijderups in haar theekopje hebben laten vallen. Daarbij rolde de cocon af in een zijden draad en de prinses zag plotseling de mogelijkheid om van een zijden draad zijden kleren te maken. Tussen 527 en 565 n. C. was keizer Justinianus de eerste keizer van het Oosten. Hij stuurde twee griekse monniken naar Tibet. Zij brachten in de holte van een bamboestok de eitjes mee van de zijdevlinder en de kennis om deze insecten te kweken.

De zonnebloem
Zonnebloemen komen oorspronkelijk uit Noord- en Zuid Amerika en zijn gedomesticeerd rond 1000 voor Christus. De Inca`s vereerden de zonnebloemen als beeld van hun zonnegod. Van oorsprong was de zonnebloem de zonnekoningin van de indianen van tropisch Midden-Amerika. Voor de Azteken was het een van de heilige planten. Zonnepriesteressen werden er mee gekroond en droegen ze ook wel in de hand. Al drieduizend jaar geleden werd de zonnebloem gekweekt en direct al gewijd aan de zonnegod. Er werden juwelen gemaakt met zonnebloemmotief. De plant werd als heel bijzonder gezien, als erg belangrijk in het leven van de indianen. In 1530 werd de zonnebloem door Spaanse zeelieden naar Europa gebracht. Het was een mooie sierplant, zo bedachten de bewoners van dit continent. Tot de Russen op het idee kwamen er ook iets nuttigs mee te doen. Ze kweekten ze massaal om de pitten te consumeren. Ze zijn heel lekker, vooral als ze geroosterd zijn. Ze zijn ook gemakkelijk te verwerken als ingrediënt in bijvoorbeeld brood, muesli of salade. De bloemknoppen worden wel in salades gebruikt.  Voor de kiemzaden is er ook een toepassing, te vergelijken met taugé. I salades kan zo`n ontkiemend zaadje erg lekker zijn. De olie die van de pitten wordt gemaakt, kan vrijwel overal voor worden benut. Voor het bakken en frituren is het een goedkoop product. Het is nog gezond ook, met onverzadigde vetzuren. Minder goed voor het welzijn van de mens is het gebruik van de grotere bladeren. Gedroogd en gesneden kunnen die worden gerookt.

De zuidpool
Nederland was zeker niet het enige land met belangstelling voor de poolgebieden. De geschiedenis van het poolonderzoek begint duizenden jaren geleden en kent dramatische hoogtepunten.
Klimatologie en glaciologie van Antarctica
Antarctica is een continent van extremen: winden met tornadosnelheid, de laagste temperaturen op aarde gemeten, reusachtige ijsrivieren en van recente datum: een razendsnelle klimaatverandering.
Recht en beleid in Antarctica
Antarctica is van niemand. In tal van verdragen heeft de internationale gemeenschap afspraken gemaakt over het beheer en behoud van het continent.

Decartes redenatie
René Decartes (1596-1650) was een van de belangrijkste filosofen en wiskundigen van zijn tijd. Hij benadrukt dat natuurwetenschappelijke kennis moet berusten op rede en logisch redeneren.
Deductie
In zijn beroemde boek Discours de la Méthode - Betoog over de methode -stelde Descartes regels op voor het natuurwetenschappelijk onderzoek. Volgens Descartes moeten we eerst zoeken naar absoluut onbetwijfelbare uitgangspunten (zoals: ik denk, dus ik besta) en van daaruit kennis opbouwen. Het afleiden van afzonderlijke stellingen uit algemene principes wordt deductie genoemd. Descartes vond dat de natuurwetenschap volgens de deductieve methode van de wiskunde te werk moet gaan. Zijn methode is min of meer het tegenovergestelde van Bacons inductieve methode: het afleiden van algemene wetten of principes op basis van afzonderlijke waarnemingen.
Voor het oplossen van problemen stelde Descartes de analytische methode voor, waarbij een probleem in zoveel mogelijk kleine deelproblemen wordt opgedeeld. Ten alle tijden moet men een methodologische twijfel onderhouden ten opzichte van alle verworven kennis.
De ziel denkt en voelt
Descartes had een duidelijke visie op mens en dier, of beter nog: op het verschil tussen mens en dier. Die komt erop neer dat dieren niet meer dan levende machines zijn. Mensen daarentegen hebben van God een ziel gekregen. Die goddelijke, immateriële ziel is eigenlijk de wezenlijke mens: het is de ziel die denkt en voelt. Lange tijd vormde deze visie een legitimering van vivisectieproeven op dieren.

Deens lepelblad
Deens lepelblad is een zoutminnende kwelderplant, die ook in de duinen en op dijken te vinden is. Hij groeit het liefst op een zandige ondergrond terwijl zijn naaste familielid, het Engelslepelblad, meer op slikkige bodems staat. Deens lepelblad bloeit van april tot juni. Lepelbladsoorten bevatten veel vitamine C. Daarom werden zij vroeger gebruikt als geneesmiddel tegen scheurbuik.
Namen: Ned: Deens lepelblad Lat: Cochlearia danica Eng: Danish scurvy-grassDui: Dänisches Löffelkraut Fra: Cochleaire danoise

Deens waddengebied
Bij het Deense waddengebied horen de bewoonde eilanden Rømø, Mandø en Fanø, het onbewoonde eiland Langli, de kustgebieden op het vasteland rond de Ho Bugt met Skallingen en het gebied van Esbjerg tot aan de Duits-Deense grens ( Sønderjylland).

Degenkrabben
Andere namen: Molukkenkreeften, Pijlstaartkreeften Wetenschappelijke naam: Xiphosura (orde binnen de Gifkaakdragers, Chelicerata)

Degenkrabben zijn geleedpotigen met een lichaam dat bestaat uit een voor- en achterlijf met lange stekel. Hun ogen zitten aan de bovenzijde van het voorlijf. Ze worden ongeveer 60 centimeter groot. Degenkrabben leven op de bodem van ondiepe zeeën. Ze bestaan sinds het Ordovicium (ca. 500-440 miljoen jaar geleden). Momenteel leven er nog drie of vier soorten, waarvan de Atlantische degenkrab (Limulus polyphemus) de meest bekende is. Deze soort komt voor langs de oostkust van Noord- en Midden-Amerika. Degenkrabben zijn het meest verwant met de uitgestorven Langstaartdegenkrabben en Zeeschorpioenen, waarmee ze in een aparte klasse (Merostomata) binnen de Gifkaakdragers (Chelicerata) worden gerangschikt.

degoe
De degoe is een knaagdier uit het Zuidwesten van Zuid-Amerika: van de kust tot hoog in het Andesgebergte. 
Degoes leven in kolonies en zijn vooral overdag actief. Ze graven uitgebreide gangenstelsels en leggen daarin ook een wintervoorraad aan. Ze kunnen bij gevaar het uiteinde van hun staart loslaten, net als hagedissen. De staart groeit echter nooit meer aan.
De degoe is bruingrijs en heeft vaak een geel-achtige `halsband` en oogleden. Afgezien van zijn behaarde staart lijkt de degoe wel wat op een grote huismuis maar is meer verwant aan de chinchilla. Ze krijgen een stuk of twee jongen per worp. Degoes worden veel als huisdieren gehouden.
Wetensch. naam: Octodon degus
Engelse naam: degu
Verspreiding: Chili, West-Peru
Voedsel: gras, zaden
Lengte: 12,5 - 19,5 cm, staart 10 - 16 cm
Gewicht: 175 - 300 gram
Status: plaatselijk algemeen

Delalandes coua
Delalandes coua Coua delalandei (Temminck, 1827) is de enige uitgestorven koekoek ter wereld. Er is weinig bekend over deze grondbewonende koekoek van Madagaskar. Met de komst van de mens verdwenen veel zogeheten endemen van het eiland: de reuzenlemuren, het nijlpaard en misschien wel de bekendste voormalige bewoner van Madagaskar: de reusachtige olifantsvogel. Ook Delalandes coua moest het ontgelden. We weten dat de oorspronkelijke bewoners van Madagaskar, de Malagasy, jacht op de koekoek maakten om zijn veren. Maar toen de Europeanen het eiland ontdekten, was het pas echt snel met de vogel gedaan. Want door de Europeanen werden ook roofdieren geïntroduceerd. Bovendien werd het leefgebied van de koekoek door de ontbossingen vernietigd. Al deze factoren hebben in meer of mindere mate een rol gespeeld bij het verdwijnen van deze grondkoekoek.
Delalandes coua Museumcollectie
Alle exemplaren die in musea bewaard worden, zijn in een relatief kort tijdsbestek verzameld. Temminck beschreef de soort in 1827 nadat hij in het natuurhistorisch museum in Parijs een `uniek exemplaar` gezien had. De laatste Delalandes coua die ooit verzameld is, werd zeven jaar later vanuit Madagaskar eveneens naar Parijs gestuurd. Deze vogel was verzameld door Chevalier J.A. Bernier, de verzamelaar die enige jaren eerder ook al een exemplaar naar het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in Leiden gestuurd had. Het feit dat er na 1834 geen vogels verzameld zijn, wil niet zeggen dat de soort toen al verdwenen was.

