GrondsoortenAfhankelijk van de stroomsnelheid van het waddenwater werden er verschillende soorten klei afgezet in het Noord-Groninger waddengebied. In de buurt van de geulen kwam een zanderige soort klei te liggen. Men noemde dat zavel. Op plekken verder van de kust en de prielen werd een zwaardere kleisoort afgezet. Op de plekken die ver van de kust en de prielen lagen en waar het water bij vloed het rustigste was, werden de kleinste kleideeltjes afgezet.
De zavelgronden leenden zich later het best voor de akker- en tuinbouw. De namen van de dorpen `t Zandt en Zandeweer zeggen in dit opzicht genoeg.
In het algemeen leenden de andere, niet al te zware kleigronden zich ook wel voor de akkerbouw. De allerzwaarste kleigronden bleven altijd veeteeltgebied. In deze gebieden kan men ook vaak de resten vinden van de voormalige baksteenfabrieken, want de zware klei leent zich goed voor het fabriceren van baksteen.
Weilanden en oude steenfabrieken vindt men bij voorbeeld in de omgeving van Winsum of Appingedam.
GrondwaterWater dat thuis uit de kraan komt, heeft een lange en interessante geschiedenis achter de rug. Tweederde van het Nederlandse kraanwater komt uit de grond. Dit kan bijvoorbeeld gaan om regenwater dat duizenden jaren geleden in de bodem zakte en nu elders in een drinkwaterput wordt opgepompt. Op zijn vaak lange tocht naar die put zakte het water eerst door de min of meer droge (onverzadigde) zone van de ondergrond. Daarna kwam het in het geheel met grondwater verzadigde deel terecht. Onderweg onderging het water vele complexe chemische en fysische reacties. De druppel die nu door middel van drinkwaterwinning via de waterleiding naar de kraan in ons huis stroomt, is dus lang niet meer dezelfde als de regendruppel van duizend jaar geleden.
Grondwater vormt zowel een kans als een bedreiging voor onze samenleving. Het is de hoofdbron voor drinkwater en het maakt plantengroei en een rijk bodemleven mogelijk. Verder zorgt het ervoor dat ons land niet verdroogt en het draagt bij aan de economische bedrijvigheid. Ook de agrarische sector en de industrie is afhankelijk van voldoende grondwater van voldoende kwaliteit. Maar grondwater is ons ook vaak tot last. We moeten bijvoorbeeld voortdurend wegpompen om polders en kelders droog te houden. Dit weggepompte water wordt meestal op het oppervlaktewater geloosd.
Grondwater en oppervlaktewater staan nauw met elkaar in verband. Ook kunnen ze onderling van rol wisselen. Zonder de relatief hoge grondwaterstand zouden de ondiepe rivieren en meren in laag Nederland droog staan en zouden er geen natte natuurgebieden zijn.
Groninger wadkust en achterlandalgemene informatie geschiedenisnatuurgebiedenlandbouw
industrie dorpenwierdenGroninger Landschap
Weblinks:
De VVV pagina van de Lauwersmeer: http://www.vvv-lauwersmeer.nl/
De homepage van de gemeentes De Marne en Eemsmond: http://www.demarne.nl/http://www.eemsmond.nl/
Toegang tot bedrijven, vereningen en nog veel meer in gemeente De Marne en Eemsmond: http://0595.pagina.nl/
groot koolwitjemannetje © Saxifraga - Frits Bink
**Deze afbeelding is op lage resolutie. Wilt u foto`s met hogere resolutie:
www.saxifraga.nl**
Deze witte vlinder komt veel in ons land voor. Hij heeft witte vleugels, de voorvleugels met een zwarte top. De vrouwtjes hebben ook een ronde zwarte vlek op de voorvleugels.
De groen met zwart gevlekte rupsen leven van verschillende kruisbloemige planten, waaronder gekweekte koolsoorten. De rupsen worden vaak geparasiteerd door een sluipwesp (Apanteles glomeratus). Deze injecteert eitjes in de rups waarna de larven deze van binnenuit opeten. Uiteindelijk sterft de rups en verpoppen de wespen zich in gele cocons buiten het lichaam van de rups.
Wetensch. naam: Pieris brassicae
Engelse naam: large white
Verspreiding: Noord-Afrika, Europa, Azië tot de Himalaya
Voedsel: nectar; rupsen: vooral bladeren van kruisbloemigen
Lengte: spanwijdte 50 - 65 mm
Groot tafelmesheftNederlandse naam
Groot tafelmesheft.
Wetenschappelijke naam
Ensis siliqua (Linnaeus, 1758).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Belangrijkste kenmerken
Grote, lange en rechte schelp met een afgeronde voorrand. De schelp is vrij stevig. De achterrand is breder dan de voorrand. Het oppervlak toont groeilijnen. Massastranding van mesheften op het strand van Wassenaar. Foto: Jos van den Broek.
Grootte
Tot 21 cm lang en 3 cm breed.
Kleur
Bruinroze gekleurde bandjes op een lichtere ondergrond. De opperhuid is bruingroen. Er loopt vanaf de top een diagonale lijn die het patroon in tweeën deelt, met aan de ene kant horizontale streepjes en aan de andere kant verticale.
Voorkomen in Nederland
Het groot tafelmesheft komt vooral op de Waddeneilanden voor.
Voorkomen in de tijd
Komt van oorsprong in Nederland voor.
Leefomgeving
Het groot tafelmesheft leeft ingegraven in zandbodems op een diepte van 10 tot 50 meter.
Vergelijkbare soorten
De soort lijkt op het klein tafelmesheft. Deze heeft een afgeknotte voorrand en een nauwelijks verbrede achterrand. Ook lijkt de soort op de messchede. Deze wordt de laatste jaren haast niet meer aangetroffen. Mesheften zijn van zwaardschedes te onderscheiden op grond van de vorm: zwaardschedes zijn gebogen en mesheften zijn recht.
