GenoomHet genoom beschrijft de combinatie van alle erfelijke factoren van een organisme. Het is de verzameling van alle haploïde chromosomen uit één cel.
Gentech bacterien ruimen afval opBacteriën helpen vaak met de zuivering van water door afvalstoffen uit het rioolwater om te zetten in onschadelijke verbindingen. Hiervoor worden de bacteriën als regel niet genetisch veranderd; het is vooral een kwestie van het zoeken van het juiste micro-organisme dat toevallig een afvalstof op zn menu heeft staan.
Voor sommige soorten afval is het niet zo eenvoudig om er een bacterie bij te vinden die er trek in heeft. Dan kan biotechnologie uitkomst bieden.
Wellicht kunnen gentech bacteriën zelfs worden gebruikt bij het opruimen van radioactief afval. In de Verenigde Staten worden bijvoorbeeld radioactieve kwikverbindingen, die in de grond zijn gekomen bij de vele kernproeven, afgebroken door Deinococcus. Deze bacterie staat bekend als zeer goed bestand tegen radioactiviteit. Ingebouwde genen zorgen ervoor dat het kwik uit de radioactieve verbindingen wordt omgezet in een niet-giftige kwikverbinding. Dat is een stuk minder giftig. Daarnaast is de Deinococcus uitgerust met genen die tolueen een andere afvalstof kunnen afbreken en gebruiken als voedselbron.
terug naar `Biologisch gezuiverd water`
GentherapieEr zijn meer dan 4000 erfelijke menselijke ziekten bekend. Slechts enkele daarvan kunnen we momenteel behandelen. In een enkel geval, zoals insuline bij suikerpatiënten, kan het product van het defecte gen van buiten af worden toegediend, maar meestal is dat niet mogelijk. Dan kan gentherapie een oplossing bieden. Als spuiten niet helpt
Een enzym is een eiwit dat een bepaalde chemische reactie in het lichaam mogelijk maakt of versnelt. Zo zet insuline energierijke suikerverbindingen in ons lichaam om in reservevoedsel. Gaat het gen voor insuline kapot, dan wordt er geen insuline meer gevormd en loopt de energiehuishouding in het honderd. Gelukkig kan insuline van buitenaf worden toegediend. Na elke maaltijd moet een suikerpatiënt insuline direct in het bloed spuiten. Bij veel andere gendefecten is vervanging van de enzymen van buitenaf echter niet mogelijk. Het zijn grote moleculen, die niet door celmembranen kunnen dringen.
Een behandeling van een erfelijk ziekte is dan ook alleen mogelijk als het ontbrekende product een klein molecuul is, dat bovendien via het eigen circulatiesysteem van het lichaam, het bloed, op de juiste plaats kan worden gebracht. In andere gevallen kan gentherapie helpen. Aard en vormen van gentherapie
Het ligt voor de hand te proberen een gen te repareren als dat kapot is. Dit kunnen we doen door een gezonde kopie van het gen aan het genoom (al het erfelijk materiaal bij elkaar) toe te voegen. Zo`n overgebracht gen heet een transgen, en een organisme met een overgebracht gen noemen we een transgeen.
Geoffroy-katDeze Zuid-Amerikaanse kat komt vaak voor in bergachtig terrein met een struikachtige begroeiing. Het is een uitstekende klimmer die vaak in bomen slaapt en jaagt vanaf een tak. Maar ze kunnen ook prima jagen op de grond of in het water.
Wetensch. naam: Felis geoffroyi
Engelse naam: Geoffroy`s cat
Verspreiding: zuidelijk deel van Zuid-Amerika
Voedsel: kikkers, vissen, hagedissen, vogels, kleine knaagdieren, hazen
Lengte: 45 - 70 cm, staart 25 - 35 cm
Gewicht: 2 - 6 kg
Status: kwetsbaar
GeokoepelsVoor toekomstig gebruik van de ondergrond zien we een verschuiving van uitsluitend delfstoffenwinning in de richting van ruimtebenutting. In stevige zand- en kleilagen zouden koepelvormige structuren kunnen worden aangelegd: geokoepels. Het gaat om ruimten met een halfbolvormige bovenkant en een vlakke onderkant. Verticale schachten verbinden ze met het aardoppervlak en tunnels leggen onderlinge verbindingen tussen de koepels.
Om traditionele ondergrondse functies als parkeergarages, tunnels en funderingen niet te belemmeren, is de aanleg van geokoepels op diepten van honderd tot vijfhonderd meter gedacht. De koepelvormige daken zorgen voor gewelfwerking, die zware ondersteuning of fundering overbodig maakt. De betonnen, of van verbeterde kunststof gemaakte daken, hebben onder meer als taak het grondwater te keren en de grondwaterdruk te verminderen.
Veel functies die aan het oppervlak veel ruimte innemen of die het leefklimaat verstoren, zouden in dergelijke koepels plaats kunnen vinden. Zo`n geokoepel zou onder Den Haag bijvoorbeeld de Koninklijke Bibliotheek en het Rijksarchief kunnen huisvesten. Op 300 meter diepte is de temperatuur daar constant 18 ºC en er heerst een relatieve luchtvochtigheid van 55%. Dit zijn uitstekende omstandigheden voor een dergelijke toepassing en de jaarlijkse energierekening is bijna verwaarloosbaar.
Ook diverse industriele productieprocessen zouden in geokoepels ondergebracht kunnen worden. Een extra uitdaging om de energie- en afvalkringloop daadwerkelijk sluitend te krijgen.
geoorde fuutEen kleine fuut met in de broedtijd een opvallende zwarte hals en goudgele oorpluimen. Geoorde futen broeden in Nederland bij ondiepe vennen en duinmeren.
Buiten de broedtijd hebben ze een voorkeur voor zout water en verblijven dan in grote groepen aan de kust, echter niet in Nederland.
Het aantal waarnemingen van de geoorde fuut tijdens de trek en de winter is vrij beperkt.
Wetensch. naam: Podiceps nigricollis
Engelse naam: blacknecked grebe
Verspreiding: Europa, Azië, Noord-Amerika, zuidelijk Afrika
Voedsel: kleine visjes, kikkervisjes, insecten, kreeftjes
Lengte: 30 - 35 cm
Gewicht: 250 - 600 gram
Status: plaatselijk algemeen
Geoorde FuutWetenschappelijke naam: Podiceps nigricollis
Aantal broedparen in Nederland: 300-500 (1998-2000)
Biotoop: ondiepe duinmeren, plassen en vennen met rijke niet te hoge oevervegetatie
Bron: Atlas van de Nederlandse Broedvogels, SOVON, 2002
Gepantserde sojaSojaplanten, die een extra gen ingebouwd krijgen, zijn bestand tegen een bestrijdingsmiddel dat dodelijk is voor alle andere planten.
Handig voor de boeren
Boeren hoeven nu nog maar één bestrijdingsmiddel te gebruiken om hun veld vrij van onkruid te houden. In sommige gevallen hoeven minder bestrijdingsmiddelen te worden gebruikt, wat beter is voor het milieu. Slecht idee?
Doordat er maar één enkel bestrijdingsmiddel wordt gebruikt, kan het onkruid sneller ongevoelig raken voor het middel. Bovendien wordt gevreesd dat het ingebouwde gen in andere planten terecht kan komen. Lees meer over gepantserde soja en biotechnologie
gerenoekDeze gazelle heeft een uitzonderlijk lange nek. Daarmee komt hij wel niet zo hoog als een echte giraffe, maar wel een stukje hoger dan de meeste andere gazellen. Staand op zijn achterpoten kan hij bladeren van bomen en struiken afknabbelen tot een hoogte van 2 meter.
Andere namen: girafgazelle; gerenuk
Wetensch. naam: Litocranius walleri
Engelse naam: gerenuk
Verspreiding: Zuid-Ethiopië, Somalië en Noord-Kenia
Voedsel: bladeren van Acacia`s
Lengte: kop-romp 1,4 - 1,6 m, schouderhoogte 80 - 105 cm
Gewicht: 30 - 50 kg
Status: thans niet bedreigd
Geringde vogelIk heb een geringde vogel gevonden; wat moet ik doen?
Vogeltrek boeit mensen al sinds de oudheid. Het verschijnsel heeft geleid tot de merkwaardigste fantasieën. Zo dacht men vroeger dat zwaluwen in de herfst in de modder kropen en zo de winter doorbrachten. Waar blijven onze broedvogels en waar broeden de ganzen die bij ons overwinteren?
Ringonderzoek
Pas in 1911 zijn er in Nederland voor het eerst vogels geringd. Dit onderzoek werd georganiseerd door het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in Leiden, het huidige Naturalis. Hierbij wordt een aluminium ring om de poot bevestigd, met daarop een nummer en adres. De hoop is gevestigd op de vinder van een geringde vogel. Als die de plaats en de dag van de vondst doorgeeft, weten we waar die vogel vandaan komt en vaak ook wanneer hij zich heeft verplaatst. Kampioenstrekker
De grootste afstand tussen ringplaats en vindplaats die tot nu toe bekend geworden is, betreft een visdiefje dat in Finland was geringd en in Nieuw-Zeeland werd gevonden. Probeer dat record maar eens te breken. Vogeltrekstation
De Nederlandse ringcentrale is nu het Vogeltrekstation Arnhem, en ligt in Heteren. Op iedere Nederlandse ring staat een nummer, meestal voorafgegaan door een letter, en verder `Arnhem VT Holland`. VT staat voor Vogeltrekstation.
Als je een geringde vogel vindt, haal je de ring eraf. Het beste is dan de ring open te vouwen, plat te drukken en met plakband in een brief te plakken. In die brief vermeld je alle bijzonderheden die je weet.
Geschiedenis van Noord-GroningenRond 500 jaar voor Christus verschenen de eerste mensen in het gebied dat nu Noord-Groningen heet. Het waren veehouders die het aandurfden op de hoogste delen van de kwelders te gaan wonen. Die kwelders bleken uitstekende weidegronden. Eerst boerden ze op het vlakke land. Later, toen de zeespiegel steeg, verhoogden ze hun woonplaatsen. De wierden ontstonden. Nog later werden de wierden verbonden met dijken.
Weblinks:
Meer informatie over wierden in Noord-Groningen: http://home.planet.nl/~bouwl003-dutch-groningen30.htmlhttp://www.wierdenland.nl/wierden.html
Geschiktheid voor domesticatieNiet alle planten en dieren zijn geschikt om gedomesticeerd worden. Of het lukt is afhankelijk van de biologische eigenschappen van de soort.
De domesticatie van planten en dieren is niet altijd even succesvol geweest. Bij dieren als de zebra of de cheeta is domesticatie bijvoorbeeld mislukt. Het wilde gedrag van deze dieren is niet te temmen. Leven in gevangenschap levert vaak stress op. Veel dieren raken zo gestresst dat ze constant dezelfde beweging maken of vluchtgedrag vertonen. Dit kan zo erg zijn dat domesticatie niet lukt.
Niet alle dieren blijken dus geschikt te zijn om gedomesticeerd te worden. Maar de mens heeft op elk continent wel bijna alle soorten uitgeprobeerd.
biologische eigenschappen
Naast het bezitten van nuttige eigenschappen moeten dieren vooral ook handelbaar zijn. Mensen moeten makkelijk met de dieren om kunnen gaan en met ze kunnen werken of ze kunnen aanraken. Dat gaat allemaal veel gemakkelijker als een dier niet van zich afbijt of een plant niet giftig is.
Domesticatie wordt door een aantal factoren beinvloed: De wens van de mens: een plant of dier moet over eigenschappen beschikken die van nut zijn voor de mens. Hierbij zijn alle onderstaande biologische factoren van belang. Omgeving: sommige dieren of planten kunnen alleen in een bepaalde omgeving leven. Het rendier leeft bijvoorbeeld in een zo uitgestrekte leefomgeving dat de mens zich meer moet aanpassen aan het rendier dan andersom. Eten en drinken: sommige dieren of planten leven van een speciaal soort voedsel of zijn afhankelijk van een bepaalde combinatie van verschillende soorten voedsel die voor de mens moeilijk te krijgen of te produceren zijn.
Geslacht bepalenZowel bij mannetjes als vrouwtjes zijn geen uitwendige genitaliën te zien. Penis en vagina zitten verborgen onder een spleetvormige huidplooi. De verschillen zijn daardoor soms slecht zichtbaar, maar ze zijn er wel.
De geslachtsopening van het vrouwtje bevindt zich dicht bij haar anus. Aan elke kant van de geslachtsopening is een melklier te zien. Bij het mannetje bevindt de geslachtsopening zich op grote afstand van de anus.
Geslachtsgebonden eigenschappenGeslachtskenmerken liggen, net als andere kenmerken, genetisch vast. Ze zijn door hun vorm onder de microscoop gemakkelijk te herkennen. Geslachtsbepaling is dus al in een heel vroeg stadium van het embryo mogelijk, als er maar cellen in het juiste delingsstadium beschikbaar zijn. Verschillende dieren, verschillende manieren
Terwijl van alle chromosoomparen de chromosomen sterk op elkaar lijken, is er één paar met sterk verschillende chromosomen. Dit zijn de zogenaamde X en Y chromosomen. Deze bepalen het geslacht. Bij zoogdieren (en dus ook bij de mens) geeft de combinatie XY een mannelijk individu en XX een vrouwelijk individu. In de geslachtscellen worden de chromosoomparen van elkaar gescheiden. De zaadcellen hebben dan of X of Y, de eicellen uitsluitend X. Bij de bevruchting is de kans op de combinatie XX even groot als XY. Er ontstaan dus evenveel mannetjes als vrouwtjes. Bij vlinders zijn de mannetjes XX en de vrouwtjes XY. Bij vogels zijn de mannetjes XX en de vrouwtjes alleen X; Y ontbreekt daar dus. Hoe dan ook, de verhouding mannetjes:vrouwtjes blijft 1:1. De sociale heilstaat
De sociale heilstaat, door sommige politici als hoogste ideaal gezien voor de menselijke samenleving, is gerealiseerd bij verschillende sociale insecten, met name bij bijen, wespen en mieren. Bevruchte eieren ontwikkelen zich hier tot vrouwtjes, onbevruchte eieren tot mannetjes. Het systeem komt ook bij enige andere insecten en sommige mijten voor. De mannetjes zijn hierdoor haploïd.
