Natuurinformatie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716
De Cocksdorp
De Cocksdorp in het noorden is het jongste dorp van Texel. Het telt bijna 1300 inwoners. Het dorp ontstond in 1835 bij het haventje, dat zich bevond op de plaats waar de Roggesloot uitmondde in het Eierlandse Gat. Het dorp heette aanvankelijk Nieuwdorp, maar werd al na een paar maanden vernoemd naar N.J. De Cock. De Cock was een Antwerpse reder die tijdens de Belgische opstand (1830 - 1839) naar Rotterdam was uitgeweken. Hij was de grondlegger van de polder Eijerland.
De Dennen
De Dennen is het bosgebied tussen De Koog en Den Hoorn. Het is in het begin van de 20e eeuw aangeplant op de binnenrand van de duinen en op de zogenaamde mientgronden. Op de Fonteinsnol ontsprong vroeger een duinbeek. Door kunstmatige ingrepen (het plan Tureluur) probeert men de Dennen een gevarieerder aanzien te geven. Het bosbeheer is gewijzigd van houtproductie naar het streven naar een gevarieerd, natuurlijker bos. Ook de recreatie heeft een duidelijke plaats gekregen.
De dorpen van Ameland
Op Ameland liggen vier dorpen, Hollum, Ballum, Nes en Buren. Ze zijn ontstaan uit de Markegenootschappen; vroege nederzettingen uit de Middeleeuwen. In het verleden waren er nog drie dorpen op het eiland: Sier, Oerd en Swartwoude. Door stormvloeden en zandverstuivingen zijn die in de zestiende eeuw verdwenen, verzwolgen door de zee.
In de dorpen van Ameland wonen en werken 3400 mensen. Veel tastbare herinneringen aan een rijk en uniek verleden zijn er bewaard gebleven. Er zijn nog 220 beschermde monumenten of beeldbepalende panden te vinden. Door een actief gemeentelijk dorpsvernieuwings-beleid lukt het om het aanzien van de vier dorpen, o.a. door het planten van bomen, wegconstructies en passende restauraties te behouden. Hollum, Ballum en Nes hebben een beschermd dorpsgezicht.
De duinen als zeewering
De zeereep is de duinstrook die direct aan het strand grenst. Deze strook heeft in de eerste plaats zeewering als functie.
De zeereep moet voorkomen dat West-Nederland onder water loopt. Het is een kwetsbaar deel van de duinen: de wind is er krachtig en er wil weinig groeien. De zeereep moet echter wel de klappen van de golven opvangen. Eeuwen lang heeft men geprobeerd om de zeereep tegen wind en golven te beschermen door helm of rietschermen te planten. Deze schermen moesten zand invangen en de zeereep beschermen. De invloed van de golven probeerde men tegen te gaan door dammen of palenrijen aan te leggen die loodrecht de zee in staken. Hiermee hoopte men de kracht van de golven breken. Na stormschade en grote kustafslag werd de zeereep weer vlak geschoven met bulldozers en er werd van de zeereep weer een nette zanddijk gemaakt. Inmiddels is gebleken dat deze manier van kustverdediging niet werkt. Steeds meer duingebied ging verloren en ook dorpen werden bedreigd door kustafslag. Daarbij had ook de natuur veel te lijden van deze manier van kustverdediging. Grote delen van het duingebied gingen verloren door kustafslag of verdwenen onder het zand dat door bulldozers tot dijken werd gevormd. In de zeereep zelf was weinig ruimte voor natuur. Elk stukje kaal zand werd onmiddellijk ingeplant met helm, waardoor andere planten geen kans kregen.
In de jaren tachtig zijn nieuwe methoden ontwikkeld voor de kustverdediging. Methoden die meer rekening houden met natuurlijke kustprocessen en meer ruimte geven aan de natuur.
De eendenkooi
Een eendenkooi is iets bijzonders en maakt nieuwsgierig naar wat daar, verborgen in het kooibos, plaatsvindt. Een eendenkooi is een bij de Jachtwet erkende en geregistreerde vanginrichting voor in het wild levende eendachtigen. Het is een bedrijf; een `kooibedrijf` dat zich met vangen bezighoudt en waar met het oog daarop allerlei onderhoudswerkzaamheden worden verricht.
In Nederland bestaan er nog 170 eendenkooien of restanten daarvan. Hiervan zijn er 16 gelegen op de waddeneilanden. Ook op de oost- en noordfriese eilanden in het Duitse waddengebied zijn hier en daar kooien ingericht. Eendenkooien zijn speciale natuurgebieden met bijzondere cultuurhistorische waarden. Zij worden min of meer beschermd door een `afpalingsrecht`, dat zorgt voor de instandhouding van de rust binnen een cirkel die door kooipalen in het veld staat aangegeven. We beperken ons tot een weergave van de Zuid- en Noord-Hollandse eendenkooien. Elders in Nederland treffen we kooien aan die anders van opbouw kunnen zijn, hoewel de werking van het kooibedrijf daar op dezelfde principes berust.
Weblinks:
Stichting Eendenkooi: http://www.eendenkooi.net-
De eerste bioloog: Aristoteles
De eerste uitvoerige biologische visie op het leven en de natuur was die van de Griekse filosoof en natuurkenner Aristoteles (384-322 v. Chr.). Hij was de eerste die de natuur op systematische wijze ging onderzoeken.
Aristoteles (foto:NIBI)
Vader van de biologie
De wetenschappers uit de tijd van Aristoteles probeerden de wereld om hen heen te verklaren door middel van beredenatie. De stelling was dat als je iets kon beredeneren, het wel moest zijn zoals je het had bedacht. Ze bedachten bijvoorbeeld gewoon hoe dieren in elkaar zouden zitten, zonder die bedenksels wetenschappelijk te staven.
Aristoteles pakte het anders aan: hij gaf vooral zijn ogen de kost. Anders dan zijn tijdgenoten vond hij het goed waarnemen en beschrijven van dingen die zich in de levende natuur afspeelden heel belangrijk. Aristoteles was één van de eersten die dieren op een wetenschappelijke manier bekeek, vandaar dat hij ook wel de vader van de biologie wordt genoemd. Hij ontleedde zelfs dieren om de werking van de organen te kunnen verklaren.
Volgens de overlevering was Aristoteles ook de eerste natuurhistorische verzamelaar. De officieren van de grote veroveraar Alexander de Grote - Aristoteles was zijn huisleraar geweest - hadden de opdracht om alle bijzondere planten en dieren die zij tijdens hun veldtochten aantroffen, mee te nemen voor Aristoteles collectie.
Scala Naturae: een ladder van het leven
Aristoteles probeerde levende wezens zoveel mogelijk te groeperen op basis van gemeenschappelijke kenmerken.
De eerste dinosauriers
Ornithosuchidae en andere reptielen Prosauropoda + Sauropoda (Langnekdino`s) Eoraptor Guaibasauridae Herrerasauridae Theropoda (vleeseters) Pisanosauridae Lesothosaurus Ornithischia (diverse groepen planteneters)
De eerste eencelligen
Bij sommige Oer-Archaebacteriënstulpte de celmembraan in en omhulde het erfelijk materiaal in de cel. De ingestulpte celmembraan vormde nu de kernmembraan en scheidde het erfelijk materiaal (het DNA) van de bacteriën van het cytoplasma. Zo ontstonden de eerste eencelligen met een kern. Dit worden eukaryoten genoemd: eu = echte, karyon = kern
Om het voedsel zo goed mogelijk te benutten, namen sommige eencellige eukaryoten weer andere bacteriën in hun lichaam op. Dit wordt endosymbiosegenoemd. Bij endosymbiose gaan twee organismen verder als een organisme en hebben beide organismen voordeel bij de samenwerking. De opgenomen bacteriën hielpen bijvoorbeeld bij het verteren van voedsel en vormden de eerste mitochondriën. Mitochondriën zorgen voor de energievoorziening van de cel. De opgenomen bacteriën kregen in ruil voor hun hulp bij het verteren van het voedsel bescherming van de eencellige eukayoot. Zo ontstonden de eerste eencelligen met mitochondriën en een celkern. Onze lichaamscellen zijn hier in feite verre afstammelingen van.
De eencellige eukaryoten vormen de basiscellen waaruit het merendeel van het (huidige) leven is opgebouwd.
Sommige eencelligen met mitochondriën en een celkern namen op hun beurt cyanobacteriën op, die de eerste bladgroenkorrels vormden. De eencelligen met bladgroen vormden de eerste plantaardige cellen.
Andere eencelligen met mitochondriën en een celkern namen bacteriën met een flagel (=zweepstaart) in zich op, waarbij de flagel er als een soortstaart uit bleef steken.
De eerste meercelligen
Ediacara-fauna
Er zijn twee theorieën over de manier waarop meercellige organismen zijn ontstaan.
De eerste theorie is dat de dierlijke eukaryoten in sommige gevallen kolonies vormden. Deze kolonies werkten als een organisme samen.De cellen waren echter nog kleine zelfstandigen: Er was nog geen sprake van specialisatie binnen de groepen cellen. Zon kolonie zou zich na verloop van tijd hebben kunnen organiseren als een werkelijk organisme met verschillende cellen die speciale taken uitvoerden. Op deze manier zou de eerste meercellige kunnen zijn ontstaan.
De tweede theorie is dat de eencelligen zich wel deelden, maar dat de zustercellen aan elkaar bleven zitten. Hierdoor ontstonden er celclusters. Dit kon gebeuren door bijvoorbeeld mutaties: Veranderingen op het DNA van de cel hadden tot gevolg dat de cellen zich niet meer van elkaar losmaakten nadat ze zich hadden gekopieerd.
Aan het begin van het Laat-Proterozoïcum waren in zee verschillende meercellige dieren ontstaan. Deze worden Ribbeldieren genoemd. Naar de plaats in Australië waar ze als eerste zijn gevonden worden ze ook wel de Ediacara-fauna genoemd. Deze bijzondere dieren leefden in ondiepe warmere kustzeeën. Ze leken erg op neteldieren, zoals kwallen. Enkele vormen leken zelfs op de huidige geleedpotigen, zoals insecten of kreeften. Ze zaten echter wel vast en konden zich niet vrij door het water bewegen. De meeste soorten van de Ediacara-fauna waren aan het einde van het Proterozoïcum uitgestorven.
De eerste Nederlanders
Vanaf 500.000 jaar geleden, tijdens het Cromerien (850.000 tot 475.000 jaar geleden), doet de mens vanuit het Middellandse Zeegebied zijn intrede in het Europa ten noorden van de Alpen en Pyreneeën. Deze belangrijke stap valt tijdsgewijs ongeveer samen met een toename van het hersenvolume van deze vroege mensachtigen. Zij leven van de jacht en vormen kleine, geïsoleerde groepen. Skeletresten uit onder andere Boxgrove in Engeland en Mauer in Duitsland tonen een robuuste bouw, die wijst op een goede fysieke toerusting voor een koud klimaat. Uit deze vroege mensen ontstaan enkele honderduizenden jaren later de Neanderthalers (Homo sapiens neandertalensis).
De archeologische opgraving in Belvédère bij Maastricht, waar onder meer resten van een 250.000 jaar oude kampplaats gevonden zijn. De vindplaats bevindt zich in de wit en lichtbruin gekleurde lagen boven het grove grind van het Caberg terras © TNO-NITG
Omdat in Nederland nauwelijks sedimenten uit het Cromeriennabij het oppervlak liggen, zijn hier (nog) geen menselijke resten uit die tijd gevonden. In stuwwallen in Midden-Nederland zijn wel vuurstenen werktuigen aangetroffen van vóór het Saalien-landijs. En in de groeve Belvédère bij Maastricht zijn goed bewaarde kampplaatsjes in fijnkorrelige, interglaciale Maasafzettingen met een ouderdom van 250.000 jaar aangetroffen. Op hun trektochten lieten groepjes jagers-verzamelaars vuursteen uit het Zuid-Limburgse Krijtgebied achter op de oevers van de Maas. Neanderthalers waren goede jagers op groot wild.
De eerste vogels
Tijdens het Trias(ca. 250 tot 210 miljoen jaar geleden) verschenen de eerste vliegende reptielen. Deze Pterosauria waren de eerste gewervelde dieren die het luchtruim kozen. Hun vlieghuid was bedekt met haren, en liep van de sterk verlengde pink naar de dij. Aan hun vleugel hadden zij een speciaal botje het `pteroïd`. Hun spanwijdte variëerde van enkele decimeters tot 12 meter: Quetzalcoatlus was het grootste vliegende dier dat ooit geleefd heeft.
Onafhankelijk van de Pterosauria koos een tweede groep gewervelden het luchtruim in het Jura(ca. 210 tot 140 miljoen jaar geleden). Uit deze groep zijn de huidige vogels ontstaan. Archaeopteryx wordt beschouwd als de stamvader van de vogels. Deze oervogel was in het bezit van zowel reptielkenmerken als vogelkenmerken. Op zaal Oerparade in Naturalis ligt een afgietsel van één van de zeven fossielen van Archaeopteryx die tot nog toe gevonden zijn.
In de Chinese provincie Liaoning zijn vanaf 1995 een groot aantal fossielen gevonden van gevederde dinosauriërs. Dat niet-vliegende dinosauriërs veren hadden, bevestigt volgens diverse wetenschappers dat vogels afstammen van de dinosauriërs. Maar hieruit volgt ook dat veren niet zijn geëvolueerd om te kunnen vliegen maar waarschijnlijk om warmte vast te houden (isolatie).
De eieren van dinosauriërs
Evenals de meeste tegenwoordige reptielen en vogels legden ook dinosauriërs eieren. Er zijn er al heel wat gevonden.
De eieren van dinosauriërs zijn over het algemeen erg groot, zo`n tien tot twintig centimeter lang. Meestal weten we niet van welke dinosauriërs gevonden eieren afkomstig zijn. Heel soms wordt er wel eens een embryo in het ei gevonden en kunnen we achterhalen bij welke volwassen dinosauriër het ei hoort.
De meeste eieren die worden gevonden zijn gebroken. Soms komt dat doordat het jonge dier al uit het ei is gekropen. Meestal echter hebben de gesteenten, waaronder het ei lange tijd begraven lag, het ei in elkaar gedrukt. Mesozoïsche kraamkamers
Op enkele plaatsen zijn zelfs nesten en broedplaatsen met vele nesten gevonden. Bekende voorbeelden zijn de broedplaatsen en nesten van Maiasaurus in de Verenigde Staten en de nesten van Velociraptor in de Gobi woestijn van China en Mongolië.
De nesten in de Gobi woestijn werden aanvankelijk toegeschreven aan Protoceratops. In één van de nesten hadden paleontologen een Velociraptor in gevecht met Protoceratops gevonden. Ze meenden dat Velociraptor (letterlijk: snelle rover) de eierrover was. Toen ze echter in één van de eieren een embryo van Velociraptor vonden, bleek dat Protoceratops de eierrover was.
De erosie van de Nederlandse kust
Door aanhoudende afbrokkeling van de kust, de kusterosie, wordt het waterkerend vermogen van duinen, zeedijken en andere waterkeringen langzaam maar zeker ondermijnd. De directe oorzaken zijn de inwerking van stromingen, getijden, golven, de wind en zeespiegelstijging. De problemen hebben een structureel karakter en doen zich langs de hele kust voor.
Dit kaartje van 1995 laat zien dat de erosie van de zandige kust op z`n sterkst is langs de kust van Noord-Holland ten noorden van het Noordzeekanaal tot aan de Slufter op Texel. Langs de Zuidhollandse kust en de Zeeuwse eilanden was er sprake van enige aanwas direct langs het strand, maar erodeerden de zeewaartse kustvakken ook sterk. De kust werd daar dus steeds steiler.
In het waddengebied waren de problemen het grootst bij de noordoosthoek van Vlieland en in het aangrenzende zeegat, en ten noorden van Ameland en het aangrenzende zeegat.
De grootste zandvangers in het Nederlandse kustsysteem zijn de Westerschelde en de Waddenzee.
Erosie van de vooroever
Verreweg de meeste erosie speelt zich, onzichtbaar voor de strandwandelaar, af op de vooroever. De zandduinen en richels onder de zeespiegel worden voortdurend verplaatst door inwerking van de zeestroming. Er is een netto verplaatsing van het zand in noordwestelijke richting, naar de ebdelta`s van de zeegaten tussen de waddeneilanden. Vanuit die ebdelta`s spoelt het zand de Waddenzee in. Het zandgebrek op de vooroever wordt weer aangevuld vanaf het strand.