Naamgeving
De naam verwijst naar de vorm van de schelp, die aan een tafelmes of het heft ervan doet denken. Mesheften worden ook vaak scheermesjes genoemd omdat ze op ouderwetse (kappers)scheermessen lijken.
grootkopschildpadDeze zoetwaterschildpad dankt zijn naam aan zijn in verhouding erg grote kop, die hij ook niet meer in kan trekken. Zijn kaken lijken op de snavel van een papegaai en zijn staart is erg lang: ongeveer even lang als zijn schild. Het vrouwtje legt per keer maar twee eieren.
Wetensch. naam: Platysternon megacephalum
Engelse naam: big headed turtle
Verspreiding: Zuidoost-Azië
Voedsel: vooral weekdieren (schelpdieren, slakken), ook vis
Lengte: schild tot 20 cm
Status: bedreigd
GrootkopzoogdierreptielenWetenschappelijke naam: Ophiacodonta (onderorde binnen de Pelycosauria)
Grootkopzoogdierreptielen zijn uitgestorven zoogdierachtige reptielen (Synapsida) die leefden gedurende het Laat-Carboon en Vroeg-Perm (ca. 320-270 miljoen jaar geleden). Net als zoogdieren, hadden zij een schedel met slechts één slaapvenster (fenestra temporalis). Hun kop was relatief groot, met een smalle snuit. Het waren vleeseters die zich vermoedelijk voedden met vissen en kleine amfibieën.
GrootoorvleermuisWetenschappelijke naam: Plecotus auritus
Behoort tot de Zoogdieren Insectenetende vleermuizen
Komt voor in Europa en Midden-Azië De vleermuis is een stuntvlieger
De meeste soorten vleermuizen vangen vliegende insecten. De grootoorvleermuis zoekt ook bladeren en takken af. Vleermuizen jagen `s nachts. Dan is er geen concurrentie van insectenetende vogels. In het donker vinden vleermuizen hun prooi op het gehoor.
De vlieghuid van vleermuizen verbindt arm en hand met de achterpoten. Daardoor is het vleugeloppervlak extra breed. Dat maakt de dieren bijzonder wendbaar, maar het zijn geen lange-afstandsvliegers.
In de gematigde streken zijn er `s winters geen insecten. Daar gaan vleermuizen in winterslaap.
grootschub lantaarnvisDit is een van de circa 250 soorten lantaarnvissen. Ze hebben lichtgevende organen in hun lichaam waarmee ze elkaar gemakkelijk kunnen vinden in het donker. Dat is handig omdat lantaarnvissen bij voorkeur in scholen zwemmen en doorgaans in het duister verblijven.
Overdag zwemmen ze in dieper water waar dan de meeste planktonkreeftjes verblijven. `s Nachts stijgen ze het plankton achterna naar de bovenste waterlagen.
Wetensch. naam: Neoscopelus macrolepidotus
Engelse naam: large-scaled lantern fish
Verspreiding: diepzee
Voedsel: plankton
Gewicht: -
Status: algemeen
Grootste eterDe rups van de Polyphemus-mot eet de meeste keren zijn eigen lichaamsgewicht
De rups eet in de eerste 56 dagen van zijn leven 86.000 keer zijn geboortegewicht.
Sommige spitsmuizen eten per dag 1,3 keer hun eigen lichaamsgewicht
De kolibrie heeft per dag tenminste de helft van zijn gewicht aan voedsel nodig
Grootste gemeente van NederlandTen noorden van Nederland, tussen Noord- en Waddenzee, liggen vijf bewoonde eilanden: de waddeneilanden. Het middelste van de vijf is Terschelling. De weg naar het eiland voert over zee.
Vanuit het havenstadje Harlingen in noord-Friesland wordt driemaal daags een bootverbinding met Terschelling onderhouden. Wadlopen naar Terschelling is niet mogelijk; het eiland ligt te ver uit de Friese kust. Met de eigen boot komen kan uiteraard ook. Het eiland beschikt over een fraaie passantenhaven, met plaats voor ongeveer 450 schepen. De beroepsvaart vindt een plaatsje in de Rijkshaven.
Bestuurlijk is Terschelling, samen met Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog ingedeeld bij de provincie Friesland.
Terschelling kan met trots zeggen de grootste gemeente van Nederland te zijn, met een totaal oppervlak van 71.298 hectare. Niet alleen het eiland zelf (met een oppervlak van 11.575 hectare) behoort ertoe, ook het vogeleilandje Griend en de rest bestaat uit waddengebied. De zuidelijke grens van de gemeente Terschelling loopt vlak boven de Friese zeedijk langs.
Het eiland is zo`n 30 kilometer lang en 4,5 kilometer is de grootste breedte. Het totaal aantal vaste inwoners bedraagt ongeveer 4800 en is niet erg aan schommelingen onderhevig. `s Zomers neemt het aantal op het eiland verblijvende mensen fors toe met tijdelijke inwoners: badgasten zoals vakantiegangers hier genoemd worden. Samen met de vakantiegangers verblijven er in het hoogseizoen op het eiland ongeveer 25.000 mensen.
Grootste landzoogdierDe neushoornachtige Baluchitherium was het grootste zoogdier dat ooit op het land geleefd heeft. In zee konden zoogdieren veel groter worden.
Tijdens het Oligoceen en het vroege Mioceen (20-30 miljoen jaar geleden) leefden in Azië reusachtige neushoornachtigen. De grootste hiervan was Baluchitherium. Deze vorm wordt soms gerekend tot het geslacht Indricotherium. In tegenstelling tot de recente neushoorns had Baluchitherium geen hoorn op zijn neus.