Gesteenten in NederlandHoewel er in Nederland geen hoge bergen zijn, is het ook bij ons mogelijk om zo hier en daar mineralen en fossielen te vinden. Vooral in het oosten en zuiden van ons land, waar het land boven de zeespiegel ligt, komen de gesteenten aan het aardoppervlak.
Ongeveer 300 miljoen jaar geleden, in de periode die Carboon wordt genoemd, was Zuid-Limburg een moerasachtig gebied. De planten die daarin groeiden zijn in de loop der eeuwen diep in de aarde omgezet in steenkool. Tot 1973 werd in het oosten van Limburg, bij Heerlen en Kerkrade, steenkool uit de grond gehaald. Nu zijn de mijnen dicht, maar op de terreinen liggen hier en daar nog bergen met gesteenten en resten steenkool. Sommige van deze stenen bevatten fossielen, zoals afdrukken van varens uit het Carboon. In de kolenmijnen zijn ook wel mineralen gevonden: lood- en zinkertsen als galeniet en sfaleriet, maar ook pyriet, calciet en kwarts. In het gebied rond Heerlen zitten de steenkoolhoudende gesteenten diep in de aarde. Helemaal in het zuiden van Limburg bij het plaatsje Epen komen de carboonlagen aan het aardoppervlak in de Heimansgroeve. Kalksteen uit Zuid-Limburg
Meer in het westen van Zuid-Limburg liggen gesteenten die jonger zijn dan de Nederlandse steenkool. Dit zijn kalkgesteenten uit de periode die het Krijt wordt genoemd. In deze gesteenten zijn fossielen van zeedieren gevonden, zoals zee-egels en belemnieten. Ook zijn er de botten aangetroffen van een grote maashagedis, de Mosasaurus. Uit deze fossiele vondsten blijkt dat dit deel van Limburg in die periode onder water heeft gestaan.
Gesteentevormende mineralenSilicaten zijn de belangrijkste gesteentevormende mineralen. Er is een aantal verschillende silicaatstructuren mogelijk. Wanneer welke structuur ontstaat, hangt af van de scheikundige samenstelling van het gesteente waarin het kristal groeit, en van omstandigheden zoals druk en temperatuur. Alleen, met z`n tweeën of met meer?
Silicaten bevatten silicium en zuurstof. Elk siliciumatoom is omgeven door vier zuurstofatomen. Deze groep van silicium- en zuurstofatomen zullen we verder SiO4-groep noemen. Nu is er met deze SiO4-groepen wat bijzonders aan de hand. Ze kunnen aan elkaar gebonden worden, oftewel polymeriseren. Dit polymeriseren kan op verschillende manieren gebeuren, waardoor verschillende silicaatstructuren ontstaan. De silicaten zijn ingedeeld aan de hand van deze silicaatstructuren. Wanneer we twee SiO4 groepen aan elkaar knopen, gaan beide siliciumatomen één zuurstofatoom delen. De formule van zo`n eenheid is dan ook niet Si2O8, maar Si2O7, er is een zuurstofatoom minder nodig. We kunnen de SiO4 groepen aan elkaar blijven knopen tot bijvoorbeeld lange linten, in een vlak of in een driedimensionale structuur. Al deze structuren bestaan uit silicium- en zuurstofatomen in een bepaalde verhouding. De silicaatstructuren.
In de onderstaande tabel staan de belangrijkste silicaatstructuren weergegeven. In de eerste kolom staat de naam van de structuur. In de tweede kolom de formule van de silicaatstructuur die in de mineraalformules gebruikt wordt. In de laatste kolom staat een voorbeeld van een mineraal met zo`n silicaatstructuur.
gesterde geleikorstDe gesterde geleikorst bestaat uit een kolonie manteldieren (zakpijpen). De individuen zijn in groepjes van 3 tot 12 in een stervorm gegroepeerd. Zo`n groep heeft een diameter van ongeveer een halve centimeter.
De individuen zijn ontstaat door afsplitsing en vormen dus een kloon. De kolonie vormt een zachte korst van enkel centimeters doorsnede op harde ondergrond in zout water, zoals steen, wier of soms op grote zakpijpen. De kleur varieert van geel, blauw, paars tot groen en bruin.
Andere namen: paarse geleikorst; puienmoer; sterretje
Wetensch. naam: Botryllus schlosseri
Engelse naam: star tunicate
Verspreiding: Scandinavië tot de Middellandse Zee
Lengte: kolonie enkele centimeters doorsnede
Gestippelde dieseltreinwormDe gestippelde dieseltreinworm ziet er uit als een kleine dunne zeeduizendpoot met twee rijen zwarte vlekjes. Het 3 tot 10 cm lange dier beweegt zich eigenaardig schoksgewijs voort, vandaar de naam. De wormen zijn onopvallend, maar in het voorjaar vallen de flesgroene, ongeveer 1 cm grote geleiklonten met eieren van deze worm op het wad op. De eieren worden verankerd aan de bodem en komen na 2 tot 14 dagen uit (afhankelijk van de temperatuur). De dieseltreinworm is een belangrijke soort aaseter op het wad die ook in de winter actief is.
De gestippelde dieseltreinworm behoort tot dezelfde (roofwormen)groep als Eteone en Eumida. Deze dieren hebben geen kaken, maar een soort lange slurf waarmee ze hun prooi leegzuigen.
Namen: Ned: Gestippelde dieseltreinworm Lat: Phyllodoce maculata (Anaitides maculata) Eng: Phyllodoce maculata, paddlewormDui: Gefleckter Ruderwurm
Gestrande walvissen en dolfijnenMassastrandingen
Soms vinden we op het strand een zieke of dode bruinvis. Meestal gaat het om een soort die in onze kustwateren leeft, en daar dus tenslotte ook dood gaat. Als gevolg van wind en stroming kan zo`n dier aanspoelen. Een enkele keer strandt er een hele groep dolfijnen of potvissen tegelijk strandt, meestal nog levend. In zo`n geval spreken we van een `massa- stranding`, of het nu gaat om enkele exemplaren of om een grote groep.
Waar massastrandingen voorkomen
Massastrandingen komen slechts bij enkele soorten voor, die thuis horen in diep water en vaak over grote afstanden trekken. In Europa zijn het meestal potvissen of grienden, een enkele maal witsnuitdolfijnen of witflankdolfijnen.Op enkele plaatsen komen massastrandingen met enige regelmaat voor. Vooral de zuidwestpunt van Australië, de kapen van Nieuw-Zeeland, en Cape Cod in Massachusetts, Amerika, zijn berucht. Een raadsel
Het is nog steeds een raadsel wat er bij zo`n massastranding precies gebeurt. Wat we ervan weten, komt op het volgende neer. Een groep trekkende potvissen of dolfijnen komt, door wat voor oorzaak ook (ziekte, navigatiefouten, het achtervolgen van prooi), te dicht onder de kust of zwemt een ondiep, doodlopend stuk zee binnen.
In dit water kunnen de dieren zich slecht oriënteren. Hun systeem van echo-oriëntatie (sonar) is niet `afgestemd` op het ingewikkelde doolhof van zandbanken en geulen, dat ze in ondiepe kustwateren aantreffen. De dieren ontvangen verwarrende echo`s uit de omgeving, er is lawaai van de branding en er zijn obstakels, zoals zandbanken en moddervlakten, die ze in de oceaan niet kennen.
Gestreepte buideldasOoit was de Gestreepte buideldas (Perameles bougainville Quoy & Gaimard, 1824) met verschillende ondersoorten vertegenwoordigd in grote delen van het zuiden en westen van Australië. Deze buideldas leeft van insecten en andere kleine dieren, en eet soms ook plantaardig voedsel.
Gestreepte spitsneusbuideldas
Kwetsbaar
Tegenwoordig is de Gestreepte spitsneusbuideldas alleen nog te vinden op Dorre en Bernier Island, twee kleine eilandjes in Shark Bay. Op deze eilandjes kon de soort waarschijnlijk overleven, doordat er geen uitheemse dieren zijn ingevoerd. Men neemt aan, dat ook de enorme veranderingen in het milieu door de landbouw en veeteelt ervoor gezorgd hebben dat de gestreepte buideldas van het vasteland is verdwenen.
Ofschoon het goed lijkt te gaan met de populaties op de eilanden, zijn de dieren hier zeer kwetsbaar. Bosbranden of per ongeluk meegenomen vossen, katten of konijnen zouden ook het einde kunnen betekenen van de laatste gestreepte buideldassen.
Museumcollectie
Het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis bezit twee exemplaren. Eén behoort tot de ondersoort die vroeger in Victoria en New South Wales leefde, Perameles bougainville notina. Het andere is een exemplaar van Perameles bougainville myosuros, een ondersoort die leefde in West-Australië.
Gestreepte dolfijnGestreepte dolfijn (Stenella coeruleoalba). Illustratie: Rob van Assen - © ArtBoutique
Classificatie Klasse: Mammalia (zoogdieren) Orde: Cetacea (walvissen) Onderorde: Odontoceti (tandwalvissen) Familie: Delphinidae (dolfijnen) Geslacht: Stenella Soort: Stenella coeruleoalba (gestreepte dolfijn)
Namen Nederlands: gestreepte dolfijn Engels: striped dolphin; euphrosyne Dolphin; whitebelly; blue-white dolphin; Meyen`s dolphin; Gray`s Dolphin; streaker porpoise Frans: dauphin bleu et blanc Spaans: estenella listada Duits: Blauweißer delphin, Gestreifter delphin Foto: FIRMM www.firmm.org
© 2002 Kustvereniging EUCC, Leiden
Omschrijving Net als vele andere dolfijnachtigen, hebben gestreepte dolfijnen een gestroomlijnd lichaam. De rugvin is lang en gebogen en de buikvinnen zijn lang en smal. De snuit is smal en lang. In boven- en onderkaak bevinden zich 43 tot 50 tanden. Kleur Rug, inclusief rugvin, donker staalblauw. Zijden licht grijs. De onderzijde is licht gekleurd, vaak roze. Buikvinnen en staart zijn donker. Opvallend zijn de donkere strepen, waarvan de meest opvallende een brede donkere blauwzwarte streep is, die langs het hele lichaam loopt, van oog tot anus, en de kleuren van de zijden en de onderzijde scheidt. Andere donkere strepen lopen tussen het oog en de buikvin (dwars door de roze-witte kleur) en van het oog naar achteren ook dwars door de roze-witte kleur, tot iets boven en achter de bukvin. De lichtere grijze kleur op de zijde vorkt naar boven in de donkere kleur van de rug, net onder de rugvin.
Gestreepte dolfijnGestreepte dolfijnen zijn vooral tropische oceaanbewoners, die zelden boven de 50° NB worden waargenomen. Waarnemingen en strandingen in de Noordzee zijn dan ook uiterst zeldzaam. Ze worden tot maximaal 2,6 meter lang en wegen dan ongeveer 150 kilo. Gestreepte dolfijnen jagen in groepen van 100 tot 500 dieren op pijlinktvis en kleinere vissoorten.
Strandingen van gestreepte dolfijnen op de Nederlandse kust
datum
plaats en bijzonderheden
17 april 1967 Oturdum - Eems (op een wadplaat)
11 april 1987 Ameland, vrouwtje*
15 februari 1993 Valkenisse, Walcheren, mannetje
25 juni 1996 Schiermonnikoog, jong vrouwtje*
8 december 1997 Renesse, vrouwtje; in 1998 is ze bij La Rochelle uitgezet, maar enkele uren later spoelde ze al weer aan. In 1999 is opnieuw geprobeerd haar uit te zetten, ook deze poging mislukte. Naar aanleiding daarvan is besloten de dolfijn niet meer uit te zetten. De dolfijn was opgevangen in de dolfijnenopvang van Waterland Neeltje Jans maar is in 2002 gestorven.
5 november 1999 Ter Heijde, mannetje levend gestrand, gestorven
Uit diverse bronnen, o.a. Waterland Neeltje Jans; Archief Naturalis, Chris Smeenk
Namen: Ned: Gestreepte dolfijn Lat: Stenella coeruleoalba Eng: Striped dolphinDui: Blauweißer Delphin (Gestreifter Delphin) Fra: dauphin bleu et blanc Dan: Stribet delfin Nor: Stripedelfin
gestreepte dolfijnWetensch. naam: Stenella coeruleoalba
Engelse naam: striped dolphin
Verspreiding: alle warme gematigde, subtropische en tropische zeeën
Voedsel: kleine vissen, garnalen en inktvis
Lengte: 1,8 - 2,5 m, bij geboorte 1 m
Gewicht: 110 - 165 kg
Status: thans niet bedreigd
gestreepte grondeekhoornDe gestreepte grondeekhoorn dankt zijn naam aan de lijnen die op zijn rug lopen. De Engelse naam geeft aan dat het 13 lijnen moeten zijn. Het opmerkelijke aan deze grondeekhoorn is dat hij soms vlees eet. Er zijn gevallen bekend dat ze zelfs kippen hebben aangevallen. Ze zijn meestal in het lange gras te vinden.
Wetensch. naam: Citellus tridecemlineatus
Engelse naam: thirteen-lined ground squirrel
Verspreiding: midden van de Verenigde Staten
Voedsel: gras, kruiden, zaden, bloemen en soms insecten
Lengte: 12 - 16 cm, staart 7 - 13 cm
Gewicht: 140 - 250 gram
Status: plaatselijk algemeen
Gestreepte haaskangoeroeDe gestreepte haaskangoeroe Lagostrophus fasciatus (Pèron & Lesueur, 1807) was één van de eerste kangoeroes die wetenschappelijk werden beschreven. De eerste illustraties van de soort dateren uit 1801 en zijn van de hand van C.A. Lesueur, die tekeningen maakte van enkele exemplaren die op eilanden in Shark Bay waren gevangen.
Gestreepte haaskangoeroe.
Deze kleine kangoeroe komt nog steeds voor op Dorre Island en Bernier Island, maar had vroeger een veel grotere verspreiding. In het zuidwesten van Australië leefde een ondersoort, Lagostrophus fasciatus albipilis, die verdween toen de Europeanen het gebied koloniseerden. Aan de hand van fossielen weten we dat de soort vroeger in het grootste deel van Zuid-Australië voorkwam. De haaskangoeroe zou volgens onbevestigde berichten in de 19de eeuw nog in Zuid-Australië zijn waargenomen. Vast staat dat alle museumexemplaren zijn verzameld in het zuidwesten van Australië.