De eukaryote cel
De cel is de kleinste georganiseerde eenheid waaruit alle levende wezens zijn opgebouwd. Het menselijke lichaam bestaat uit honderd miljard eukaryote cellen. Dankzij de samenwerking van al die cellen kunnen we functioneren. Elke cel in ons lichaam heeft hetzelfde bouwplan en bestaat uit eenzelfde set onderdelen. Welke dat zijn kun je zien in de Klikbare Cel. Meer gedetailleerde informatie over de onderdelen vind je bij de Informatieve Cel. Ieder onderdeel in de cel vervult zijn eigen functie, maar werkt met andere celonderdelen samen om de cel in stand te houden. Om meer inzicht te krijgen in de processen die in de cel plaatsvinden en welke celonderdelen daarbij betrokken zijn, kun je klikken op De Levensfuncties.
De evolutie van de mens
Hoewel we voor 98% hetzelfde DNA hebben, stamt de mens niet af van de chimpansee. Wel laat de genetische overeenkomst zien dat mens en chimpansee uit dezelfde voorouder zijn ontstaan. Dit was een aapachtige boombewoner die tussen zeven en vijf miljoen jaar geleden in Afrika leefde.
Kort na hun evolutionaire splitsing waren de verschillen tussen vroege mensachtigen en chimpansees klein. Maar in de loop van de tijd werden ze steeds groter. Chimpansees bleven min of meer hetzelfde, maar de mens kreeg grotere hersenen en ontwikkelde spraak. Twee miljoen jaar geleden begon hij ook met het maken van werktuigen, het begin van cultuur.
In de loop van de evolutie zijn er 20 soorten mensachtigen ontstaan. Allemaal zijn ze ook weer uitgestorven, behalve de laatste in de reeks: Homo sapiens sapiens, de soort waartoe wij behoren.
Diversiteit van mensachtigen
Overzicht van gevonden soorten mensachtigen
Halfapen, apen, mensapen en mensen
De Neanderthaler
Pithecanthropus erectus
Theorieën over de oorsprong van de mens
Stammen wij af van de apen?
Wanneer verschenen de eerste mensen op aarde?
Darwin had gelijk: vroegste mensachtigen in Afrika
Twee theorieën over de evolutie van de moderne mens
Waar komen de Australische Aboriginals vandaan?
Speurtocht naar menselijke fossielen
Paleoantropologie: studie van de afstamming van de mens
Wat vertellen fossiele skeletten?
Dubois` zoektocht naar de missing link
Oermensen in Afrika, Europa en Azië Op zoek naar de voorouder van de verschrikkelijke sneeuwman
Recente ontdekkingen
Homo floresiensis: kleine Homo erectus bleef doorleven op Flores
Sahelanthropus tchadensis
Homo sapiens idaltu: nieuwe ondersoort
Verschil tussen mens en chimpansee slechts twee procent
De fauna van de kustwateren
De kustwateren worden wel eens de `gouden rand` van de zee genoemd. Het water is hier, als gevolg van de aanvoer van stoffen door de rivieren, veel voedselrijker dan op volle zee. Het fytoplankton groeit hier sneller, waardoor er veel voedsel beschikbaar is voor dierlijk plankton en talloze soorten schelpdieren, slakken, kreeftachtigen en ander ongewervelden. De zeevissen en kustvogels profiteren hier van. Vooral veel jonge vis groeit niet ver van de kust op. Viseters zoals sterns en veel meeuwen zijn dan ook typische `kustvogels`.
Uitwisseling tussen de wad- en kustfauna
De gewone zeehonden uit de Waddenzee trekken vooral in de winter de zeegaten uit om te jagen. De platvis is dan immers het koude water op het wad ontvlucht en houdt zich in wat dieper Noordzee-water op. Waarnemingen vanaf schepen laten zien dat de meeste zeehonden te vinden zijn rond de tien-meter dieptelijn. Incidenteel jagen zeehonden tot aan de twintig meter diep.
Meeuwen en sterns, die op de eilanden broeden, foerageren zowel in de Waddenzee als langs de kust in de Noordzee. Ook aalscholvers beschouwen de kuststrook en het wad als één geheel om te jagen op de kleine vissoorten waar ze van leven.
Zwarte zee-eenden zijn tegenwoordig vooral bekend van de buitengaatse kustwateren. Maar tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werden zij ook regelmatig waargenomen in de westelijke Waddenzee. Iets dergelijks geldt ook voor bruinvissen. Die kwamen vroeger veelvuldig voor in de zeegaten en in de diepere geulen op het wad, maar worden nu alleen nog in de kustwateren waargenomen.
De fauna van de zeebodem
Op het eerste gezicht is er niet veel t[e zien op de Noordzeebodem. Maar schijn bedriegt: de meeste dieren die er leven houden zich verborgen. Wormen, kreeftachtigen en schelpdieren leven in holen en gangen onder het bodemoppervlak. Als je goed kijkt zie je ook wel leven op de bodem: g arnalen, krabben en zeesterren kruipen rond en andere dieren zitten vastgehecht aan stenen of scheepswrakken. Elke verschillende leefomgeving (zoals bodemtype) in de Noordzee kent zijn eigen karakteristieke diersoorten.
Thuis in zand en slib
Verreweg het grootste deel van de Noordzeebodem bestaat uit zand en slib. Er leven veel dieren die zich ingraven, zoals wormen en schelpdieren. Er zijn wormen, zoals de zeeduizendpoot (of zager), die zich gravend door de bodem voortbewegen. Andere leven permanent in kokers die net boven het bodemoppervlak uitsteken. Een voorbeeld daarvan is de zandkokerworm. Zijn koker is opgebouwd uit met slijm aan elkaar verkleefde zandkorreltjes. Als de koker bedolven wordt door zand kan het dier deze een stukje verlengen.
De meeste soorten schelpdieren leven in de bodem. Ze houden contact met het oppervlak via hun sifonen. Deze buisjes verzorgen de aan- en afvoer van zeewater. De dieren gebruiken de zuurstof die in het water zit, en ze filteren de voedingsstoffen eruit. Bekende schelpdieren zijn het nonnetje, de kokkel en de strandgaper.
In gebieden met veel slib komen meer dieren, en ook in andere soortsamenstellingen, voor dan op zandbodems.
De geboorte van een elandantilope
Een elandantilope bevalt van een jong: een fotoreprtage uit Diergaarde Blijdorp.
Op de grote foto steken de voorhoefjes van de boreling al naar buiten. De vruchtvliezen zijn zojuist gebroken en het vruchtwater loopt weg. Even later (1) draait de moeder zich om en snuffelt aan het vruchtwater. Misschien is ze gewoon nieuwsgierig naar de ongewone `plas` die ze net heeft gedaan, maar waarschijnlijk leert ze op deze manier ook al iets van de geur van haar jong kennen. Een tweede antilopekoe is ook nieuwsgierig naar deze geur en het drie weken eerder geboren kalf krijgt in de gaten dat er iets bijzonders aan de hand is (2). Zelfs de vader komt even ruiken. Voor Gerard was deze periode er een van wachten; hij duurde wel een uur. Op zeker moment ging de aanstaande moeder liggen. Kennelijk voelde ze dat het nu ging gebeuren. Vanaf dat moment ging alles erg snel en moest Gerard goed opletten om niets te missen. Hij had het geluk dat de moeder net op tijd met haar achterkant naar het publiek ging liggen.
Op foto 3 is al iets meer te zien dan alleen hoefjes. En op 4 en 5 floept het jong met een vaartje uit zijn moeder. Let eens op het rechteroor van de moeder; ze volgt het proces niet zo met de ogen maar vooral met haar uitstekende gehoor. Wat ook opvalt, is dat de navelstreng breekt tijdens de geboorte. Als het jong eenmaal geboren is, is het ook helemaal los van de moeder. De navelstreng hoeft niet doorgebeten te worden, zoals bij sommige roofdieren.Als de koe gaat staan is te zien dat ook de nageboorte al grotendeels naar buiten is (6).
De gegraveerde steen van Chaleux
Een groot stuk psammiet is aan beide zijden voorzien van gravures. Het is het bekendste kunstwerk uit het Paleolithicum van België. Het werd in 1865 ontdekt door E. Dupont, tijdens zijn eerste opgravingscampagne in de grot van Chaleux. Hij toonde hiermee aan dat er al in het Magdaléniaan mensen in België woonden.
Beide zijden van de gegraveerde steen.
De kampplaats van is 10 900 jaar geleden gevestigd onder een overhangende rots op een licht hellend plateau, in een Chaleuxperiode waarin de temperatuur begon te stijgen. De vloer was geplaveid met zandstenen platen. In de omliggende kalksteenblokken hadden de bewoners een vuurplaats gemaakt. De jacht richtte zich op paarden, steppenwisenten, gemzen en rendieren. Ook maakte men vanwege de pels jacht op vossen, poolvossen, wolven, bruine beren en dassen. De vegetatie bestond uit dennen, elzen, wilgen, hazelaars en eiken.
2. Interpretatie en uitbeelding van de dierenAz állatok értelmezése és ábrázolása.
De steen van Chaleux bestaat uit twee delen en is incompleet. Door zijn grote gewicht is hij niet te verplaatsen. Dat is een aanwijzing dat de kampplaats in het Magdaléniaan permanent bewoond is geweest. Aan één zijde zijn lopende oerossen gegraveerd en is een schets van een rendier (?) te zien. Beide afbeeldingen zijn over elkaar heen gegraveerd. Aan de andere zijde zijn op een nogal klungelige manier tenminste drie dieren gegraveerd: een liggende steenbok (?), een groot paard en mogelijk een andere steenbok. De belangrijkste afbeelding is gedeeltelijk over dit laatste dier aangebracht.
De gehoorbeentjes
In je binnenoor zitten 3 botjes die samen zo groot zijn als een 10 eurocent muntje. Ze bestaan uit drie delen: de hamer, het aambeeld e de stijgbeugel:
De hamer zit vast aan het trommelvlies en brengt de mechanische trilling via het aambeeld over op de stijgbeugel. Terwijl ze de trillingen doorgeven aan het slakkenhuis, versterken ze de trillingen van het trommelvlies op twee manieren.
Een dame staat op je tenen. Zoals je weet, doet het meer pijn als die dame hakken aan heeft. Dat komt doordat die hakken het hele gewicht van de dame op een punt concentreren. Dit is precies de functie van het middenoor. Omdat het oppervlak van het trommelvlies maar liefst 17 maal groter dan dat van de stijgbeugel, komt alle kracht samen op de stijgbeugel.
Verder zitten de beentjes op zon manier aan elkaar vast dat ze samen een hefboom vormen. Hierdoor werken de botjes als een breekijzer en versterken ze de druk nog eens met een factor 2. Al met al versterkt het middenoor de geluidsdruk dus met een factor 17 x 2 = 34!
Spiertjes
Gelukkig zitten de gehoorbeentjes vast met spiertjes. Zouden ze niet vast zitten met spiertjes, dan zou elke hoofdbeweging gerammel opleveren. Helemaal bij het headbangen... Maar die spiertjes doen nog meer.
Dicht achter je knalt een ballon. Je schrikt en je spieren trekken razendsnel samen, inclusief je gehoorbeenspiertjes. Door die spanning verandert het binnenoor razend snel van een geluidsversterker in een geluidsdemper en bespaart daarmee een hoop ellende.
De Geit
Vlielanders werden wel uitgescholden voor `geiten`. Het gebeurde niet zolang geleden nog. Als Vlielanders op Terschelling liepen, stonden bakjes met schillen buiten. Dat was voor die `geiten` van Vlieland.
Dit lieve dier heeft altijd een belangrijke rol gespeeld op Vlieland. We vinden nu nog een naam terug die hieraan herinnert: `Het Bokkendal`. Wat is, of liever gezegd, wat was dan de verbintenis tussen de geit en de bewoners van Vlieland?
Landbouw en veeteelt zijn altijd van weinig of geen belang geweest op het eiland. De Luikse hoogleraar Mr. J. Ackersdijk schreef in zijn reisverslag van september 1826, dat er op Vlieland `eenige koijen ( eendenkooien, J.H.) weinige schapen en ongeveer 80 geiten en bokken zijn`. De geit was erg in trek bij de Vlielanders. Het waren en zijn erg gemakkelijke dieren. `s Morgens liepen ze van huis, trokken het duin in en kwamen `s avonds gezamenlijk weer naar het dorp terug.
Een plaats waar de geiten veel heen trokken was het gebied gelegen achter het Vuurboetsduin. Bij dreiging van slecht weer trokken de dieren zelf naar de diepe, beschut gelegen duinvallei ten noorden van het Vuurboetsduin. Nu noemt men dit dal nog steeds het Bokkendal.
De geit was de melkkoe van de eilandbewoners. Het dier werd gemolken en naast het feit dat de melk gedronken werd, leverde de melk ook de speciale geitenkaas op. Uiteraard werd het dier ook geslacht voor vlees. In veel woningen was achter het huis een speciale geitenstal ondergebracht.
Was en is Texel het schapenland bij uitstek, er is altijd beweerd dat de grond op Vlieland niet geschikt was om schapen te houden.
De geologische tijdschaal
De planeet Aarde ontstond ruim 4.5 miljard jaar geleden. De geologische tijdschaal wordt ingedeeld in twee Eonen: het Precambrium en het Fanerozoïcum. Binnen het Fanerozoïcum, ruwweg de laatste 570 miljoen jaar, worden drie Era`s onderscheiden: Paleozoïcum (574 tot 247 miljoen jaar geleden), Mesozoïcum (247 tot 65 miljoen jaar geleden) en Kenozoïcum (65 miljoen jaar geleden tot heden).
Belangrijke geologische gebeurtenissen, zoals perioden van gebergtevorming (orogenese), of opvallende veranderingen in de soorten fossielen die in de aardlagen worden aangetroffen, geven de criteria op grond waarvan men de geologische tijdschaal indeelt.
Periodes worden weer ingedeeld in tijdvakken. Zo wordt de periode die de laatste 2.5 miljoen jaar omvat ingedeeld in de tijdvakken Pleistoceen (van 2.5 miljoen jaar geleden tot tienduizend jaar geleden) en Holoceen (van 10.000 jaar geleden tot nu).
Weblinks
Nederlandse site met een interactieve geologische tijdschaal: http://www.natuurinformatie.nl/ndb.mcp-natuurdatabase.nl/i000398.html
Engelstalige site met een interactieve geologische tijdschaal: http://www.palaeos.com/Timescale-timescale.html
De geschiedenis van de tomaat
De tomaat is niet van gisteren. Als je een tomaat eet, kauw je op duizenden jaren geschiedenis. Alle tomaten hebben hun oorsprong in het Andesgebergte in Zuid-Amerika. Daar zijn ze lang geleden begonnen als dwergen. Nu zijn er wereldwijd honderden soorten: kleine, grote, reuzen, ronde, langwerpige, gele, rode, groene, gladde, geribbelde. De tomatenverbeteraars zijn nog niet klaar, de vierkante tomaat is onderweg. Eén ding verandert niet: een tomaat is een tomaat als hij naar tomaat smaakt.
De oertomaat Kleur: groen tot rood Grootte: als een rode bes
De oorsprong van de tomaat (Solanum esculentum) ligt in het Andesgebergte in Zuid-Amerika. In de Andes komen nog steeds verschillende wilde varianten van de oertomaat voor. Ze zijn zo klein dat je ze misschien niet meteen als tomaat herkent. Waarschijnlijk cultiveren de indianen de tomaat al duizenden jaren. Wie ermee begonnen is en wanneer is niet precies bekend.
700 - 1550 Kleur: groen tot rood Grootte: van rode bes tot cherrytomaat
Uit deze tijd kennen we rotstekeningen die laten zien dat Andesindianen tomaten eten.
Rond 1550 Kleur: groen of rood Grootte: als een cherrytomaat
Spaanse ontdekkingsreizigers nemen tomatenzaad mee naar Europa. Zou de tomatenplant het ook aan de andere kant van de Atlantische Oceaan doen?
1550 - 1800 Kleur: geel, later ook rood Grootte: cherrytomaat en groter
Snel na de introductie van de tomaat in Europa wordt hij ook in Nederland gekweekt. Niet om te eten maar voor de sier.
De geschiedenis van DNA-onderzoek
In de loop van een halve eeuw heeft de moleculaire genetica het westers natuurbeeld volkomen veranderd.
1953
James D. Watson en Francis H.C. Crick ontwerpen het dubbelhelix model voor de moleculaire structuur van DNA, mede op basis van Röntgendiffractieonderzoek verricht door Rosalind Franklin.
1958
Francis Crick formuleert het centrale dogma van de moleculaire genetica: informatie gaat van DNA naar RNA, en van RNA naar eiwit, en niet omgekeerd.
1966
Introductie van het begrip codon: de eenheid voor informatie in DNA en RNA bestaande uit drie opeenvolgende basen (nucleotide-triplet).