Baluchitherium had een schouderhoogte van vijf meter en een schedel van 1,2 meter lang. Waarschijnlijk woog het dier zo`n 30 ton, en was daarmee ruim viermaal zo groot als een olifant. Deze reuzen leefden waarschijnlijk in kleine familiegroepen en voedden zich met de bladeren van bomen. Met hun vrij lange nekken konden de dieren bladeren tot op een hoogte van acht meter van de bomen plukken. Grootte problemen
Het grote gewicht van Baluchitherium vraagt om speciale maatregelen. Net als olifanten had dit dier pilaarvormige poten. Als bijvoorbeeld het kniegewricht een knik zou maken, zoals dat bij de meeste dieren het geval is, dan zou het dier direct door zijn poten zakken. Om het skelet niet te zwaar te laten worden, waren de rug- en nekwervels hol en voorzien van talrijke beenstutten. Op deze wijze werd het gewicht verminderd, zonder dat dit ten koste ging van de stevigheid.
Een dergelijke constructie vinden we ook bij sommige grote dinosauriërs De allergrootste
Overigens is Baluchitherium met zijn 30 ton nog klein in vergelijking met het grootste zeezoogdier ooit.
Grootste lawaaimakerDe wolf is kampioen herrieschoppen op het land
Zijn gehuil hoor je op 10 kilometer afstand nog.
De brulaap kan er ook wat van
Hij is tot 5 kilometer verder in het dichtbegroeide oerwoud te horen. Zijn keel werkt als een versterker. Daardoor kan hij keihard brullen zonder schor te worden.
De blauwe vinvis is kampioen herrieschoppen in zee
Deze walvis is over een afstand van 850 kilometer voor zijn soortgenoten hoorbaar. Hij maakt het hardste geluid van alle dieren (188 decibel: dat ligt ver boven onze pijngrens). Illustratie: Rob van Assen. Copyright ArtBoutique
Grote bonte spechtGrote bonte spechten komen veel voor in bossen, tuinen en parken. Ze eten insecten, insectenlarven, boomzaden (vooral denne- en sparreappels), eieren en kuikens. Ze roffelen op dode boomstammen, telegraafpalen en zelfs op metalen schoorsteenpijpen om de insecten uit de boombast te halen.
Soms zit er in een dennenstam een `spechtensmidse`: een dennen- of sparrenappel zit stevig in het hout vastgeklemd. De specht peutert alle zaden er uit en vervangt de sparren- of dennenappel door een verse. Alle lege exemplaren liggen onder de smidse op de bosbodem.
Namen: Ned: Grote Bonte Specht Eng: Great Spotted Woodpecker Fra: Pic épeicheDui: Buntspecht Ital: Picchio rosso maggiore Lat: Dendrocopos major
Grote bonte spechtWetenschappelijke naam: Dendrocopos major
Behoort tot de Vogels Spechtachtigen, Spechten Komt voor in Europa, Azië en Noord-Afrika De specht is een luie vlieger
De Grote bonte specht zoekt naar insecten onder de bast van bomen en in dode stammen. Die staan verspreid in het bos.
Een specht vliegt meestal niet zo ver: hij gaat rustig van de ene boom naar de andere. Daarbij houdt hij telkens zijn vleugels even stil. De specht heeft een langzame, golvende vlucht.
Grote Bonte SpechtWetenschappelijke naam: Dendrocopos major
Aantal broedparen in Nederland: 55.000-65.000 (1998-2000)
Biotoop: naald- en loofbos; ook in parken en lanen in open gebieden
Geluid: Grote Bonte Specht Bron: Luisteren in het Duin Copyright: Wil Heemskerk
grote eendenmossel© Saxifraga - Sytske Dijksen
**Deze afbeelding is op lage resolutie. Wilt u foto`s met hogere resolutie:
www.saxifraga.nl**
De eendenmossel behoort niet tot de weekdieren (zoals de mossel) maar tot de kreeftachtigen. Hij zit net als de verwante zeepok vastgehecht aan een stevige ondergrond, echter niet direct maar met een lange taaie steel. Als ondergrond kiest de eendenmossel meestal drijvende voorwerpen, zoals drijfhout of boeien.
Het feitelijke lichaam wordt omhuld door vijf witte kalkplaten. Daaruit graait het dier met zijn waaiervormige poten water naar zich toe om er plankton uit te halen.
Wetensch. naam: Lepas anatifera
Engelse naam: barnacle
Verspreiding: wereldwijd
Voedsel: plankton
Lengte: tot 15 cm, waarvan 10 cm steel
grote geelkuifkaketoeGrote kaketoe met een gele kuif, die omhooggeklapt wordt als de vogel verschrikt wordt of opgewonden is. In het wild leven deze vogels tijdens de broedtijd in paartjes of kleine familiegroepen. Daarbuiten komen ze samen in grote, luidruchtige groepen van soms wel honderden dieren.
Wetensch. naam: Cacatua galerita
Engelse naam: sulphur-crested cockatoo
Verspreiding: Australië
Voedsel: zaden, noten, bloemen, vruchten, insecten
Lengte: 50 cm
Gewicht: 1 kg
Status: algemeen
Grote Gele KwikstaartWetenschappelijke naam: Motacilla cinerea
Aantal broedparen in Nederland: 240-300 (1998-2000)
Biotoop: beken met slikoevers en zand- of kiezelbanken; `s winters ook in steden
grote hoefijzerneusDe grote hoefijzerneus is een vleermuis met een hoefijzervormig neusblad dat hij gebruikt bij de echolocatie. Grote hoefijzerneuzen jagen in bossen en boven ruige weilanden tijdens de schemering. Ze leven in groepen tot 200 dieren per kraamkolonie. De jongen zijn na 7 weken volwassen. Ze overwinteren in grotten waar het niet kouder wordt dan 7 graden Celcius. Het is een kwetsbare in de Benelux erg zeldzame soort.