Dellewal
West-Terschelling is gebouwd op duinen, die er deels voor afgegraven zijn. Aan de westkant ligt een hoog duingebied, maar ook aan de oostkant, waar nu de zogenaamde Plaat als uitloper van de haven ligt, lag eertijds een flink duingebied.
In de 16e eeuw vormen zich ten zuidwesten van West-Terschelling een aantal zandbanken. Tussen het genoemde oostelijke duingebied en de zandbanken ontstaat een diepe slenk met een sterke stroming: de Dellewalslenk. Deze sterke stroming veroorzaakt een forse afslag van het duingebied. Er ontstaat een klifkust die steeds verder afbrokkelt. Een groot deel van het duingebied verdwijnt in zee, evenals een stuk van het dorp. Er ontstaat een soort natuurlijke baai, waarvan de kuststrook Dellewal (het eilanders voor lage wal) blijft heten. Middels een strekdam (de Vleugel) is de afbrokkeling een halt toe geroepen.
Van het duingebied resten nog het Grootduin en het Harlingerduin (dat vroeger veel groter en hoger is geweest). Wanneer u West-Terschelling verlaat richting Midsland, dan zijn het de twee duinen meteen rechts van de Hoofdweg. Op het Harlingerduin staat nu de jeugdherberg `Hanskedune`, inderdaad de eilander naam voor Harlingerduin.

Delta
Delta
a: Als het water van een rivier de zee bereikt, stroomt het heel langzaam. b: Zand en tenslotte klei zakken naar de bodem, doordat het water geen kracht meer heeft om materiaal mee te voeren. c: Zand en klei worden laag over laag steeds verder in zee afgezet. Zo ontstaat een delta.

Dementie en Alzheimer
Dementie is de verzamelnaam voor stoornissen waarbij de hogere verstandelijke vermogens zoals denken, geheugen of begrip achteruit gaan.
Kenmerken 
Het eerste en meest opvallende kenmerk van dementie is dat er er ernstige geheugenproblemen optreden. In het begin wordt het kortetermijn geheugen het meest aangetast. Later breiden de problemen zich ook uit over het langetermijn geheugen. In het algemeen worden bij dementie denken, oriëntatievermogen, begrip, leer- en oordeelvermogen en taalgebruik geleidelijk minder terwijl het bewustzijn helder blijft. Ook persoonlijkheids- en gedragsveranderingen kunnen optreden, naast (soms) angststoornissen en wanen.
Diagnose
De diagnose dementie wordt gesteld bij een ernstige geheugenstoornis in combinatie met minstens één ander probleem. Dat kan zijn: een verstoord taalbegrip, voorwerpen niet meer kunnen herkennen terwijl de zintuigen nog werken (agnosie), meervoudige handelingen niet kunnen uitvoeren (apraxie) en problemen met het intellectuele vermogen (plannen, regelen en abstract denken). Voor de diagnose moeten deze problemen het dagelijks functioneren ernstig verstoren.
Wanneer treedt dementie op
Dementie (of symptomen hiervan) komt bij meerdere aandoeningen voor, zoals na herseninfarcten of het langdurig excessief gebruik van alcohol (syndroom van Korsakov) en bij Parkinson,Huntington, aids, OPS (Organo Psycho Syndroom, ofwel vergiftiging door schadelijke stoffen zoals verf).
De ziekte van Alzheimer
In de meeste gevallen heeft dementie betrekking op de ziekte van Alzheimer.

Den Burg
Den Burg heeft ruim 7000 inwoners. Het stratenpatroon geeft het dorp een stedelijk karakter. In 1356 werd begonnen met de aanleg van een `burghwal` met `burghgracht` rond de oorspronkelijke nederzetting. Binnen deze omwalling ontstond de binnenring van het dorp. Hoewel de gracht in 1902 werd drooggelegd en de wal bijna overal met huizen werd bebouwd, zijn beiden nu nog in het dorp terug te vinden, met name in de straat genaamd Burgwal.
Pas na het verval van het dorp De Westen werd Den Burg het bestuurscentrum van het eiland. Nog steeds vervult Den Burg deze rol; het gemeentebestuur van de gemeente Texel en allerlei andere belangrijke instellingen zetelen in Den Burg. Verder is er in Den Burg een school voor voortgezet onderwijs (vmbo, havo, vwo), een VVV-kantoor, vestigingen van diverse banken en een uitgebreid winkelbestand.

Den Helder en omstreken
Den Helder ligt op de grens tussen het waddengebied in het oosten en de Hollandse kust in het westen. Bijzondere Helderse natuurgebieden zijn het Balgzand en de Grafelijkheidsduinen.
Weblinks:
http://www.denhelder.nl/http://www.noord-holland-tourist.nl/nl-kopvannoord-holland-welcome.html.

Den Hoorn
In Den Hoorn wonen bijna 1000 Texelaars. Dit schilderachtige, zuidelijkste dorp met het markante kerkje ontstond na 1398, nadat het dorp De Oude Hoorn tijdens de Hollands-Friese oorlog was verwoest door de `likedelers`, Scandinavische piraten in Friese dienst. De Hoornders vluchtten naar de keileemheuvel `t Klif en stichtten daar een nieuw dorp. In die tijd lag het Klif nog aan zee. Het nieuwe Den Hoorn werd een dorp van boeren, loodsen en (tegenwoordig) recreatieondernemers.
Het is opvallend dat het kerkje buiten het centrum van het dorp ligt. In het verleden lag het echter wel midden in het dorp. Den Hoorn was toen veel groter. Toen de zeevaart sterk verminderde kwamen veel huizen leeg te staan, waarna deze werden gesloopt.

Dendronephtya
Dendronephtya is een opvallend rood-oranje boomvormig vertakt zacht koraal. `s Nachts strekt de kolonie zich volledig uit tot een aanzienlijke omvang. De poliepen steken dan elk hun acht tentakels uit om plankton te vangen. De kalknaalden (ter versteviging) liggen in uitgestrekte toestand verspreid in de doorschijnende `huid` van het vlezige weefsel. Als de kolonie zich samentrekt, puilen de naalden plaatselijk uit.
Wetensch. naam: Dendronephtya klunzingeri
Voedsel: plankton
Lengte: tot 1 meter hoog

Dennenorchis
De dennenorchis komt op enkele plaatsen in de duinen voor, zoals bij Schoorl en op Terschelling. Daarnaast is hij ook nog op verschillende plaatsen in Nederland te vinden. De dennenorchis kan slecht tegen verdroging en strenge kou. Daarom staat hij vaak in de beschutting van bosjes en struiken. Van nature komt hij ook veel voor in naaldhoutbossen. Hij verschijnt daar zo`n 60 tot 80 jaar na aanplant. Dit is circa tien jaar voordat het productiebos gekapt wordt. Daardoor heeft de dennenorchis het erg moeilijk en is hij na een toename in de zestiger jaren van de vorige eeuw nu steeds minder in Nederland te vinden.
Namen: Ned: Dennenorchis Lat: Goodyera repens Eng: Creeping lady`s tressesDui: Kriechendes Netzblatt

Depressie
Iedereen zit wel eens in de put. Wanneer een neerslachtige bui echter lang aanhoudt en ernstige problemen veroorzaakt, kan er sprake zijn van een depressie.
Wanneer heeft iemand een depressie
Depressie is (nog) geen medisch aantoonbare aandoening. De diagnose berust vooralsnog op de afspraak dat in een periode van minstens twee weken tenminste vijf van de volgende symptomen voorkomen: neerslachtigheid, het verlies van belangstelling voor en plezier in aangename dingen, meer of juist minder eetlust, moeilijk in slaap kunnen komen of juist veel slapen, geagiteerdheid of juist lusteloosheid, vermoeidheid, gevoelens van schuld en minderwaardigheid, concentratieproblemen of gedachten aan zelfdoding. Er mag geen sprake zijn van een normale reactie op bijvoorbeeld het overlijden van een partner of vriend, evenmin van een specifieke oorzaak zoals medicijngebruik. De symptomen moeten ernstig genoeg zijn om het dagelijks leven in de war te sturen. Depressie kan ook voorkomen in combinatie met een bepaalde hersenaandoening. Bekend is dat beroerteslachtoffers relatief vaak een depressie krijgen. In een licht depressieve periode lukt het nog om dagelijkse activiteiten uit te voeren, hetgeen bij een matige depressie nauwelijks lukt. Bij een ernstige depressie kunnen zelfs psychotische verschijnselen optreden.
Behandelingsmogelijkheden Depressie is in het algemeen goed te behandelen. Na gesprekken met de huisarts kan de behandeling beginnen: gesprekstherapie, medicijnen of een combinatie van beide.

determinatiekaart
Hieronder vind je een voorbeeld van een determinatieblad. Als jullie meerdere determinatiebladen hebben gemaakt kunnen jullie ook de verschillen tussen de verschillende soorten toevoegen.
Witsnuitdolfijn

Kenmerken
De witsnuitdolfijn is een groot robuust dier van maximaal 2,8 meter.
De rugvin staat op het midden van de rug en is naar achteren gebogen (haakvormig).
Ze hebben een stevige, duidelijk gekielde staartvin.
Een korte snuit met 30 tot 40 paar tanden.
Een enkel blaasgat.
De rug, bovenkaak, flippers en vinnen zijn zwart of donkergrijs.
De onderkant is wit tot aan het midden van de staartvin.
De flanken zijn grijs met een witte en een gele streep.
Een donkere kring rond het oog en een donkere streep tussen mondhoek en flipper.
Levenswijze
Witflankdolfijnen komen, soms in aanzienlijke scholen, voor in de noord-oost Atlantische Oceaan en de Noordzee. Deze scholen bestaan meestal uit volwassen dieren én jongen, en vaak zwemmen er ook witsnuitdolfijnen tussen. Het zijn snelle jagers die vooral van pijlinktvis en kleine vissoorten leven.