1970
Howard Martin Temin and David Baltimore ontdekken retrovirussen: RNA-virussen die DNA synthetiseren uitgaande van RNA.
1972
Introductie van de recombinant DNA-techniek (genetische modificatie). Het kunstmatig samenvoegen van erfelijkheidsmateriaal waardoor transgene organismen ontstaan.
1973
Begin van publieke bezorgdheid over genetisch gemodificeerde micro-organismen die mogelijk gevaarlijk zouden kunnen zijn.
1975
Internationale conferentie in de Verenigde Staten (te Asilomar, Californië) bepleit opstellen van richtlijnen voor onderzoek met recombinant DNA-techniek (genetische modificatie).
1977
Oprichting van Genentech, het eerste biotechnologisch bedrijf voor productie farmacologische stoffen.
1983
Kary B. Mullis introduceert de polymerase chain reaction (PCR), een techniek om snel en makkelijk DNA-fragmenten te kloneren.
De geschiedenis van domesticatie
De mens is ongeveer 16.000 jaar geleden begonnen met de domesticatie van de hond. Als jager-verzamelaar leidde de mens toen nog een zwervend bestaan. Vanaf ongeveer 10.000 jaar geleden vestigden steeds meer groepen zich in nederzettingen. Voor het eerst gebeurde dit in het Nabije Oosten. Het moment was aangebroken dat de mens op grote schaal dieren begon te houden en planten ging kweken.
Het hoe en waarom van deze omslag in het menselijk bestaan is nog niet helemaal duidelijk. Archeologen denken dat het te maken heeft met de groei van de jagers-verzamelaarsbevolking na het einde van de laatste ijstijd. Daardoor was er een toenemende druk op de bestaansmiddelen. De mens zou zijn overgegaan op het domesticeren van planten en dieren om zich in de nederzetting te verzekeren van een vaste voedselbron.
Jagers- verzamelaars
Mens en wolf
Van jager- verzamelaar tot landbouwer
De eerste huisdieren en landbouwgewassen
De geschiedenis van Schiermonnikoog
De geschreven geschiedenis van Schiermonnikoog begint in de Middeleeuwen, toen de monniken naar het eiland trokken. Vanaf die tijd tot de 18e eeuw speelde het leven op het eiland zich voornamelijk af in de buurtschappen Westerburen, Oosterburen , Dompen en Molenbuurt, gelegen op de plek van het huidige Westerstrand en de Westerduinen. Rond 1760 waren de oude buurtschappen in de golven verdwenen . Vanaf 1720 werd het huidige dorp de belangrijkste woonkern. Tussen 1638 en 1945 was het eiland particulier eigendom. Tussen 1895 en 1940 kwam op Schiermonnikoog het toerisme op. In de Tweede Wereldoorlog werd Schiermonnikoog als het laatste stukje Nederland bevrijd.
De geschiedenis van Vlieland
Dit hoofdstuk behandelt het ontstaan van Vlieland, de gunstige ligging van Vlieland langs de voornaamste handelsroutes in de 16e en 17e eeuw, enige historische panden op het eiland, de rol van Vlieland in de walvisvaart, de armoedige tijd rond 1900, de kunstenaars, die zich in het verleden op Vlieland vestigden, het voormalige dorp West Vlieland en de Tweede Wereldoorlog.
De Gouden Eeuw: turf
Terwijl de industrie rond 1500 vooral op wind- en waterenergie draaide, stapte men 200 jaar later in de Gouden Eeuw over op andere energiebronnen.
De groeiende bevolking en het daarmee toenemende gebruik van hout leidde tot ontbossing, waardoor de mens naar andere energiebronnen uit moest gaan zien. Door de schaarste aan hout werd in Noordwest-Europa veel gebruik gemaakt van turf.
Veen werd direct uit de toplaag van de grond gestoken. In gedroogde vorm (turf) was het een goed alternatief voor hout in het huishouden (verwarming, koken).
Veen was echter niet overal te vinden zoals dat vroeger met hout wel het geval was. In Nederland werd veen eerst in het Hollandse kustgebied, zoals bij Loosdrecht en Reewijk gewonnen. Inmiddels zijn hier door het uitsteken van de grond ondiepe meren ontstaan.
Door toenemende vraag en uitputting van wingebieden werd veen later vooral in Drente en Oost-Groningen gewonnen, maar ook in de Peel. Om veen te kunnen ontginnen was een goede afwatering nodig. De rechte kanalen, die daarvoor gegraven werden, dienden ook voor het vervoer.
De goudvis
De Chi-yu, Chinees voor goudkleurige vis, is de oudste gedomesticeerde vis. Deze goudvis stamt af van de wilde soortCarassius auratus die in Oost- tot Zuidoost-Azië leefde. De wilde vorm van de gedomesticeerde goudvis is niet zo kleurrijk, maar vaalgrauw tot bruinachtig met een zilveren glans op de flanken. De domesticatie van de goudvis is begonnen in China. Het eerste geschreven document over de chi-yu dateert uit het eerste jaar van de Sung-dynastie ( 960-1126). Deze werden gehouden in een natuurlijke tuinvijver. Tegen het einde van deze dynastie moeten er al verschillende kleurslagen van de goudvis bestaan hebben. Er werden kleurtinten van bloedrood tot helgeel verkregen. (illustraties) Al die kleurtinten bleven behouden en bleven bestaan. Er is een heel oud Chinees verhaal uit 769 v. C. dat iets vertelt over de domesticatie van de goudvis; In het jaar 769 v. C. viel er in honderd dagen geen regen en de wanhopige boeren brachten in alle tempels allerlei offers om de goden gunstig te stemmen en regen over het land te verkrijgen. Plotseling ontsprong toen een bron waarin een goudvis glinsterde. Hoe dan ook, bij de pagoden verschenen steeds meer vijvers waarin hemelse wonderen zwommen die door de monniken werden verzorgd. Er stonden zware straffen op het vangen en eten van de goudvissen, die dus in zekere mate als heilig, onaanraakbaar beschouwd werden.
De grenzen van de Waddenzee
Eén van de cruciale vragen op de Waddenzeeconferentie in Leeuwarden in 1994 was: hoe groot is de Waddenzee? De Waddenzee moet immers beschermd worden als een samenhangend natuurgebied, zoals was afgesproken op de voorgaande conferentie, in 1991 in Esbjerg. Het water in de Waddenzee hangt sterk samen met het Noordzeewater buiten de eilandenrij. Voedingsstoffen, vervuiling, planten en dieren houden zich vaak niet aan de grenzen die op de kaart getrokken zijn. Men besloot in Leeuwarden om ook een zone van 3 zeemijl uit de kust van de eilanden te rekenen tot de `trilateral co-operation area`.
De groei van het hart
Hart en bloedvaten vormen in het embryo een van de eerste functionele orgaansystemen. Bij een menselijk embryo zijn de eerste bloedvaten al drie weken na de bevruchting te zien. Het hart vormt zich tijdens de negen maanden groei in de baarmoeder. Tijdens die ontwikkeling zijn verschillende stadia uit de evolutie te herkennen. Zo lijkt de werking van hart en bloedvaten in de eerste weken veel op die van een vis.
Kort na de geboorte treedt er nog een laatste verandering op, die samenhangt met de ademhaling via de longen. In de loop van het verdere leven verandert het hart niet. Wel zal het, net als de rest van het lichaam, verouderen.
De ontwikkeling van het menselijk hart voor de geboorte
Het hart ontwikkelt zich in het jonge embryo als een rechte, gespierde buis die peristaltisch samentrekt. Er zijn nog geen kleppen aanwezig die terugstroming van het bloed tegengaan.
Na korte tijd krijgt de rechte buis een U-vorm en ontstaan geleidelijk een linker- en rechter harthelft. In elke harthelft ontstaan kleppen om de bloedstroom in goede banen te leiden.
Tot vlak na de geboorte zit er een gaatje tussen de boezems van het hart. Het schot tussen de kamers sluit zich ruim voor de geboorte.
De ontwikkeling van het menselijk hart na de geboorte
Kort na de geboorte sluit zich het schot tussen beide boezems. Dit hangt samen met het feit dat de longen voor de geboorte nog niet actief zijn en de gasuitwisseling in de placenta plaats heeft. De doorbloeding van de longen kan daardoor gering zijn, zodat een belangrijk deel van het bloed van de longcirculatie wordt omgeleid naar de lichaamscirculatie.
De grootst mogelijke eieren
Je zou denken dat het grootste ei ter wereld door een dinosauriër moet zijn gelegd. Dat zijn immers de grootste landdieren ooit. Het waren echter niet de dinosauriërs, maar de olifantsvogels van Madagaskar die de recordgrootte voor eieren bereikten.
Een ei van een olifantsvogel is dertig centimeter lang, twintig centimeter breed en heeft dezelfde inhoud als zeven struisvogeleieren. Gelet op zaken als zuurstoftransport en voedselvoorziening is het mogelijk om theoretisch de maximale grootte van een ei te berekenen. Daaruit blijkt dat de olifantsvogels het absolute maximum hebben bereikt. Een groter ei kan eenvoudigweg niet bestaan. De olifantsvogels
Uiteraard was de vogel die deze eieren legde zelf ook gigantisch. De grootste olifantsvogel, Aepyornis maximus, was meer dan drie meter hoog. Uit opgravingen weten we dat er drie of vier verschillende soorten waren. De kleinste was ongeveer zo groot als een emoe. Naast botten zijn er ook vrij veel eieren van deze vogels gevonden. De reusachtige eieren vormden uiteraard een geliefd object voor fossielenjagers.
We weten niet waardoor de olifantsvogels zijn uitgestorven. Toen de eerste Europeanen Madagaskar bereikten, waren de kleine soorten al verdwenen. Net als bij de reuzenvogels uit Nieuw-Zeeland, de moa`s, zouden klimaatsveranderingen één van de oorzaken kunnen zijn geweest. We weten echter dat het uitsterven van de moa is bespoedigd door de eerste mensen, die omstreeks 900 na Christus op Nieuw-Zeeland landden. Er is geen bewijs dat de olifantsvogel door de Malagasy is bejaagd.
De Haukes
Vóór de aanleg van de Zuiderzeewerken was De Haukes de belangrijkste haven van Wieringen. Hier legde ook de handels- en postboot vanuit Ewijcksluis aan. Deze verbinding met het vasteland had een vaartijd van circa 30 minuten. De Haukeshaven is nu een jachthaven voor de watersporters op het aangrenzende Amstelmeer.
Weblinks:
Meer informatie over De Haukes; http://www.pagowirense.nl/wr-hauke.asp
De holenberen van Goyet
Verspreiding en biologie
Holenberen (Ursus spelaeus), die vooral plantaardig voedsel aten, waren tijdens de laatste ijstijd inheems in Europa. Ze vermeden wel het zuiden, waarschijnlijk was het er `s zomers te warm. Ze zochten bergachtige streken op waar veel grotten en spelonken waren. Ze gebruikten grotten als onderkomen tijdens de winter. Hun winterrust bestond uit lange, energiebesparende slaapperiodes afgewisseld met korte waakperiodes. In dat jaargetijde kwamen veel beren om, vooral jonge, zieke en zeer oude dieren. Het aantal holenberen verminderde geleidelijk in de loop van de laatste ijstijd tot ze ongeveer 12.000 jaar geleden overal uitgestorven waren. Hun nauwste nog levende verwanten zijn de bruine beren. Goyet
In Goyet, een dorpje in de Belgische Condroz, bevindt zich een reeks van grotten, die in de jaren 1860 opgegraven werden door Edouard Dupont, toenmalig directeur van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum. In de rijkste grot, grot nummer 3, onderscheidde Dupont vijf fossielhoudende lagen, alle daterend van de laatste ijstijd. Fossiele beenderen kwamen zowel voor aan de ingang als dieper in de grot. De bovenste drie lagen bevatten eveneens getuigenissen van prehistorische mensen die in de grot leefden. Deze jagers-verzamelaars lieten niet enkel resten van hun buit achter (paarden, rendieren, muskusossen, steenbokken, gemzen, etc.) maar ook stenen artefacten. Ze maakten tevens werktuigen en sieraden in been, gewei en ivoor. In de onderste lagen worden de resten gevonden van dieren die een onderkomen hadden in de grot zoals holenleeuwen, holenhyena`s en holenberen.
De Hon
Op het meest oostelijke punt van Ameland ligt de Hon, een dynamisch duin- en plaatgebied met jonge duinen en een kwelder die onder natuurlijke omstandigheden wordt gevormd. Een paar honderd jaar geleden was de Hon er nog niet en eindigde Ameland bij de laatste duinen van het Oerd. Deze oostelijke vlakte is ontstaan toen, door de grillen van de natuur aan de zuidwest-zijde van het eiland, grote hoeveelheden strand en duin verloren gingen en de stroming het zand 25 kilometer verderop weer deponeerde. Ameland verplaatst zich dus naar het oosten.
De hopspreeuw
Fregilupus varius (Boddaert, 1783)
Hoewel hij er niet op lijkt, behoort deze vogel tot de spreeuwen (familie Sturnidae). De hopspreeuw kwam voor op het eiland Réunion, dat tot 1870 Bourbon heette.
De mannelijke hopspreeuw is zo groot als een duif. Op zijn kop heeft hij een kuif die naar voren steekt. De felgekleurde snavel is 4 cm lang en is een beetje naar beneden gebogen. Zijn nek en borst zijn wit, de vleugels zijn zwart tot grijsbruin gekleurd. De hopspreeuw heeft lange `poten` en tenen en haakvormige nagels. Het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes is opvallend. Het vrouwtje heeft hetzelfde verenkleed, maar is duidelijk kleiner en heeft een korte, rechte snavel. Haar kuif is veel dunner en wijst naar achteren.
Hopspreeuw.
Hopspreeuwen leefden in groepen in de nevelwouden in de binnenlanden van het eiland en in de bergbossen aan de kust. Kolonisten doodden de vogels met stokken en geweren omdat ze schade toebrachten aan de koffieplantages. Daarnaast stond gebraden hopspreeuw bekend als een delicatesse. De hopspreeuw zelf voedde zich met vruchten en insecten. Over zijn broedgewoontes is niets bekend.
Vanaf 1830 nam de hopspreeuw snel in aantal af. De achteruitgang viel samen met de toename van de landbouw en de afname van de oppervlakte aan bos. Jacht en vernietiging van leefgebied door mensen heeft daarbij zeker een belangrijke rol gespeeld. Maar het uiteindelijke uitsterven van de spreeuw is ook veroorzaakt door ratten die meekwamen met de schepen en een vogel (de herdermaina Acridotheres tristis) die is uitgezet om sprinkhanen te bestrijden.
De huiszwam
Een groot aantal schimmels groeit op hout. Zelfs het hout in onze woningen kan er door worden aangetast. De meest ongewenste soort in huis is wel de huiszwam. Houtparasieten en -saprofyten
Veel schimmels leven op hout, hetzij als parasiet op levende bomen, hetzij als saprofyt op dood hout. Saprofyten breken dood hout af en spelen een belangrijke rol in de kringloop van bossen. Voor het kiemen van hun sporen en de ontwikkeling van schimmeldraden moet het dode hout echter wel vochtig zijn. Op droog hout kiemen ze niet. Een aantal van deze saprofyten kan bij onvoldoende onderhoud ook het hout van hekwerken, schuren, gebouwen, bruggen en schepen aantasten. Dezelfde eigenschappen die ze zo nuttig maakt als opruimers in onze bossen, komen dan in een aanzienlijk minder plezierig daglicht te staan. Bij lekkage van daken en in slecht geventileerde ruimten met vochtige vloeren kunnen schimmelinfecties ook in huis optreden en daar aanzienlijke schade aanrichten. De afbraak van het hout
Aantasting van hout door schimmels noemen we rot. We kennen bijvoorbeeld bruinrot, witrot, roodrot, enzovoort, al naar gelang de kleur die het aangetaste hout aanneemt. Ook de aard van de aantasting kan vele vormen aannemen. Hout bestaat voornamelijk uit cellulose, het belangrijkste bestanddeel van plantaardige celwanden, en houtstof of lignine. Er zijn schimmelsoorten die alleen de cellulose afbreken en opsouperen, zodat de houtstof overblijft. In afwezigheid van cellulose als bindend element valt de droge houtstof op den duur uiteen in kleine blokjes; we spreken van droogrot of kubiekrot.