Gestreepte haaskangoeroe. Agressieve mannetjes
Uit onderzoek aan de gestreepte haaskangoeroe van de eilanden in Shark Bay, weten we dat vooral de mannetjes zeer agressief kunnen zijn. Ieder mannetje verdedigt zijn territorium door middel van felle gevechten, vooral bij voedselschaarste. Het zijn nachtdieren, die zich overdag in groepen schuilhouden tussen acaciastruiken. Ze eten gras en bladeren. De meeste jongen worden in de zomer geboren en blijven ongeveer zes maanden in de buidel. Museumcollectie
Het Nationaal Natuurhistorisch Museum bezit drie opgezette exemplaren, die waarschijnlijk behoren tot de uitgestorven ondersoort.
gestreepte hyenaHyena`s staan bekend als echte aaseters. Ze eten vaak restanten van prooien van andere jagers. Behalve aas eet de gestreepte hyena ook insecten, kleine zoogdieren en vruchten. Ze jagen meestal alleen, maar in de paartijd vormen ze soms familiegroepjes.
De gestreepte hyena heeft manen op zijn rug die hij kan opzetten. Ze zijn vooral `s nachts actief en leggen dan enorme afstanden af om voedsel te zoeken: gemiddeld 20 km. Overdag houden ze zich schuil in een hol.
Wetensch. naam: Hyaena hyaena
Engelse naam: striped hyaena
Verspreiding: Noord-, West- en Oost- Afrika (wijde boog rond Sahara), Zuidwest- Azië
Voedsel: aas, hazen, hagedissen, vruchten, wortels
Lengte: 1 - 1,1 m, staart 20 cm
Gewicht: 35 - 40 kg
Status: thans niet bedreigd
gestreepte jakhalsDe zwart-witte streep over de flank waar deze hondachtige zijn naam aan ontleent is lang niet altijd duidelijk te zien. Hij heeft een grijsgele vacht, een donkere staart met een witte punt.
De gestreepte jakhals is echt een alleseter, meer nog dan de andere jakhalzen. Behalve op graslanden en langs bosranden begeeft hij zich ook op landbouwgrond en `s nachts soms zelfs in steden.
Meestal leven ze samen in gezinsverband. Het vrouwtje krijgt gemiddeld vijf jongen op een beschutte plek, zoals een oud hol van een aardvarken. Als de jongen 8 maanden oud zijn, gaan ze hun eigen weg.
Wetensch. naam: Canis adustus
Engelse naam: side-striped jackal
Verspreiding: centraal, oostelijk en zuidelijk Afrika
Voedsel: knaagdieren, vogels, hagedissen, insecten, aas, afval, vruchten
Lengte: 65 - 80 cm, staart 30 - 40 cm
Gewicht: 7 - 14 kg
Status: algemeen
Getijden en waterstandenHet getij is de op- en neergaande beweging van de zee. Deze beweging wordt vooral veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de maan. In de Noordzee is het ongeveer twee keer per dag hoogwater en twee keer laagwater. Het tijdstip van hoog- en laagwater is in elke kustplaats anders.
Het getij is een complex verschijnsel. De maan heeft de grootste invloed op het getij. Door de aantrekkingskracht van de maan ontstaat een hoge waterstand aan de kant van de aarde waar de maan staat (zie bovenstaande figuur). Aan de andere kant ontstaat ook een hoge waterstand, maar dit heeft te maken met de beweging van de maan en de aarde om elkaar heen. De maan draait niet simpelweg om de aarde, maar maan en aarde draaien samen om een gemeenschappelijk punt, dat niet in het middelpunt van de aarde ligt. Hierdoor wordt het water aan de van de maan afgekeerde zijde als het ware van de aarde afgeslingerd.
Omdat de aarde ondertussen ook zelf ronddraait, verplaatst de verhoogde waterstand zich over de aarde. Op een vaste plek langs de kust zou je daarom twee keer per dag hoogwater en twee keer laagwater op een vaste tijd verwachten. Door de rotatie van de aarde en de maan om een gemeenschappelijk punt schuift het moment van hoog- en laagwater echter elke dag ongeveer 50 minuten naar voren. De periode tussen hoogwater en laagwater wordt eb genoemd en tussen laagwater en hoogwater vloed. De woorden eb en vloed worden overigens ook we eens voor het laagwater en hoogwater zelf gebruikt.
Springtij en doodtij
Naast de maan heeft de zon ook een grote invloed op het getij.
Getijden- en golfenergieOp plaatsen met een groot getijverschil (het hoogteverschil van de zeespiegel tussen eb en vloed) is het mogelijk om energie op te wekken uit de zich verplaatsende watermassa`s. Het zeewater passeert dan bij de eb- en vloedbeweging een stuwdam met ingebouwde generatoren (net als bij een stuwmeer). Wereldwijd is het op deze manier mogelijk om zo`n 60.000 Megawatt op te wekken. Dit is vier keer het totale vermogen van alle Nederlandse elektriciteitscentrales bij elkaar. Deze manier van duurzame energieopwekking is echter maar op een paar plaatsen rendabel.
In Nederland is het getijverschil bijvoorbeeld niet groot, maar in het estuarium van de Rance bij het Franse St. Malo (tussen Normandië en Bretagne) loopt dit op tot 13 meter. Sinds 1966 staat hier een getijdencentrale die per jaar genoeg energie levert voor 300.000 huishoudens. Ook in de Engelse rivier de Severn is het, als gevolg van een groot getijverschil, mogelijk om getijdenenergie op te wekken.
Begin 2000 maakte de provincie Zeeland bekend een onderzoek te willen starten naar de mogelijkheid om getijdenenergie op te wekken in de Oosterschelde. De Zeeuwse visserijvereniging Zevibel was tegen de plannen; verwacht wordt dat de centrale het getij verder zal dempen, waardoor de Oosterschelde nog sneller zal dichtslibben.
Ook waren er plannen voor een flinke installatie in het Marsdiep, tussen Den Helder en Texel. Dit ging niet door vanwege de strenge milieumaatregelen gekoppeld aan de PKB Waddenzee. Uiteindelijk werd gekozen voor een onderwaterturbine in een van de 25 spuikokers van het sluizencomplex bij Den Oever bij de Afsluitdijk.
Geur als versiermanierOm partners te lokken kan een mannetje gebruik maken van verschillende communicatiemiddelen. Een van die middelen is geur. Ook een wijfje kan geur gebruiken om een mannetje te laten weten dat ze paringsbereid is.
Geuren ontstaan door geurstoffen die aan de lucht of het water worden afgegeven en terechtkomen in het reukorgaan. Geurstoffen die een rol spelen bij partnerkeuze heten feromonen (dat komt uit het Grieks en betekent: overbrengen van opwinding). Er zijn veel verschillende boodschappen die door feromonen worden overgedragen: hier ben ik!, kom maar op!, maak meer geslachtshormoon of wordt nou eens volwassen!
Feromonen kunnen op verschillende manieren worden afgegeven: via urinesporen, uitwerpselen of via de huid, door bijvoorbeeld zweet. Deze geurbakens worden achtergelaten en kunnen door een soortgenoot opgemerkt worden door een speciaal orgaan (vomeronasaal orgaan). Ook kan het dier dat de geur gemaakt heeft zelf besnuffeld worden door een eventuele paringspartner.
Geurstoffen zijn in het water, in de lucht en op land bruikbaar. Ze kunnen zich snel of langzaam verspreiden en zijn zelfs op lange afstand waar te nemen. Daarom worden geuren vaak gebruikt door dieren die ver van elkaar weg zitten om informatie uit te wisselen over bijvoorbeeld de mate van vruchtbaarheid.
Gevaarlijke exotenVerschillende exoten, oftewel uitheemse dieren en planten, beschouwen we als een aanwinst voor onze fauna of flora of willen we in ieder geval niet meer kwijt. Denk aan het damhert, de moeflon of het konijn. Er zijn er ook die we liever kwijt dan rijk zijn. Bedreigingen uit verschillende hoeken
Exoten kunnen de inheemse flora en fauna op verschillende manieren bedreigen. Ze kunnen door concurrerend gedrag of door predatie inheemse planten en dieren terugdringen, of economische schade toebrengen aan voedingsgewassen. Ook kunnen ze ziekten overbrengen, die trouwens niet alleen de inheemse fauna, maar ook onszelf kunnen bedreigen. Als de exoot geen aparte soort is, maar een aparte vorm van een inheemse soort, kan hij door hybridisatie de oorspronkelijk populatie genetisch aantasten. En tenslotte kunnen exoten ook grote economische schade toebrengen, zoals de muskusrat (Ondatra zibethicus), die uit Noord-Amerika afkomstig is. Deze is op verschillende plaatsen in Europa uit pelsdierfokkerijen ontsnapt. Door de nestgangen die hij graaft, ondermijnt hij oevers en dijken. Bedreiging voor onze gezondheid
Het meest schrijnende voorbeeld van wat een exoot kan aanrichten is de pestbacterie (Yersinia pestis). Deze wordt overgebracht door de vlo van de zwarte rat (Rattus rattus), die rond 1200 vanuit Azië Europa bereikte. Tussen 1347 en 1350 stierf 25-30 procent van de Europese bevolking aan de pest. Een andere onopgemerkte introductie van een ziekteverwekker is recentelijk de bacterie (Borrelia burgdorferi).
gevlekt zandhoen© WWF-Canon - MGunther
Hoewel ze op hoenders lijken, vormen de 16 soorten zandhoenders een aparte orde. Het gevlekt zandhoen leeft in de (half)woestijnen in zuidwest Afrika (waaronder Namibië). Zijn verenkleed is bedekt met kleine witte stippen.
Wetensch. naam: Pterocles burchelli
Engelse naam: Burchell`s sandgrouse
Verspreiding: zuidelijk Afrika
gevlekte buidelmarterBuidelmarters worden wel de katten van Australië genoemd. Ze lijken ook wel op civetkatten, maar zijn er uiteraard niet aan verwant. De gevlekte buidelmarter heeft duidelijk witte vlekken op zijn donkerbruine of zwarte vacht. Deze buidel-roofdieren jagen `s nachts op kleine dieren, maar eten ook vruchten, gras en aas.
De gevlekte buidelmarter leeft alleen nog op het eiland Tasmanië. Tot de jaren zestig kwamen ze ook op het vasteland van Australië voor, tot in de voorsteden van Sydney.
Wetensch. naam: Dasyurus viverrinus
Engelse naam: Eastern quoll; spotted quoll
Verspreiding: Tasmanië
Voedsel: kleine zoogdieren, vogels, insecten, slakken, hagedissen
Lengte: 28 - 45 cm, staart 25 cm
Gewicht: 0,7 - 2 kg
Status: kwetsbaar
gevlekte bunzingDeze marterachtige heeft een variabele, bruin met wit-geel gevlekte vacht en een kenmerkend zwart met wit `masker`.
De gevlekte bunzing leeft op de Aziatische steppe en drogere gebieden. Hij gaat vooral `s nachts op jacht naar onder andere hamsters. Als hij zich bedreigd voelt, steekt de gevlekte bunzing zijn staart omhoog en scheidt een stinkende stof af uit zijn anaaklieren.
Wetensch. naam: Vormela peregusna
Engelse naam: marbled polecat
Verspreiding: van Oost-Europa tot China.
Voedsel: knaagdieren, konijnen, vogels, eieren
Lengte: 35 cm, staart 12 - 22 cm
Gewicht: 700 gram
Status: kwetsbaar
gevlekte hyenaDe gevlekte hyena is de grootste en de bekendste hyena. Het is het vaak wat mottige beest met de dikke kop, bolle buik en de staart tussen de poten die in natuurfilms van een karkas staat te vreten en alle andere aaseters of het roofdier dat de prooi heeft neergelegd wegjaagt.
In werkelijkheid vangen gevlekte hyena`s vaak hun eigen prooien. Ze jagen meestal `s nachts, alleen of in een groep en kunnen dan grote prooien neerhalen. In woestijngebieden telt een groep vaak niet meer dan 5 dieren, maar op de savannes kan het een clan zijn van wel 50 leden.
De leider van de groep is altijd een vrouwtje. Bij gevlekte hyena`s worden de vrouwen iets groter dan de mannetjes. Ze hebben een heel repertoir aan geluiden, waaronder een onderwerpingsgeluid, dat wel wat op het gelach van mensen lijkt.
Andere namen: lachende hyena
Wetensch. naam: Crocuta crocuta
Engelse naam: spotted hyaena
Verspreiding: grote delen van Afrika ten zuiden van de Sahara
Voedsel: grote zoogdieren, aas, hazen, vogels
Lengte: 1,3 m, staart 25 cm
Gewicht: 60 - 70 kg
Status: thans niet bedreigd
gevlekte koeskoesDe gevlekte koeskoes is een in de bomen levend nachtdier. Dit buideldier voedt zich hoofdzakelijk met bladeren en beweegt vrij traag. Zijn staart is relatief lang en krult in rust meestal op. Bij het klimmen krult de grijpstaart om takken en werkt zo als vijfde hand.
Wetensch. naam: Phalanger maculatus
Engelse naam: spotted cuscus
Verspreiding: Noordoost-Australië, Nieuw-Guinea
Voedsel: bladeren, fruit, bloemen
Lengte: 35 - 45 cm, staart 40 cm
Gewicht: 1,5 - 3,5 kg
Status: algemeen
Gevlekte orchisGevlekte orchis is een prachtig licht purper bloeiende orchidee. Zijn bladen zijn gevlekt, evenals die van soorten zoals brede orchis. Gevlekte orchis komt in heel Nederland voor, maar is overal zeldzaam. Hij is wettelijk beschermd. Meestal groeit de plant op een bepaalde plek in grote aantallen. Hij gedijt het best op humusrijke, zandige bodems. Gevlekte orchissen kunnen zowel tijdelijke droogte als overmatige vochtigheid goed verdragen. Ze komen voor in vochtige duinen, heidegebieden, onbemest grasland, licht bos, zandafgravingen en in sommige wegbermen.