Determineren mineralen
Kwarts, granaat, sfaleriet, diopsied. Allemaal namen van verschillende mineralen. Soms zijn ze duidelijk verschillend, maar vaak zijn ze moeilijk van elkaar te onderscheiden. Hoe houden we ze allemaal uit elkaar?
De kenmerken van ieder mineraal worden veroorzaakt door de soorten atomen die erin zitten en de manier waarop die zijn gerangschikt. Soms herkennen we een steen direct door de kleur en de kristalvorm. Dit zijn dan ook erg belangrijke kenmerken voor het determineren. Is het een mooi kristal met allemaal vlakken, of is het onregelmatig en vormloos? Soms is voor het bepalen hiervan een loep of microscoop nodig. Een mineraal die een mooi kristal heeft gevormd, is vrij gemakkelijk te determineren. Pyriet bijvoorbeeld herkennen we meteen aan de prachtige kubussen. Samen met de goudgele kleur kan het niets anders zijn. Bij paarse kristallen die bestaan uit een zeszijdig zuiltje met een spitse punt, hebben we duidelijk te maken met amethist. We moeten alleen soms oppassen met de kleur van een mineraal. Een kleine hoeveelheid van een andere stof geeft al een hele andere kleur. Het breken van een mineraal
Behalve de kleur en de kristalvorm zijn er nog enkele andere eigenschappen die we direct kunnen waarnemen. De manier waarop een mineraal breekt kan ook heel karakteristiek zijn. Glasscherven hebben een karakteristieke schelpvormige breuk. Deze treffen we ook aan bij kwarts. Andere mineralen hebben weer een brosse, korrelige breuk. Een kristal breekt soms heel netjes langs een plat vlak.

Devoon: de eerste amfibieën
Devoon: ongeveer 410 tot 360 miljoen jaar geleden Deze periode is genoemd naar Devonshire (Zuid - Engeland). Hier worden fossielen gevonden, jonger dan Silurische en ouder dan Carbonische fossielen. Op grond hiervan werd een nieuwe periode aangeduid: het Devoon.
Aanblik van de aarde in het Devoon
Het zeeniveau steeg door het smelten van het landijs. Laurentia, of Baltica en Avalonia vormden op de evenaar het Old Red Continent. Dit continent dankt zijn naam aan de rode kleur van de bodem. Daar groeide het Caledonisch gebergte uit (de gebergtevorming was al in het Siluur begonnen) door het naar elkaar toe bewegen van de platen. De hoogste delen van het gebergte werden vervolgens door weer en wind afgebroken en het puin, waarin veel voedingsstoffen zaten, werd afgevoerd naar zee, waarna het opnieuw aan de gesteentecyclus kon deelnemen. de ligging van de continenten in het Devoon De atmosfeer in het Devoon
Het zuurstofgehalte bleef gelijk aan dat van het Siluur (zo`n 18% van de atmosfeer bestond uit zuurstof) en nam pas aan het eind van het Devoon toe. De temperatuur in het Devoon
De aarde werd steeds warmer, waardoor het meeste landijs smolt en het zeeniveau steeg. Tijdens het Devoon werden extreem droge periodes afgewisseld met periodes van zware regenval. Het leven in het Devoon
Tijdens het Devoon kwamen voor het eerst op ruime schaal landplanten en landdieren voor, zoals Rotsspringers, Amfibieënen Oervarens.  In zee bleven de algen van grote betekenis.
Er ontstond een grote verscheidenheid aan vissen.

Diadema savignyi
Deze donkergekleurde zee-egel is herkenbaar aan een licht iriserend stervormig patroon aan de bovenkant.
Hij heeft erg lange dunne stekels die bedekt met een dun laagje giftige huid. Dit maakt het extra pijnlijk als je in deze zee-egel trapt, vooral doordat de stekels dan vaak afbreken en er delen in je huid achterblijven.
Wetensch. naam: Diadema savignyi
Engelse naam: longspine black urchin; blue eye urchin
Verspreiding: Indische en Grote Oceaan
Voedsel: (kalk)algen
Lengte: tot 30 cm (diameter met stekels)

Diagenese
Van het losse zand op het strand naar de zandsteen in de muur van een oud gebouw. De geologische weg tussen die twee heet diagenese. Wat is diagenese
Water of wind vervoeren korreltjes zand, klei, kalk of andere materialen, afkomstig van erosie. Als de stroomsnelheid afneemt, kunnen de korreltjes naar de bodem zinken. De materialen die zo zijn neergelegd heten een sediment. Ook chemische neerslag, zoals zout of gips, kan een sediment vormen. Diagenese is de verandering van dit losse sediment tot gesteente. Dit gebeurt nadat een sediment is afgezet en wordt bedekt onder nieuwe lagen sediment. Mineraalkorrels worden zo tegen elkaar aangedrukt en vastgeplakt, sommige groeien aan, andere mineralen lossen juist op. Veranderingen onder de 150°C
Door het gewicht van de lagen erboven wordt een sediment eerst samengedrukt. De korrels komen dichter tegen elkaar aan te liggen. De ruimte tussen de korrels (de `poriën`) neemt af. Als er water tussen de korrels zit, wordt dit eruit geperst. We noemen dit samendrukken `compactie`. Door de bedekking komt het sediment steeds dieper in de aarde te liggen. De druk en de temperatuur (door verwarming uit de onderliggende aarde) nemen daardoor steeds verder toe. De mineralen reageren hierop. Sommige zijn niet meer stabiel en gaan veranderen. Andere mineralen gaan juist groeien. Ook water, waarin allerlei zouten en andere stoffen zijn opgelost, speelt bij dit proces een rol. Dit water zat óf oorspronkelijk in het sediment, óf is erin gestroomd uit andere lagen.

diamantratelslang
De diamantratelslang dankt zijn naam aan de lichtomrande bruine ruitvormige vlekken op zijn rug. Het is de grootste en gevaarlijkste ratelslang van de VS, nog een maat groter dan de nauw verwante Texaanse ratelslang, waar hij veel op lijkt. Net als andere ratelslangen is deze soort levendbarend. Het vrouwtje brengt per keer ongeveer tien jongen van ruim 30 cm ter wereld.
Wetensch. naam: Crotalus adamanteus
Engelse naam: Eastern diamondback rattlesnake
Verspreiding: Oosten van de Verenigde Staten
Voedsel: konijnen, vogels
Lengte: 90 - 240 cm
Status: algemeen

dianameerkat
Deze meerkat is een slanke aap met een zeer lange staart en vaak een baardje die in de boomkruinen leeft. Ze eten vooral vruchten en leven in middelgrote groepen met één volwassen mannetje.
Doordat steeds meer oerwoud in West-Afrika verloren gaat, neemt ook het aantal Dianameerkatten sterk af.
Wetensch. naam: Cercopithecus diana
Engelse naam: Diana monkey; Diana guenon
Verspreiding: Westelijk Afrika, van Sierra Leone tot Ghana
Voedsel: vruchten, bloemen, bladeren, insecten
Lengte: kop-romp 40 - 55 cm, staart 50 - 75 cm
Gewicht: 4 - 7 kg
Status: bedreigd

Diashows van rassen
Kippenrassen Hondenrassen Koeienrassen
Appelrassen Maisrassen Tulpenrassen

Paprikarassen Koolrassen Tomaatrassen

Dicraeosauridae
De Dicraeosauriërs waren sauropoden die gekenmerkt werden door stekels op hun ruggegraat. Het waren relatief kleine, kortnekkige sauropoden. Amargasaurus, bekend uit Argentinië, behoort tot deze groep. Dicraeosauriërs leefden van de Laat-Jura tot het Vroeg-Krijt.
Dicraeosauriërs waren net als alle andere sauropoden plantenetende viervoeters. De naam Dicraeosaurus betekent zoveel als `gevorkte` saurus, wat betrekking heeft op de dubbele stekels op hun rug.
Dicraeosauriërs zijn nauw verwant aan de Diplodocus-achtigen. De dunne, puntige tanden hebben beide groepen met elkaar gemeen. Ze gebruikten hun hark-achtige bek misschien om naalden van de takken te `ritsen`.
Amargasaurus leefde in het Vroeg-Krijt in Argentinië. Amargasaurus had een zeer opvallende dubbele rij stekels op zijn rug. Dicraeosaurus, een andere Dicreaosauriër die uit Tanzania bekend is, had ook dergelijke stekels, alleen een stuk minder hoog en minder opvallend. Dicraeosaurus leefde in de Laat-Jura, toen Zuid-Amerika nog grotendeels met Afrika verbonden was.
Misschien hadden de Dicraeosauriërs een huidflap tussen de stekels zitten. Zo`n huidflap zou gebruikt kunnen zijn om in een warm klimaat voor afkoeling te zorgen. Andere mogelijke functies van de stekels zijn verdediging tegen vijanden of hofmakerij.

Dictyonellide armpotigen
Wetenschappelijke naam: Dictyonellida (orde van articulate Armpotigen)
Dictyonellide armpotigen zijn uitgestorven zeedieren, die leefden gedurende het Ordovicium tot en met het Perm (ca. 500-250 miljoen jaar geleden). Ze hadden een bolle, tweekleppige schelp zonder steelopening. Elders in de armklep zat een grote opening met een inwendige driehoekige plaat. Binnen de schelp zat een tentakelkrans (lofofoor) zonder steunskelet, voor het filteren van voedseldeeltjes uit het water. Wegens de aanwezigheid van deze tentakelkrans worden de Armpotigen (Brachiopoda), evenals de Mosdiertjes (Bryozoa) en de Hoefijzerwormen (Phoronida), tot het superfylum van de Tentakelkransdragers (Lophophorata) gerekend.

Diepste duiker
De diepste duiker is de potvis
Hij komt zeker tweeduizend meter diep. We weten dat omdat enkele potvissen verstrikt zijn geraakt in telefoonkabels die op die diepte zijn neergelegd.