De iguanodons van Bernissart
Geschiedenis en belang van de ontdekking
In het voorjaar van 1878 meenden twee mijnwerkers dat zij in een mijnschacht te Bernissart op 322 m diepte, een boomstronk vol goud gevonden hadden. Spoedig bleek dat het hout fossiel been was en het goud pyriet, en dat zij het eerste been ontdekt hadden van een dertigtal iguanodonskeletten. In de periode 1878-1881 werden onder de leiding van het Natuurhistorisch Museum 33 iguanodonskeletten opgegraven, waarvan er 17 vrij volledig waren. Samen met de iguanodons werden talrijke planten, vissen, een salamander, enkele schildpadden en krokodillen, een vingerkootje van een `Megalosaurus`, een insect en koprolieten gevonden. De verzameling werd door de `Charbonnage de Bernissart` aan de Belgische Staat geschonken en in het Museum te Brussel tentoongesteld. Het was de eerste maal dat goed gearticuleerde, volledig bewaarde iguanodonskeletten gevonden werden en bovendien zoveel skeletten van éénzelfde soort.
Iguanodonskelet in de houding zoals het ontdekt werd tijdens de opgravingen (1878-1881). Geologie van de vindplaats
De iguanodonskeletten werden in kleilagen van Vroeg-Krijt ouderdom (Berriasiaan-Aptian; 135 tot 110 miljoen jaar oud) gevonden. Deze kleilagen waren afgegleden in een natuurlijke cirkelvormige inzakkingszone (`cran`) dwars door de onderliggende steenkoolhoudende Westfaliaan (Laat-Carboon) lagen heen.
Iguanodonskeletten, opgesteld als tweevoeter in opgerichte houding Iguanodon bernissartensis en Iguanodon atherfieldensis-mantelli
Bijna alle gevonden skeletten behoorden tot een nieuwe iguanodonsoort, Iguanodon bernissartensis Boulenger, 1881.
De islam
De islam ontstond in het Arabische schiereiland in de zevende eeuw, toen de profeet Mohammed Gods woord aan de mensen begon te verkondigen. Hij was zelf ongeletterd, maar volgelingen schreven de openbaringen op, en kort na Mohammeds dood werden ze gebundeld in de koran. Daarom wordt de koran, anders dan de bijbel, gezien als het letterlijke woord van God, opgeschreven in de taal die God sprak: het Arabisch.
Er is één God
Mohammed maakte korte metten met het oude geloof in vele goden. De kern van de islam is de trouw aan één ondeelbare God, die wordt beleden met de woorden: Er is geen andere god dan God, en Mohammed is Zijn boodschapper.
Culturele integratie
Toen Mohammed in 632 stierf, was heel Arabië islamitisch. Het geloof werd door islamitische legers snel verbreid over grote delen van Azië, Noord-Afrika, en Zuid-Europa. De veroveraars vernietigden de inheemse culturen niet, maar integreerden Arabische, Indiase, Perzische en Byzantijnse tradities. Het islamitische rijk ontwikkelde zich tot een culturele eenheid met een centraal bestuur, en het Arabisch als gemeenschappelijke godsdienstige taal. Verkeer en handel floreerden, en de rijkdom die dit teweegbracht, stimuleerde de wetenschapsbeoefening. Het centrale bestuur duurde niet lang. Verschillende groeperingen betwistten elkaar de macht, en het islamitische rijk kende geen alleenheerser meer. Maar de culturele eenheid bleef.
De geschiedenis van het islamitische rijk kent verschillende hoogtepunten. Een daarvan was de stichting van het Ottomaanse rijk aan het eind van de dertiende eeuw en dat bestond tot het eind van de Eerste Wereldoorlog.
De Johannesbroodboom
De Johannesbroodboom hoort thuis is het oostelijk Middellandse-Zeegebied. De peulen worden veel als veevoer gebruikt. De zaden, die weinig variatie in gewicht vertonen, dienden in de klassieke oudheid als gewichtseenheid voor goud en edelstenen. Verspreiding
In de droge delen van het oostelijk Middellandse-Zeegebied komt de johannesbroodboom Ceratonia siliqua voor, een zes tot tien meter hoge boom uit de familie der vlinderbloemigen. Evenals de olijf en de dadelpalm wordt deze boom van oudsher op grote schaal rond de Middellandse Zee gecultiveerd. Er zijn bomen met mannelijke en met tweeslachtige bloemen. Uiteraard dragen alleen de laatste vrucht. De vruchten van vlinderbloemigen noemen we peulen. Toepassingen
De stevige peulen van de johannesbroodboom bevatten veel zetmeel en suiker. Hun opbrengst en kwaliteit wordt sterk bevorderd door enten, net als bij fruitbomen. Bij ons staan de peulen bekend als johannesbrood of sint-jansbrood. Ze kunnen tot 20 centimeter lang worden. Vanwege hun hoge voedingswaarde worden ze in gedroogde vorm veel als veevoer gebruikt. Zelfs in het droogvoer van bijvoorbeeld ons huiskonijn zit vaak een hoeveelheid gebroken johannesbroodpeulen. Johannesbrood is ook geschikt voor menselijke consumptie en vroeger was het dan ook voedsel voor de armen. Tegenwoordig bereidt men er nog op bescheiden schaal siroop en alcoholische drank uit. Johannes de Doper
De naam johannesbrood verwijst naar de profeet Johannes de Doper. Deze profeet zou tijdens zijn verblijf in de woestijn grotendeels van sprinkhanen hebben geleefd.
De Kat
Rond 7.000 v. C. leefden katten in de oudste stad ter wereld, Jericho. Dit zijn waarschijnlijk nog geen tamme katten geweest. De (half)wilde katten kwamen op de muizen af, die op hun beurt weer op de voedselvoorraden van mensen afkwamen. Naast muizenvanger was de kat ook een heilig dier. De katten werden als maansymbool erkend omdat ze na zonsondergang actiever zijn dan overdag En vooral omdat hun ogen het wassen en afnemen van de maan symboliseren door het verwijden en vernauwen van de pupillen. (illustraties) Egyptische beeldjes van ongeveer 4.000 v. C. en rotstekeningen (illustraties?) in Jordanië wijzen erop dat daar toen al katten bij de mensen leefden. In Egypte ontstond een grootse kattencultus:
Farao Chephren liet een reusachtig leeuwenlichaam houwen uit één rotsblok. Het leeuwenlichaam kreeg het hoofd van een mens met de gelaatstrekken van Chephren zelf. Hij was de vertegenwoordiger van de zonnegod op aarde. Dit beeld is de sfinx van Giseh. (illustratie). In Egypte was het vaak de leeuwin die vereerd werd. Op talloze afbeeldingen zijn vrouwenlichamen afgebeeld met een leeuwinnekop en daarboven een zonneschijf als haartooi: men denkt dat dit een dochter van de zonnegod Ré voorstelt. De Griekse geschiedschrijver Herodotes vertelt over zijn verblijf in Boebastis (Egypte) in 430 v. C. dat elk jaar ruim 700.000 Egyptenaren in hun bootjes de Nijl afzakten om tijdens het grote kattenfeest de kattegodin Bastet in de tempel te vereren.
Naast tempelkat werden katten ook huisdier.
De kerken op Schiermonnikoog
De huidige hervormde kerk (Got Tjark = Grote Kerk) is gebouwd in 1866. Rond de kerk ligt een rechthoekig kerkhof met een mooie heg. Het gebouw is in 1967 van binnen gerestaureerd. Hierbij werd het gebogen plafond vervangen door een plat plafond. De banken werden vervangen door stoelen.
Tot 1909 had de kerk een houten klokketoren. In dat jaar is deze toren vervangen door de spits die er nu op zit. In 1991 werd het kerkorgel gerestaureerd. Voor de ingang van de kerk ligt een oude grafsteen uit het vroegere dorp dat in zee verdwenen is. In de kerk worden regelmatig exposities en concerten gehouden.
Behalve de hervormde kerk is er op het eiland nog een kerk, de voormalige gereformeerde kerk, thans Ontmoetingskerk geheten. Dit gebouw dateert uit 1962, het werd gebouwd ter vervanging van de kleinere kerk uit 1906.
Beide kerken worden gebruikt voor diensten en vieringen van de eilander Samen Op Weg gemeente. De Ontmoetingskerk wordt sinds 2000 beheerd door de Stichting Cultureel Centrum. In beide kerken kunnen ook burgerlijke huwelijken gesloten worden.
Verder is er een fraaie katholieke kapel aan de Badweg. De laatste wordt zelden gebruikt. De hervormde kerk is al een monument en de katholieke kapel wordt binnenkort misschien een monument.
De koe
De domesticatie van oeros en waterbuffel In het algemeen wordt aangenomen dat de oeros het eerst gedomesticeerd werd en daarna de waterbuffel. Als argument daarvoor neemt men aan dat de rijstplanters van Noord-India en Indochina de waterbuffel pas sinds 3000 v.C. als trekdier gebruikt hebben op hun rijstvelden. Als cultusdier komt de waterbuffel echter al op prehistorische rotstekeningen voor in Noord-Afrika en speelt hij een rol in de aloude mythen van het oude babylonie. De buffelhorens lijken sterker op de halve maansikkel dan de horens van de oeros. En het was juist bij de planters dat de maancultus zo`n grote rol gespeeld heeft. Dit zou erop kunnen wijzen dat de domesticatie van de waterbuffel vroeger begon dan die van de oeros, zij het als cultusdier.
De Koger polders
Op de lijn De Koog-de Westen ligt nu een landschap van bos, recreatieparken, bollengronden en weilanden. Eens was dit een landschap met een overgang binnen enkele kilometers van het duin in het westen naar kwelders en de Waddenzee in het oosten. Alleen de straatnamen (Oude Dijkje, Gerritslanderdijkje) en de aanduidingen van voormalige poldertjes (Everste Koog) herinneren eraan dat dit land lang geleden op de zee is veroverd.
De Kollumerwaard
Aan de zuidkant van het Lauwersmeergebied, ligt het natuurgebied de Kollumerwaard. Een gebied dat gekenmerkt wordt door een gevarieerd landschap met moerassen, jonge loofbossen, uitgestrekte graslanden en watervlaktes.
Sinds de inpoldering van de Lauwerszee is in de Kollumerwaard op de voormalige zandplaten een interessant natuurgebied met een zeer gevarieerd karakter ontstaan. Vossen, reeën en hazen kwamen vanaf het oude vasteland het nieuwe gebied binnen. Het afwisselende landschap zorgt ervoor dat in de Kollumerwaard een grote verscheidenheid aan vogelsoorten broedt. Diverse eendensoorten, grauwe gans en dodaars hebben hun toevlucht gezocht in de voedselrijke vlakten waar de rietvelden overgaan in open water. Deze oude prielen behoren tot de weinige nog duidelijk zichtbare overblijfselen van de Lauwerszee. Vanaf uitzichttoren De Baak in het zuidoosten en vanaf de uitkijkheuvel in het Zomerhuisbos in het zuidwesten heeft u een prachtig uitzicht over dit natuurgebied. U kunt er in voorjaar en zomer de roerdomp horen hoempen en jagende kiekendieven en foeragerende zilverreigers bewonderen.
Tijdens de trek strijken veel vogels uit andere streken voor een bepaalde periode in het gebied neer. De slechtvalk, de smelleken en de ruigpootbuizerd zoeken er dan een veilig heenkomen. In najaar en winter wordt er zelfs regelmatig een zeearend gezien!
De Koog
In De Koog wonen bijna 1300 inwoners. Omstreeks 1930 schreef de Kamer van Koophandel in Alkmaar: `Wij twijfelen er niet aan, of binnen afzienbare tijd zal De Koog behoren tot de meest geliefde badplaatsen in ons land, omdat hier alle factoren aanwezig zijn die een plaats voor vreemdelingen aantrekkelijk kunnen maken`. Men zal tot deze uitspraak gekomen zijn, omdat De Koog vrijwel direct aan zee ligt, slechts van het strand gescheiden door twee duinenrijen.
Lang voor de bloeiperiode als badplaats heeft De Koog een bloeiperiode als vissersdorp gekend. De naam De Koog ontleent het dorp aan de `cooghen`, de naam van inpolderingen in het begin van de veertiende eeuw. Op zeer bescheiden schaal werden drooggevallen gebieden door lage dijkjes van de zee afgenomen. Vele malen werden deze `cooghen` door de zee overstroomd, met als gevolg dat soms honderden schapen verdronken. Na iedere overstroming maakte men de dijken zwaarder om het gevaar van doorbreken te beperken.
De Kooi-oerd-stuifdijkduinen
Dit gebied, met een grootte van 130 hectare, bestaat aan de westkant uit een droog jong duingebied met enkele droge valleien en veel bossages. Het duingebied wordt in het zuiden begrensd door de Kooi-oerdstuifdijk.
Deze zanddijk is in 1882 kunstmatig aangelegd en in 8 jaar tijd stormvloed-vast opgestoven. De dijk maakte een verbinding tussen de Kooiduinen in het westen en de Oerderduinen in het oosten. Met de aanleg van deze dijk werd een brede slenkvlakte, die door de golven van de Noordzee bij hoge stormvloeden het eiland in tweeën deelde, afgesloten. Deze vlakte met slibafzetting uit de Noordzee wordt de Zoute weide genoemd.
De Korverskooi
De Korverskooi, ten noordoosten van De Koog op Texel, is in beheer bij Staatsbosbeheer. De goed onderhouden eendenkooi wordt nog actief gebruikt. In het kooibos is een Helgolandval gebouwd, die uniek voor Nederland is. Er worden vogels gevangen voor ringonderzoek. Het terrein bestaat verder uit een laag duinterrein met gedeeltelijk vergraste heide, een boomgaard en enkele schrale graslandjes. Het terrein is niet vrij toegankelijk.
De kwelder van Schiermonnikoog
Er zijn tegenwoordig twee kwelders op Schiermonnikoog: de Oosterkwelder, waar sinds 1990 een broedkolonie lepelaars huist, en de Binnenkwelder.
De laatste wolven van België
De wolf, Canis lupus, neemt een bijzonder plaats in de cultuur van vele volkeren van het Noordelijk Halfrond in. Aan de ene kant is de wolf de voorvader van de eerste diersoort die door de mens gedomesticeerd is, aan de andere kant belichaamt de wolf de angst voor de wildernis. Nadrukkelijker dan elk ander dier doemt de wolf op in legendes, verhalen en sprookjes van de meeste Europese culturen. Helaas is deze soort ook uit de omgeving van de meeste van die zelfde culturen verdwenen. Eeuwenlang hebben mensen er alles aan gedaan om de wolf uit te roeien als belager van hun levende have en zijn - grotendeels vermeende - gevaar voor de mens zelf.
De laatste wolven van België
In veel dichtbevolkte delen van Europa stierf de wolf wonderlijk genoeg pas vrij recent uit. Echter toch nog te vroeg om te profiteren van het opkomende bewustzijn van de noodzaak van natuurbescherming. Zo werden wolven in het begin van de 19de eeuw in de buitenwijken van Brussel, een stad die grenst aan één van de dichtst bevolkte streken van de wereld, nog als een serieus probleem beschouwd. In 1815 was de wolf hier echter verdwenen. In de meeste gebieden waar hij ooit voorkwam leeft de wolf alleen nog voort in de namen van bossen, landelijke gebieden, dorpen of zelfs in steden.
Het is dan ook opmerkelijk dat twee van de laatste wolven die in België werden gedood (in de Ardennen in 1844) bewaard zijn gebleven en te zien zijn in de tentoonstelling van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.
De Lage Landen en de poolgebieden
De Nederlandse interesse voor de poolgebieden dateert al van het eind van de zestiende eeuw. Als zeevarende natie beschouwt het beide gebieden aanvankelijk vooral als doorgangsgebieden naar Azië. Pas later ontstaat belangstelling voor de gebieden zelf. In het begin gaat het vooral om de vraag of er wat te halen valt. Pas halverwege de negentiende eeuw ontstaat wetenschappelijke belangstelling voor het gebied, die zich pas na de Tweede Wereldoorlog verder ontwikkelt. Het is vooral België dat de lage landen in die jaren vertegenwoordigt. De Nederlandse overheid ziet vooral sinds de laatste decennia het belang van het poolonderzoek in.
Het begin
In de zestiende en zeventiende eeuw verkenden de Nederlanders de wereldzeeën. Dat de atlassen vol staan met Nederlandse namen danken we aan deze tijd. Denk maar aan de Barentszee, Nieuw Zeeland of Tasmanië. Misschien was het zelfs een Nederlander die de eerste glimp van Antarctica heeft gezien.
De negentiende eeuw
De gouden Nederlandse eeuwen liggen al ver achter ons en buitenlandse ontdekkingen dreigen ons van de wereldatlas te vegen. Hier en daar proberen Nederlanders daar verandering in te brengen door expedities op touw te zetten. De overheid is niet enthousiast en in deze periode zijn het vooral de Belgen die de eer van de lage landen hoog houden.
De twintigste eeuw
Aan het begin van de twintigste eeuw komt er langzaam meer structuur in het Nederlandse poolonderzoek. Helaas gooit de tweede wereldoorlog roet in het eten.