Namen: Ned: Gevlekte orchis Lat: Dactylorhiza maculata Eng: Early purple orchid Fra: Orchis tacheteDui: Geflecktes Knabenkraut Dan: Plettet gøgeurt
gevlekte reuzentandbaarsDeze grote zeevis is een van de circa 320 soorten tandbaarzen. Hun Engelse naam danken ze aan de `aardappel-vormige` donkere vlekken.
Vooral de grotere exemplaren leven solitair op een vaste plek op het koraalrif of in een wrak. Als er een duiker langskomt, komen ze vaak nieuwsgierig poolshoogte nemen. Op deze manier vormen zijn ze kwetsbaar voor speervisserij.
Andere namen: gevlekte reuzenbaars
Wetensch. naam: Epinephelus tukula
Engelse naam: potato grouper
Verspreiding: Indische en Stille Oceaan
Voedsel: vis, ongewervelden
Lengte: 2 m
Gewicht: 110 kg
gevlekte wormhagedisDeze pootloze hagedis onderscheidt zich van de andere wormhagedissen door zijn (roze-)witte lichaam met onregelmatige zwarte vlekken.
Net als de andere wormhagedissen maakt hij gangen in de grond door zijn kop in de aarde te duwen. Hij jaagt ondergronds op insecten en kleine zoogdieren die hij met zijn krachtige kaken grijpt. Een enkele keer komt hij `s nachts boven de grond.
Wetensch. naam: Amphisbaena fuliginosa
Engelse naam: black and white amphisbaenian
Verspreiding: Amazonegebied, Trinidad
Voedsel: ondergronds levende insecten en kleine zoogdieren
Lengte: 30 - 45 cm
Status: algemeen
Gevlochten fuikhorenNederlandse naam
Gevlochten fuikhoren.
Wetenschappelijke naam
Nassarius reticulatus (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Slakken (Gastropoda).
Belangrijkste kenmerken
Een stevig slakkenhuis. De mondopening is langwerpig en loopt uit in een kort siphokanaal. Er zijn kleine knobbeltjes te voelen aan de binnenkant van de mond. De mondopening is gedeeltelijk omgeslagen, waardoor de laatste winding enigszins bedekt is. Het oppervlak van de schelp heeft horizontale en verticale ribben.
Grootte
Tot 3,5 cm hoog en 1,6 cm breed.
Kleur
Oorspronkelijk zijn de huisjes van de gevlochten fuikhorense grijswit of geelbruin, afhankelijk van de bodem waarin ze leven. Als ze aanspoelen zijn ze vaak blauw of zwart.
Voorkomen in Nederland
De gevlochten fuikhoren leeft in Zeeland en het Waddengebied, lege huisjes spoelen langs de hele kust aan.
Voorkomen in de tijd
De soort komt van oorsprong in Nederland voor.
Leefwijze
De gevlochten fuikhoren leeft op modderige plekken tussen rotsen en op zand, vaak gedeeltelijk ingegraven in een zachte bodem, tot op 50 meter diepte.
Vergelijkbare soorten
Twee zeldzamere soorten zijn de verdikte fuikhoren en de kleine fuikhoren. Deze zijn echter kleiner en slanker dan de gevlochten fuikhoren. De verdikte fuikhoren heeft een opvallende donkere vlek in het siphokanaal. De kleine fuikhoren heeft een veel fijnere sculptuur dan de andere twee.
Naamgeving
De gevlochten fuikhoorn dankt zijn naam aan het feit dat de schelp horizontale en verticale ribben heeft die er uitzien als vlechtwerk.
Gevlochten fuikhorenDe gevlochten fuikhoren is een roofslakje en aaseter; de soort kan tot 3,5 cm lang worden. De ondersoorten die in brak water leven blijven kleiner dan die in zeewater voorkomen. De schelp is vrij dik, de kleur is afhankelijk van de kleur van de bodem waarop het dier leeft. Lege schelpen worden ook op de waddeneilanden vrij algemeen gevonden, maar levende dieren komen alleen in het deltagebied en zuidelijker voor. Deze slak leeft op slikkige en zandige bodems tot op ongeveer 50 meter diepte.
Namen: Ned: Gevlochten fuikhoren Lat: Nassarius reticulatus (N. mamillata, N. nitidus) Eng: Netted dog whelkDui: Netzreusenschnecke Dan: Dværgkonk
GevoeligheidMensen kunnen frequenties waarnemen tussen ruwweg 20 en 20.000 Hz. Maar onze oren zijn niet voor alle frequenties even gevoelig. Probeer maar eens uit te vinden waar je oren het gevoeligst zijn...
Uitleg: druk op play en als je de toon hoort op stop. Het kan zijn dat je de 50 Hz en de 14 kHz tonen niet hoort.
Als het goed is, heb je ondervonden dat je gehoor niet zo gevoelig is voor hele lage en hele hoge tonen. Wees gerust: dat hoort zo. Want zoals je gemerkt hebt, is je gehoor wel heel gevoelig voor tonen tussen ruwweg 100 en 5000 Hz. Dit is precies het spraakgebied. Je gehoor is dus helemaal afgesteld op het verstaan van spaak.
Gevoeligheidscurve
De gevoeligheid van je gehoor kun je weergeven in een grafiek. Als je voor veel verschillende frequenties het volume langzaam laat toenemen en kijkt wanneer ze hoorbaar worden, dan vindt je de volgende zwarte curve:
In deze grafiek hebben we ook aangegeven waar de spraak ongeveer ligt. Verder is ook het gevaarlijke gebied getekend [zie ook: wanneer is het te hard?].
Spraak
Een plus een is twee. Zo simpel als de inhoud van de vorige zin is, zo complex is het verstaan ervan. Als we met elkaar praten dan verzenden we twee tot vijf woorden per seconde, en heel veel klanken waaruit ze zijn samengesteld. Maar in tegenstelling tot de spaties in geschreven tekst heeft een uitgesproken zin geen spaties. Nee,
Daarnaast vloeien klanken samen (ik had je niet gezien wordt katjeniegezien) en beïnvloeden ze elkaar: de ie in bier duurt langer dan die in biet, de k in zakdoek klinkt niet zoals de k in zakte.
Gevolgen van bodemdalingBodemdaling heeft verschillende gevolgen. Door verandering van waterhuishouding kan schade aan gebouwen optreden. Grote verzakkingen kunnen doorzetten tot aan het aardoppervlak, waardoor grote gaten ontstaan.
Instorting boven een zoutholte in Twente.
Schade aan funderingen
Wanneer de bodem gelijkmatig zou zakken is er voor de gebouwen in eerste instantie niet zoveel aan de hand, al neemt het evenwichtsdraagvermogen van de grond wel af bij gelijkblijvende grondwaterstand. Dit kan gevolgen hebben voor funderingen op staal (zonder palen). Men krijgt meer last van optrekkend vocht en natte kelders. Om dit te corrigeren kan het waterpeil kunstmatig worden verlaagd. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld houten funderingpalen boven water komen en gaan rotten. Meestal zal de bodem niet gelijkmatig zakken. Doordat de ondergrond gevormd is in een rivieren- en getijdengebied is er ook in horizontale zin een sterke afwisseling van veen, klei en zand. Een oude waterloop heeft veenlagen plaatselijk weggespoeld, naast de waterloop liggen zandige oeverwallen en vlak daarachter is klei afgezet.
Deze variatie in de opbouw van de ondergrond maakt dat een gelijkmatige grondwaterstandverlaging ongelijkmatig inklinken kan veroorzaken, wat schade voor gebouwen tot gevolgen kan hebben. Voor ongelijkmatige grondwaterstandverlagingen geldt dit uiteraard nog sterker. Dit treedt bijvoorbeeld op bij het bemalen van een bouwput waarin een kelder of parkeergarage wordt geconstrueerd. Grondwater wordt hier heel lokaal weggepompt en dat geeft aanleiding tot een relatief groot verhang in de grondwaterstand.
Gevolgen voor de regioEen warmer noordpoolgebied heeft natuurlijk in de eerste plaats gevolgen voor de regio zelf. Die gevolgen blijven niet beperkt tot de plantengroei. De hele natuur verandert en de menselijke bewoners zullen de gevolgen voelen.
De natuur komt in beweging
Met het opwarmen van de pool zal de vegetatie zich naar het noorden uitbreiden, maar ook het dierenleven, zowel op land als in zee, zal de gevolgen ondervinden. Er zijn al anecdotische verslagen van ijsberen die verdrinken in de ijszee omdat ze geen drijfijs meer kunnen vinden om op te klimmen.
De effecten zijn niet noodzakerlijkerwijs allemaal negatief. Sommige arctische visgronden, die van groot belang zijn voor de wereldvoedselvoorziening, zullen productiever worden. Diersoorten op land die in een gematigd klimaat gedijen zullen zich naar het noorden kunnen uitbreiden.
Maar er zullen veel problemen ontstaan. Gebieden die daar tot nu toe geen last van hebben gehad, zullen nu blootgesteld worden aan nieuwe ziekten, zoals het westnijlvirus, dat overdraagbaar is op mensen.
Gevolgen voor de mensen
Het klimaat zal onstuimiger worden; kustplaatsen zullen steeds vaker te maken krijgen met stormen. Tegelijkertijd worden die gebieden ondermijnd doordat de permafrost ontdooit. De harde ondergrond wordt zacht en staat bloot aan zwaarder weer. Kustplaatsen kunnen op termijn door de zee verzwolgen worden. Ook de rest van de infrastructuur krijgt onder de dooi te lijden. Gebouwen, pijpleidingen en wegen zullen ontwricht raken
Ook voor de mensen is het niet alleen maar slecht nieuws.
Gewapende maisEen extra ingebouwd gen geeft maïs een dodelijk wapen tegen een vraatzuchtig insect: de rups van de stengelboorder. Het gen, afkomstig uit een bodembacterie, zorgt dat de maïs zelf een eiwit maakt dat dodelijk is voor de rupsen.
Stengelboorder doet zich tegoed aan maisstengel
Slimme oplossing
De rupsen vreten zich in de stengels van de maïs in, waardoor die afsterft. Binnenin de maïsstengels zijn de rupsen moeilijk bereikbaar voor bestrijdingsmiddelen. De genetisch veranderde maïs kan zichzelf verdedigen tegen de stengelboorder met een stof die voor mensen volkomen onschadelijk is. Slechte oplossing
Stuifmeel van de maïs kan zich verspreiden en daarmee kunnen de nieuwe genen ook in verwante planten terecht komen. Bovendien worden de stengelboorders door grootschalig gebruik van de gewapende maïs steeds minder gevoelig voor het ingebouwde eiwit, waardoor het uiteindelijk niet meer werkt.
Sommige planten kunnen zich van nature tegen hun belagers verdedigen.
Een alternatieve oplossing voor het gebruik van insecticiden is biologische bestrijdingmet sluipwespen en andere roofinsecten. Lees meer over gewapende maïs en biotechnologie
Gewei vliegend hertHet Vliegend hert is de grootste in Nederland voorkomende kever. Het zijn vooral de mannetjes die zo groot zijn, dankzij hun `gewei`. Aan deze uitwas danken ze hun Nederlandse naam. Maar de gelijkenis met een hertengewei is wel zeer oppervlakkig. Verschillende oorsprong
Het gewei van een hert groeit op twee beenknobbels op de kop. Het gewei zelf is echter niet van been, maar van hoorn. Het wordt gevormd door een huidplooi die met het gewei meegroeit. Een pas gevormd gewei is dan ook nog geheel bedekt door een dunne huid. Als het gewei is volgroeid, sterft de huid af. Het hert schuurt zijn gewei langs takken en boomstammetjes om de oude huid kwijt te raken. In de winter wordt het gewei afgeworpen om in het voorjaar weer aan te groeien. Heel anders is het `gewei` van het Vliegend hert (Lucanus cervus). Hier zijn het de bovenkaken (mandibels) die enorm zijn uitgegroeid. De kaken zijn zo groot dat de dieren er nauwelijks meer mee kunnen bijten. De vrouwtjes hebben geen gewei. Met hun veel kleinere bovenkaken kunnen ze echter gevoelig bijten. Het mannetje torst het gewei zijn hele leven met zich mee. Overeenkomstig in functie
Bij de herten dient het gewei als wapen in de strijd tegen rivalen tijdens de bronst. Bij het Vliegend hert is het al niet anders. De gevechten zijn wat minder spectaculair dan bij de herten, maar niet minder serieus. De mannetjes proberen elkaar vast te grijpen met hun `geweien` en de tegenpartij weg te duwen. Tot verminkingen komt het niet. Het is onwaarschijnlijk dat de vrouwtjes deze strijd van een afstandje bekijken.
Gewone alikruikNederlandse naam
Gewone alikruik.
Wetenschappelijke naam
Littorina littorea (Linnaeus. 1758).
Behoort tot de
Slakken (Gastropoda).
Belangrijkste kenmerken
Een stevig, bol slakkenhuis met 6-7 windingen, waarvan de laatste duidelijk groter is. De naad tussen de windingen is ondiep. De top is spits. Het oppervlak an de schelp heeft vlakke spiraalribben.
Grootte
Tot 4 cm hoog en 3,5 cm breed.
Kleur
Bruingrijs met donkere strepen. Soms zijn ze geel of rood zonder strepen. De mondopening is wit.
Voorkomen in Nederland
Lege huisjes spoelen langs de gehele Nederlandse kust aan. Levende exemplaren zijn vrij algemeen behalve langs kusten zonder harde ondergrond zoals dijken.
Voorkomen in de tijd
De gewone alikruik komt van oorsprong in Nederland voor.
Leefomgeving
Gewone alikruiken komen voor op golfbrekers, pieren en dijken, vanaf de waterlijn tot enkele meters diep, soms ook in het slik.
Vergelijkbare soorten
De gewone alikruik en de ruwe alikruik lijken op elkaar. Door de verschillende schelpsculptuur zijn ze van elkaar te onderscheiden. Ook de gestreepte alikruik lijkt er wat op, deze is echter meestal geel met donkere lijnen. Op het oppervlak heeft de gestreepte alikruik brede, platte ribben met diepe groeven. In Nederland komt deze soort alleen in Yerseke voor.