Diepzeevissen
Andere naam: Grootbekken Wetenschappelijke naam: Stenopterygii (superorde binnen de Echte beenvissen, Teleostei)
Diepzeevissen zijn Straalvinnige beenvissen (Actinopterygii) die vaak lichtgevende organen hebben. Ze zijn meestal donkerbruin of zwart. Het skelet bestaat grotendeels uit kraakbeen. Veel soorten hebben een diep ingesneden bek, met lange dunne tanden of vele dichtopeenstaande rijen kleine tandjes. De schubben (indien aanwezig) laten gemakkelijk los. Tot deze groep behoort o.a. de Addertandvis (Chauliodus sloani).

Diepzeevlakten en troggen
Belangrijkste kenmerken
Tot de diepzee wordt gerekend de delen van de oceanen die dieper zijn dan anderhalve kilometer. De diepste oceaantroggen zijn 11 kilometer diep. De diepzee is een zeer bijzondere leefomgeving, waar buitengewoon vijandige omstandigheden heersen voor levende wezens. Het is er koud (4 graden Celcius) en donker en er heerst een grote druk. Wel is het een stabiele omgeving, omdat er nauwelijks variatie optreedt in de leefomstandigheden. Positie
De diepzee is de grootste geografische eenheid van onze globe: 86% van alle oceanen wordt tot de diepzee gerekend. Planten en dieren
Het dierlijk leven in de diepzee is voor voedsel afhankelijk van organisch materiaal dat naar beneden zinkt vanuit ondiepere waterlagen. Daarnaast komen er ook roofdieren voor zoals vissen die leven van prooidieren. Plantaardig leven komt in de diepzee, wegens de afwezigheid van licht, niet voor. Leven op diepzeevlakten en in troggen
In tegenstelling tot wat men vroeger dacht, is er leven in de diepzee. Ondanks de moelijke omstandigheden komen er zeekomkommers, zeesterren, zeeanemonen, wormen, kreeftachtigen en vissen voor. De populatiedichtheden per soort zijn laag wegens het enorme watervolume. Het ziet er naar uit dat door de onderlinge geïsoleerdheid, iedere trog zijn eigen fauna kent.
De diepzeebewoners zijn vaak uitgerust met organen die licht uitzenden. Dit noemen we bioluminescentie. Vissen, pijlinktvissen en schaaldieren blijken allerlei vormen van bioluminescentie te hebben ontwikkeld.

Dieren
ongewervelde dieren
vissen
vogels


kwallenkrabben en kreeftenschelpdieren
haaienplatvissenmaanvis
lepelaarwadvogelszeekoetmeer
zoogdieren

zeehondenwalvissendolfijnen


Dieren op oude prenten
In de collectie van Naturalis bevinden zich veel oude tekeningen van dieren. Sommige zijn honderden jaren geleden gemaakt maar nog steeds prachtig van kleur. De prenten laten de ontwikkeling zien die de wetenschappelijke illustratietechniek heeft doorgemaakt.

Dierenrecords
Dieren zijn in staat tot verbluffende prestaties. Als de kampioenen mee mochten doen aan sportwedstrijden zouden ze de mens bijna overal in verslaan.

Diergaarde Blijdorp
Diergaarde Blijdorp in Rotterdam is met ruim 1,5 miljoen bezoekers per jaar één van de meest populaire attracties in Nederland. Blijdorp staat voor natuurbehoud, recreatie, educatie en toegepast wetenschappelijk onderzoek.
Als dierentuin concentreert Blijdorp  zich op het fokken en in stand houden van veelal bedreigde diersoorten. Door het laten zien van dieren en planten en het geven van informatie probeert Blijdorp haar bezoekers bewust te maken van de bijzonderheid en de waarde van de natuur en de organismen die daarin leven. De realisatie van deze doelstelling heeft tot nu toe vorm gekregen in de omvorming van het oude Blijdorp in een biotopentuin, waar bezoekers de belangrijkste biotopen van de wereld op kleine schaal kunnen ontdekken. De laatste uitbreiding is het waterexpositie Oceanium.
Blijdorp is een van de weinige dierentuinen in Europa met eigen onderzoekers, die toegepast onderzoek verrichten naar onder andere voortplanting, gedrag, voeding en medische zorg. De hierdoor verkregen kennis draagt er toe bij dat de dieren ouder worden, gezonder blijven en zich beter voortplanten.
Artikelen over het onderzoek en andere wetenswaardigheden over de dieren in de tuin verschijnen regelmatig in de publieksuitgave `Blijdorp blad`.
Website: www.rotterdamzoo.nl
Voor een overzicht van de beschikbare essays van Diergaarde Blijdorp klik op `Blijdorp - dierenverhalen` (in smalle groene balk bovenaan). Voor basisinformatie over afzonderlijke dieren klik op `Homepage` of `home` en daarna op `Dierentuindieren`.

Dierlijke pigmenten
Veel dieren maken kleurstoffen aan. Dierlijke pigmenten zijn vaak heel intens van kleur. Er is geen intenser rood dan het lippenstiftrood dat uit bepaalde luizen wordt gewonnen.

Indisch geel
Cochenille
Purper
Sepia
Beenderzwart

Dijkdorpen
Dijkdorpen zijn jongere dorpen. Ze zijn langgerekt en hoewel de oude zeedijk in de loop der eeuwen vaak is `weggemoffeld` vertonen ze vaak nog wel enig niveauverschil. De grootste groei vertoonden de dijkdorpen in de 19e eeuw toen de akkerbouw een grote behoefte had aan werkkrachten. Nog steeds is te zien dat er vaak kleine arbeidershuisjes staan in zo`n dorp. Voorbeelden van dijkdorpen zijn `t Zandt, Zijldijk, Oldenzijl, Pieterburen en Den Andel.

Dijken
Vanaf de 12e eeuw kreeg het half gecultiveerde kwelderlandschap met inmiddels al een groot aantal wierdedorpjes een ander aanzien. De bewoners, geholpen door monniken, begonnen dijken op te werpen om de zee aan banden te leggen. Men kon vanaf nu ook buiten de wierden wonen. Ook werden tot nu toe onbewoonde kweldergebieden in cultuur gebracht door er dijken om te leggen. Vooral in Noordwest-Groningen en in het gebied van de voormalige rivier de Fivel vond veel landaanwinning plaats. In de eeuwen die volgden zijn talloze malen de dijken doorgebroken en vonden er overstromingsrampen plaats.
In het gebied van de Eems ontstond zelfs nieuw slikken- en kwelderland, op plekken waar eerst veen was en waar al dorpjes waren gesticht. De Dollard was ontstaan. Voor een gedeelte ligt ze er nog. Een prachtig natuurgebied.
Groninger boeren willen graag dat de oude zeedijken (of slaperdijken) die op hun land liggen worden afgegraven. De slaperdijken zijn namelijk moeilijk te bewerken en onderhouden en de doorgangen zijn vaak te smal voor moderne landbouwmachines. Zowel het rijk als de provincie Groningen vinden de oude zeedijken cultuurhistorisch van zo`n grote waarde dat ze extra bescherming verdienen.

dikhoornschaap
Deze Amerikaanse schapen danken hun naam aan de massieve hoorns van de mannetjes. Het gewicht van de hoorns is soms bijna even groot als dat van de rest van het skelet.
In november en december vechten de mannetjes met elkaar. Ze lopen van elkaar weg om zich vervolgens om te draaien en met enorme kracht met de koppen tegen elkaar te slaan. De schedel is erop gebouwd om de klappen zonder schade op te vangen.
Wetensch. naam: Ovis canadensis
Engelse naam: bighorn sheep
Verspreiding: Zuidwest-Canada, westelijk en centraal deel Verenigde Staten, Noord-Mexico
Voedsel: gras, bladeren, kruiden
Lengte: 1,5 - 1,8 m
Gewicht: 55 - 125 kg
Status: thans niet bedreigd

Dikke darm
De dikke darm is het laatste actieve deel van het spijsverteringskanaal. Hoewel er grotendeels restproducten van voorgaande spijsverteringsstappen in terecht komen weet de dikke darm er toch nog voedingsstoffen uit te halen die nuttig zijn voor ons lichaam. Onderdelen van de dikke darm (ook wel colon genoemd). De dikke sluit bij zijn begin aan op de dunne darm en hij eindigt in de endeldarm.
Functie
In de anderhalve meter lange dikke darm worden water en de laatste voedingsstoffen aan ons eten onttrokken, vooral water en zouten. Wat in de dikke darm terecht komt is eigenlijk afval waar de voorgaande spijsverteringsstations geen raad mee weten. Taaie vezels uit brood bijvoorbeeld, kunnen we niet zelf in onze maag of dunne darm afbreken. Bacteriën (darmflora) die in de dikke darm leven kunnen dat wel. Zij helpen ons bij het verwerken van de laatste overgebleven voedselresten.
Werking
Vanuit de dunne darm komt in de dikke darm een waterigge massa terecht die bestaat uit onverteerde voedingsresten, afvalproducten van voorgaande spijsverteringsprocessen en spijsverteringssappen die zijn afgescheiden door de maag en de dunne darm.
Ritmische samentrekkingen van de sterk gespierde darmwand zorgen ervoor dat de massa goed door elkaar wordt gemengd en in contact komt met de darmwand. Dit bevordert de opname van water en zouten door de darmwand. Water wordt via de darmwand opgenomen door de bloedbaan om bloedplasma dun te houden. Via het bloed reist een ander deel van het water met daarin opgeloste zouten naar alle delen van het lichaam waar ze worden gebruikt voor het functioneren van de lichaamscellen.