Wetensch. naam: Rhinolophus ferrumequinum
Engelse naam: greater horseshoe bat
Verspreiding: Zuid-Europa; Zuid- tot Noord-Afrika, Oost-Azië tot Japan
Voedsel: insecten als kevers, nachtvlinders, langpootmuggen
Lengte: 5 - 7 cm, spanwijdte 30 - 40 cm
Gewicht: 13 - 34 g
Status: thans niet bedreigd
Grote jagerGrote Jagers zijn roofmeeuwen, die broeden op de rotskusten van IJsland, Schotland en Noorwegen. Buiten de broedtijd leven ze op volle zee, op jacht naar vis en vis-afval. Ze overwinteren voornamelijk aan de Spaanse en Portugese oceaankust, maar enkele dieren gaan niet zo ver zuidelijk en overwinteren in het zuidelijke Noordzee-gebied. Ze worden aan de Nederlandse kust vooral bij stormachtig weer gezien in het voor- en najaar, en nu en dan in de winter.
Namen: Ned: Grote jager Eng: Great skua Fra: Grand labbeDui: Grosse Raubmöwe Dan: Storkekjove (Storkjove) Nor: Storjo Fries: Greate skraits Ital: Stercorario maggiore Lat: Stercorarius skua
grote kakkerlak© WWF-Canon - Chris Martin Bahr
Ondanks zijn andere Nederlandse naam en zijn wetenschappelijke naam komt de grote kakkerlak niet uit Amerika maar uit Afrika. Via de mens heeft hij zich over de wereld verspreid, al voelt hij zich vooral in een warme omgeving thuis. In Europa bewoont hij bakkerijen, kassen en opslagplaatsen. Hij is echter zelden in huizen te vinden. Als het warm genoeg is, vliegt de grote kakkerlak goed.
Andere namen: Amerikaanse kakkerlak
Wetensch. naam: Periplaneta americana
Engelse naam: cockroach
Verspreiding: aaorspronkelijk Afrika, nu wereldwijd
Voedsel: vooral plantaardig
Lengte: 28 - 45 mm
Grote KarekietWetenschappelijke naam: Acrocephalus arundinaceus
Aantal broedparen in Nederland: 250-300 (1998-2000)
Biotoop: uitgestrekte rietmoerassen waar riet in het water staat
Geluid: Grote Karekiet
Grote klaproosWetenschappelijke naam: Papaver rhoeas
Behoort tot de Tweezaadlobbigen Magnolia-achtige bloemplanten, Papaverfamilie
Komt voor in:Euraziatisch gematigde streken; ingevoerd in Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland
De klaproos is een strooier
Klaprozen groeien vaak massaal op pas omgewoelde of bewerkte grond, zoals akkers en wegbermen.
De vruchten bevatten talrijke kleine zaadjes. Die worden door de wind uit de zaaddoos geschud en komen meestal niet ver van de plant terecht. Op een akker die elk jaar wordt omgeploegd, staan het jaar daarna opnieuw veel klaprozen. Maar op plaatsen die met rust worden gelaten, gaan andere planten overheersen. Het zaad van de klaproos ontkiemt dan niet en blijft vaak jaren liggen. Klaprozen komen weer op als de bodem opnieuw wordt bewerkt.
grote kroonslak© WWF-Canon - Michel Gunther
Deze grote zeeslak heeft een erg stevige schelp. De buitenkant daarvan is wit, maar meestal begroeid met wier en ongewervelde dieren. De binnenkant is glad en mooi roze gekleurd.
Als het schelpdier zich terugtrekt kan hij het huis afsluiten met een hoornachtig deksel aan zijn staart. Dat deksel heeft de vorm van een sikkel en scherpe randen. Bij gevaar kan hij er onverwacht krachtig mee om zich heen slaan en een belager verwonden.
Het schelpdier zelf is goed eetbaar en wordt plaatselijk overbevist. Op Bonaire liggen enorme stapels van zijn schelpen. Het is echter wettelijk verboden deze in Nederland in te voeren.
Andere namen: koninginneschelp
Wetensch. naam: Strombus gigas
Engelse naam: queen conch
Verspreiding: Caribische Zee
Voedsel: algen
Lengte: schelp tot 30 cm
grote langoorbuideldasDeze buideldas heeft bijzonder grote oren, lange achtervoeten en sterke voorpoten. Grote langoorbuideldassen kunnen goed graven en maken holen die soms wel 3 meter lang zijn en 2 meter diep. In die holen rusten ze overdag. `s Nachts gaan ze op pad om insecten te vangen.
Andere namen: bilbie
Wetensch. naam: Macrotis lagotis
Engelse naam: greater bilby
Verspreiding: West- en Midden-Australi
Voedsel: insecten (termieten, kevers, larven)
Lengte: 30 - 45 cm
Gewicht: 1 - 2 kg
Status: kwetsbaar
Grote LijsterWetenschappelijke naam: Turdus viscivorus
Aantal broedparen in Nederland: 13.000-17.000 (1998-2000)
Biotoop: halfopen landschap met afwisseling van hoge bomen en grasvelden
Geluid: Grote Lijster
Grote mantelmeeuwDe grote mantelmeeuw broedt langs de Noord-Atlantische kusten, maar nauwelijks in het Noordzeegebied. Na de broedtijd verspreidt de soort zich ook over de Noordzee. Niet-broedende grote mantelmeeuwen kunnen het gehele jaar door aan de kust gezien worden. Ze leven van vis, schelpdieren en andere weekdieren, wormen en insecten. Maar de vogel jaagt ook wel op andere vogels zoals noordse pijlstormvogels, kleine alken en papegaaiduikers.