Naamgeving
De benaming `alikruik` heeft te maken met de gedraaide vorm van het huisje. In Antwerpen wordt de soort soms kreukel genoemd.
Gewone alikruikAlikruiken zitten op stenen, rotsen en wieren langs alle kusten van de Noordzee. Het zijn vrij kleine slakken tot 3 cm groot, maar meestal kleiner, die leven van zeewier. De schelp heeft een dikke schaal en is bruingrijs met een witte mondopening. Alikruiken zijn eetbaar, de gekookte slak kan met een speld uit het huisje worden gehaald. Als alikruiken het op een dijk in de getijdenzone te warm krijgen, laten ze zich in het water vallen.
Wanneer een alikruik over een rots of ander hard oppervlak kruipt, laat hij slijmsporen achter. In dit slijm blijven allemaal algen plakken. Andere slakjes maken hier gebruik van en begrazen de slijmsporen van de alikruik.
Namen: Ned: Gewone alikruik (krukel, kreukel) Lat: Littorina littorea Eng: Common periwinkle (edible periwinkle, common winkle, edible winkle)Dui: Gemeine Strandschnecke Fra: Bigorneau Dan: Almindelig strandsnegl
Gewone bacteriënWetenschappelijke naam: Omnibacteria (niet geldig gepubliceerd)
Gewone bacteriën vormen een grote, heterogene groep van bacteriën met uiteenlopende stofwisselingseigenschappen. Alle soorten hebben organische verbindingen nodig, zowel voor hun energievoorziening als voor hun groei. Al naar gelang de omstandigheden kunnen ze zuurstof gebruiken of zonder zuurstof leven. Er worden twee typen gewone bacteriën onderscheiden. Het eerste type omvat de langwerpig-ovale Enterobacteria. Hiertoe behoren de veroorzakers van diverse infectieziekten, bijv. van bacteriële dysenterie (Shigella dysenteriae), cholera (Vibrio cholerae), pest (Yersinia pestis, Pasteurella pestis), buik- of ingewandstyfus (Salmonella typhi) en van voedselvergiftiging (Salmonella enteritidis, Salmonella typhimurium). Andere Enterobacteria komen voor in de darmen van gezonde dieren en mensen (bijv. Escherichia coli), maar kunnen bij te grote aantallen ook tot ziekteverschijnselen leiden. Het tweede type omvat bacteriën met een meer complexe vorm, zoals gesteelde, knopvormende of kolonievormende soorten. Ook hier zijn verwekkers van infectieziekten bij, bijv. van bacteriële hersenvliesontsteking(Neisseria meningitidis), epidemische vlektyfus (Rickettsia prowazekii), de geslachtsziekten chlamydia (Chlamydia trachomatis) en gonorroe (Neisseria gonorrhoeae), kinkhoest (Bordetella pertussis) en de veteranenziekte (Legionella pneumophila). Vermoedelijk zijn uit endosymbiotisch levende aërobe bacteriën uit de groep van de Rickettsia`s de mitochondriën bij eukaryoten ontstaan.
Gewone dolfijnGewone dolfijn (Delphinus delphis). Illustraite: Rob van Assen - © ArtBoutique
Classificatie Klasse: Mammalia (zoogdieren) Orde: Cetacea (Walvissen) Onderorde: Odontoceti (tandwalvissen) Familie: Delphinidae (dolfijnen) Geslacht: Delphinus Soort: Delphinus delphis (gewone dolfijn) Volgens recente opvattingen kunnen er twee variëteiten worden onderscheiden: de kortsnuit gewone dolfijn (Delphinus delphis) en de langsnuit gewone dolfijn (Delphinus capensis).
Namen Nederlands: gewone dolfijn of echte dolfijn Engels: common dolphin Frans: dauphin commun; dauphin des anciens Spaans: delfín común Duits: Delphin
© 2002 Kustvereniging EUCC, Leiden
Beschrijving Smal en gestroomlijnd lichaam, rugvin gebogen tot bijna driehoekig, kleine puntige buikvinnen en kleine staartvinnen, laag voorhoofd. De lange, smalle bek is scherp gescheiden van het lagere gedeelte van het voorhoofd door een diepe groef; 40 - 60 paar kleine, scherpe, teruggebogen tanden in elke kaak; één enkel spuitgat. Kleur Rug en rugvin zijn zwart of donkerbruin, evenals de buik- en staartvinnen. Onderzijde is wit of crèmekleurig; donkere streep van onderkaak naar buikvin; zwarte ring om de ogen, met een lijn die doorloopt naar de bek. Het meest kenmerkende is het zogenaamde zandloperpatroon langs de zij, dat de scheiding vormt tussen de donkere boven- en de lichte onderkleur. Dit patroon is bruingeel of geel aan de voorzijde en grijs richting staart (inclusief staartstuk). De V-vormige inkepingen van het zandloperpatroon bevinden zich direct onder de rugvin.
Gewone dolfijnDe gewone dolfijn komt vrij algemeen voor in alle warme en gematigde delen van de wereldzeeën. Het is een typische oceaanbewoner die normaal gesproken alleen in dieper kustwater (tot 200 meter) waar te nemen is. Ze jagen in groepen van tien tot wel 10.000 dieren op kleine vissoorten, zoals haring en sardines, en pijlinktvissen. Hierbij kunnen ze snelheden tot wel 45 kilometer per uur bereiken. Een pas geboren gewone dolfijn is 80 tot 85 centimeter lang. Volwassen mannetjes worden tot 2,3 meter lang, vrouwtjes tot 2,2 meter.
In november 2004 verbleef een gewone dolfijn een viertal dagen bij een boei bij de Mokbaai bij Texel. Op 8 december 2004 werd er wederom één gesignaleerd, deze keer bij een boei in het Molengat bij Texel.
Strandingen van gewone dolfijnen op de Nederlandse kust
datum
plaats en bijzonderheden
januari 1932 Terschelling, mannetje
31-10-1981 Petten, mannetje
9-12-1981 Texel
28-3-1986 Westerschelde (drijvend), mannetje
11-4-1987 Ameland, vrouwtje
22-3-1992 Harlingen, vrouwtje
Bron: Archief Naturalis
Verspreiding van gewone dolfijnen
Namen: Ned: Gewone dolfijn (echte dolfijn) Lat: Delphinus delphis Eng: Common dolphin (saddleback dolphin) Fra: le dauphin des anciens (dauphin commun)Dui: Gemeiner Delphin, Delfin Dan: Almindelig delfin Nor: Delfin
gewone dolfijnDe gewone dolfijn is helemaal niet zo gewoon. Het is een fraai gekleurde dolfijn met een donkere rug, een witte kin en borst en gele en grijze plekken op de flanken in de vorm van een zandloper.
De gewone dolfijn is een actief dier en een snelle zwemmer. Het is een van de soorten die ook in de Noordzee voorkomt, zij het vrij zelden. In de Middellandse Zee zijn ze iets algemener. De gewone dolfijn raakt vaak verstrikt in de netten van tonijnvissers in de Stille Oceaan.
Wetensch. naam: Delphinus delphis
Engelse naam: common dolphin
Verspreiding: wereldwijd in gematigde, subtropische en tropische zeeën
Voedsel: vis en inktvis
Lengte: 1,7 - 2,4 m, bij geboorte 80 - 90 cm
Gewicht: 70 - 100 kg
Status: algemeen
Gewone dopheideGewone dopheide groeit op laaggelegen, vochtige plaatsen, zoals natte duinvalleien, moeras- en veengrond en in bossen. Hij kan minder goed tegen droogte dan kraaiheide en struikheide. Dopheide groeit zowel op zonnige als op schaduwrijke plaatsen. Ook is dopheide niet kieskeurig als het om de grondsoort gaat, de grond mag alleen niet te voedselrijk zijn. In de duingebieden is dopheide het talrijkst op de waddeneilanden en in Noord-Holland. In de buurt van cranberries staat vaak dopheide.
Namen: Ned: Dopheide Lat: Erica tetralix Eng: Bog heather (cross-leaved heath) Fra: Bruyere quaterneeDui: Gemeine Glockenheide
gewone eekhoornDe gewone eekhoorn is de bekende roodachtige eekhoorn met de grote pluimstaart en pluimpjes aan de oren die regelmatig in een Nederlands bos te zien is. Een gewone eekhoorn bouwt meestal verscheidene nesten hoog in de bomen. Deze nesten worden gebouwd van takken, boombast, bladeren en mos.
In de winter brengen eekhoorns het grootste deel van de dag en nacht in hun winternest door en komen ze slechts af en toe naar buiten om wat eten te halen. In de herfst hebben ze daarvoor op een groot aantal plekken voedselvoorraden verstopt. In de zomer gebruiken ze hun nesten ook intensief. Bijvoorbeeld om jongen te krijgen en te schuilen voor regen of warmte.
Andere namen: rode eekhoorn; Europese eekhoorn
Wetensch. naam: Sciurus vulgaris
Engelse naam: Eurasian red squirrel
Verspreiding: Europa en Azië
Voedsel: noten, bessen, vruchten, knoppen, paddestoelen, soms jonge vogeltjes
Lengte: 20 - 25 cm, staart 15 - 20 cm
Gewicht: 200 - 500 g
Status: thans niet bedreigd
Gewone esdoornGewone esdoorn is samen met zwarte els en ruwe berk aangeplant in windsingels in het waddengebied. Ze beschermen daar de naaldbomen tegen zeewind. Het handvormige esdoornblad is het symbool op de Canadese vlag. De vruchtjes van esdoorn staan bekend als `helikoptertjes`: in hun val draaien ze als hefschroeven door de lucht. De herfstkleuren van esdoorn zijn prachtig rood.
Namen: Ned: Gewone esdoorn Lat: Acer pseudoplatanus Eng: Sycamore Maple Fra: Erable sycomore, Erable faux plataneDui: Bergahorn
gewone hamsterDe gewone hamster is de grootste hamstersoort. Deze knaagdieren komen nog op enkele plekken in Nederland (Zuid-Limburg) en België in het wild voor. Ze worden ook wel korenwolven genoemd. Bij ons zijn ze zo goed als uitgestorven, maar in andere delen van Europa en Azië leven er nog aardig wat.
De gewone hamsters zijn doorgaans solitaire nachtdieren. Ze graven zeer uitgebreide gangenstelsels. De gewone hamster houdt een winterslaap en bouwt voor die tijd een wintervoorraad op. In de herfst proppen ze de zaden, wortels en andere plantenkost die ze op het veld vinden in hun wangen en brengen het zo naar hun nest.
De buik van de gewone hamster is veel donkerder dan zijn rug. Dit is bijzonder bij zoogdieren: meestal is dit namelijk andersom.
Andere namen: korenwolf; Europese hamster
Wetensch. naam: Cricetus cricetus
Engelse naam: common hamster
Verspreiding: Europa en Azië
Voedsel: granen, bonen, wortels, planten, insecten
Lengte: 20 - 30 cm, staart 5 cm
Gewicht: 100 - 900 gram
Status: thans niet bedreigd
gewone kameleonDe gewone kameleon is de enige kameleon die in Europa voorkomt. Hij heeft normaal een geelbruinachtige kleur, maar dit verandert in groen als hij tussen het gras zit. Het vermogen van kameleons om hun kleur aan te passen aan de omgeving zorgt ervoor dat ze goed gecamoufleerd een prooi kunnen benaderen en die onverwachts met hun lange roltong te pakken kunnen nemen.
Als ze zelf worden beslopen door een roofdier, vertrouwen kameleons meestal niet op hun schutkleur. De gewone kameleon krijgt bij gevaar een opvallend donkere kleur en blaast zichzelf op om een vijand af te schrikken. Kameleons gebruiken de variabele kleur van hun lichaam ook om onderling signalen uit te wisselen. Bijvoorbeeld om een vrouwtje te lokken. Of om te laten zien dat ze geen belangstelling hebben.
Wetensch. naam: Chamaeleo chamaeleon
Engelse naam: common chameleon
Verspreiding: Zuid-Spanje, Portugal, Kreta, Noord-Afrika, Klein-Azië
Voedsel: insecten
Lengte: 25 - 28 cm
Status: algemeen
Gewone klaproosDe opvallende bloemen van gewone klaproos zie je overal in Nederland in wegbermen en langs het spoor. Deze papaversoort bloeit kort en laat zijn bloemblaadjes snel weer vallen. Daarna ontwikkelt zich een doosvrucht, vol met zaadjes. Waar in de grond gegraven is, gaan vaak klaprozen groeien.
Namen: Ned: Klaproos, Gewone Lat: Papaver rhoeas Eng: Corn Poppy Fra: Pavot coquelicot, Grand coquelicot; PonceauDui: Klatschmohn
Gewone klitWetenschappelijke naam: Arctium minus
Behoort tot de Tweezaadlobbigen Roosachtige bloemplanten, Composietenfamilie Komt oorspronkelijk voor in Europa en Klein-Azië; ingevoerd in Noord-Amerika en Australië
De klit is een lifter
De bloemhoofdjes van de klit liften mee met dieren. Ze hangen op de hoogte van de poten en het lijf van grote zoogdieren. De bloemhoofdjes hebben weerhaakjes en laten bij de minste aanraking los.
Eenmaal vastgehaakt in de vacht, blijven de klitten lang zitten. Zo komen ze op ver afgelegen plaatsen terecht. In de bloemhoofdjes zitten vruchtjes die elk een zaadje bevatten. Als het dier de klit probeert te verwijderen, vallen de vruchtjes op de grond.
gewone kousenbandslangDe gewone kousenbandslang is vaak in de buurt van water te vinden. Het is de meest voorkomende slang in de VS en ontbreekt daar alleen in de woestijn-gebieden. Hij is voornamelijk overdag actief. In koudere gebieden houden deze slangen een winterslaap, vaak met tientallen dicht op elkaar in een hol.
Wetensch. naam: Thamnophis sirtalis
Engelse naam: common garter snake
Verspreiding: Zuid-Canada, VS
Voedsel: kikkers, padden, salamanders
Lengte: 45 - 130 cm
Status: algemeen
gewone mierenegelDe mierenegel is net als het vogelbekdier een eierenleggend zoogdier. Hij heeft lange, dunne tong die zeer geschikt is om mieren en termieten te vangen.