De lederschildpad van Quenast
Biologie van lederschildpadden
Eosphargis gigas is een fossiele vertegenwoordiger van de lederschildpadden (Dermochelyidae), een familie van zeeschildpadden waarvan nog een soort (Dermochelys coriacea) bestaat. Deze laatste bezit een taai, lederachtig pantser dat niet met de ribben en wervels vergroeid is. In het pantser zitten duizenden kleine verbeningen die een mozaïekpatroon vormen. Zeven kammen lopen over het pantser van kop tot staart. Lederschildpadden leven in volle zee en begeven zich slechts in de kustwateren tijdens het voortplantingsseizoen. Ze voeden zich hoofdzakelijk met kwallen, manteldieren en andere weke ongewervelden uit oceanische oppervlaktewateren, maar zijn ook in staat in dieper water te duiken. Onlangs werd ontdekt dat de lederschildpad in zekere mate warmbloedig is, een uniek fenomeen onder de nu levende schildpadden.
Gemonteerd skelet van Eosphargis gigas. Fossiele lederschildpadden
De oudste lederschildpadden dateren uit het Krijt. Het zijn primitieve vormen die nog heel wat eigenschappen hebben van de `gewone` zeeschildpadden (Cheloniidae). In het Eoceen komen vier groepen voor: in Europa (Eosphargis), Afrika, Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland. Het Eoceen is de rijkste periode in de geschiedenis van de Dermochelyidae. Na het Eoceen verminderde de verscheidenheid van de lederschildpadden gestaag tot nu met slechts een enkele overlevende soort. De lederschildpad van Quenast
Het meest complete skelet van Eosphargis gigas werd in 1906 in Quenast gevonden.
De lengte van Kinixys erosa
Kinixys erosa is een bosschildpad die men overal in Afrika aantreft. Uit de literatuur blijkt dat het schild een gemiddelde lengte van 200-230 mm heeft. Schmidt (1919) wees op een recordlengte van 323 mm.
In de collecties van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen is het grootste exemplaar dat in het wild heeft geleefd 276 mm lang. In gevangenschap is 327 mm gemeten. Dit dier leefde lange tijd in de Antwerpse Dierentuin, waar het in 1933 stierf.
Vergelijking tussen een dier van gemiddelde lengte (200 mm) en een groot exemplaar (327 mm).
Schildpadden groeien voortdurend. Het is mogelijk dat het dier deze enorme lengte kon bereiken omdat het beschermd in gevangenschap leefde. Deze lengte zou hij in het wild nooit hebben kunnen bereiken. Een Belgische onderzoeker die in Congo werkte, ontving in 1982 van een stamhoofd het schild van een wild exemplaar, dat gevangen en gedood was. Het had de absolute recordlengte van 375 mm.
Uit deze reeks metingen kunnen we de conclusie trekken, dat Kinixys erosa een soort is die een lengte van meer dan 300 mm kan bereiken. Deze respectabele lengte wordt echter zelden bereikt, omdat het dier voordien meestal slachtoffer wordt van natuurlijke vijanden. Bibliografie
Lenglet, G. & Colyn, M., 1989, Note on the maximum length of Kinixys erosa (Schweigger, 1812) (Chelonia, Testudinidae)., Bulletin de l`Institut royal des Sciences naturelles de Belgique. Biologie, 59: 159-162.
De Linnaeus van Hoffman
Van 1735 tot 1738 verbleef de Zweedse geleerde Carolus Linnaeus (1707-1778) in Nederland. Dit land was in de eerste helft van de 18de eeuw toonaangevend op het gebied van de natuurwetenschappen. Dit was niet in de laatste plaats te danken aan de colleges die Herman Boerhaave aan de Leidse universiteit gaf. Tegelijk was Nederland rijk aan naturaliënverzamelingen en tuinen met exotische planten die door welgestelde particulieren met VOC-contacten werden aangelegd. Door deze Nederlandse verzamelingen te onderzoeken kon Linnaeus zijn gezaghebbende classificaties van de rijken der natuur opstellen.
Schilderij van Linnaeus door Martinus Hoffman.
In het eerste jaar van zijn verblijf in Nederland kwam Linnaeus in de gelukkige omstandigheid dat de steenrijke VOC-financier GeorgeClifford hem als lijfarts aanstelde. Deze functie liet de jonge geleerde genoeg tijd om Cliffords onovertroffen bibliotheek en levende plantenverzameling te bestuderen. Voor zijn mecenas Clifford liet Linnaeus zich in 1737 ten voeten uit portretteren. De kunstenaar Martinus Hoffman vervaardigde in hetzelfde jaar drie kopieën van het portret, waarvan er nu één in het bezit is van het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis. Eén hangt in het Museum Boerhaave in Leiden, het derde is in het bezit van de Universiteit van Uppsala in Zweden.
Nobele wilde
De kleren die Linnaeus op het portret draagt, getuigen van een expeditie die hem in 1732 in Lapland bracht. Hier verbleef hij temidden van de Saami, het rendierhoudende Lappenvolk uit het hoge noorden van Scandinavië.
De maanvis: een mysterie
Eén van de merkwaardigste vissen is de maanvis. Zijn lichaam ziet eruit als een ronde, platte schijf met twee hoge, puntige vinnen achteraan. De staartvin is veranderd in een lange, smalle zoom. Een `zwemmende kop`
Vissers die ooit maanvissen probeerden te schieten, merkten dat de kogels afketsten op de huid. Onder de huid zit namelijk een dikke, kraakbenige laag. De huid is leerachtig en erg ruw: vandaar de naam Mola, wat molensteen betekent. Een maanvis is log en stijf. Hij kan alleen zijn vinnen bewegen.
Er is geen overgang te zien tussen kop en lichaam. Daarom wordt de maanvis wel `zwemmende kop` genoemd. Hij zwemt door golvende bewegingen van zijn lange vinnen. Die hebben een behoorlijke kracht: er wordt vermeld dat een geharpoeneerde maanvis van twee meter lang de boot van de harpoenier bijna onder water trok. De staartzoom dient als roer, de borstvinnen om van hoogte te veranderen.
Maanvissen kunnen heel groot worden. Er is er één gemeld van vier meter lang en 1500 kilo zwaar. Kogelronde koters
De eieren van de maanvis ontwikkelen zich in een week tot bijna kogelronde larven van nog geen twee millimeter lang. Die lijken in niets op het volwassen dier. In het begin hebben ze een echt staartje, dat echter snel kleiner wordt naarmate de larve groeit. Op het lichaam, dat steeds minder bol wordt, ontwikkelt zich een aantal stekels. Ook ontstaat er een nieuwe staartvin.
Maanvissen leven tot ongeveer 400 meter diep. Ze voeden zich met kwallen, ribkwallen, kleine kreeftachtigen en jonge visjes.
De mammoet
Evolutie van de mammoet
Mammoeten uit de Nederlandse bodem
Nederland mammoetland
De mammoet van Lier
Fossiele zoogdieren in Nederland
Hoe conserveer ik een mammoetkies?
Naturalis vangt bot in de Oosterschelde
Het Pleistoceen
De mammoet in Nederland
Nederland is het mammoetland bij uitstek. Nergens ter wereld worden op zo`n klein oppervlak zoveel fossielen van deze harige olifant gevonden. Tot enige tienduizenden jaren geleden liepen ze hier nog rond.
Kenmerkend voor de laatste koude periode (het Weichselien) van de IJstijd (Pleistoceen) is de wolharige mammoet, waarvan de overblijfselen veelvuldig in Nederland worden gevonden. Zo veel, dat de mammoetcollectie van Naturalis de grootste in de wereld is. De meeste mammoetbotten zijn afkomstig uit zuiggaten of door vissers opgevist uit de Noordzee.
De wolharige mammoet kwam voor van Engeland tot in Alaska. Over dat hele gebied strekte zich toen de zogenaamde mammoetsteppe uit. Dit landschapstype werd gekenmerkt door een koud en zeer droog klimaat. De mammoet was dan ook goed aangepast aan een koude omgeving. Dit is te zien aan zijn kleine oren, korte staart en zijn zeer lange haren met daaronder een wollige vacht. Mammoeten hadden de grootte van de hedendaagse Afrikaanse savanne-olifant en waren zo`n drie meter hoog. Mammoeten in de tijd van de piramiden
Wanneer de mammoet in Nederland uitstierf is niet precies aan te geven, maar dateringen van mammoetmateriaal geven aan dat ze hier ongeveer 40.000 jaar geleden nog leefden. Toen de mammoet al uit ons land verdwenen was, wist hij elders nog te overleven. De jongste mammoetfossielen komen van Wrangel. Dit eiland ligt in de Oost-Siberische Zee, zo`n 200 kilometer ten noorden van de Siberische kust. De ouderdom van deze mammoeten is bepaald op 7000 tot 3900 jaar.
De Messel `paarden`
Propalaeotherium
Messel dankt zijn internationale bekendheid in de eerste plaats aan de primitieve paarden die er gevonden werden. Het eerste hiervan werd beschreven in 1911 (Haupt) en sindsdien werden er een zeventigtal exemplaren gevonden. Zij behoren tot twee verschillende soorten. Propalaeotherium parvulum is het kleine Messel-paard met een schouderhoogte van 30 tot 35 cm en de grootte van een fox terrier; P. hessiacum is groter en heeft een schouderhoogte van ongeveer 55 tot 60 cm en is qua lichaamsgrootte vergelijkbaar met een Duitse herdershond. Van beide soorten werden skeletten van veulens en zelfs van drachtige merries gevonden. Bij sommige fossielen bleef zelfs de omtrek van het lichaam met haartjes bewaard alsook de ingewandenzak. Buiten hun lichaamsgrootte onderscheiden de primitieve Messel-paarden zich van de recente door vier tenen aan de voorpoten en drie aan de achterpoten, ook de kroon van de tanden is veel lager. In tegenstelling tot de huidige paarden leefden zij in wouden en voedden zijn zich met bladeren en twijgen.
Propalaeotherium parvulum, lengte 0,55 m. De vindplaats Messel en de opgravingen van het Instituut
Messel is een kleine gemeente een tiental km ten noorden van Darmstadt. Sinds het einde van de vorige eeuw werd er in dagbouw oliehoudende schalie gewonnen. Het eerste fossiel, een krokodil, werd reeds in 1875 ontdekt. Sinds het begin van de jaren zeventig werd er intensief naar fossielen gezocht zowel door amateurs als wetenschappelijke instellingen.
De Messel vogels
De Messelornithidae
Goede fossiele bewaring van vogels is eerder zeldzaam omdat hun beenderen hol zijn. In Messel werden echter talrijke volledige vogelskeletten gevonden, soms zijn zelfs weke delen en pluimen gefossiliseerd. Messelornis cristata Hesse, 1988 is de meest voorkomende soort, zij is zeer typisch voor deze vindplaats en staat als type voor een familie, de Messelornithidae. De vogels van deze familie hebben de grootte van een waterhoen en vroeger werden zij ook in deze groep, de Rallen, ondergebracht. Nu blijkt echter dat de Messelornithidae meer verwant zijn met de huidige kraanvogelachtigen (Gruiformes). Ze hebben korte vleugels, lange poten en korte tenen. De staartpluimen waren lang. Op de kop stond een vlezig-hoornige, helmvormige kam. Het volledige skelet is 25 tot 30 cm groot.
Messelornithidae, 27 cm groot. De vindplaats Messel en de opgravingen van het Instituut
Messel is een kleine gemeente een tiental km ten noorden van Darmstadt. Sinds het einde van de vorige eeuw werden er in dagbouw oliehoudende schalie gewonnen. Het eerste fossiel, een krokodil, werd reeds in 1875 ontdekt. Sinds het begin van de jaren zeventig werd er intensief naar fossielen gezocht, zowel door amateurs als wetenschappelijke instellingen. De oliehoudende schalie werd 45 miljoen jaar geleden als klei afgezet in een meer gelegen in een subtropisch woud. De kleien en de zuurstofarme bodem van het meer zorgden voor een uitzonderlijke bewaring van gestorven organismen: planten, insecten, vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.
De mesvis ontlaadt zich
Zuid-Amerikaanse mesvis Eigenmannia virescens
Elektrische signalen kunnen gebruikt worden om partners te lokken en te vinden. Het mannetje van de Zuid-Amerikaanse mesvis (Eigenmannia virescens) op zoek naar een wijfje verandert het ontladingspatroon van zijn elektrisch orgaan (EO), wat door wijfjes direct wordt opgemerkt. Deze signalen kosten een vis meer energie dan de normale elektrolocatie. Daarom zijn voor het wijfje de baltssignalen belangrijk als graadmeter voor de kracht en gezondheid van het mannetje. Een vis met een goede conditie kan namelijk langere tijd of sneller achter elkaar signalen afgeven dan een vis met een minder goede conditie.
Meer voorbeelden van elektriciteit als versiermanier
De Middeleeuwen
Van de tijd vóór 1300 is over Schiermonnikoog niets met zekerheid bekend. We weten niet wie de eerste bewoners waren. Misschien hebben de Vikingen er een basis gehad. In de late Middeleeuwen waren er veel kloosters in Groningen en Friesland. De kloosters bezaten veel land, ook op de eilanden. Zo was Schiermonnikoog een `uithof`, landerijen met een gewijde kapel en begraafplaats, van het klooster Klaarkamp te Rinsumageest.
Klaarkamp behoorde toe aan de orde der Cisterciënsers, die witte pijen droegen. De lekebroeders die op Schiermonnikoog het landwerk deden, droegen grijze pijen en naar hen is het eiland genoemd. Schier=grijs, oog=eiland: Schiermonnikoog, eiland der grijze monniken.
In het Provinciaal Archief van Friesland bevindt zich een akte uit 1465, waarin de bisschop van Utrecht de kapel op `Schiramoneken aech` verheft tot parochiekerk.
De mineralencollectie Vanacker
Georges Vanacker werd in 1923 geboren in Staden, West-Vlaanderen. Na zijn opleiding tot boekhouder, vertrok hij naar Brugge. In de loop der tijd legde hij met zijn vrouw een systematische collectie mineralen aan, die hij door aankopen tijdens reizen en via gespecialiseerde handelaren wist uit te breiden. Na een ernstig auto-ongeluk in 1970 moest hij zijn beroepsuitoefening enkele maanden staken. Die periode van gedwongen rust gebruikte hij om een nieuwe classificatie voor zijn collectie op te stellen. Samen met een speciaal daarvoor aangetrokken assistent zette hij zijn collectie in een computerdatabase.
Georges Vanacker en zijn collectie.
Om versnippering te voorkomen, schonk Vanacker zijn waardevolle collectie in 1991 aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Hij hield alleen wat tentoonstellingsmateriaal en enkele uraniumhoudende mineralen, waaraan hij zeer was gehecht. De collectie van het museum werd door deze schenking met meer dan twaalfduizend mineralen verrijkt, verdeeld over drieduizend soorten en honderden variëteiten - 90 procent van de toen bekende soorten mineralen. Het daarop volgende jaar overleed Vanacker in zijn huis in Brugge. Zijn collectie is in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen opgenomen en vormt tevens een ruilvoorraad.
De catalogus.
De tentoonstelling.
De Mokbaai
De Mokbaai is een inham van de Waddenzee tussen de Hors en de zuidpunt van Texel. Een groot deel van de baai valt droog bij laag water. Kwelders zijn tegenover de Geulplas en achter het militair oefenkamp te vinden. Aan de noordkant in het Hoornder Nieuwland liggen twee vogelreservaten: de Petten en `t Stoar. Onderzoekers van het NIOZ en Alterra gebruiken de Mokbaai regelmatig voor onderzoek. De Joost Dourleinkazerne ligt aan de Mokbaai.
De Nathusius` dwergvleermuis trekt
De Nathusius` dwergvleermuis is, wat gedrag betreft, één van de merkwaardigste vleermuizen van ons land. Pas de laatste jaren zijn we iets meer te weten gekomen over het leven van deze soort. De Nathusius` dwergvleermuis is, wat gedrag betreft, één van de merkwaardigste vleermuizen van ons land. Pas de laatste jaren zijn we iets meer te weten gekomen over het leven van deze soort.
Nathusius` dwergvleermuis (ook wel ruige dwergvleermuis genaamd), Pipistrellus nathusii, is een uitgesproken trekker. `s Zomers komen in ons land vooral mannetjes voor. De meeste wijfjes zitten dan elders: voor het overgrote deel in Oost-Europa (het oosten van Duitsland, Polen, de Baltische staten en Rusland). Daar worden de jongen geboren, in kraamkolonies die in holle bomen of gebouwen zijn gelegen. De mannetjes vormen in de zomer vaak vrijgezellengroepjes; ze trekken niet met de wijfjes mee. Tot nu toe is er in ons land nog maar één keer een kraamkolonie van deze soort gevonden. Vleermuizentrek
In de nazomer trekken de wijfjes en de opgegroeide jongen naar West-Europa. Nathusius` dwergvleermuis is de enige soort, voor zover wij weten, die een echte `gestuwde` trek vertoont, net als veel vogels. De dieren trekken dan naar het zuidwesten en volgen daarbij vaak de contouren van de kustlijn.