Namen: Ned: Grote mantelmeeuw Eng: Great black-backed gull Fra: Goéland marinDui: Mantelmöwe Dan: Svartbag Nor: Svartbak Fries: Sjouwerman Ital: Mugnaiaccio Lat: Larus marinus
Weblink
De grote mantelmeeuwen van Garth McElroy: http://www.featheredfotos.com/spppages-gulls-great%20black-backed%20gull.html
Grote muggenorchisDe grote muggenorchis is wettelijk beschermd. Deze voor Nederland zeldzame plant komt vrijwel alleen voor in jonge duinvalleien op de waddeneilanden en in schrale graslanden in Zuid-Limburg. Als de meeste kalk uit de bodem verdwenen is, verdwijnt ook de muggenorchis uit de vegetatie. Deze orchidee bloeit, soms in redelijke grote groepen, in juli en augustus.
Namen: Ned: Grote muggenorchis Lat: Gymnadenia conopsea Eng: Fragrant orchid Fra: Gymnadenie moucheronDui: Große Händelwurz Dan: Langakset tridspore
Grote pijlinktvisDe grote pijlinktvis is de grootste soort inktvis die voorkomt in de Noordzee. Hij kan tot 120 cm lang worden. Het is een soort van de volle zee, die zelden in het kustwater komt. In het koude Noorden van de Noordzee komt hij meer voor dan in het warme Zuiden. Hij paait in de winter, in de Atlantische Oceaan. Grote pijlinktvissen spoelden tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw geregeld aan op de Nederlandse stranden, maar sindsdien is de soort steeds zeldzamer geworden.
Namen: Ned: Grote pijlinktvis Lat: Ommatostrephes sagittatus Eng: Sagittal squidDui: Großer Pfeilkalmar
grote rafelvisDeze eigenaardig gevormde vis behoort tot de zeepaardjes maar heeft niet de kenmerkende oprolbare staart.
De flappen aan zijn lijf maken de rafelvis uitstekend gecamoufleerd in wiervelden. Zo ontkomt hij niet alleen aan vijanden, maar kan hij ook vanuit een hinderlaag garnaaltjes en andere kleine prooidieren met zijn lange snuit opzuigen.
Het vrouwtje legt per keer ongeveer 250 eitjes die ze aan de onderzijde van de staart van het mannetje hecht.
Andere namen: bladzeedraakje
Wetensch. naam: Phycodurus eques; Phyllopteryx eques
Engelse naam: leafy seadragon
Verspreiding: Zuidkust van Australië
Voedsel: dierlijk plankton
Lengte: tot 45 cm
Status: geen gegevens beschikbaar
Grote ratelaarOp sommige plaatsen in Nederland zie je nog veel grote ratelaar, maar hij gaat sterk in aantal achteruit. Hij groeit op diverse grondsoorten zolang die niet bemest worden. Grote ratelaar heeft een voorkeur voor natte plaatsen en hij staat dan ook in vochtige hooilanden, polderboezems, op laagveen en in duinvalleien. In de duinen kan grote ratelaar zowel op minder vochtige als op vochtige plekken groeien. Als zijn zaden rijp zijn, rammelen die in de vrucht. Vandaar de naam.
Namen: Ned: Grote ratelaar Lat: Rhinanthus angustifolius (Rhinanthus serotinus) Eng: Greater yellow-rattle Fra: Rhinanthe a grandes fleuresDui: Grosser Klappertopf Dan: Stor skjaller
Grote sternGrote sterns leven van zandspiering, haring, sprot en smelt. Ze vangen deze vissen door boven het water te bidden (klapwieken zonder vooruit te komen). Als ze een prooi in beeld krijgen, storten ze zich van grote hoogte naar beneden. Door de specialisatie in deze vissoorten is de grote stern sterk aan de kust gebonden. In Nederland bevinden zich grote kolonies op het eilandje Griend in de westelijke Waddenzee, de Hompelvoet in het Grevelingenmeer en op de Hooge Platen in Zeeland.
Kolonies in Nederland
Er zijn drie grote grote sternkolonies in Nederland: op Griend , de Hompelvoet (Grevelingenmeer) en de Hooge Platen (Zeeland). Daarnaast zijn in 1996 twee nieuwe kolonies ontstaan op Schiermonnikoog en Rottumerplaat. In juni 2004 veroorzaakte een grote storm enorme sterfte onder de jonge sterns op Griend. Beheerder Otto Overdijk van Natuurmonumenten schatte dat 90% van de kuikens op Griend was verdronken.
Samenwerking met kokmeeuwen
Grote sterns broeden vaak (o.a. op Griend) tussen broedende kokmeeuwen of visdieven. De reden hiervoor is dat ze op deze manier beter beschermd worden tegen eier- en kuikenroof door zilvermeeuwen. Grote sterns verdedigen zelf (in tegenstelling tot bijvoorbeeld noordse sterns) hun nesten namelijk niet als ze aangevallen worden. De broedende kokmeeuwen en visdieven jagen de eierrovende zilvermeeuwen wèl weg.
Voedsel
Onderzoekers van het Rijksinstituut voor Kust en Zee ( RIKZ), het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek ( RIVO-DLO) en het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (nu Alterra) hebben een onderzoek uitgevoerd om na te gaan of het voedselaanbod misschien de reden is voor de blijvend kleine populatie van grote sterns.
Grote SternWetenschappelijke naam: Sterna sandvicensis
Aantal broedparen in Nederland: ca. 14.000 (1998-2000)
Biotoop: afgelegen, schaars begroeide zandige kusten
Grote strandschelpNederlandse naam
Grote strandschelp.
Wetenschappelijke naam
Mactra corallina cinerea (Montagu, 1808).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Belangrijkste kenmerken
Een vrij grote, dunne schelp met een mooi afgeronde rand. Het oppervlak heeft alleen fijne groeilijnen en fijne stralen van de top naar de rand. Onder de top aan de binnenkant is een driehoekje te zien. De mantellijn heeft een duidelijke bocht. De slotband is zwak. Grote strandschelp tussen zwaardscheden op het strand van Wassenaar. Foto: Jos van den Broek
Grootte
Tot 6,5 cm lang en 5 cm hoog.