Dikkopje
Dikkopjes zijn kleine (tot 10 cm) grondels. In de Waddenzee komen dikkopjes vooral in de herfst voor. In de winter trekken ze naar dieper water. Ze eten roeipootkreeftjes, vlokreeftjes, aasgarnalen en vislarven. Dikkopjes vormen belangrijk voedsel voor grote vissen zoals kabeljauw. Deze grote vissen komen `s avonds naar de kust voor hun prooi.
Namen: Ned: Dikkopje Lat: Pomatoschistus minutus Eng: Sand gobyDui: Sandgrundel Dan: Sandkutling Fra: Gobie buhotte

Dikkopkreeftjes
Wetenschappelijke naam: Cumacea (orde binnen de Hogere schaaldieren, Malacostraca)
Dikkopkreeftjes behoren tot de geleedpotigen. Het zijn kreeftachtigen die op garnalen lijken. Het voorste deel van het lichaam is tonvormig verdikt, het achterlijf is lang en dun. Vrouwtjes dragen een broedbuidel, dat gevormd wordt door plaatvormige uitsteeksels aan de basis van de poten. Dikkopkreeftjes leven in zee.

dikkopschildpad
© WWF-Canon - M.Gunther
De dikkopschildpad (vaker `onechte karetschildpad` genoemd) is een zwaargebouwde zeeschildpad. Zijn kaken zijn sterk genoeg om schelpen te kraken. Deze soort komt ook in subtropische zeeën voor.
Dankzij een actie van de Nederlandse WNF-Rangers kon het belangrijkste legstrand van de Middellandse Zee (op het Griekse eiland Zakynthos) beschermd worden.
Andere namen: onechte karetschildpad
Wetensch. naam: Caretta caretta
Engelse naam: loggerhead turtle
Verspreiding: tropische, subtropische en gematigde zeeën
Voedsel: krabben, weekdieren, vis
Lengte: 70 - 100 cm
Gewicht: 90 - 115 kg (max. 160 kg)
Status: bedreigd

Dikkopzoogdierreptielen
Wetenschappelijke naam: Dinocephalia (onderorde binnen de Therapsida)
Dikkopzoogdierreptielen zijn uitgestorven zoogdierachtige reptielen (Synapsida) die leefden gedurende het Perm (ca. 290-250 miljoen jaar geleden). Net als zoogdieren hadden zij een schedel met slechts één slaapvenster (fenestra temporalis). Er waren zowel vleesetende als plantenetende soorten. De planteneters waren groot (tot 5 meter) en plomp gebouwd. Ze hadden een zeer dik schedeldak, dat waarschijnlijk diende voor stootgevechten. Sommigen hadden zelfs hoornachtige uitsteeksels. Ze vermaalden hun plantaardig voedsel door de onderkaak herhaaldelijk van achter naar voren te schuiven.

dikstaartgalago
Deze halfaap is de grootste van de galago`s. Het zijn nachtdieren met grote ogen en oren, waarmee ze in het duister prima insecten kunnen opsporen. Galago`s eten ook stuifmeel van bloemen en zorgen daarbij voor de bestuiving van diverse plantensoorten.
Andere namen: grote galago; komba
Wetensch. naam: Galago crassicaudata; Otolemur crassicaudatus
Engelse naam: thick-tailed galago; greater galago; greater bushbaby
Verspreiding: Midden- en Zuidoost-Afrika
Voedsel: insecten, plantensap, gom, bloemen, stuifmeel, honing, zaden en vruchten
Lengte: 25 - 40 cm, 35 - 50 cm
Gewicht: 1 - 2 kg
Status: plaatselijk algemeen

Dillenia-achtige bloemplanten
Andere naam: Vioolachtige bloemplanten Wetenschappelijke naam: Dilleniiflorae (superorde binnen de Tweezaadlobbigen, Magnoliidae)
Dillenia-achtige bloemplanten vormen een groep van zeer verschillende families. Recent DNA-onderzoek heeft aangetoond dat zelfs de plant met de grootste bloemen ter wereld, Rafflesia arnoldi, tot deze groep behoort. De bloemen hebben vaak 4-5 of meer kroonbladen, die meestal niet vergroeid zijn (wel bv. bij de Heidefamilie). Het aantal meeldraden is meestal twee keer zo groot als het aantal kroonbladen, soms minder, soms talrijk (bv. bij de Hertshooifamilie). De Dillenia-achtige bloemplanten die in de tropen voorkomen, zijn bomen of struiken. In gematigde streken komen minder soorten voor; het zijn meestal kruidachtigen.

dingo
Dingo`s zijn verwilderde huishonden. Dit kan al 10.000 jaar geleden gebeurd zijn, in ieder geval lang voordat Westerlingen Australië ontdekten en koloniseerden.
Dingo`s leven in vergelijkbare groepen als wolven. Een groep jagende dingo`s kan kleine kangoeroes vangen en ook schapen. Dat laatste maakt ze niet erg geliefd bij de Australië. Om hun vee te beschermen heeft men enkele delen van Australië hermetisch afgesloten voor dingo`s met eindeloos lange rasters.
Dingo`s vervullen ook een nuttige taak in Australië doordat ze helpen om het konijnenoverschot enigszins te beperken.
Wetensch. naam: Canis dingo
Engelse naam: dingo
Verspreiding: Australië
Voedsel: konijnen, knaagdieren, wallabies en kleine buideldieren, vogels
Lengte: 70 - 110 cm, staart 20 - 35 cm
Gewicht: 9 - 20 kg
Status: plaatselijk algemeen

Dino Argentino
Wie dacht de meeste dino`s wel te kennen, heeft nog nooit in Argentinië gegraven. Vooral de laatste tien, twintig jaar ontdekten Argentijnse paleontologen daar heel veel spectaculaire dinosauriërfossielen. Opvallende soorten
Dino`s uit Argentinië: zitten ze daar dan ook al? Bij dino`s denk je onwillekeurig toch vooral aan de Noord-Amerikaanse superstars als Tyrannosaurus en Diplodocus, niet in de laatste plaats vanwege de film Jurassic Park. Toch zijn de Verenigde Staten niet de enige plaats waar het goed dino-jagen is. Ook Mongolië en (zeker de laatste jaren) Argentinië staan bekend om hun fossielen van dinosauriërs. Eerste dino`s
In Argentinië zijn gesteentelagen te vinden uit het eind van de Trias (ongeveer 250 - 210 miljoen jaar geleden), de tijd waarin de eerste dinosauriërs ontstonden uit een groep meer primitieve reptielen. Uit die gesteentelagen zijn oerdino`s als Eoraptor, Herrerasaurus en Lagosuchus tevoorschijn gekomen. Dankzij deze vondsten hebben paleontologen een veel beter beeld gekregen van de eerste paar miljoen jaar in de ontstaansgeschiedenis van de dinosauriërs.
De geologische geschiedenis van Argentinië was, dankzij het schuiven van de continenten, een afwisselend geheel. Konden dinosauriërs aanvankelijk nog heen en weer lopen tussen Zuid-Amerika, Noord-Amerika, Europa en Afrika, later verbrak de nieuw-gevormde Atlantische Oceaan die mogelijkheid en ging de evolutie van de Zuid-Amerikaanse dino`s haar eigen weg, waarbij een wonderlijk scala van vormen ontstond.

Dinomischus
Wetenschappelijke naam: Dinomischus isolatus
Dinomischus is een uitgestorven zeedier, dat leefde gedurende het Cambrium (ca. 540-500 miljoen jaar geleden). Het was een vastzittend dier van ongeveer 2,5 centimeter groot, bestaande uit een steel en een kelkvormig uiteinde met een krans van tentakels. Dinomischus leek enigszins op kelkdiertjes van tegenwoordig.

Dinosauriërs waren slechte kauwers
Waarom hadden grote dinosauriërs zo`n kleine kop?
Sauropoden waren de reuzen onder de dinosauriërs. Ze behoren tot de bekendste dinosauriërs. `Dino` uit de Flintstones geeft een aardig beeld van het bouwplan van deze reuzen. Sauropoden hadden een reusachtig lijf, met een hele lange nek en lange staart. Opvallend is dat ze bij dat grote lijf een relatief kleine kop hadden. Bovendien hadden sommige vormen, zoals Diplodocus, een slecht ontwikkeld gebit. Camarasaurus, de sauropode in de tentoonstelling van Naturalis, had nog een hele batterij lepelvormige tanden. Diplodocus had slechts een paar tanden voor in de bek.
Diplodocus kon 33 meter lang worden, de grootste sauropode wel 45 meter. Maar hoe konden deze dieren voldoende voedsel verwerken voor dat grote lijf, als ze maar zo`n kleine kop hadden?
Planteneters
Sauropoden waren planteneters. Planten vormen een relatief moeilijk verteerbare voedselbron. Plantenweefsels zijn taai en moeten goed worden fijngemalen om er de voedingsstoffen uit te krijgen. Bovendien bevatten planten veel cellulose, een materiaal dat niet door maag- en darmsappen van dieren kan worden verteerd. Om de cellulose toch klein te krijgen, hebben planteneters een rijke darmflora. Bacteriën kunnen cellulose namelijk wel verteren.
Aan het eind van het Trias, ongeveer 220 miljoen jaar geleden, verschenen de eerste grote planteneters, de voorouders van de echte sauropoden. Tot dan toe waren de grootste planteneters niet veel langer dan een meter.

Diplodocidae
De familie van de Diplodocus-achtigen komen we voor het eerst in de Laat-Jura tegen, alhoewel de eerste Diplodocus-achtigen waarschijnlijk al eerder ontstonden. Het waren sauropoden met een lange nek en een uitzonderlijk lange staart. Ze leefden tot in het Laat-Krijt.
Diplodocus-achtigen waren net als alle andere sauropoden plantenetende viervoeters. Hun poten waren relatief lang. Van kop tot staart werden sommige Diplodocidae meer dan 25 meter lang. Diplodocus betekent zoveel als `dubbele balk`, wat betrekking heeft op de opvallende dubbele uitgroeisels aan de chevronbeentjes, de uitsteeksels onderaan de staartwervels.
De Diplodocus-achtigen werden vroeger nog wel eens bij de Titanosauriërs geplaatst, onder meer omdat de tanden nogal op elkaar leken. Nieuw onderzoek, waarbij naar veel meer eigenschappen werd gekeken, heeft aangetoond dat deze twee groepen niet erg nauw aan elkaar verwant zijn.
Resten van Diplodocidae zijn onder meer bekend uit Noord-Amerika, Europa en Afrika.
Pootafdrukken laten zien dat de Diplodocus-achtigen in kuddes leefden.