Er zijn vier soorten waarvan de gewone mierenegel de meest algemene is. Deze soort heeft stekels die duidelijke langer zijn dan de haren (in tegenstellig tot de vachtegel). Zijn snuit is korter dan die van de andere mierenegels. Hij komt in heel Australië en in het oosten van Nieuw-Guinea voor.
Andere namen: Australische mierenegel; stekelmiereneter
Wetensch. naam: Tachyglossus aculeatus
Engelse naam: short-nosed echidna
Verspreiding: Australië en Nieuw-Guinea
Voedsel: mieren, termieten, insectenlarve, wormen
Lengte: 30 - 45 cm, staart 1 cm
Gewicht: 2,5 - 7 kg
Gewone mosselNederlandse naam
Gewone mossel.
Wetenschappelijke naam
Mytilus edulis (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Voorkomen in Nederland
Zeer algemeen.
Belangrijkste kenmerken
Dunne, maar stevige bolle schelp. De top bevindt zich helemaal aan de voorzijde. De achterrand van de schelp is afgerond en de onderkant is bijna recht. Aan de binnenzijde is een groot en een klein spierindruksel te zien.
Grootte
Tot 9,5 cm lang en 5 cm hoog (omdat de top bij de mossel helemaal aan de voorzijde ligt, is de lengte bij deze schelp de maat van de top naar de rand).
Kleur
Diepblauw tot paars met kleurstrepen en een zwarte opperhuid. Als de bovenste laag eraf gesleten is, verschijnt een oppervlak met parelmoerglans. De binnenkant van de schelp is eveneens bekleed met parelmoer.
Leefomgeving
Gewone mossels leven vastgehecht aan stenen en schelpen in laag water, vaak bij pieren en dijken. Ze zitten vast met bruine byssusdraden. Jonge mosselen zitten aan elkaar vast met byssusdraden. Foto: Jos van den Broek.
Vergelijkbare soorten
In de Waddenzee komt af en toe de gewone paardenmossel voor. De schelp is groter en steviger dan die van de gewone mossel. Ook is de top stomper en de onderrand is vaak wat naar binnen gebogen.
Naamgeving
Mossel komt van het Latijnse musculus wat spier betekent. De naamgeving heeft te maken met de sterke sluitspier (vergelijk het Engelse woord muscle).
Weetjes
Op slikkige plaatsen kunnen mosselbanken ontstaan waar zeer veel mossels bij elkaar leven.
Gewone oesterNederlandse naam
Gewone oester.
Wetenschappelijke naam
Ostrea edulis (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Voorkomen in Nederland
Kleppen van oesters spoelen regelmatig aan op het strand. In Zeeland worden oesters gekweekt en zijn ze te vinden aan de voet van dijken en pieren.
Voorkomen in de tijd
Vroeger kwamen op veel plaatsen langs de kust oesterbanken voor met zeer veel oesters bij elkaar. Door overbevissing en door de komst van de Japanse oester komen ze nog maar in zeer kleine aantallen voor.
Belangrijkste kenmerken
Een zeer stevige schelp met een grote vormvariatie (rond tot langwerpig). De linkerklep is boller dan de rechterklep. Beide kleppen hebben een schilferige structuur. Aan de binnenkant is een kommavormig spierindruksel te zien.
Grootte
Oesters kunnen tot 22 cm lang en hoog worden. Gekweekte exemplaren zijn maximaal 10 cm groot.
Kleur
De buitenkant van de schelp is wit of bruinpaars, de binnenkant glanzend wit. De spierindruksels zijn mat.
Leefomgeving
Gewone oesters leven vastgegroeid op een harde ondergrond, tot enkele honderden meters diep.
Vergelijkbare soorten
De gewone oester lijkt qua structuur op de Japanse oester. Deze is echter langwerpiger en heeft een golvende onderrand.
Naamgeving
Oester is afgeleid van `ostreon` , dat `schaaldier` betekent. De gewone oester wordt ook wel Zeeuwse oester genoemd.
Weetjes
Oesters kunnen tot 20 jaar oud worden.
Gewone otterschelpNederlandse naam
Gewone otterschelp.
Wetenschappelijke naam
Lutraria lutraria (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Belangrijkste kenmerken
Een grote, vrij dunne, platte schelp die langwerpig-ovaal van vorm is. De top ligt op ongeveer 1-3 van de schelp. Het oppervlak heeft alleen fijne groeilijnen. Aan de binnenkant van de top zit een duidelijk, naar binnen gebogen driehoekje.
Grootte
Tot 13 cm lang en 6 cm hoog.
Kleur
Geel of wit met een bruinige opperhuid. Aangespoelde kleppen zijn vaak blauw of grijs verkleurd.
Voorkomen in Nederland
Oude kleppen spoelen regelmatig in Zeeland aan, na een storm ook op de hele Nederlandse kust. Op de Waddeneilanden spoelen soms verse exemplaren of doubletten aan.
Voorkomen in de tijd
Sinds 2002 komt de soort langs de Zuid-Hollandse kust voor, tegenwoordig spoelen langs de hele kust soms doubletten aan.
Leefomgeving
Gewone otterschelpen leven tot 40 cm diep ingegraven in zand of modder, tot op dieptes van 100 meter.
Vergelijkbare soorten
De soort lijkt op de gebogen otterschelp. Deze heeft een sterk gebogen boven- en onderrand. Hij is steviger dan de gewone otterschelp. De schelp lijkt daarnaast ook op de strandgaper. Deze is echter door zijn chondrofoor, gapende kleppen en minder langgerekte achterkant goed van de gewone otterschelp te onderscheiden.
Naamgeving
De soort is waarschijnlijk zo genoemd vanwege de gelijkenis met de wetenschappelijke naam van de otter: Lutra lutra.
Gewone paardebloemWetenschappelijke naam: Taraxacum officinale
Behoort tot de Tweezaadlobbigen Asterachtige bloemplanten, Composietenfamilie
Komt voor in:poolstreken tot de subtropen en in tropische berggebieden
De paardebloem is een zwever
In het voorjaar zien veel weilanden geel van de paardebloemen. Een paar weken later zijn ze wit van de pluizenbollen van deze plant.
Elk vruchtje van de paardebloem bevat één zaadje en is getooid met een krans van witte haren. Die haarkrans werkt als een parachute. De vruchtjes worden door de wind losgeblazen van de plant en zweven vaak ver weg. De zadenkiemen het best, als ze op open grond terecht komen.
Paardebloemen verspreiden zich snel. In korte tijd koloniseren ze onbegroeid terrein.
gewone padDe gewone pad heeft een beigebruin tot roodbruine wratachtige huid. Hij leeft hoofdzakelijk op het land, maar plant zich voort in het water. Deze pad houdt zich overdag schuil en gaat in de schemering op jacht.
Achter zijn ogen zitten klieren waarmee hij een onsmakelijke stof kan afscheiden om belagers van zich af te houden.
Wetensch. naam: Bufo bufo
Engelse naam: common toad
Verspreiding: Europa tot Midden-Azië, Noordwest Afrika
Voedsel: wormen, slakken, insecten
Lengte: 8 - 20 cm
Status: algemeen
gewone schorpioenvlieg© Saxifraga - Sytske Dijksen
**Deze afbeelding is op lage resolutie. Wilt u foto`s met hogere resolutie:
www.saxifraga.nl**
De mannetjes van de schorpioenvlieg zien er gevaarlijk uit met hun omhoog gekrulde staart. Zeker met het verdikte uiteinde lijkt die op de staart van een schorpioen. Ook hun puntige bek lijkt gemaakt om mee te steken. Ze zijn echter ongevaarlijk. Ze eten vooral dode insecten en honingdauw: de zoete uitscheiding van bladluizen.
Zijn staart gebruikt het mannetje tijdens de paring. Hij grijpt met het tangvormige uiteinde het vrouwtje vast. Daarna spuugt hij als `bruidsgeschenk` een bruine vloeistof op een blad die het vrouwtje opdrinkt.
Het vrouwtje legt haar eieren in een kuiltje in de bodem. De larven lijken op donker gekleurde rupsen. Ze leven in gangen in de bodem waar ze dode insecten en ook plantaardige materiaal eten.
De gewone schorpioenvlieg behoort samen met ongeveer 360 soorten `echte schorpioenvliegen` en 170 soorten hangvliegen tot een aparte orde insecten.
Wetensch. naam: Panorpa communis
Voedsel: dode insecten, honingdauw
Lengte: 25 - 30 mm
gewone teek© Saxifraga - Sytske Dijksen **Deze afbeelding is op lage resolutie. Wilt u foto`s met hogere resolutie: www.saxifraga.nl**
In afwachting van een gastheer leven teken soms maandenlang zonder voedsel in de vegetatie. De gewone teek bijt zich ook in de huid van een mens vast als hij de kans krijgt. Het mannetje is binnen 8 uur verzadigd en laat dan los. Vaak blijft hij onopgemerkt. Het vrouwtje blijft 1 tot 2 weken zitten: ze heeft het bloed nodig om eitjes te maken. Haar achterlijf zwelt in die tijd sterk op.
Andere namen schapenteek
Wetensch. naam Ixodes ricinus
Engelse naam tick
Voedsel: bloed
Lengte 7 mm (vrouwtje, nuchter); mannetje 2 mm
gewone tenrecTenrecs lijken op een kruising van een egel en een spitsmuis. Dit is de meest algemene soort die net als de overige 24 soorten uitsluitend op Madagaskar voorkomt.
De gewone tenrec heeft een erg kort staartje. Hij zoekt `s nachts met zijn lange snuit tussen strooisel naar insectenlarven en andere meestal ongewervelde dieren. Overdag slaapt hij in een verborgen nest van gras en bladeren. Als hij belaagd wordt, zet hij zijn stekelige nekharen op en bijt schreeuwend om zich heen.
Het vrouwtje krijgt ongeveer 10 zwart-wit gestreepte jongen.
Wetensch. naam: Tenrec ecaudatus
Engelse naam: common tenrec
Verspreiding: Madagaskar
Voedsel: vooral ongewervelde dieren
Lengte: 26 - 39 cm, staart tot 1,5 cm
Gewicht: 1,5 - 2,5 kg
Status: algemeen
Gewone tepelhorenNederlandse naam
Gewone tepelhoren.
Wetenschappelijke naam
Euspira catena (Da Costa, 1778).
Behoort tot de
Slakken (Gastropoda).
Voorkomen
Lege huisjes van de gewone tepelhoren spoelen regelmatig aan op het strand, levende dieren spoelen meestal alleen na een storm.
Belangrijkste kenmerken
Een stevige, bolle schelp met 6-7 windingen die in grootte toenemen en waarvan de laatste winding beduidend groter is. Tussen de windingen loopt een duidelijke naad. Het topje is stomp. Naast de mondopening zit een navel. Het oppervlak van de schelp is vrijwel glad.
Grootte
Tot 4 cm hoog en breed.
Kleur
De natuurlijke kleur is geelgrijs tot lichtbruin, op de bovenkant van de windingen zitten donkerbruine vlekjes. Lege huisjes zijn vaak zwart verkleurd.
Leefomgeving
Gewone tepelhorens komen voor in zandige kustgebieden, vanaf de waterlijn tot ruim 100 meter diep. Deze slakken eten andere slakken en kruipen daarom op en in de bodem rond op zoek naar prooi.
Vergelijkbare soorten
Als de schelp zwart verkleurd is, is deze moeilijk van de Glanzende tepelhoren te onderscheiden. Daarnaast bestaat nog de Kleine tepelhoren, die iets bollere windingen en een diepere naad heeft dan de Gewone tepelhoren. Deze is echter alleen soms op de romp van visserboten te vinden. We kennen de soort (nog) niet van het strand.
Naamgeving
Van bovenaf gezien lijkt dit schelpje op een tepel.
Weetjes
De tong van het diertje is bezet met kleine tandjes.
Gewone vinvisGewone vinvis (Balaenoptera physalus). Illustratie: Rob van Assen - © ArtBoutique
Classificatie Klasse: Mammalia (zoogdieren) Orde: Cetacea (walvissen) Onderorde: Mysticeti (baleinwalvissen) Familie: Balaenopteridae (vinvissen) Geslacht: Balaenoptera Soort: Balaenoptera physalus (gewone vinvis)
Namen Nederlands: gewone vinvis Engels: fin whale Frans: rorqual commun Spaans: rorcual común Duits: Finnwal © 2003 Kustvereniging EUCC, Leiden
Beschrijving De gewone vinvis is groot, lang en gestroomlijnd en heeft een puntige kop. De dieren hebben een gladde huid, zonder verhardingen of zeepokken; asymmetrische kleuren op het hoofd, 50 - 100 keelplooien, 520 - 950 baleinen, waarvan de langste 90 cm is. De naar achteren gerichte rugvin, die tot de oorsprong van de naam leidde, bevindt zich op twee-derde afstand tussen hoofd en staart. De staartvinnen zijn breed en driehoekig. Kleur Zilvergrijze, donkergrijze of bruinzwarte huid met witte onderzijde, inclusief de onderzijden van de buik- en staartvinnen. Aan de rechterkant zijn de onderlip, mondholte en baleinen wit, terwijl de linkerkant donker is. Lengte Volwassene dieren: 18 - 22 m lang; mannetjes tot 25 m; vrouwtjes tot 27 m; pasgeborenen 6 - 6,50 m. Vinvissen zijn op de blauwe vinvis na de grootste dieren ter wereld. Gewicht 30-80 ton, vrouwtjes zijn meestal groter dan mannetjes; pasgeborenen: 2000 kg.
Verspreiding Alle oceanen, in diepe wateren. De gewone vinvis is de vaakst waargenomen grote walvis op het noordelijk halfrond.
Gewone vinvisGewone vinvissen komen over de gehele wereld voor, maar gewoonlijk niet in ondiepe zeeën als de zuidelijke Noordzee. Zij leven alleen of in kleine groepjes van maximaal tien exemplaren en trekken tijdens de winter naar de evenaar. Sommige overwinteraars hebben dan zo`n 20.000 kilometer gezwommen. In de Zuidelijke Noordzee waren tot voor kort nauwelijks waarnemingen van levende gewone vinvissen bekend. Nu en dan is er een gewone vinvis aangespoeld op de Nederlandse en Belgische stranden. Dit gebeurde voor het laatst in augustus 1998, bij Huisduinen. Gewone vinvissen leven van kleine schaaldieren, schoolvormende vissen als makreel en haring en pijlinktvissen.