Kleur
Geelwit of bruinig, bij verse exemplaren paarse strepen van de top naar de rand. Oudere schelpen zijn vaak donkerder.
Voorkomen
Algemeen langs de hele kust, ze spoelen soms in grote aantallen aan.
Voorkomen in tijd
Komt van oorsprong in Nederland voor.
Leefwijze
De grote strandschelp leeft ingegraven in het zand.
Vergelijkbare soorten
De grote strandschelp lijkt op andere strandschelpen, maar is veel dunner en vaak ook groter. In Zeeland en op de Waddeneilanden komt de pleistocene strandschelp voor. Deze fossiele schelp is dikker, boller en driehoekiger.
Naamgeving
De grote strandschelp is genoemd naar de kenmerkende leefomgeving: het strand. Deze schelp komt daar zeer algemeen voor en is relatief groot.
Weetjes
Na een storm spoelen veel grote strandschelpen aan. De dode dieren verspreiden een onaangename geur.
Referenties
Veldgids Schelpen Bruyne, R.
Grote strandschelpDe grote strandschelp komt beneden de laagwaterlijn en dieper op de zeebodem voor. De schelp is dun, glad en glanzend, en maximaal 65 mm lang. De kleur is witachtig met paarsbruine kleurbanden. Losse kleppen en doubletten spoelen zeer regelmatig aan op alle Nederlandse stranden. Levende dieren spoelen vaak in grote getale aan na storm en vorst, en dan vooral tussen Hoek van Holland en Den Helder.
Namen: Ned: Grote strandschelp (non) Lat: Mactra corallina (M. stultorum) Eng: Rayed trough shellDui: Gemeine Trogmuschel (Bunte Trogmuschel, Strahlenkörbchen) Dan: Almindelige trugmusling
grote suikereekhoornDe grote suikereekhoorn is een vliegend buideldier. Tussen de ellebogen en voeten hebben ze een behaarde huidplooi die ze uit kunnen strekken tot een behoorlijke lap. Met hun uitgespreide vlieghuid kunnen ze glijvluchten maken van boom tot boom over een afstand van meer dan 100 meter. Hun ogen en oren helpen om de vlucht ook in het donker perfect uit te voeren.
De grote suikereekhoorn is een nachtdier dat in bomen leeft en bij voorkeur jonge blaadjes van eucalyptusbomen eet.
Wetensch. naam: Petauroides volans
Engelse naam: greater glider; yellow-bellied glider
Verspreiding: Oost-Australië
Voedsel: bladeren, bloemen, vruchten, knoppen, insecten, nectar
Lengte: 40 cm, staart 50 cm
Gewicht: 1 - 1,5 kg
Status: thans niet bedreigd
grote weerschijnvlinder© Saxifraga - Frits Bink
**Deze afbeelding is op lage resolutie. Wilt u foto`s met hogere resolutie:
www.saxifraga.nl**
Dit is een van de grootste en mooiste vlinders van ons land. De bovenzijde van de vleugels van het mannetje zijn bij een bepaalde lichtinval prachtig blauwglanzend. Aan de onderzijde hebben de voorvleugels een grote oogvlek. De rupsen hebben aan de voorkant twee uitsteeksels die ze aan een slak doen denken.
Helaas is deze vlinder zeldzaam en laat zich bovendien moeilijk zien omdat hij meestal hoog in de bomen vliegt. De grootste kans om hem te zien is op vochtige bospaden als hij van uitwerpselen of natte aarde komt drinken.
Wetensch. naam: Apatura iris
Engelse naam: purple emperor
Verspreiding: Europa, Azië; niet in het zuiden
Voedsel: honingdauw, sap van bomen
Lengte: 41 mm lichaamslengte, spanwijdte tot 80 mm
grote witte haaiDe grote witte haai is de de bekendste en meest gevreesde haaiensoort. De reputatie van menseneter is aangewakkerd door de film `Jaws`. Van slechts een handvol badplaatsen (met name in Australië) is bekend dat er wel eens witte haaien in de buurt van de kust komen en mensen aanvallen. Gewoonlijk jaagt de grote witte haai alleen of in kleine groepjes in open zee op zeezoogdieren en vissen (waaronder andere haaien) of zoekt hij aas.
Grote witte haaien zijn levendbarend. Een vrouwtje krijgt per worp zo`n 4 tot 14 babyhaaitjes die bij de geboorte al ruim 1 meter groot zijn.
Het aantal grote witte haaien is sterk afgenomen doordat er veel op gevist wordt. In sommige gebieden zijn ze inmiddels beschermd.
Andere namen: mensenhaai
Wetensch. naam: Carcharodon carcharias
Engelse naam: great white shark
Verspreiding: alle oceanen
Voedsel: vis, zeezoogdieren, zeevogels, inktvissen
Lengte: tot 8 m
Gewicht: tot 3400 kg
Status: kwetsbaar
grote zilverreigerDe grote zilverreiger is de meest wijdverspreide reigersoort. Deze reigers komen ook in tonemende aantallen in Nederland voor, met name in de Oostvaardersplassen (Flevoland). De grote zilverreiger is een stuk groter dan de kleine zilverreiger die ook in ons land voorkomt.
Grote zilverreigers nestelen in kolonies in dichte rietvelden of in bomen bij een rivier of moeras. Ze hebben elk hun eigen jachtterritorium waar ze op kleine dieren jagen die in of om het water leven.