DNA
DNA is de naam van een groep speciale chemische verbindingen die in letterlijk àlle cellen van àlle levende wezens voorkomen.
DNA bevat de bouwinstructies van het leven. DNA bevat daarmee de blauwdruk, het bouwplan van een organisme.
DNA geeft de instructies voor de belangrijke celprocessen. Het verzorgt de werkzaamheden niet zelf, maar bepaalt welke uitvoerders, wanneer en in welk tempo aan de werkzaamheden beginnen.
De informatie ligt verankerd in de bekende spiraal van het DNA. Deze spiraal bestaat uit slechts 4 bouwstenen, die twee aan twee gekoppeld zijn: A (adenine) met T (thymine) en C (cytosine) met G (guanine). De volgorde van deze bouwstenen, die door suiker en fosfaat verbonden zijn in de eindeloos lange spiraal, bepaalt de informatie.  Elke informatie-eenheid wordt een gen genoemd.
De spiraal is dubbel, de zogenaamde dubbele helix. Daarmee is elke informatie feitelijk twee keer aanwezig.
De wijze waarop de genen, de informatie, gestructureerd zij, blijkt veel ingenieuzer dan tot voor kort werd gedacht. Er zijn veel typen genen met heel verschillende functies.

DNA
DNA is de afkorting voor Desoxyribo Nucleic Acid (desoxyribonucleïnezuur). Het is een verzameling van moleculen waarin de informatie voor erfelijke eigenschappen opgeslagen ligt. DNA is opgebouwd uit nucleïnezuur wat op zijn beurt weer opgebouwd is uit stikstofbasen of nucleotiden.  Deze vormen samen een dubbelstrengsmolecuul dat om zichzelf heen gewikkeld is, de zogenaamde dubbele helix. De volgorde van de stiksofbasen en hun samenstelling in het DNA is bepalend voor de erfelijke eigenschappen. Chromosomen, mitochondrieën en plastiden bestaan grotendeels uit DNA.

DNA en onvoltooid verleden tijd
Als een cel sterft, valt het DNA in stukjes uiteen. De snelheid waarmee dit gebeurt, is onder andere afhankelijk van temperatuur en vochtigheid. Dankzij moderne technieken is maar een heel klein stukje DNA nodig voor een analyse, maar het vinden van een informatief stukje kan veel tijd en moeite kosten. DNA en Paaseiland
Paaseiland is een van de meest geïsoleerde eilanden ter wereld. Het ligt in de Pacifische Oceaan, meer dan 3000 kilometer ten westen van Zuid-Amerika. Ooit was dit eiland bewoond. De bewoners lieten reusachtige beelden na, die de fantasie van velen prikkelden. De Noor Thor Heyerdahl was ervan overtuigd dat deze bewoners op vlotten vanaf Zuid-Amerika waren komen aandrijven. Om die mogelijkheid te bewijzen ondernam hij zelf de tocht op een zelfgebouwd vlot. De reis slaagde en zijn theorie leek bevestigd. Een alternatieve theorie ging ervan uit dat de Paaseilanders Polynesiërs waren die uit het westen waren gekomen.
Men onderzocht mitochondriaal DNA van de botten van 12 individuen die enige honderden jaren geleden waren overleden. Dit DNA bleek typisch Polynesisch te zijn, zodat de theorie van Heyerdahl moest worden verworpen. Musea als schatkamers van DNA
Natuurhistorische musea zijn archieven vol gebruikte, maar ook ongebruikte gegevens. De objecten vertellen ons welke soorten er zijn, waar ze voorkomen en waar ze ooit voorkwamen. Ze laten ook zien hoe soorten er vroeger uitzagen. Ze kunnen anders getekend zijn geweest, of een dikkere huid hebben gehad, of op enige andere manier anders zijn geweest.

DNA weetjes
Elk levend wezen op aarde bestaat uit cellen. Deze cellen hebben allemaal een kern. De kern zorgt ervoor dat alles goed verloopt in de cel. Dit kan niet gebeuren zonder DNA (DesoxyriboNucleine Zuur). DNA bevat namelijk alle recepten (codes) om eiwitten mee te maken. Deze eiwitten vervullen allemaal hun eigen functie die zo belangrijk is om te kunnen leven.

In elke cel van je lichaam zit DNA, en dat is identiek in elke cel.
Al je DNA zit op 46 chromosomen. Hiervan zijn er 23 van je vader en 23 van je moeder afkomstig.
Een chromosoom is een lange streng DNA die op een bijzondere manier is opgerold.
Als je al het DNA uit alle scellen van één persoon uitrolt en achter elkaar legt, dan kun je 500 keer naar de zon en terug.
Elk levend organisme heeft een ander aantal chromosomen. Een tomaat heeft 12 chromosomen in zijn cel, een koe 60, een sprinkhaan 23, een bij 16 en een kip 78.
Meer dan 98 % van je DNA is gelijk aan dat van een chimpansee.
Het DNA in 1 cel is wel 2 meter lang. Vergelijk het met een dun draadje van 20 km die in een tennisbal zit.
Van 97% van ons DNAis de functie nog niet bekend Dit wordt daarom junk-DNA genoemd.
Slechts 3 % van je DNA heeft de code voor een eiwit.
Een gen is een groot deel van het DNA. Het is de code voor een specifiek eiwit dat belangrijk is voor je lichaam.
Een mens heeft ± 30.000 genen, een worm ± 19.000 en een fruitvlieg heeft er ± 13.500.
Als je al het DNA uit alle cellen van één persoon uitrolt en achter elkaar legt, kan je het 600000 keer om de evenaar wikkelen.

DNA-fingerprinting
Ieder mens heeft unieke vingerafdrukken (Engels: fingerprints) en is daaraan dus feilloos te herkennen. Dat kennen we allemaal uit politiefilms en -boeken. Soms is het echter noodzakelijk om mensen te kunnen identificeren zonder gebruik te maken van vingerafdrukken. Hier biedt DNA uitkomst. Variabel DNA
Elke soort heeft z`n eigen DNA. Zo telt het menselijk DNA drie miljard basenparen, die liggen gerangschikt op 23 paar chromosomen. Toch zijn geen twee mensen hetzelfde. Dat komt doordat er binnen die drie miljard basenparen een zekere variatie bestaat. Die variatie is niet overal op het DNA even groot. Op sommige stukken is meer variatie mogelijk dan op andere, zonder dat het individu daar `last` van krijgt. Dat heeft onder andere te maken met de functie van zo`n stukje. Hele stukken DNA hebben geen bijzondere functie;. ze hoeven er eigenlijk alleen maar te zijn. Een verandering in de organische basen heeft daarom weinig of geen nadelige invloed op het individu. Bij andere stukken DNA is de basenvolgorde wel van belang, omdat die worden afgelezen en vertaald in eiwitten. Dan kan de functie van het stukje DNA zo afhankelijk zijn van juist die basenvolgorde, dat elke verandering dodelijk uitpakt. Een toevallige ontdekking
Het DNA bestaat dus uit stukken waarin relatief veel veranderingen of mutaties op kunnen treden, en andere stukken waarin één verkeerde mutatie al de dood van het individu kan betekenen. In het midden van de jaren tachtig deed de Brit Alec Jeffreys onderzoek naar de variatie die optreedt in het DNA rond de genen voor hemoglobine, toen hij een opmerkelijke ontdekking deed.

DNA-replicatie
DNA kan zichzelf kopiëren.
Bij celdeling krijgen beide nieuwe cellen een kopie van het DNA. Zo blijven de erfelijke eigenschappen gedurende het hele leven behouden.

 1 De organische basen, die de twee ketens verbinden, laten los van elkaar.
2 Er ontstaan twee enkele DNA-ketens.
3 Tegenover een C-base komt een G-base, tegenover een A-base komt een T-base. Als resultaat ontstaan twee perfecte kopieën van het oorspronkelijk DNA.
4 Tegen elke keten wordt een nieuwe keten gemaakt.
5 Nadat ze zijn gekopieerd, spiraliseren de ketens tot chromosomen. Ze zijn dan korter en kunnen gemakkelijk worden verplaatst tijdens de celdeling. De informatie die in de basen van het DNA is gecodeerd wordt door de cel gebruikt om zichzelf en het organisme waar hij toe behoort te onderhouden. Het DNA is opgedeeld in genen. Ieder gen codeert voor een eiwit. Lees nu het verhaal over van DNA naar eiwit.