Onderweg rusten ze vaak op allerlei beschutte en vaak ook onbeschutte plekken. In deze tijd krijgen we heel vaak meldingen van `zieke` vleermuizen die aan muren en op balkonnetjes hangen, of huizen binnenvliegen.
De Nationale Proeftuin
De Nationale Proeftuin wil Nederlanders actief in aanraking brengen met biodiversiteit in de achtertuin. Dat gebeurt heel direct door het uitwisselen van zaden en kennis.
Iemand die op zoek is naar zaad van bijzondere planten of oude voedselgewassen, kan via de zaadruilbeurs op de website van De Nationale Proeftuin in contact komen met een aanbieder van dergelijk zaad. De aanbieder stuurt het zaad op en vertelt er bij hoe je de plant het beste kunt verzorgen. Rode spinazie van een kweker uit Limburg kan zo terecht komen in een moestuin in Drenthe, of in een bloempot op een balkon driehoogachter in Amsterdam.
Via de Nationale Proeftuin kunnen we met zijn allen meehelpen aan het vergroten en instandhouden van de biodiversiteit in onze achtertuinen.
De Nationale Proeftuin werkt samen met de landelijke vereniging van hobbytuinders AVVN en met Naturalis.
website: www.denationaleproeftuin.nl
De Nationale Wetenschapsquiz 2004
Vanaf zaterdag 27 november is voor de elfde keer de Nationale Wetenschapsquiz te spelen. Op die dag staan de vragen in de meeste kranten en op internet. Antwoorden insturen op de vragen van beide quizzen kan van 27 november tot 11 december. De beste inzenders dingen mee naar geheel verzorgde ontdekkingsreizen voor twee personen naar Arnemuiden, de Ardennen en Andorra.
Er is een juniorquiz, voor deelnemers tussen 8 en 12 jaar. Wie ouder is kan de seniorquiz spelen. In een televisieuitzending op 24 december worden de juiste antwoorden van de seniorquiz bekend gemaakt. De uitzending van de juniorquiz is op 26 december.
Wetenschapsquiz Junior
Wetenschapsquiz Senior
De Naturalis-stamboom
Zoals je je eigen familie in een stamboom kunt weergeven, zo kun je ook alle planten, dieren en andere levende wezens (organismen) in een stamboom plaatsen. In de zaal Oerparade in museum Naturalis is zo`n alomvattende stamboom te zien in de vorm van een gigantisch, vertakt buizenstelsel. Daarin zijn door middel van 426 verticale buizen evenzoveel verschillende stamboomgroepen weergegeven.
Deze stamboomgroepen kunnen uitgestorven zijn of nog steeds op aarde voorkomen. Bij uitgestorven groepen eindigen de buizen (bovenaan) ergens onder het plafond, bij nog levende groepen gaan de buizen door het plafond heen om terecht te komen in de erboven gelegen zaal Natuurtheater, waar duizenden vertegenwoordigers van recente groepen getoond worden.
Het gaat bij deze stamboom dus niet om afzonderlijke soorten zoals Roodborstje, Tyrannosaurus rex, Madeliefje, Vliegenzwam of Zeesla, maar om groepen van één tot duizenden onderling verwante soorten zoals Zangvogels, Hagedisheup-dinosauriërs, Asterachtige bloemplanten, Steeltjeszwammen of Groenwieren.
Vereenvoudigde weergave van de Naturalis-stamboom:
Verklaring van de cijfers: Naam van de groep en afbeelding van een kenmerkende vertegenwoordiger Stamboomtak van een groep organismen die tegenwoordig nog voorkomt Stamboomtak van een uitgestorven groep Grenzen tussen opeenvolgende tijdvakken Samengaan van organismen (endosymbiose) Verbinding tussen verwante groepen organismen Moment waarop een nieuwe groep ontstaat
Een extra bijzonderheid is dat de Naturalis-stamboom is aangesloten op een computer (eveneens te vinden in de zaal Oerparade).
De natuurlijke moestuin
Moestuin, groententuin, nutstuin. Drie benamingen voor hetzelfde begrip, namelijk dat de tuin voornamelijk gebruikt wordt voor het telen van groente, fruit, kruiden, aardappels en andere voedselgewassen. Ook bij het werken in de moestuin kan de tuinder rekening houden met het bevorderen van biodiversiteit.
In de natuurvriendelijke moestuin leven planten, vogels, insecten en andere dieren in harmonie met elkaar. Als u natuurvriendelijk tuiniert, wordt de grond elk jaar beter en kan de aanvoer van voedingstoffen door bemesting elk jaar minder worden. De voedingsstoffen worden dan namelijk door de tuin zelf geleverd. Alles wat in de tuin doodgaat, zoals afgevallen bladeren, komt als voedsel in de bodem terecht. Insecten, bacteriën, schimmels en regenwormen spelen een belangrijke rol bij de omzetting van dood materiaal tot voedingstoffen.
Door een afgewogen balans tussen planten en dieren en door ruimte voor natuurlijke processen, ontstaat in de moestuin vanzelf een natuurlijk evenwicht. Het streven naar dit natuurlijk evenwicht is één van de belangrijkste uitgangspunten voor de natuurvriendelijke moestuinier. Het zal niet alleen leiden tot een hogere kwaliteit van het milieu, maar ook van de moestuinproducten.
Om een natuurlijk evenwicht te bereiken voegt men geen producten van chemische herkomst toe aan de bodem, zoals kunstmest of chemische gewasbeschermingsmiddelen. Zonder kunstmatige toevoegingen ontstaat in de moestuin vanzelf een levende, actieve bodem. In zo`n bodem zit voldoende humus die de basis vormt voor de `groeikracht` van de moestuin.
De Neanderthaler
Wie voor `Neanderthaler` wordt uitgemaakt zal dit waarschijnlijk niet als een compliment opvatten. Als we de Neanderthaler wat nauwkeuriger onder de loep nemen wordt deze bestempeling ineens een stuk complimenteuzer.
Neanderthalers waren bewonderenswaardige krachtige, intelligente mensen die zich prima wisten aan te passen aan moeilijke koude omstandigheden. Of we de Neanderthaler wel of niet moeten beschouwen als onze voorouder maakt deel uit van het algemene debat over de oorsprong en evolutie van de moderne mens. Twee tegenover elkaar staande visies domineren de discussies: wereldwijde continuïteit of vervanging? Betekende de invasie van de moderne mens over vele delen van de wereld de ondergang van allerlei menspopulaties, inclusief die van de Neanderthalers?
Een niet natuurgetrouw beeld van de Neanderthaler in het Neandertal. Het beeld dat geschetst wordt van de Neanderthaler varieert tussen een domme bruut en iemand die, indien netjes aangekleed, niet tot nauwelijks op zou vallen in de Amsterdamse Kalverstraat. De voorstelling die gemaakt wordt van de Neanderthaler heeft veel te maken met of we deze oermensen wel of niet beschouwen als onze voorouders. Reconstructies kunnen veel zeggen over onze vooroordelen. Er worden gelukkig ook reconstructies gemaakt die gebaseerd zijn op anatomische kenmerken en daardoor een beter beeld geven van de Neanderthaler dan degene hier afgebeeld.
In Europa komen we vanaf zo`n 40.000 jaar geleden Paleolithische `kunst` tegen, het grootste deel wordt tussen de 17.
De Nederlands Hervormde Kerk
In een oorkonde uit het jaar 1245 wordt al melding gemaakt van een kapel in Oost-Vlieland. Deze is gewijd aan St. Nicolaas, de beschermheilige van de zeelieden. De parochiekerk stond in West Vlieland, waar ook de pastoor woonde. De kapel kwam na de Reformatie in handen van de hervormden. Die vervingen de kapel in 1605 door het huidige gebouw.
In 1647 onderging de kerk aan de lange zuid- en noordwand een uitbreiding tot kruiskerk. De rijkdom van de Gouden Eeuw is terug te vinden in het interieur. De kansel dateert uit hetzelfde jaar als de uitbreiding. In 1635 werd een erebank geplaatst voor de Vroedschap - de toenmalige gemeenteraad. Van de vijf kroonluchters is er een in 1644 geschonken door de Louis De Geer. Een andere draagt het wapen van M.A. de Ruyter, die enkele keren hier ter kerke gegaan moet zijn. In de kerk bevinden zich ook grafpalen, gemaakt van walviskaken. Deze stonden tot 1920 nog op het kerkhof.
Weblink:
Meer informatie over de Nederlands Hervormde Kerk: http://www.vlieland-info.nl/kerk.html
De Nederlandse twijfel
In 1960 vraagt de Minister van Buitenlandse Zaken de KNAW of er bij nader inzien niet toch wetenschappelijke redenen zijn om aan het antarctisch onderzoek mee te doen. De reacties van de secties aardkunde en biologie van de KNAW zijn buitengewoon negatief. Beide secties vinden het onderzoek voor Nederland niet aantrekkelijk, niet urgent en onbelangrijk. Volgens de betreffende geleerden heeft Nederland een reputatie en traditie in de tropen en het onderzoek moet daar geconcentreerd blijven. De afdeling Natuurkunde, waartoe beide secties behoren, laat daarom het Algemeen Bestuur van de KNAW weten niets te zien in Nederlandse deelname aan antarctisch onderzoek.
Nederland wikt...
Kort daarop verzoekt de Belgische regering, door de gebeurtenissen in de Kongo in financiële nood gekomen, Nederland om het Belgische station op Antarctica over te nemen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is van mening dat een Nederlandse deelname in het belang van de westerse wereld is. De Russen kunnen een onbemand station immers zo overnemen. Het wendt zich om steun tot de Ministeries van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en Verkeer en Waterstaat. Weer wordt de KNAW om advies gevraagd. De besluitvorming duurt echter te lang en de Nederlandse deelname gaat weer niet door.
...en weegt...
Het daarop volgende jaar informeren de Belgen of er dan een gezamenlijke expeditie naar Antarctica mogelijk is. Weer komt er geen duidelijk Nederlands antwoord. In 1962 herhaalt België het verzoek.
De Noordoosthoek
De Noordoosthoek van Vlieland is een begrip voor zowel gasten als Vlielanders. Die laatsten hebben het meestal over `Noordestoek`. In vorige eeuwen sprak men ook wel van de Horn, een benaming die vaker voor een uitloper van een eiland gebruikt wordt.
Nu is van een uitloper niet bepaald meer te spreken maar in de 19e eeuw vond men aan de noordoostkant van Vlieland een lange, brede strandvlakte. Deze vlakte strekte zich begin vorige eeuw wel meer dan twee kilometer oostwaarts en enige honderden meters noordwaarts van de huidige duinvoet uit. Om daar een idee van te geven: waar nu de veerboot door de Vliesloot vaart, graasden vroeger de koeien! Door het aanleggen van stuifdijken was de strandvlakte namelijk begroeid geraakt en geschikt als weidegrond. De hier gevormde vochtige vallei werd naar de uitvoerend opzichter van Rijkswaterstaat de Kooremansvallei genoemd.
Doorbraak van de Vliesloot
Rond 1905 is de Vliesloot noordwaarts doorgebroken en is de vallei van het eiland gescheiden waarna deze rond 1910 door de zee is heroverd. Na deze kustachteruitgang heeft men zoals eerder vermeld, de kust ter plekke met de dammen 54 tot en met 63 vastgelegd. Dit was nodig om verdere afname door opdringen van het Zuiderstortemelk (een belangrijke ebgeul) en de Vliesloot tegen te gaan. De dammen hebben, in combinatie met de havenhoofden, de oostkant van het eiland lang vastgelegd.
Afslag gaat door
Door de aanleg van strandhoofden langs de gehele Noordzeekust werd echter het door het getij getransporteerde zand vastgehouden en was de Noordoosthoek verstoken van zandaanvoer.
De noordpool
De noordelijke poolstreek van de aarde bestaat uit een uitgestrekte oceaan omgeven door land. Sneeuw en ijs bedekken het grootste deel van het arctische land- en zeeoppervlak, vooral in het hoogste noorden.
Waar het land niet door ijs en sneeuw is bedekt beginnen de uitgestrekte toendragebieden. Aan de zuidkant van de toendra`s vinden we uitgestrekte boreale (noordelijke) bossen. Net als de zuidpool is de noordpool het `land van de middernachtszon`. Gedurende de korte poolzomers gaat de zon boven de poolcirkel nooit onder. Omgekeerd kennen de poolgebieden een winterperiode gedurende welke de zon zich niet laat zien.
Er is veel betrouwbare informatie waaruit blijkt dat de gemiddelde temperatuur op de noordpool de afgelopen jaren is gestegen. Er zijn goede aanwijzingen dat die toename zich in de toekomst zal voortzetten en wellicht versnellen.
De boomgrens schuift op
Het opwarmen van de noordpool betekent in eerste instantie goed nieuws voor de planten; die gaan zich verder naar het noorden verspreiden. Ze nemen daarbij extra CO2 op, maar het is maar zeer de vraag of ze daarmee het broeikas effect kunnen keren.
Storing in de transportband
De hele wereld zal de gevolgen merken van een opwarmende noordpool. We zijn via een onzichtbare transportband van oceaanstromen van de evenaar tot de polen met elkaar verbonden. En die transportband kan tot stilstand komen.
Leven in de poolgebieden
Het noordpoolgebied is relatief dunbevolkt, maar is de afgelopen eeuw sterk gegroeid.
De Oerbacteriën
Oerbacteriën waren de eerste levensvormen op aarde. Ze ontstonden in zee, waar uit anorganische stoffen, zoals stikstof en waterstof, onder invloed van energie (bliksem, u.v-straling of vulkaanuitbarstingen) de bouwstenen van het leven werden gevormd. Deze bouwstenen waren organische moleculen, zoals eiwitten en RNA. Sommige RNA-deeltjes en eiwitten werden omsloten door uiterst kleine omhulsels (membranen). Binnenin het membraan konden in een relatief beschermde omgeving reacties plaatsvinden tussen eiwitten en RNA. Op deze manier werden de eerste Oerbacteriën gevormd. Het waren eencelligen zonder kern.
Oerbacteriën onderscheiden zich van andere bacteriën door de bouw van hun celmembraan. Het celmembraan bestaat uit twee lagen (het plasmamembraan en het meer poreuze buitenste membraan), wat vaker bij bacteriën voorkomt. Bij de Oerbacteriën bestaat het buitenste membraan echter niet uit suikerverbindingen (sacchariden) bestond, wat bij latere bacteriën wel het geval is.
Oerbacteriën zijn vermoedelijk ontstaan bij diepzeevulkanen (black smokers), waar warmte en voedingsstoffen vrij kwamen. Bij deze Black Smokers heersten, voor ons, extreme omstandigeheden, zoals hoge temperatuur, hoge druk, hoge zout- en hoge zuurconcentraties. Organismen die onder zulke omstandigheden kunnen leven, noemen we extremofiel ( = extreme omstandigheden minnend).
Oerbacteriën voedden zich met anorganische verbindingen, zoals zwavel en stikstof. Hieruit konden ze organische verbindingen maken om zichzelf in leven te houden.
De oerknaltheorie
Ruim vijftien miljard jaar geleden was alle materie in het heelal samengeperst in één punt. Tijdens een enorme oerexplosie ontstonden tijd en materie.
In de jaren twintig ontdekte de Amerikaanse sterrenkundige E.P. Hubble dat vrijwel alle sterrenstelsels buiten ons eigen melkwegstelsel zich van ons af bewegen. Hubble deed zijn ontdekking aan de hand van het spectrum van het licht van de sterrenstelsels. Aan de hand van de samenstelling van het licht kunnen we bepalen of een ster op ons af komt of van ons af reist. Blauwe sterren komen dichterbij, rode sterren verwijderen zich. Dat komt door het zogenaamde Doppler-effect.
Als alle sterrenstelsels zich verwijderen van het stelsel waarin wij ons bevinden, dan betekent dat dus dat het heelal voortdurend uitdijt. En dat vroeger alle sterrenstelsels dichter bij elkaar lagen. Sterker nog, als we maar ver genoeg teruggaan in tijd, komen we op een moment dat alle sterrenstelsel op hetzelfde punt lagen.