Wetensch. naam: Casmerodius albus; Egretta alba
Engelse naam: great egret
Verspreiding: alle werelddelen
Voedsel: kleine zoogdieren, vissen, amfibieën, schaaldieren en insecten
Lengte: 85 - 100 cm
Gewicht: 1 kg
Status: algemeen
Grote zwaardschedeGrote zwaardschede.
Wetenschappelijke naam
Ensis arcuatus (Jeffreys, 1865).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Belangrijkste kenmerken
Een vrij dunne schelp, ongeveer 8 keer zo lang als hoog. De schelp is minder gebogen dan de Amerikaanse zwaardschede. De randen zijn schuin afgeknot. Het langwerpige spierindruksel aan de voorkant is langer dan de slotband.
Grootte
Tot 18 cm lang en 2,5 cm hoog.
Kleur
De buitenkant van de schelp is licht van kleur en voorzien van roze-paarse bandjes. Er loopt een diagonale lijn vanuit de top waardoor er een tweedeling in het patroon ontstaat met aan de ene kant horizontale lijntjes en aan de andere kant verticale. De opperhuid is bruingroen, maar deze slijt snel af. Oudere exemplaren zijn vaak grijs verkleurd.
Voorkomen in Nederland
Kom voor langs de hele kust. Naar het noorden toe lijkt hij zeldzamer te worden.
Voorkomen in de tijd
De laatste jaren is het aantal vondsten van levende exemplaren langs de kust sterk afgenomen als gevolg van de opkomst van de Amerikaanse zwaardschede. Verder van de kust af worden ze nog wel regelmatig waargenomen.
Leefomgeving
Grote zwaardschedes leven in zand en grindbodems, tot 50 meter diep.
Vergelijkbare soorten
De grote zwaardschede is moeilijk van de Amerikaanse zwaardschede te onderscheiden. De Amerikaanse zwaardschede is sterker gebogen en relatief breed. Bij de grote zwaardschede is het voorste spierindruksel langer. Daarnaast bestaan nog de veel zeldzamere slanke kleine zwaardschede en de brede kleine zwaardschede.
groter dan 5 cmhet slakkenhuis heeft horizontale ribben, gekruist door duidelijke groeilijnen het slakkenhuis heeft alleen vage groeilijnen
GrottenHoe ontstaan grotten?
a: Water dringt in gesteentelagen en het lost kalksteen op (chemische verwering), waardoor holtes of grotten ontstaan.
GrottenkreeftjesWetenschappelijke naam: Speleogriphacea, Spelaeogriphidae (orde resp. familie binnen de Hogere schaaldieren, Malacostraca)
Grottenkreeftjes behoren tot de geleedpotigen. Het zijn kleine (tot 1 centimeter lange), transparante kreeftachtigen. Ze hebben een kort kopschild, dat vergroeid is met een deel van het borststuk. Borststuk en achterlijf zijn gesegmenteerd. Grottenkreeftjes leven in grottenmeertjes en zijn blind. Er zijn maar drie soorten bekend, namelijk Spelaeogriphus lepidops in Zuid-Afrika, Potiicoara brasiliensis in Brazilië, en Mankurta mityula in Noorwest-Australië.
Grove denDe grove den heeft een bruin-oranje bast. Hij komt in Nederland het meest voor in de stuifzandgebieden buiten de duinen. In de duinen zijn weinig grove dennen aangeplant. De boom stelt weinig eisen, maar is wel gevoelig voor zeewind. Vandaar dat voor de aanplant in de duinen de voorkeur is gegeven aan de zwarte den. De grove den heeft zo weinig voedsel nodig dat hij zelfs op humusloos stuifzand kan groeien. Ook vorst, droogte, hitte en hoog grondwater kan hij doorstaan.
Namen: Ned: Grove den Lat: Pinus sylvestris Eng: Scots Pine Fra: Pin sylvestreDui: Waldkiefer
GruttoDe grutto, een typische weidevogel, is een van de grootste steltlopers. De grutto dankt zijn naam aan zijn baltsroep: `to-gruut-, to-gruut`. De vogel broedt in weidegebieden. De eerste grutto`s komen eind februari aan. In juli zijn de meeste al weer vertrokken. Ze overwinteren in Afrika.
De populatie van de grutto in Nederland neemt af. Tot ongeveer 1990 broedden jaarlijks zo`n 100.000 paren in het land. In 2000 werd het aantal broedparen geschat op 500.000. Bescherming van deze soort is nodig, omdat de vogel bedreigd wordt door intensieve landbouwmethodes, zoals vroeg maaien, ontwatering van landbouwgrond en veel bemesten. Ook in de natuurgebieden heeft de vogel het zwaar als gevolg van verzuring, langdurige verschraling en achterstallig beheer. De ontwikkeling van deze soort in ons land is van extra groot belang omdat de populatie in Nederland 90% van de totale populatie in Noordwest-Europa uitnmaakt.
De Texelse naam van de grutto is `marel`. De meeste nesten op het eiland liggen in de reservaten van Natuurmonumenten aan de oostkust. Ook in natte duinweilanden broeden enkele paren.
Namen: Ned: Grutto (marel) Eng: Black-tailed godwit Fra: Barge à queue noireDui: Uferschnepfe Dan: Stor Kobbersneppe Nor: Svarthalespove Fries: Skries Ital: Pittima reale Lat: Limosa limosa
Weblink
Acties voor de grutto: http://www.grutto.nl/
GruttoWetenschappelijke naam: Limosa limosa
Aantal broedparen in Nederland: 45.000-50.000 (1998-2000)
Biotoop: moerassige, extensief beweide weilanden
Geluid: Grutto
Guadalupe zeebeerDe vacht van deze zeebeer is zwart en de snuit en flippers zijn relatief lang. In het verleden is deze soort net als andere zeeberen - ook bekend als pelsrobben - zwaar bejaagd. In 1928 dacht men dat de Guadalupe zeebeer uitgestorven was, maar de soort werd in 1954 herontdekt.