DNA-weetjes
Elk levend wezen op aarde bestaat uit cellen. Deze cellen hebben allemaal een kern. De kern zorgt ervoor dat alles goed verloopt in de cel. Dit kan niet gebeuren zonder DNA (DesoxyriboNucleine Zuur). DNA bevat namelijk alle recepten (codes) om eiwitten mee te maken. Deze eiwitten vervullen allemaal hun eigen functie die zo belangrijk is om te kunnen leven.
In elke cel van je lichaam zit DNA, en dat is identiek in elke cel.
Al je DNA zit op 46 chromosomen. Hiervan zijn er 23 van je vader en 23 van je moeder afkomstig.
Een chromosoom is een lange streng DNA die op een bijzondere manier is opgerold.
Als je al het DNA uit alle scellen van één persoon uitrolt en achter elkaar legt, dan kun je 500 keer naar de zon en terug.
Elk levend organisme heeft een ander aantal chromosomen. Een tomaat heeft 12 chromosomen in zijn cel, een koe 60, een sprinkhaan 23, een bij 16 en een kip 78.
Meer dan 98 % van je DNA is gelijk aan dat van een chimpansee.
Het DNA in 1 cel is wel 2 meter lang. Vergelijk het met een dun draadje van 20 km die in een tennisbal zit.
Van 97% van ons DNAis de functie nog niet bekend Dit wordt daarom junk-DNA genoemd.
Slechts 3 % van je DNA heeft de code voor een eiwit.
Een gen is een groot deel van het DNA. Het is de code voor een specifiek eiwit dat belangrijk is voor je lichaam.
Een mens heeft ± 30.000 genen, een worm ± 19.000 en een fruitvlieg heeft er ± 13.500.
Als je al het DNA uit alle cellen van één persoon uitrolt en achter elkaar legt, kan je het 600000 keer om de evenaar wikkelen.

dodaars
Kleine, schuwe fuut, die bij vennen, kleine meren en moerassen leeft. In Nederland komen naar schatting zo`n tweeduizend broedparen voor. Hun drijvende nest van waterplanten en modder ligt verscholen tussen het riet. Ook de vogels zelf blijven meestal goed verborgen. Aan hun geluid zijn dodaarzen beter te onderscheiden: een hinnikend bibibibi.
Dodaarzen vliegen vaker dan andere futen. In de winter zijn ze duidelijk lichter van kleur dan in het broedseizoen. Vanaf augustus tot eind april is er een groter aantal in ons land als doortrekker of wintergast.
Andere namen: hagelzakje
Wetensch. naam: Tachybaptus ruficollis
Engelse naam: little grebe
Verspreiding: Europa, Afrika, Azië
Voedsel: kleine visjes, slakken, kreeftjes en insecten
Lengte: 25 - 29 cm
Gewicht: 125 - 225 gram
Status: algemeen

Dodaars
De dodaars broedt in kleine dichtbegroeide sloten en plassen. Het broedseizoen begint in maart en de jongen worden tot augustus door hun ouders verzorgd. Daarna vertrekken de vogels naar hun overwinteringsplaatsen. Dit zijn vooral de brakke wateren zonder getijde in het Deltagebied, maar ze komen ook het hele jaar op de waddeneilanden voor. Dodaarzen eten vooral waterplanten, kleine vissen en waterinsecten. De vogels kunnen goed duiken. Vaak nemen ze een aanloopje door eerst omhoog te springen voordat ze onderduiken.
Namen: Ned: Dodaars Eng: Little Grebe Fra: Grèbe castagneuxDui: Zwergtaucher Dan: Lille Lappedykker Nor: Dvergdykker Fries: Dükerke Ital: Tuffetto Lat: Tachybaptus ruficollis

Dodaars
Wetenschappelijke naam: Tachybaptus ruficollis
Aantal broedparen in Nederland: 1800-2500 (1998-2000)
Biotoop: ondiepe moerassen met rijke oevervegetatie
Geluid: Dodaars

Dode witsnuitdolfijn uit zee gevist
Zondagochtend 22 mei 2005 kon een dode witsnuitdolfijn vlak voor de Oosterscheldekering uit de Noordzee worden gehaald. De dolfijn was pas dood en het kadaver dus zeer vers. Om geen waardevolle wetenschappelijke gegevens verloren te laten gaan is het dier met grote spoed overgebracht naar Naturalis in Leiden. Berging en transport werden verzorgd door de Eerste Hulp Bij Zeezoogdieren regio zuidwest, in nauwe samenwerking met de Reddingsbrigade Westenschouwen. 
De witsnuitdolfijn op de snijtafel in Naturalis. Foto: Naturalis.
Uit zee gevist
Zondagochtend 22 mei 2005 merkte de eigenaar van strandpaviljoen De Schaar bij Westenschouwen in Zeeland een grote dode walvisachtige op die 15 meter uit de kust in zee dreef. De paviljoenhouder stelde de Reddingsbrigade Westenschouwen in kennis, die direct daarop de Eerste Hulp Bij Zeezoogdieren alarmeerde. Snelle actie was nodig omdat het kadaver richting de Oosterscheldekering dreef.
Bij het enkele kilometers verderop gelegen strandpaviljoen C`est la Vie gingen de EHBZ-medewerkers te water en konden een touw aan de staart van de dolfijn vastmaken. Nadat de Reddingsbrigade het kadaver het strand opgetrokken had, zag men dat het een witsnuitdolfijn betrof.
Het kadaver was zeer vers en het is dan ook onmiddellijk door de EHBZ voor onderzoek overgebracht naar Naturalis in Leiden. Daar is de volgende dag sectie verricht door Erwin Kompanje van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam. Bij de ontleding van het dier waren ook Marjan Addink en Okka Jansen van Naturalis betrokken.

Dodemansduim
Dodemansduim is een zacht koraal. De structuur van de kolonie lijkt op kraakbeen. De vertakkingen zijn helemaal bedekt met kleine poliepjes. De poliepjes zelf zijn niet groter dan 6 tot 8 millimeter; Ze hebben acht tentakels. De vingervormige kolonies worden tot 20 centimeter groot. Ze zijn wit, oranje of bruin en groeien op harde ondergrond. Dodemansduim komt in de Oosterschelde vrij algemeen voor, maar is in andere Nederlandse kustwateren zeldzaam.
Weblinks
Meer informatie over dodemansduim: http://www.noordzee.nl/natuur-dodemansduim.html
Namen: Ned: Dodemansduim Lat: Alcyonium digitatum Eng: Dead men`s fingersDui: Tote Mannshand Dan: Dødningehind

Dodo
Als je praat over uitgestorven beesten, denken de meeste mensen in de eerste plaats aan de Dodo, Raphus cucullatus (Linnaeus, 1758). Het is merkwaardig dat we nog altijd niet weten hoe de Dodo er in werkelijkheid uit heeft gezien, terwijl de vogel toch ooit in Europa als bezienswaardigheid levend tentoongesteld werd. Je zou ook veronderstellen dat de vele illustraties van de Dodo een goed beeld geven. Maar elke tekening is net ietsje anders dan de andere. Veelal werden eerdere afbeeldingen overgetekend en aangevuld met de nodige fantasie. Aangezien er geen opgezette exemplaren van de Dodo meer bestaan, kunnen we nog slechts proberen om deze duifachtige te reconstrueren aan de hand van de afbeeldingen en van het vele botmateriaal dat gevonden is.
Dodo Walghvogel
Dodo`s leefden op het eiland Mauritius in de Indische Oceaan. De eerste beschrijving werd in 1601 gegeven door Jacob Corneliszoon van Neck, die hem de `walghvogel` noemde, omdat hij zo afgrijselijk smaakte. Doordat ze niet konden vliegen, waren dodo`s vrij gemakkelijk te vangen. Ze werden dan ook door zeelieden gebruikt als een aanvulling op het menu. Dat ging echter niet altijd van harte, zoals blijkt uit de benaming van Van Neck. Hoe langer je het vlees kookte, des te taaier het werd. Alleen de buik en het borstvlees was enigszins smakelijk. Het laatste verslag van levende dodo`s stamt uit 1681 toen Benjamin Harry, de eerste stuurman van de Berkeley Castle, met zijn schip bij Mauritius aanlegde. De Franse Hugenoot François Leguat, die in 1693 op Mauritius aankwam, maakte in zijn verslag geen melding meer van de dodo, zodat we kunnen aannemen dat hij toen verdwenen was.

Dodo
De dodo, Raphus cucullatus, is een uitgestorven duif, die leefde op het eiland Mauritius in de Indische Oceaan. We kennen het dier alleen van de vele vondsten van botten en van 17de eeuwse illustraties. We weten echter nog steeds niet hoe het dier er in werkelijkheid uit heeft gezien.
Je zou veronderstellen dat de vele illustraties een goed beeld van de Dodo zouden geven. Maar elke tekening is net ietsje anders. Veelal werden eerdere afbeeldingen overgetekend en aangevuld met de nodige fantasie. Aangezien er geen opgezette exemplaren van de dodo meer bestaan, kunnen we nog slechts proberen om dit dier te reconstrueren aan de hand van de afbeeldingen en van het vele botmateriaal.
Scheepsjournaal
De enige beschrijvingen van dodo`s zijn afkomstig uit 17de eeuwse scheepsjournaals. Zeilschepen uit Europa legden regelmatig aan op de eilanden in de Indische Oceaan om proviand in te slaan. De eerste beschrijving werd in 1601 gegeven door Jacob Cornelis-zoon van Neck, die hem de `walghvogel` noemde, omdat hij zo afgrijselijk smaakte. Doordat dodo`s niet konden vliegen, waren ze vrij gemakkelijk te vangen. Zeelieden gebruikten ze als aanvulling op het menu. Dat ging niet altijd van harte, zoals wel blijkt uit de benaming van Van Neck.
Het laatste verslag van levende dodo`s stamt uit 1681 toen Benjamin Harry, de eerste stuurman van de Berkeley Castle, met zijn schip bij Mauritius aanlegde. De Franse Hugenoot François Leguat, die in 1693 op Mauritius aankwam, maakte in zijn verslag geen melding meer van de dodo.