De oerknal
Aan de hand van de snelheid waarmee het heelal uitdijt, kunnen we berekenen wanneer alle materie was samengeperst op dat ene punt. Dat moet zo`n 17,7 miljard jaar geleden zijn geweest. Omdat we niet zeker weten of de snelheid van de sterrenstelsels altijd even hoog is geweest, houden we meestal een slag om de arm. Daarom gaan we ervan uit dat ergens tussen de vijftien en de twintig miljard jaar geleden alle materie in het heelal was samengeperst in één punt.
Dat punt was veel kleiner dan de kern van een atoom.
De olifantenkantelaar
Diergaarde Blijdorp in Rotterdam beschikt over een olifantenkantelaar: een hydraulisch beweegbaar apparaat, waarmee een olifant onbeweeglijk kan worden vastgezet en zonodig op zijn of haar zij kan worden gelegd, zonder dat volledige narcose noodzakelijk is. De olifantenkantelaar maakt medische ingrepen bij de olifanten een stuk eenvoudiger en veiliger.
Flexibele operatietafel
Vanaf de opening van Taman Indah in 1994 bestond de wens om in het dikhuidenverblijf een kantelaar voor de olifanten te laten bouwen. In Amerikaanse dierentuinen worden dergelijke peperdure installaties al toegepast. Zo`n kantelaar werkt eigenlijk als een soort beweegbare operatietafel. Olifanten kunnen namelijk in het apparaat worden vastgezet en daarna in horizontale stand worden gedraaid om een medische behandeling te ondergaan. Zo kan de dierenarts bijvoorbeeld gemakkelijk en zonder gevaar de teennagels vijlen van een moeilijk benaderbare olifant. En wat nog veel belangrijker is: de olifanten hoeven niet meer onder volledige narcose te worden gebracht bij kleinere ingrepen, zoals een tandbehandeling. In zo`n geval kan worden volstaan met een plaatselijke verdoving. En dit laatste is van groot belang. Het is namelijk bijzonder riskant om een dier van een paar duizend kilo onder narcose te brengen. Vanwege hun enorme lichaamsgewicht krijgen olifanten dan vaak last van ademhalingsproblemen. Na een verdoving kan het dier ook nog eens op zijn verkeerde zij terecht komen, zodat een hijskraan nodig is om het te draaien.
De ondergrond van Nederland
Nederland is gevormd door geologische processen die miljoenen jaren aan de gang zijn. Al die processen hebben hun sporen achtergelaten aan de oppervlakte en in de diepere ondergrond.
In de aardlagen onder onze voeten vinden we getuigenissen van vroeger leven. Maar ook enorm rijke voorraden aan delfstoffen waar we in ons dagelijks leven van afhankelijk zijn, zoals zand, grind, schoon drinkwater, aardgas en aardolie, en zelfs goud.
De ontdekking van de dinosauriërs
De eerste dinosauriërs werden aan het begin van de 19de eeuw ontdekt in Engeland. Mantell en Buckland waren de eersten die deze reuzenreptielen beschreven. Owen gebruikte als eerste de naam Dinosauria.
De eerste wetenschappelijke beschrijving van een dinosauriër stamt uit 1825. De Engelse naturalist William Buckland beschreef toen een aantal grote botten van een soort die hij Megalosaurus (grote hagedis) noemde. Eén jaar later beschreef Gideon Mantell de Iguanodon (Iguaan tand). Mantell had de kiezen van deze dinosauriër al in 1822 beschreven, maar had toen geen idee om wat voor dier het ging. Pas toen hij de kiezen van een recente Zuid-Amerikaanse hagedis, de iguana, gezien had, besefte hij dat de tanden die hij gevonden had van een reuzenreptiel moeten zijn geweest.
In 1832 beschreef Mantell Hylaeosaurus, de derde dinosauriër ooit beschreven. Vrouw of dinosaurus
Dat juist Mantell twee van de eerste drie dinosauriërs vond, is niet toevallig. Deze plattelanddokter was compleet bezeten van fossielen. Dat was begonnen toen, op weg naar een patiënt, zijn vrouw iets zag glinsteren langs de kant van de weg. Zo werd de eerste kies van Iguanodon gevonden.
Mevrouw Mantell zou nog spijt krijgen van haar vondst. Haar man raakte zo geobsedeerd door deze fossielen, dat hij steeds minder oog kreeg voor zijn gezin. Het huis van de familie puilde uit van allerlei versteningen. Mevrouw Mantell stelde haar man toen voor de keus: de fossielen eruit, of ik! Een paar dagen later verliet ze met haar drie kinderen de woning.
De oorschelp
Een oorschelp is even uniek als een vingerafdruk. Oorschelpafdrukken worden daarom ook gebruikt om misdaders op te sporen. Oorschelpen bestaan er in vele soorten en maten:
Onze oorschelpen zijn natuurlijk meer dan alleen een hangplek voor oorbellen en piercings. Ze zitten er vooral om geluid op te vangen en door te geven aan de gehoorgang. Maar dat doen ze wel heel slim. Misschien vind je de kreukels in je oren maar lelijk. Toch zitten ze er niet voor niets. Geluid komt vaak van alle kanten tegelijk. We moeten daarom in staat zijn om al die richtingen te herkennen. Die plooiingen nemen deze taak op zich. Zoals je kunt uitproberen, lukt dat niet goed met gladde trechters in je oren...
Olifantenoren
De Afrikaanse olifant heeft de grootste oren van het dierenrijk. Van onder tot boven zijn ze gemiddeld zo`n twee meter lang, 20 keer groter dan die van ons.
Foto: Gemma Groeneveld
De olifant mag dan wel de grootste oren hebben, maar dat zegt nog niet dat hij daardoor beter hoort. Olifanten gebruiken hun wapperende oren namelijk ook als koelplaten. Net als hijgende honden via hun tong lichaamswarmte kwijtraken, wapperen olifanten met hun oren. Toch hebben die grote oren ook nog een functie bij het horen. Omdat olifanten een laag bromgeluid voortbrengen, dat voor ons blote oor niet waarneembaar is, bestaat hun communicatiemiddel uit lange geluidsgolven [zie: frequenties weerkaatsen]. Omdat deze golven makkelijk om kleine voorwerpen buigen, kunnen ze alleen goed op gevangen worden met.
De ouderdom van de aarde
Volgens de huidige geologische tijdschaal is de planeet aarde 4,65 miljard jaar oud. Het heelal is veel ouder: vijftien à twintig miljard jaar. De ouderdomsbepalingen berusten op astronomische en fysische data. Ongetwijfeld zullen deze cijfers nog vaak worden bijgesteld. Dat ooit zal worden aangetoond dat de aarde slechts enkele duizenden of enkele tientallen duizenden jaren oud zou zijn, zoals de creationisten beweren, is niet aannemelijk. Daarvoor bestaat geen enkel geldig natuurwetenschappelijk bewijs.
De eerste experimenten om de ouderdom van de aarde te bepalen werden uitgevoerd door de Franse natuuronderzoeker Buffon. Hij veronderstelde dat de aarde bij haar ontstaan gloeiend heet was en sindsdien langzaam afkoelt. Buffon liet een ijzeren bol maken, verhitte die totdat ze roodgloeiend werd, en mat vervolgens hoe lang het duurde totdat ze volledig was afgekoeld. Uit deze gegevens extrapoleerde hij dat een bol van de grootte van de aarde zo`n 80.000 jaar nodig zou heben om af te koelen. Zo oud moest de aarde dus zijn volgens Buffon.
Voor Darwin was dit tijdsbestek veel te kort. Hij besefte dat evolutie veel meer tijd nodig heeft. Op grond van geologische feiten, zoals de erosiesnelheid van rotsen, veronderstelde hij dat de aarde verschillende honderden miljoenen jaren oud moest zijn. Veel van zijn tijdgenoten accepteerden die schatting.
Kink in de kabel
Er kwam een kink in de kabel: een Britse natuurkundige, Lord Kelvin, berekende dat de ouderdom van de aarde hooguit 100.
De pauw
In India was de blauwe pauw (Pavo cristatus) symbool voor de god Krishna en wordt hier als heilige vogel beschouwt. De Hindoes zijn ervan overtuigd dat het lichaam van de pauw onvergankelijk is. De pauw is het symbool van verrijzenis en eeuwig leven, de essentie van de goddelijkheid. Op het doden van de pauw stond de doodstraf. De Feniciërs hebben de pauw vanuit India naar Egypte gebracht. Vanuit egypte is hij door Koning Alexander de Grote naar Griekenland gebracht. De pauw werd later over heel europa verspreid. Naast de schoonheid werd de pauw ook als lekkernij gezien. Bij de Bourgondiers werd de pauw alleen maar gekweekt voor zijn smakelijke vlees. Bijna overal is de pauw als tafelgerecht vervangen door de kalkoen. Tijdens het domesticatieproces ontstonden verschillend gekleurde pauwen. Zoals de sneeuwwitte pauw. Deze was al 1500 n. C. bekend. De witte sierveren werden gebruikt door keizers, koningen en edellieden. Daarom werden op veel plaatsen in opdracht van de adel witte pauwen gehouden en gekweekt.
De periode 1500-1859
In 1580 wordt de provincie Friesland eigenaar van Schiermonnikoog. Maar in 1640 koopt een edelman, Johan Stachouwer, het eiland. De familie Stachouwer bleef twee eeuwen eigenaar van het eiland. De mensen leefden van visserij, scheepvaart en landbouw in de duinen en de kwelder. Rond 1750 verdwijnt het oude dorp in zee en gaat men een nieuw dorp, het huidige dorp, bouwen.
De periode 1859-1940
De rijke koopman Banck, eigenaar van 1859 tot 1892, liet een hoge dijk aanleggen rond wat nu de polder is. In zijn tijd kwamen ook de eerste toeristen. De graaf Von Bernstdorff en zijn zonen, eigenaars van 1892 tot 1945, lieten een naaldbos aanleggen en een veerdam. Van 1872 tot 1934 was er op Schiermonnikoog een zeevaartschool.
De periode 1945-nu
Het eiland werd na 1945 van de Nederlandse overheid. Het grootste deel wordt nu beheerd door Rijkswaterstaat en Natuurmonumenten. In het dorp staan 24 monumenten, mooie oude gebouwen van vroeger. Heel wat eilanders zijn nog een tijdje kapitein of stuurman geweest op schepen die walvissen gingen vangen bij de Zuidpool.
Bezit-Beheer
Na de oorlog confisqueerde de Nederlandse regering het eiland als vijandelijk bezit. Het beheer van het grootste gedeelte van het eiland kwam in 1947 in handen van de Dienst der Domeinen. Wetterskip Fryslân beheert de dijk en de buitenste, zeewerende duinen. Van 1987 tot 1989 werden de natuurgebieden nog even beheerd door Staatsbosbeheer. Maar vanaf 1989 werden deze gebieden Nationaal Park en zijn ze in beheer bij de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten.
Walvisvaart
Van 1946 tot ongeveer 1965 waren diverse eilanders kapitein of bemanningslid op schepen voor de walvisvaart. De walvisvangst vond plaats in de zeeën rond de Zuidpool. De bekendste walvisvaarder van Schiermonnikoog is Klaas Visser, kapitein van de `Willem Barentsz`. Hij bracht de onderkaak van een blauwe vinvis mee terug, die nu nog steeds als een soort poort in het centrum van het dorp staat. Sinds begin 1996 staat er voor Hotel Duinzicht ook een walviskaak. Dit in verband met de tentoonstelling over walvisvaart in het hotel. Deze kaak is door de eilander kapitein H. Jansma meegebracht naar Nederland. Ze is van een walvis, gevangen in 1962.
Toerisme
Na de Tweede Wereldoorlog neemt ook het toerisme op Schiermonnikoog modernere vormen aan.
De polders van de stuwwal
Langs de randen van de Texelse stuwwal moesten de Texelaars in de veertiende eeuw het land beschermen tegen de oprukkende zee. Men legde langs de hele kust kleine poldertjes aan, vaak beschermd door wierdijken. Deze polders bestonden steeds voor een deel uit hoger gelegen zandgrond en voor een ander deel uit lager gelegen zeeklei.
Overal-weiden
De tuinwal is nu het meest kenmerkende landschapselement op oud-Texel. Dat is niet altijd zo geweest. Tot in de tweede helft van de zestiende eeuw liepen de koeien en schapen min of meer vrij rond over hegt hele eiland. Alleen de akkers werden hier en daar voorzien van heiningen tegen het vee. Dit systeem van `overal-weiden` is ook bekend van andere waddeneilanden. In het Terschellinger duingebied is het tot in de negentiende eeuw blijven bestaan onder de naam `oerol` (`overal`).
Waterstaatkundigen van de rijkoverheid veroordeelden in 1561 het overal-weiden op Texel als een inefficient systeem voor de veehouderij, dat bovendien een bedreiging vormde voor de zeeweringen. De Texelaars zijn daarop hun percelen gaan omheinen. Hout was schaars, en dus gebruikte men graszoden om walletjes te stapelen.
De poolgebieden
Nederland heeft een band met de poolgebieden. Al in de zestiende eeuw waren Nederlandse walvisjagers rond de noordpool actief. Met de zuidpool, het continent Antarctica, bemoeien we ons pas sinds 1967, al horen wij wel tot de landen die aanspraak maken op de eer de ontdekker te zijn van het continent.
Over de poolgebieden valt nog veel te leren. Er zijn grote verschillen tussen beide polen. De zuidpool - Antarctica - is het minst verkende continent van de wereld, omgeven door een oceaan. De noordpool op zijn beurt is een uitgebreide, grotendeels met ijs bedekte oceaan omgeven door land.
Wetenschappers uit diverse landen voeren er daarom onderzoek uit. Natuurlijk om meer te leren over het ijs en de dierenwereld, maar het belang van het onderzoek gaat verder dan de polen zelf. Het poolijs leert ons ook over de ontwikkelingen van het klimaat in de hele wereld. De geschiedenis daarvan wordt in het ijs geschreven. Ook spelen de poolgebieden en omringende zeeën een buitengewoon belangrijke rol in totale klimaat op aarde. Bovendien blijken juist de poolgebieden de sterkste gevolgen van de huidige klimaatveranderingen te ondervinden.
Nederlandse wetenschappers leveren een belangrijke bijdrage aan dat poolonderzoek. Ze werken samen in het Nederlands Polair Programma, gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
De noordpool
Het eeuwige ijs dat op de poolzeeën drijft zou binnen enkele tientallen jaren wel eens kunnen verdwijnen.
De Ramsar Conventie
In 1971 werd het Verdrag van Ramsar (de Ramsar Conventie) gesloten. Dit verdrag was de eerste aanzet om de vogels in waterrijke gebieden (zogenaamde wetlands) van internationale betekenis te beschermen. De Conventie verplicht de regeringen de gebieden te beschermen en het belang van de natuur in de gebieden zwaarder te laten wegen dan menselijke belangen. Helaas zijn veel staten niet erg voortvarend in het uitvoeren van de voorschriften van het Ramsar-verdrag.
Nederlandse Ramsar-gebieden
In totaal is er in Nederland 782.698 ha gebied aangemeld als wetland van internationale betekenis onder de Wetlands-Conventie, ofwel de Ramsar Conventie, waarvan 63% uit de Waddenzee, de kustzone van de Waddeneilanden en het IJsselmeer bestaat. De laaste toevoegingen zijn in 2000 gemaakt. De bepalingen van de Ramsar conventie zijn minder bindend en dwingend dan die uit de Europese richtlijnen (Habitat-richtlijn, Vogelrichtlijn). De gebieden die onder deze Europes richtlijnen vallen heten Natura-2000 gebieden. Bijna alle Ramsar gebieden in Nederland zijn ook Natura-2000 gebied.
Op de hele wereld zijn er nu 1429 gebieden aangemeld, met een oppervlakte van 125 miljoen ha.
Weblinks:
Site van de Ramsar-conventie: http://www.ramsar.org-
De rattenkoning van Rucphen
In de collectietoren van Naturalis wordt in een grote ronde bak met formaline de rattenkoning uit het Noord-Brabantse Rucphen bewaard. Het zijn zeven zwarte ratten die met hun staarten in de knoop zitten. In de barre winter van 1963 is de koning ontdekt door boer Van Nijnanten, nadat een luid gepiep uit een schuurtje op zijn erf de aandacht trok. Voor zover bekend is het de enige rattenkoning die in Nederland is gevonden.
De staarten van het Rucphen-exemplaar waren op sommige stukken gezwollen en op aanrakingspunten ingedeukt. Op de röntgenfoto zijn enkele breuken te zien, mogelijk veroorzaakt door verwoede pogingen van de dieren om zich los te maken. Dit kan mede een verklaring zijn voor de gesleten nagels van sommige van de ratten.