Mannetjes zijn kleiner dan de vrouwtjes, maar worden toch nog gemiddeld 21 meter. Vrouwtjes worden gemiddeld twee meter langer. Deze enorme afmetingen maken de gewone vinvis tot het één na grootste dier ter wereld: alleen de blauwe vinvis wordt groter. Zowel mannetjes als vrouwtjes van de gewone vinvis wegen 35.000 tot 40.000 kilo. Een kalf meet bij de geboorte zo`n 6,5 meter en weegt dan 3.600 kilo. Gewone vinvissen kunnen mogelijk 100 jaar oud worden.
Waarnemingen van levende gewone vinvissen in de Noordzee
De dichtstbijzijnde populatie gewone vinvissen leeft in de noordelijke Atlantische Oceaan. Op 21 september 1979 zag men voor Scheveningen de blaaswolken van drie grote baleinwalvissen, en op 30 mei 1987 zag men een `grotere vinvis` bij de Doggersbank. Waarschijnlijk ging het in deze gevallen om gewone vinvissen.
gewone vinvisDe gewone vinvis is de op een na grootste walvis. Hij is te onderscheiden van de blauwe vinvis aan de asymetrisch kleuring van zijn onderkaak: de rechter zijde is meestal wit, de linker zijde zwart. Er is veel op deze walvis gejaagd. In totaal zijn er nu tussen de 50.000 en 90.000. De gewone vinvis is een van de snelste walvissen.
Wetensch. naam: Balaenoptera physalus
Engelse naam: fin whale
Verspreiding: wereldwijd
Voedsel: vooral plankton, ook vis en inktvis
Lengte: 18 - 22 m (max. 27 m), bij geboorte 6 - 6,5 m
Gewicht: 30.000 - 80.000 kg, bij geboorte 2.000 kg
Status: bedreigd
Gewone vogelmelkGewone vogelmelk is een bolgewas. Op een aantal plaatsen in Nederland kun je hem tegenkomen. Het is een stinseplant. Op Texel is hij met de bolletjes voor de sneeuwklokjescultuur uit Frankrijk meegekomen. Hij groeit op een niet te natte, voedselrijke bodem. Hij is vaak te zien op dijkhellingen en andere taluds. Als er op een helling zand of klei rond een vogelmelkplant wegspoelt, maakt de plant nevenbollen. Hierdoor kan gewone vogelmelk zich daar verbreiden.
Namen: Ned: Gewone vogelmelk Lat: Ornithogalum umbellatum Eng: Star-of-Bethlehem Fra: Dame d`onze heuresDui: Dolden-Milchstern, Doldiger Milchstern
gewone wombatDe wombat is een Australisch buideldier dat wel wat op een kleine beer lijkt. Anders dan de koala kunnen wombats nauwelijks klimmen, maar wel bijzonder goed graven. Met hun sterke poten met lange nagels maken ze burchten en gangen die in totaal een lengte van 200 meter kunnen hebben.
Er zijn zes soorten wombats. Het zijn overwegend nachtdieren. Overdag blijven ze ondergronds. In het duister gaan ze op pad om allerlei planten te zoeken. Ze leven doorgaans solitair.
Andere namen: wombat
Wetensch. naam: Vombatus ursinus
Engelse naam: wombat
Verspreiding: Oost-Australië, Tasmanië
Voedsel: gras, wortels, knollen
Lengte: 70 - 120 cm
Gewicht: 25 - 40 kg
Status: thans niet bedreigd
Gewone zebraWetenschappelijke naam: Equus burchellii
Behoort tot de Zoogdieren Onevenhoevigen, Paarden Komt voor in Afrika De zebra is een marathonloper
De zebra leeft op de open savannen van Afrika. Hij kan toe met hard en slecht verteerbaar gras met een geringe voedingswaarde. De zebra heeft daarom lange darmen. Dat is te zien aan zijn dikke buik.
Op de grasvlakten is er meestal voedsel genoeg, maar de zebra loopt daar erg in het oog. Voor de meeste roofdieren is hij te groot, behalve voor leeuwen en wilde honden. Voor de veiligheid leven zebra`s in kudden. De kans dat een ander wordt gepakt, is groot en er zijn veel waakzame ogen.
Een kudde zebra`s op hol brengt achtervolgers in verwarring. Dit effect wordt versterkt door de wirwar van strepen.
Gewone zeehondLangs onze kust leven twee soorten grote wilde roofdieren: de gewone zeehond en de grijze zeehond. Gewone zeehonden zijn in het waddengebied het meest talrijk. Op de zandplaten liggen ze bij laagwater te zonnen en worden in de zomer de jongen geboren en gezoogd. Ze gaan op jacht naar vis in de Waddenzee en in de Noordzee en kunnen daarbij grote afstanden afleggen. Vóór 1980 werd de zeehond eerst bedreigd door de jacht en later door vervuiling. Sindsdien zijn er steeds meer zeehonden, hoewel er twee keer een ernstige virusziekte heeft geheerst.
De mannetjes van de gewone zeehonden worden maximaal 1,80 meter en wegen dan 130 kilo. Vrouwtjes worden 1,70 meter en wegen dan 105 kilo. Ze kunnen in gevangenschap 40 jaar oud worden en in het wild tussen de 20 en 30 jaar. Een gewone zeehond eet 4 tot 8 kilo vis per dag.
De ontwikkeling van de Nederlandse populatie
De geschiedenis van de populatie van de gewone zeehond in de Nederlandse deel van de Waddenzee kent pieken en dalen veroorzaakt door jacht, vervuiling en ziekte. Rond 1950 leefden er nog zo`n 3000 gewone zeehonden in de Waddenzee. Daarvan werden er per jaar 500 tot 600 afgeschoten omdat men dacht dat de zeehond een ernstige concurrent van de vissers was. Verder kwam toen het bont van jonge zeehonden in de mode. Doordat veel jonge dieren werden afgeschoten, daalde het aantal zeehonden gestaag. Aan het eind van de vijftiger jaren waren er nog maar ongeveer 1000 over.
In 1962 werd de jacht op zeehonden in Nederland verboden.
Gewone zeepokDe gewone zeepok is de meest algemeen voorkomende zeepok langs de Noordzeekust. Hij kan korsten vormen op alles wat hard is en in de getijdenzone ligt en leeft zoals stenen, hout, ijzer, schelpen, en op grotere dieren zoals krabben. Gewoonlijk zijn de afzonderlijke pokken 5 tot 10 mm in doorsnede. De pokken zien er uit als een plat kegeltje. In naden en kieren tussen stenen raken ze vaak bekneld tussen hun buren en groeien ze langwerpig uit.
Namen: Ned: Gewone zeepok (zeepuist (B)) Lat: Semibalanus balanoides Eng: Common barnacle (acorn barnacle)Dui: Gemeine Seepocke Dan: Almindelige rur
gewone zeesterDeze bleekoranje tot donkerpaarse zeester komt veel voor langs onze kust. Zoals de meeste zeesterren heeft vijf armen. Deze zijn vrij dik en de uiteinden staan omhoog als hij actief wordt. De bovenkant van de zeester is bobbelig en ruw, aan de onderkant zit een groot aantal zuigvoetjes.
De gewone zeester eet vooral mosselen. Hij klemt zich om de mossel en wacht tot die - in ademnood - zijn schelpen opent. Met verteringssappen verzwakt de zeester de mossel. Zodra dat mogelijk is, stulpt de zeester zijn maag tussen de schelpen door naar binnen om het schelpdier daar te verteren.
Wetensch. naam: Asterias rubens
Engelse naam: common starfish
Verspreiding: noordoostelijke Atlantische Oceaan
Voedsel: vooral mosselen en andere schelpdieren, ook andere ongewervelde dieren en aas
Lengte: 14 - 30 cm (maximaal 50 cm)
Gewone zwemkrabDe zwemkrab kan, in tegenstelling tot de meeste andere krabben, goed zwemmen. Ze zijn licht gebouwd en hun achterste looppoten zijn afgeplat tot peddels waarmee ze zich zijwaarts, achterwaarts en omhoog door het water kunnen bewegen. Met die peddels kunnen ze zich ook ingraven in de zeebodem. Al zwemmend vangen ze kleine vissen. Ze eten ook wormen en garnalen, en schelpdieren die ze open breken met hun stevige scharen. Het schild wordt ongeveer 4 cm breed. De soort komt algemeen voor in de Noordzee.
Weblink
Meer informatie over de gewone zwemkrab: http://users.pandora.be-hugo.ollieuz-pages-gewone_zwemkrab.html
Overzicht van krabben in Nederland: http://www.krabben.net-
Namen:
Ned: Gewone zwemkrab Lat: Liocarcinus holsatus Eng: Flying crabDui: Gemeine Schwimmkrabbe Dan: Svømmekrabbe
Gewoon kweldergrasGewoon kweldergras zie je overal langs de kust, vooral in het wadden- en deltagebied. Het vormt de grasmat in de lage delen van de kwelders. Kweldergras groeit het best op kleiige grond, maar kan ook voorkomen op zandige strandvlakten. Zijn zoetige smaak en hoge voedingswaarde maken hem aantrekkelijk voor grazers op de kwelder, zoals schapen, koeien, brandganzen, rotganzen en smienten.
Namen: Ned: Gewoon kweldergras Lat: Puccinellia maritima Eng: Sea meadow grass Fra: Atropis maritimeDui: Andel (Strand-Salzschwaden, Grödengras, Andelgras) Dan: Strand-annelgræs
gewoon spitskopje© Saxifraga - Sytske Dijksen
**Deze afbeelding is op lage resolutie. Wilt u foto`s met hogere resolutie:
www.saxifraga.nl**
Een groene sprinkhaan met een donkere lengteband over de rug. Het vrouwtje heeft een lange sabelvormige legboor, zoals gebruikelijk bij sabelsprinkhanen waar deze soort toe behoort.
Wetensch. naam: Conocephalus dorsalis
Lengte: 11 - 18 mm
Gewrichten en spierenOmdat botten niet buigen heeft het skelet voor zijn beweging scharnierpunten nodig. Deze scharnierpunten worden gevormd door gewrichten. Het skelet beweegt niet uit zichzelf. Hiervoor zijn spieren nodig.
Wat is een gewricht?
Een gewricht is een beenverbinding die beweging tussen botten die naast elkaar liggen mogelijk maakt. Gewrichten vind je bijvoorbeeld in de ellebogen, de knieën, de schouders en tussen de vingerkootjes. De werking van een gewricht kan goed worden uitgelegd met behulp van een doorsnede zoals hieronder is afgebeeld.
In het plaatje staan twee botten afgebeeld die met een gewrichtsverbinding aan elkaar zitten. Het ene bot heeft een kogelvormig uiteinde de gewrichtskogel. Het andere bot heeft een komvormig uiteinde, de gewrichtskom. De gewrichtskogel kan in de gewrichtskom bewegen.
Om slijtage te voorkomen en de beweging te versoepelen, zijn beide uiteinden bedekt met een kraakbeenlaagje.
Het gewrichtskapsel is er om de twee botten bij elkaar te houden. Het hier getoonde plaatje is een doorsnede. Bij een echt gewricht zit het gewrichtskapsel er, als een zak, helemaal omheen. Het gewrichtskapsel geeft ook een gewrichtssmeer af. Deze gewrichtssmeer zorgt ervoor dat de beweging soepel blijft verlopen. Het is goed vergelijkbaar met olie die gebruikt wordt voor piepende scharnieren van een deur of kast.
Typen gewrichten
Er zijn drie verschillende typen gewrichten. Kogelgewrichten, rolgewrichten en scharniergewrichten. Elk type gewricht laat een andere manier van bewegen toe.
Gezaagde zee-eikGezaagde zee-eik is een decoratief bruinwier, dat lijkt op blaaswier zonder drijfblazen, met een gezaagde rand. Het groeit in de onderste getijdenzone, en is vaak substraat voor stompe alikruikjes en de poliep figuurzaagjes. In de Waddenzee komt het niet voor, in het deltagebied is gezaagde zee-eik vrij algemeen.
Namen: Ned: Gezaagde zee-eik Lat: Fucus serratus Eng: Toothed wrackDui: Sägetang
Giervalken in NederlandDe giervalk, Falco rusticolus, is in ons land een zeldzame verschijning. De giervalk die in maart op Schiermonnikoog werd aangetroffen, was de vierde waarneming van deze vogel in ons land deze eeuw. Uit de 19de eeuw zijn slechts zes waarnemingen van giervalken bekend. Deze roofvogel houdt zich normaal gesproken op in het gebied rond de poolcirkel. Hij broedt onder andere in Groenland, IJsland, Siberië, Alaska en Canada. Het dier jaagt vooral op de toendra en in open naald- en berkenbos. Zijn prooi bestaat onder andere uit sneeuwhoenders, sneeuwhazen en lemmingen en andere woelmuizen. Ook vogels en zoogdieren kunnen echter op het zeer gevarieerde menu staan. De vogels verlaten zelden het broedgebied, maar bij voedselschaarste kunnen ze iets naar het zuiden trekken. De vogels die ver naar het zuiden worden aangetroffen, zijn in de regel jonge dieren.
Eind maart 1998 trokken veel vogelliefhebbers naar Schiermonnikoog om daar een giervalk te zien. Het was 90 jaar geleden dat deze vogel voor het laatst in ons land was waargenomen.
Geen gier
Giervalken zijn zwaarder gebouwd dan slechtvalken. De kleur varieert van steengrijs tot wit. De naam suggereert dat ze iets met gieren te maken hebben, of er althans op lijken. Dat is niet waar. Als we kijken hoe de vogel wordt genoemd in de landen om ons heen, blijkt dat snel genoeg. In het Engels heet hij de gyrfalcon, de Fransen noemen hem gerfaut, en in Duitsland wordt hij Gerfalke genoemd. Overal vinden we dus dezelfde stam (gyr- gier-, ger-) terug.