doejong
De doejong is een vrij slanke zeekoe, die in kustwateren leeft. Doejongs grazen op bedden met zeegras. Daarbij trekken ze vaak de hele plant met wortels en al uit de bodem en maken ze herkenbare kale stroken in de zeegrasbedden.
Doejongs hebben een sikkelvormige staart (dus duidelijk anders dan de ronde staart van de lamantijnen) en kunnen verrassend snel zwemmen: tot 20 km-uur. Dit houden ze echter niet lang vol.
Doejongs zijn al heel lang bejaagd door de oorspronkelijke bewoners van Australië, de Perzische Golf en Micronesië. In een aantal gebieden wordt de jacht nu gereguleerd en zijn veelal met steun van het Wereld Natuur Fonds reservaten ingesteld (Kenia, Papoea Nieuw-Guinea, Australië). Omdat de doejong grote zeegrasvelden nodig heeft, is het belangrijk dat de reservaten behoorlijk uitgestrekt zijn.
Andere namen: Indische zeekoe
Wetensch. naam: Dugong dugon
Engelse naam: dugong
Verspreiding: ondiepe kustwateren in de zuidwestelijke Stille Oceaan en de Indische Oceaan
Voedsel: zeegras
Lengte: 3 - 4 m, bij geboorte 1 m
Gewicht: 400 - 600 kg, bij geboorte 20 - 35 kg
Status: kwetsbaar

dof en grauw van kleur
de schelp heeft de top ver uit het midden, is tot 5 cm lang en heeft fijne horizontale en verticale lijntjes op het oppervlak
de schelp is zeer stevig, vrij bol en heeft een gebogen top - de buitenzijde is bedekt met een schilferige, bruine laag












de schelp heeft een opvallend driehoekje in het slot aan de binnenkant van de top
de schelp is groot en plat en heeft in de linkerklep een lepelvormig uitsteeksel, waarvoor in de rechterklep een uitholling zit

Dolfijn van Cuvier
Dolfijn van Cuvier (Ziphius cavirostris). Illustratie: Rob van Assen - © ArtBoutique
Classificatie Klasse: Mammalia (zoogdieren) Orde: Cetacea (walvissen) Onderorde: Odontoceti (tandwalvissen) Familie: Ziphiidae (spissnuitdolfijnen) Geslacht: Ziphius Soort: Ziphius cavirostris (dolfijn van Cuvier)
Namen Nederlands: dolfijn van Cuvier Engels: Cuviers beaked or goose-beaked whale Frans: ziphius Spaans: zifio de Cuvier Duits: Cuvier-Schnabelwal © 2003 Kustvereniging EUCC, Leiden
Beschrijving De dolfijn van Cuvier heeft een lang en robuust lichaam. De rugvin kan in vorm variëren van een driehoek tot een sikkel en de borstvinnen zijn kort en stomp. De staartvin is breed en loopt door: er zit dus geen inkeping in het midden. Het lage voorhoofd loopt uit op een brede, stompe snuit, die - naarmate de dolfijn ouder wordt - steeds minder duidelijk zichtbaar wordt. De lijn van de mond is naar achteren toe omhoog gekruld zodat het lijkt alsof de dolfijn lacht. Mannetjes hebben twee tanden op de punt van de onderkaak die nog net zichtbaar zijn als de mond gesloten is. Kleur De kleur varieert van zwart tot bruin met witte of crèmekleurige vlekken en cirkelvormige littekens aan de onderzijde en flanken. Oudere mannetjes hebben grote witte vlekken van hun snuit tot op het midden van de rug. Lengte Volwassen exemplaren: 5,50 - 7m; pasgeborenen: 2 - 3 m. Gewicht Volwassenen: tot ongeveer 3000 kg; pasgeborenen: tot 250 kg.
Verspreiding De dolfijn van Cuvier is verspreid over een zeer groot gebied: van tropische tot gematigd koude wateren van de Atlantische, Stille en Indische oceaan.

dolfijn van Cuvier
© 1998 David Hofmann
De dolfijn van Cuvier is een stevig gebouwde spitssnuitdolfijn, bruinig van kleur met kleurpatronen en vlekken over het hele lichaam. De onderkaak is zwaargebouwd en bij mannetjes steken er twee tanden uit aan de voorkant. Soms groeien er zeepokken op deze tanden, waardoor ze wat op borstels lijken.
Wetensch. naam: Ziphius cavirostris
Engelse naam: Cuvier`s beaked whale
Verspreiding: wereldwijd in gematigde, subtropische en tropische zeeën
Voedsel: inktvis en diepzee-vissen
Lengte: 5,5 - 7 m, bij geboorte 2 - 3 m
Gewicht: 2000 - 3000 kg, bij geboorte 250 kg
Status: geen gegevens beschikbaar

dolfijn van Fraser
Wetensch. naam: Lagenodelphis hosei
Engelse naam: Fraser`s dolphin
Verspreiding: diepe wateren van de tropische Indische en Stille Oceaan
Voedsel: vis, inktvis en garnalen
Lengte: 2 - 2,6 m, bij geboorte 1 m
Gewicht: 160 - 210 kg, bij geboorte 20 kg
Status: geen gegevens beschikbaar

dolfijn van Peale
Deze dolfijn heeft een donkere kop en rug en opvallende witte oksels. Er wordt (illegaal) op gejaagd vanwege het vlees.
Wetensch. naam: Lagenorhynchus australis
Engelse naam: Peale`s dolphin
Verspreiding: kustwateren rondom zuidelijk Zuid-Amerika
Voedsel: inktvis
Lengte: 2 - 2,2 m
Gewicht: 115 kg
Status: geen gegevens beschikbaar

Dolfijnen
Er zwemmen dolfijnen in de zuidelijke Noordzee. Bruinvissen komen het meest algemeen voor. Vroeger kwam de tuimelaar ook veel voor, maar tegenwoordig gaat het meestal om witsnuitdolfijnen als een grote groep grotere dolfijnen wordt gezien. En nu en dan ziet of vangt men een gewone dolfijn of een witflankdolfijn. Nog zeldzamer zijn grijze dolfijnen, gestreepte dolfijnen en grienden. Ook de grootste van alle dolfijnen, de orka, kwam tot 1963 als dwaalgast in de zuidelijke Noordzee voor. Een aparte groep vormen de spitssnuitdolfijnen, waaronder de butskop en de spitssnuitdolfijn vallen.
Dolfijnen zijn tussen 1940 en 1965 sterk in aantal afgenomen. Omdat ze de top van de voedselketen in zee vormen, zijn ze erg gevoelig voor accumulatie van giftige stoffen. Ook het bestand aan vis, het voedsel van dolfijnen, is gedurende deze periode een stuk kleiner geworden. Daarnaast is de hoeveelheid lawaai onder water op zee sterk toegenomen door de toenemende scheepvaart. Dolfijnen oriënteren zich met behulp van geluid en hebben veel last van `bijgeluiden`.
Het aantal dolfijnen dat voorkomt op de Noordzee wordt in het onderzoeksprogramma naar de kwaliteit van het zeemilieu gebruikt. Aan het aantal kan afgeleid worden welke effecten een hoeveelheid giftige stoffen, verstoring en visserij in de Noordzee hebben.
Dat de visserij in elk geval effect heeft op het voorkomen van dolfijnen bleek weer eens toen in februari 2000 honderden dode dolfijnen aanspoelden op de Frans-Atlantische kust.

Dolktandzoogdierreptielen
Wetenschappelijke naam: Sphenacodontia (onderorde binnen de Pelycosauria)
Dolktandzoogdierreptielen zijn uitgestorven zoogdierachtige reptielen (Synapsida) die vooral bekend zijn uit het Vroeg-Perm (ca. 290 tot 270 miljoen jaar geleden). Ze zijn waarschijnlijk ontstaan uit Rugzeilzoogdierreptielen. Het waren roofdieren.
Net als zoogdieren hadden zij een schedel met slechts één slaapvenster (fenestra temporalis). Vertegenwoordigers van deze groep hadden in verhouding een grote kop met gespierde kaken.  Een bekende soort is de 3 meter grote Dimetrodon, die als enige een rugzeil had voor warmteregulatie. In tegenstelling tot de Rugzeilzoogdierreptielen hadden de werveluitsteeksels van Dimetrodon geen dwarsuitsteeksels.
De Dolktandzoogdierreptielen hadden een compacte romp, waarmee ze hun warmtehuishouding nog beter konden regelen: Hoe compacter de romp, hoe minder warmte er aan de omgeving wordt afgegeven.

Dollard
Landverlies en land-aanwas, twee begrippen die door de eeuwen heen bepalend zijn geweest voor het meest noordoostelijk stukje Nederland. Tot in de Middeleeuwen lag hier een veengebied met dorpen. Stormvloeden verwoestten daarna het land, de Dollard was ontstaan. Het is nu een uniek brakwatergebied, met kenmerkende kwelders. De Dollard is ook een belangrijk rustgebied voor zeehonden.
Na het ontstaan van de Dollard probeerde men het land weer terug te winnen op de zee. Van lieverlee werden steeds meer stukjes land ingepolderd, zonder dat onze voorouders zich realiseerden dat ze vruchtbare landbouwgrond maakten van unieke stukken natuur. Deze inpolderingen zijn verleden tijd. Andere economische omstandigheden in de landbouw en nieuwe ideeën over natuurbeheer hebben het gebied gemaakt tot wat het nu is: een brakwater kwelder- en wad-gebied met een keur aan zeldzame planten en vogels. Het is wel een zeer kwetsbaar gebied, omdat het alleen maar kan bestaan als het door de mens zo veel mogelijk ongemoeid wordt gelaten. Dit is dan ook de reden dat er maar heel beperkt in de Dollard `gestruind` mag worden.
Toch zijn er legio mogelijkheden om van dichtbij de kluten, de roofvogels, de zeekraal, de zeeaster en het goudknopje, om een paar biologische hoogstandjes te noemen, te bekijken. Een paar keer per jaar organiseert Het Groninger Landschap bootexcursies vanuit Termunterzijl, waarbij én de slikken, én de kwelders worden aangedaan. Uiteindelijk komt men dan terecht in Nieuwe Statenzijl, aan de rand van Nederland.