Rattenkoningen zijn vrij zeldzaam. Vanaf de zestiende eeuw zijn er zo`n zeventig meldingen bekend, maar van 39 gevallen bestaat een historisch betrouwbare beschrijving. Wereldwijd worden nog slechts vijf vondsten in musea bewaard, de rest is verloren gegaan. De aparte naam komt waarschijnlijk voort uit de fabel dat ratten de staarten verknoopten als troon voor hun koning.
Opvallend is dat alleen van zwarte ratten koningen zijn gevonden. Ze bestaan meestal uit vijf tot twaalf vrij jonge dieren, met uitschieters van 28 en zelfs 32 exemplaren. De ratten worden doorgaans levend gevonden en zijn niet sterk vermagerd. Vooral op plaatsen waar zwarte ratten gewoonlijk nestelen zijn koningen aangetroffen, zoals op zolders, in kelders en schuren.
De regio Dithmarschen
Dithmarschen is het zuidelijke deel van de westkust van Sleeswijk-Holstein. De regio Dithmarschen loopt van de Elbe tot aan de Eider.
Voor de kust van Dithmarschen liggen geen eilanden. Zandbanken, zoals Trischen, vormen de enige bescherming voor het voor de kust liggende waddengebied. Tussen de dijk in het westen en de zandgronden in het oosten liggen de lage kleigronden. Op de kleigronden wordt intensief kool verbouwd. Daarnaast wordt hier ook veel vee gehouden. Vooral aan de zuidkant van Dithmarschen liggen buitendijkse kweldergebieden.
Zandbanken
De ongeveer 10 ha grote zandbank `Linnenplate` ligt tussen Eiderstedt in het noorden en de geul `Wesselburener Loch` in het zuiden. In juli en augustus verzamelen zich hier zo`n 15.000 bergeenden om te ruien. De ongeveer 30 ha grote zandbank `Blauortsand` ligt zuidelijk van de `Linnenplate`, tussen het `Wesselburener Loch` en de `Norderpiep`, ongeveer 7 km uit de kust. Deze zandbank wordt door erosie steeds vlakker.
Plaatsen
Vanuit Büsum vertrekt een veerboot naar Helgoland. De haven van Büsum is bovendien de thuishaven van een paar garnalenvissers. Ook bij de toeristen is Büsum erg in trek. Onder andere is hier een kunstmatig strand gemaakt door middel van zandsuppletie. Het onderzoeks- en technologiecentrum `Westküste` van de universiteit van Kiel bevindt zich ook in Büsum. Hier vindt onder andere onderzoek van de Waddenzee en de westkust plaats.Het districtsbestuur van Dithmarschen zetelt in de plaats Heide.
De regio Noordfriesland
Noordfriesland is het gebied aan de westkust van Sleeswijk-Holstein, van de Deense grens tot aan de rivier de Eider. Het schiereiland Eiderstedt in het zuiden behoort deels bij Noordfriesland. De rivier de Eider vormt de grens tussen de regio`s Noordfriesland en Dithmarschen. Tot de Noordfriese eilanden horen: Pellworm, Nordstrand, Amrum, Föhr en Sylt en de Halligen.
Ontstaan
De zandgronden van Sleeswijk-Holstein zijn tijdens de één na laatste ijstijd, in het Saalien, ontstaan. Tijdens de daaropvolgende ijstijd, in het Weichselien, schoof het ijs er overheen. Na de laatste ijstijd steeg de zeespiegel weer en ontstonden aan de rand van de zandgronden grote klei-vlaktes. Toen de zeespiegel nog verder steeg werden deze kleivlaktes gedeeltelijk vernield, waardoor de eilanden voor de kust van Noordfriesland ontstonden.
Geschiedenis
Omstreeks het jaar 800 na Chr. is Noordfriesland vanuit zee door de Friezen gekoloniseerd. Ze kwamen uit de West-Friese gebieden (de Nederlandse provincie Friesland), omdat daar de Franken bezig waren land te veroveren. Eerst vestigden de mensen zich aan de kust van de eilanden. Pas zo`n 200 jaar later werd ook het vasteland gekoloniseerd. De Friezen dreven handel met de mensen uit de omgeving en deden aan landbouw. Veel dorpen ontstonden op de randen van de hoger gelegen zandgronden. Van hieruit werd de kleigrond bewerkt. De mensen die op de kleigronden woonden leefden op terpen en later (na de bouw van de dijken) ook in de polders.
De Reizigersboom
In de bladoksels van de Reizigersboom kan zich drinkbaar water ophopen. Volgens een legende betekende dit water meer dan eens de redding van verdorstende reizigers. Waarschijnlijk heeft de boom daaraan zijn naam te danken. Een verwant van de Banaan
Een bekende verwant van de Banaan is de Reizigersboom of Reizigerspalm (Ravenala madagascariensis), die thuishoort op het eiland Madagaskar. Net zo min als de banaan is het een echte boom; ook hier is er sprake van een uit bladscheden gevormde schijnstam zonder hout. De reusachtige banaanachtige bladeren staan in twee rijen in één vlak gerangschikt. Dit geeft de Reizigersboom een bijzonder en decoratief uiterlijk. In de tropen wordt hij dan ook vaak als siergewas aangeplant Verdorstende reizigers
In de oksels van de verdikte basis van de bladeren van de Reizigersboom hoopt zich goed drinkbaar vocht op, tot wel twee liter per blad. Het betreft voornamelijk regenwater, maar een deel is afkomstig van de plant zelf. Door een gat in de bladbasis te maken kunnen we er eenvoudig bij. Ten tijde van de ontdekkingsreizen in Afrika, rond 1900, circuleerde daarom al gauw verhalen dat de boom soms de wonderbaarlijke redding betekende voor reizigers die van dorst dreigden om te komen. Ongetwijfeld werd het sap gedronken als dat zo uit kwam, maar dat dorstende reizigers of karavanen er daadwerkelijk door konden worden gered, is zeer onwaarschijnlijk. De Reizigersboom is namelijk geen plant van droog terrein, en hoort zeker niet thuis in de woestijn Een botanische wegwijzer
Een andere verklaring voor de naam van de Reizigersboom suggereert dat de bladwaaier altijd in dezelfde richting zou wijzen, als een soort botanische wegwijzer; heel nuttig voor reizigers.
De reuzenalk (Pinguinus impennis)
De grootste soort onder de alken, de reuzenalk (Pinguinus impennis), leefde in grote kolonies verspreid over de rotsachtige kusten van het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan (Noord-Amerika, Groenland, Schotland en Scandinavië) en zelfs aan de kusten van Frankrijk en Spanje. Deze vogel, 75 cm hoog, die niet kon vliegen met zijn gereduceerde vleugels, was een gemakkelijke prooi voor de mens, die er voor het eerst op joeg in het Neolithicum. De ondergang van de reuzenalk begon in de 18de eeuw en in 1844 was de vogel geheel uitgestorven. Er werd op ze gejaagd vanwege hun vlees, vet en veren. In snel tempo werden er enkele tientallen miljoenen uitgeroeid.
Een van de laatste reuzenalken; het museum kocht het dier in 1846.
Het uitsterven van deze soort ten gevolge van irrationeel jachtgedrag laat zien, dat geen enkele diersoort tegen uitsterven beschermd is. Grote aantallen zijn niet langer een garantie voor overleving, wanneer de mens gebruik maakt van zijn vernietigende jachtgereedschappen.
Deze soort wordt in musea vertegenwoordigd door ongeveer 90 opgezette exemplaren, een paar eieren en veel botresten. Bibliografie
Balouet, J-C. & Alibert, E.,, 1989, Le grand livre des espèces disparues., Editions Ouest-France
De Richel
De Richel is evenals de Vliehors een grote zandplaat die te laag ligt om permanent begroeid te kunnen raken. Jonge duinvorming komt hier nauwelijks voor. In tegenstelling tot de Vliehors ligt de Richel niet aan Vlieland vast. De veerboot moet om het eiland te kunnen bereiken een omweg maken over de Noordzee om de Richel te passeren. Voor vogels is De Richel van belang als hoogwatervluchtplaats.
Vooral in extreme omstandigheden wordt De Richel gebruikt door grote aantallen wadvogels, mits de vloed niet zo hoog is dat de Richel ongeschikt is. Van de herfst tot aan de zomer is De Richel tevens verblijfplaats van een grote groep grijze zeehonden. De groep is vanaf de veerboot meestal goed te zien. De aantallen kunnen tegenwoordig, in 2004, al oplopen tot rond de 900 dieren.
De rivieren
De Noordzee wordt door verschillende rivieren met water gevoed. Op het kaartje is aangegeven waar deze aanvoer vandaan komt. De voornaamste rivieren die van invloed zijn op de waterkwaliteit van de Noordzee zijn de Leie-Schelde vanuit België, het Rijn-Maas-systeem vanuit Frankrijk, Duitsland, België en Nederland, de Theems, de Humber en de Tyne vanuit Engeland en de Eems, de Elbe, de Weser en de Eider vanuit Duitsland.
In Groot-Brittannië monden de Thames, de Humber en de Great Ouse uit in de zuidelijke Noordzee. Vanuit Frankrijk monden geen rivieren direct op de Noordzee uit, maar water uit de Seine komt via het Kanaal wel de Noordzee binnen. In België is de Schelde van belang en in Nederland vooral Maas, Waal, Rijn en IJssel. Belangrijke rivieren die in het Duitse deel van de Noordzee uitmonden zijn de Ems, Weser en de Elbe. De aanvoer van zoet water naar de Noordelijke Noordzee komt voor ongeveer 1-3 deel op rekening van het door smeltwater afkomstig uit Noorwegen en Zweden. Enkele rivieren in het noorden van Groot-Brittannië monden ook uit in de Noordelijke Noordzee, van belang zijn vooral de Forth en de Tyne.
Behalve water worden door de rivieren ook slibdeeltjes, voedingsstoffen en verontreinigingen geloosd op de Noordzee en Waddenzee. De aanvoer van zoet water via de rivieren schommelt per seizoen en per jaar. Deze schommeling beïnvloedt het zoutgehalte van de Noordzee. De slibaanvoer via de rivieren is wat hoeveelheid betreft veel minder dan wat via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd.
De roos
Rozen bestaan al duizenden jaren. Ze werden b.v. gevonden in de graven van de oude Egyptenaren. De geschiedenis van de roos is waarschijnlijk net zo oud is als de geschiedenis van de wereld. Al in het oude China bestonden enorme uitgestrekte rozenvelden en in de keizerlijke bibliotheek stonden toen al meer dan vijfhonderd werken over rozenteelt. De bekende Romeinse keizer Nero liet bij zijn feestmalen zoveel rozen komen, dat hij zijn gasten onder de bloemblaadjes kon bedelven. De rode roos staat natuurlijk voor de liefde. Al in vroeger tijden, plukte een jongeman een wilde rode roos om zijn gevoelens aan zijn geliefde te laten blijken. In sommige streken plant de man dan een rode roos en vraagt zijn vrouw ten huwelijk bij de eerste bloei.
Het onderling kruisen van botanische rozen om zodoende nieuwe nog fraaier oen nog welriekender soorten te verkrijgen, word al in 300 voor Christus door de Chinezen beoefend. Opgravingen op Kreta vertellen ons dat er 1600 v.Chr. een uitgebreide cultuur van rozen op Kreta bestond en de Romeinen waren ronduit idolaat van rozen. Die hielden er een ware rozencultus op na. Er waren Romeinse keizers die alleen konden slapen op een bed van verse rozenblaadjes en de historie wil dat de schone Cleopatra Marcus Aurelius ontving in een feestzaal die met een decimeter dikke laag verse rozenblaadjes was bedekt.
Daarbij bleef de liefde tot de roos niet beperkt tot de bewondering voor haar vergankelijke schoonheid en kleur.
De Romeinen wisten ook al van haar culinaire mogelijkheden en het lievelingskostje van keizer Nero was niets anders dan rozenpudding.
De schedel
De schedel bestaat uit een aantal beenderen die met elkaar vergroeid zijn. Samen vormen ze een soort doos waarin de hersenen zitten. De belangrijkste functie van de schedel is dan ook het beschermen van de hersenen. Daarnaast biedt de schedel ook bescherming aan de zintuigen: de neus, de mond, de oren en de ogen.
De schedel heeft ook een functie bij de voedselverwerking. De beweegbare onderkaak kan samen met de bovenkaak het voedsel vastgrijpen. Bij de meeste gewervelde dieren gebeurt dit met behulp van tanden. Planteneters gebruiken de tanden en kaken om het voedsel fijn te malen. Vleeseters scheuren het vlees met hun tanden in stukken.
De scholbox
De scholbox is een gebied van ongeveer 40.000 vierkante kilometer ten noorden van de Nederlandse en Duitse waddeneilanden en ten westen van de Deense waddeneilanden, dat sinds 1994 het hele jaar door afgesloten is voor de boomkorkotters met een vermogen van meer dan 300 pk. De scholbox werd in 1989 ingesteld om jonge ondermaatse schol te beschermen. Bij het instellen werd het gebied gedurende het tweede en derde kwartaal gesloten voor de visserij met grote kotters.
Bij een goed beheer van het gebied verwachtten visserijbiologen destijds een verhoging van de scholstand in de Noordzee met zo`n 25%. Die verwachting is echter niet uitgekomen. Het eerste jaar van de scholbox verdubbelde het aantal schollen nog, de hoeveelheid jonge schol groeide met ongeveer 40%. De gedeeltelijke sluiting van dit visserijgebied sorteerde toen dus wel effect. Maar vanaf 1992 zette een forse daling in, die echter moet worden toegeschreven aan een verminderde groeisnelheid van de schol. Het aantal jonge schol in de scholbox is, naar berichten uit begin 1997, blijvend hoger dan vóór de instelling van de box.
De totale hoeveelheid schol in het Nederlandse deel van de Noordzee bleef dalen. In 1992 vingen de grote kotters soms niet meer dan 1.800 kilo schol per week. De gemiddelde vangsten aan schol bedroegen eind jaren tachtig van de vorige eeuw per week tussen de 8.000 en 16.000 kilo. Teleurgestelde vissers pleitten ervoor om de scholbox het hele jaar door maar weer open te stellen. Volgens Adriaan Rijnsdorp (de scholspecialist van het RIVO) was de hoeveelheid schol zonder scholbox en bij een flinke groei toch lager uitgevallen dan nu met scholbox en slechts een geringe groei.
De Schorren
Een van de rijkste vogelgebieden van Texel is het buitendijkse kweldergebied De Schorren, achter polder De Eendracht. Het uitgestrekte gebied is ongeveer 6700 ha groot. Het is een hoogwatervluchtplaats voor vele wadvogels. Sinds 1982 broeden hier lepelaars. Er broeden in wisselende aantallen kokmeeuwen en grote sterns. Tussen september en eind mei verblijven hier de rotganzen. De Schorren is eigendom van Natuurmonumenten. Ook een groot deel van de achterliggende wadvlakte, de Vlakte van Kerken, wordt door deze vereniging beheerd.
De schorren van het Balgzand
Langs de Balgzanddijk liggen de schorren. Deze blijven ook tijdens hoogwater droog en zijn dan door de soms vele duizenden vogels in gebruik als hoogwater-vluchtplaats en foerageergebied. In het voorjaar en de zomer worden deze schorren ook gebruikt als broedplaats. Voor dit gebied en omgeving heeft Vogelbescherming Nederland sinds 1956 met de Rijksdienst der Domeinen een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten. Deze overeenkomst is in 1980 herzien. Bij deze herziening zijn ook de in de gemeente Den Helder gelegen, gekadastreerde gebieden van het Balgzand opgenomen in de vergunning. De overeenkomst heeft het in stand houden en beschermen van dit voor de vogels zo belangrijke gebied tot doel. Met ingang van 1 juli 1994 is deze vergunning overgedragen aan het Landschap Noord-Holland.
Voor de uitvoering van de Deltawet en de daardoor noodzakelijk geworden dijkverhogingen zijn delen van de schorren onder het nieuwe dijklichaam verdwenen. Via goed overleg met de uitvoerders van deze werkzaamheden (o.a. Rijkswaterstaat) is bereikt dat het Kooihoekschor voor een groot gedeelte is gespaard. Voor het elders verloren gegane schor-oppervlakte is in 1984, aansluitend aan het Van Ewijcksluisschor, een compensatieschor aangelegd.
Van Ewijcksluisschor
Dit schor bestaat uit restanten van de dijkaanleg in 1929 en het in 1984 aangelegde compensatieschor. Het biedt tijdens hoogwater rustplaats aan, onder meer, bergeenden, wintertalingen, smienten, rotganzen, wulpen en scholeksters.
De schoudergordel
De schoudergordel vormt een aanhechtingspunt voor de voorpoten. In de schoudergordel bevindt zich de kom van het schoudergewricht. Deze kom vormt een draaipunt zodat de voorpoten kunnen bewegen.