GierzwaluwGeen vogel kan zo goed vliegen als de gierzwaluw. Ze slapen zelfs vliegend. Op de broedplaats maken ze een hoog gierend geluid, vandaar de naam. In de vlucht vangen ze insecten. In een volkomen natuurlijke situatie nestelen ze op rotsen. Bij gebrek aan gebergtes stellen ze zich in ons land tevreden met gebouwen. Ze broeden vooral onder de pannen. Het is dus geen wonder dat op Texel alleen in de dorpen met oude gebouwen gierzwaluwen nestelen: in Den Burg, Oudeschild en Oosterend.
Gierzwaluwen zoeken hun voedsel tot vele tientallen kilometers van het nest. Boven de Horsmeertjes zijn in de zomer vaak groepjes jagende gierzwaluwen te zien. Het zijn vogels die in Den Helder broeden. Het Marsdiep oversteken is voor hen een peulenschil. Moderne gebouwen zijn doorgaans minder geschikt voor gierzwaluwen om op te nestelen. Daarom zijn nu bij Vogelbescherming speciale dakpannen en nestkasten voor gierzwaluwen te bestellen, om de soort een handje te helpen.
De meeste tijd brengen gierzwaluwen door in Afrika. Ze komen pas laat in ons land aan, en vertrekken vroeg.
Namen: Ned: Gierzwaluw Eng: Swift Fra: Martinet noirDui: Mauersegler Ital: Rondone Lat: Apus apus
GierzwaluwWetenschappelijke naam: Apus apus
Aantal broedparen in Nederland: 30.000-60.000 (1998-2000)
Biotoop: oude wijken in steden en in dorpen
Geluid: Gierzwaluw
GierzwaluwachtigenWetenschappelijke naam: Apodiformes (orde binnen de Moderne vogels, Neornithes)
Gierzwaluwachtigen omvatten de Gierzwaluwen (Apodidae) en de Kolibries (Trochilidae). Volgens sommigen vormen de Kolibries echter een aparte orde (Trochiliformes). Alle Gierzwaluwachtigen zijn uitmuntende vliegers. Ze hebben zeer kleine poten. Gierzwaluwen en Kolibries vergaren op zeer verschillende wijze hun voedsel. Gierzwaluwen vangen insecten tijdens hun razendsnelle vlucht. Kolibries hangen als een helikopter stil voor een bloem om met hun lange snavel de nectar op te zuigen. Kolibries komen alleen voor in Noord- en Zuid-Amerika.
Giftige slangen in NederlandIn Nederland komen maar drie soorten slangen voor: de ringslang, de adder en de gladde slang. Alleen de adder is giftig. Hoe herken je een adder?
De adder is een kleine slang. De wijfjes worden ongeveer 80 centimeter lang, de mannetjes hooguit 60 centimeter. Adders zijn gemakkelijk te herkennen aan hun brede kop, dikke lichaam en korte staartje. Over de rug loopt een donkere zigzagstreep. De mannetjes zijn grijs gekleurd, de vrouwtjes bruin. Waar de adder voorkomt
Bij ons komt de adder vooral voor in oostelijk Friesland en op de Veluwe, en verder in Oost-Groningen, Overijssel, Utrecht, het Gooi, Noord-Brabant en Limburg. Adders vindt men op zandgrond, hoogveen en löss. Ze zitten zowel op vochtige heidevelden als aan droge bosranden. De adder leeft vooral van muizen. Gif en giftigheid
De gifklier van de adder bevindt zich achterin de kop; daardoor is zijn kop zo breed. De twee grote giftanden voorin de bovenkaak werken als een soort injectienaalden. Daarmee spuit het dier zijn gif in de prooi. Hoewel de adder het gif vooral gebruikt om de prooi te doden, verdedigt hij zich ook door te bijten. Daardoor ontstaan soms ongelukken, bijvoorbeeld als mensen bosbessen plukken of in de hei gaan zitten.
Een heel enkele keer wordt er in ons land iemand door een adder gebeten. Zelfs als we er niets aan doen, heeft zo`n beet meestal geen ernstiger gevolgen dan een pijnlijke plek. Wel kan de pijn kan enkele weken aanhouden. Er zijn zeer weinig dodelijke ongevallen bekend, en niet één uit de tweede helft van de 20ste eeuw.
GiganotosaurusVan deze reusachtige vleesetende dinosauriër is geen compleet skelet bekend, maar op basis van de botten die wel bekend zijn wordt z`n hoogte op zo`n 9 meter geschat. Daarmee was Giganotosaurus, die alleen bekend is uit Zuid-Amerika, de grootste vleesetende dinosauriër ooit - hij was zelfs groter dan Tyrannosaurus rex.
Sommige onderzoekers denken dat Giganotosaurus de buit van andere vleesetende dinosauriërs afpikte door ze weg te jagen in plaats van zelf actief op jacht te gaan. Anderen zien in Giganotosaurus een roofdier dat met zijn scherpe tanden zijn prooi in stukken scheurde.
De precieze evolutionaire geschiedenis van Giganotosaurus is nog onduidelijk, want hoewel hij niet alleen overeenkomsten vertoont met andere vleesetende dinosauriërs uit bijvoorbeeld Afrika (Carcharodontosaurus), heeft Giganotosaurus ook overeenkomsten met de Noord-Amerikaanse Allosaurus. In de loop van het Krijt waren de continenten uiteengevallen, en na de afsplitsing van Zuid-Amerika ontstonden daar unieke dinosauriër-soorten. Hoewel over de oorsprong van Giganotosaurus het laatste woord dus nog niet gezegd is, is wel duidelijk dat Giganotosaurus zelf in ieder geval uniek is voor Zuid-Amerika.
De schedel van Giganotosaurus is te zien in Dino Argentino
gilamonsterHet gilamonster is een giftige hagedis, wat hem samen met de verwante korsthagedis uit West-Mexico uniek maakt. Hij heeft een gifklier in zijn onderkaak, die begint te werken zodra hij bijt. Zijn opvallende tekening dient als waarschuwing voor mogelijke vijanden. Hij leeft voornamelijk `s nachts. In het voorjaar komt hij ook wel eens overdag te voorschijn.
Wetensch. naam: Heloderma suspectrum
Engelse naam: Gilamonster
Verspreiding: Zuidwesten van de VS, Mexico
Voedsel: kleine zoogdieren, eieren
Lengte: 35 - 50 cm
Status: kwetsbaar
Ginkgo-achtigenWetenschappelijke naam: Ginkgoopsida (klasse binnen de Zaadplanten)
Ginkgo-achtigen zijn naaktzadige, loofverliezende bomen met wigvormige bladeren. Mannelijke en vrouwelijke planten komen gescheiden voor. De mannelijke stuifmeelzakjes zijn gerangschikt in katjes. De vrouwelijke zaadknoppen staan met 2-4 stuks bijeen op een steeltje. Ginkgo-achtigen komen voor sinds het Perm (ca. 290-250 miljoen jaar geleden).
GipsGips is een bekende stof, niet alleen bij geologen, maar ook bij medici, toeristen en stukadoors. De laatste drie kennen het meestal in poedervorm, of gemengd met water. De geologen zien gips vaak als mooie glasheldere kristallen of... als rozen. Kristallen uit oplossing
Gips hoort bij de mineralen die kunnen kristalliseren uit een oplossing. Gips is een calciumsulfaat, dat kan neerslaan uit oplossingen die zijn verzadigd met calcium en sulfaat. Een oplossing is verzadigd met een stof als er niet meer van die stof in kan worden opgelost. We kunnen dat thuis proberen door keukenzout op te lossen in water. In het begin verdwijnt het zout; het lost op. Op een gegeven moment kunnen we er nog wel zout bijdoen, maar lost het niet meer op. De oplossing is dan verzadigd. Wanneer vervolgens een deel van het water verdampt, is er teveel zout voor de overgebleven hoeveelheid water. Het zout kan niet meer opgelost blijven en zal uitkristalliseren, tot er weer precies zoveel zout is als in het water `past`. Dit principe geldt ook voor gips. Er lost alleen veel minder gips dan keukenzout op in water. In de woestijn is ruimte
Ook in de natuur kan gips uit een oplossing worden gevormd. In harde gesteenten zitten vaak maar kleine holten, waarin kristallen niet veel ruimte hebben om te groeien. Deze holten worden helemaal opgevuld met gips en er zijn geen losse kristallen te onderscheiden. Als er al kristallen kunnen worden gevormd, blijven die heel klein. In het losse woestijnzand worden de groeiende kristallen echter niet gehinderd en kunnen ze alle kanten op groeien.
Giraf doet aan nekworstelenGiraffe (Giraffa camelopardalis)
Bij dieren waarbij meerdere mannetjes in een groep leven, wordt regelmatig door rituele gevechten bepaald wie de sterkste is. Bij giraffes (Giraffa camelopardalis) gebeurt dat met een potje nekworstelen. Ze strekken hun nek zo lang mogelijk uit, en als ze even lang zijn, draaien ze met hun lange nekken om elkaar heen. Met hun kop proberen ze tegen de schouders van de ander te slaan. Wordt de strijd echt serieus, dan gaan de giraffes met hun voorpoten uit elkaar staan, om het evenwicht niet te verliezen. Na een tijd vechten, komt er een winnaar uit de bus. Omdat hij bewezen heeft de sterkste te zijn, mag de winnaar met de paringsbereide giraffewijfjes paren.
Meer voorbeelden van rituelen als versiermanier
giraffegiraffe © Wereld Natuur Fonds
Giraffen staan bekend om hun lange nek. Die lange nek, die net als de meeste andere zoogdieren slechts zeven nekwervels bevat, kunnen ze goed gebruiken om op grote hoogte voedsel te pakken waar andere plantenetende dieren niet bij kunnen. Met zijn lange tong kan een volwassen giraffeman tot bijna 6 meter hoogte reiken.
De bloedsomloop van een giraffe heeft speciale aanpassingen om met het grote hoogteverschil tussen hart en hoofd te kunnen leven. Aan de ene kant moeten hart en vaten een bloeddruk opbouwen die voldoende hoog is om het opgeheven hoofd van voldoende zuurstofrijk bloed te kunnen voorzien. Maar aan de andere kant mag de hoge bloeddruk er niet toe leiden dat de vaten in de hersenen knappen als het hoofd omlaag wordt gehouden om te drinken.
Ook de geboorte van een giraffekalf is geen eenvoudige opgave. Het pasgeboren jong moet meteen een val overleven van circa 2 meter hoogte.
Andere namen: giraf
Wetensch. naam: Giraffa camelopardalis
Engelse naam: giraffe
Verspreiding: Afrika ten zuiden van de Sahara
Voedsel: bladeren, schors en loten, met name van Acacia
Lengte: 3,8 - 5,5 meter
Gewicht: 600 - 1900 kg
Status: thans niet bedreigd
glad en helder van kleurde schelp heeft in het slot aan de binnenkant van de top een opvallend driehoekje de schelp is vrij stevig en iets bol - verse kleppen zijn opvallend geel of roze
de schelp is teer, iets langwerpig en plat, met zeer fijne dwarse streepjes op de rechterklep de schelp is teer, iets langwerpig en plat, zonder streepjes op de rechterklep
GlanskopWetenschappelijke naam: Parus palustris
Aantal broedparen in Nederland: 12.000-15.000 (1998-2000)
Biotoop: oud, gevarieerd en vochtig loofbos met goed ontwikkelde struiklaag
Geluid: Glanskop Bron: Luisteren in het Duin Copyright: Wil Heemskerk
Glanzende tepelhorenNederlandse naam
Glanzende tepelhoren.
Wetenschappelijke naam
Euspira nitida (Donovan, 1804).
Behoort tot de
Slakken (Gastropoda).
Belangrijkste kenmerken
Een bolle schelp met 5-6 windingen, waarvan de laatste winding duidelijk groter is dan de rest. Tussen de windingen loopt een ondiepe naad. De top is spits. Naast de mondopening zit een duidelijke navel. Het oppervlak van de schelp is vrijwel glad.
Grootte
Tot 1,5 cm hoog en 1,3 cm breed.
Kleur
De natuurlijke kleur is bruingeel en op de laatste winding zitten 4 of 5 rijen bruine, pijlvormige vlekjes. Aangespoelde schelpen zijn meestal zwart.
Voorkomen in Nederland Glanzende tepelhorens komen langs de hele Nederlandse kust voor en spoelen soms ook aan.
Voorkomen in de tijd
Vroeger behoorden levende glanzende tepelhoren tot de zeldzame vondsten. Tegenwoordig worden ze steeds meer gevonden, vooral bij zandsuppleties.
Leefomgeving
Glanzende tepelhorens komen voor in zandige kustgebieden, vanaf de waterlijn tot 50 meter diep en soms veel dieper.
Vergelijkbare soorten
Als de schelp zwart verkleurd is, is deze moeilijk van de gewone tepelhoren te onderscheiden. Daarnaast is er nog de kleine tepelhoren, die iets bollere windingen met een diepere naad heeft dan de gewone tepelhoren. Deze is echter alleen soms op de romp van vissersboten te vinden. We kennen de soort (nog) niet van het strand.
Naamgeving
De glanzende tepelhoren dankt zijn naam aan de gladglimmende tepelvormige schelp.
Glanzende tepelhorenDe glanzende tepelhoren is een roofslakje, dat ingegraven in de zeebodem leeft. De schelp kan tot anderhalve centimeter groot worden. Hij heeft geen voorkeur voor een bepaalde bodemsoort: zand, slik of grind is allemaal goed. De soort komt algemeen voor op de bodem van de Noordzee, met grote dichtheden op enkele plaatsen langs de kust en bij het Friese Front. Levende glanzende tepelhorens spoelen zelden aan. De lege schelpen spoelen soms bij duizenden aan, vaak tussen Den Helder en Hoek van Holland.
Namen: Ned: Glanzende tepelhoren Lat: Lunatia alderi (Euspira poliana, E. nitida, Natica poliana, N. alderi, L. intermedia, L. poliana) Eng: Alder`s necklace shellDui: Glänzende Mondschnecke (Glänzende Nabelschnecke) Dan: Lille boresnegl
GletsjersStenen, die door gletsjers (onder invloed van zwaartekracht) worden meegevoerd, breken en slijten af
a: Stenen schuren over de rotsbodem, zowel de stenen als de rotsbodem slijten af. b: De gletsjer kan zelfs grote stukken steen uit de rotsbodem opdrukken en meevoeren.