Wetensch. naam: Arctocephalus townsendi
Engelse naam: Guadalupe fur seal
Verspreiding: Guadalupe eilanden (Mexico) en de Channel Islands in Californië
Voedsel: inktvis en lantarenvissen
Lengte: 180 cm (mannetje), vrouwtje 120 cm, bij geboorte 60 cm
Gewicht: 100 kg (mannetje)
Status: kwetsbaar
GuaibasauridaeDe familie Guaibarasauridae is alleen bekend van Guaibasaurus candelariai, een voorouder van de hagedisheupdinosauriërs. Van Guaibasaurus zijn niet meer dan twee incomplete skeletten gevonden (in Brazilië), wat een nauwkeurige plaatsing in de dinosauriërstamboom erg lastig maakt.
Volgens de paleontologen die het fossiel in 1999 als eersten beschreven, was Guibasaurus nog iets primitiever dan Herrerasaurus, en moet het dier vlak bij de splitsing tussen de Prosauropoda en de Theropoda geplaatst worden.
Omdat delen van het bekken en de ledematen zijn teruggevonden, kan worden vastgesteld dat Guaibasaurus op zijn achterpoten liep. Over de leefwijze van deze dinosauriër is nog maar weinig bekend, omdat grote delen van het skelet ontbreken.
Een onderzoeker van de universiteit van Bristol stelde onlangs voor om Herrerasaurus en Guaibasaurus in de stamboom om te wisselen, waarbij Guaibasaurus de direkte voorouder van de vleesetende dinosauriërs wordt. Over de vroegste evolutie van de dinosauriërs bestaan nog veel vragen, die met meer onderzoek en betere vondsten misschien beantwoord kunnen worden.
Guaibasaurus is te zien in Dino Argentino.
Gunnison prairiehond© 2000 R.B. Forbes of Sevilleta LTER
De Gunnison prairiehond lijkt in vele opzichten op de zwartstaart prairiehond. Hij is echter kleiner en heeft een wit staartje. Ook zijn de kolonies van de Gunnisons prairiehond veel kleiner. Soms bestaand ze maar uit 5 dieren. Deze prairiehond is `s ochtends vroeg en aan het eind van de middag het meest actief. Tijdens het koudste gedeelte van de winter blijven ze ondergronds.
Wetensch. naam: Cynomys gunnisoni
Engelse naam: Gunnison prairie dog
Verspreiding: Verenigde Staten
Voedsel: grassen, kruiden en af en toe insecten
Lengte: 25 cm, staart 5 cm
Gewicht: 0,7 - 1,1 kg
Status: algemeen
HaaienHaaiensoorten die voor de mens gevaarlijk zijn komen in de Noordzee hoogstzelden voor, die leven in tropische wateren. De meest algemene haaien in de Noordzee zijn kleine soorten, zoals de doornhaai, de gladde haai en de hondshaai. De ruwe haai is een vrij zeldzame, middelgrote soort. Nu en dan worden ook grotere haaien gevangen, zoals de haringhaai, de voshaai, de groenlandse haai en de reuzenhaai.
Er wordt in het algemeen niet speciaal op haaien gevist in de zuidelijke Noordzee. Er is slechts één geval bekend van een visser die speciaal op haaien vist. Deze Deen vist al enige jaren op haringhaaien. Wat verder aan land wordt gebracht is bijvangst, die niettemin een behoorlijke prijs op de afslag kan maken. In 1992 ging het voor de Nederlandse vloot om 128 ton, in 1995 om 84 ton en in 2001 om 63 ton. Men heeft niet bijgehouden om welke soorten haaien het hier gaat.
Door hun slechte naam, de drijfnetvisserij, de geliefde haaienvinnensoep en `groot-wild- hengelaars` zijn veel haaiensoorten zwaar overbevist of bedreigd. Haaien hebben bescherming nodig in plaats van vervolgd te worden. Ze vervullen een belangrijke rol in het ecosysteem van de zee.
Weblinks:
Site over haaien in het Engels en Duits: http://www.shark.ch.
Haaien en roggenWetenschappelijke naam: Elasmobranchii (klasse of onderklasse binnen de Kraakbeenvissen, Chondrichtyes)
Haaien en roggen behoren tot de Kraakbeenvissen (Chondrichthyes). Hun huid is bedekt met tandschubben. De vinnen hebben geen vinstralen. Ze hebben kieuwopeningen in de vorm van spleten. Achter de ogen zit een gat (spiraculum), waardoor water wordt aangezogen voor de ademhaling. Ze hebben geen zwemblaas. Hun tanden worden het hele leven lang gewisseld. Haaien en roggen hebben een inwendige bevruchting. Er zijn eierleggende, eierlevendbarende en levendbarende soorten.
Haakse ZeedijkDe Haakse Zeedijk is een plan van Rob van den Haak en Pieter Stokman, twee gepensioneerde ingenieurs. Hun plan is ontstaan vanuit de wetenschap dat relatief kleine uitbreidingen van de Hollandse kust, zoals de Maasvlakte en de havenpieren van IJmuiden, elders leiden tot grote kustafslag. Een nieuwe dijk, beginnend bij de punt van Walcheren en verderop zo`n 25 kilometer uit de huidige kust, zou dit probleem kunnen ondervangen. Achter de dijk wordt het land niet ingepolderd, maar is er wel plaats voor wooneilanden, een tweede luchthaven, de vergroting van de Maasvlakte en windparken. De lagunes worden belangrijk voor de waterberging en voor het opwekken van getijdenenergie.
haas© Herman Berkhoudt
De haas (of voluit `Europese veldhaas`) is de meest bekende hazensoort. Ze zijn ook in onze weilanden vaak te zien. Vooral aan het einde van de winter en het voorjaar als ze in groepjes van 4 tot 10 dieren achter elkaar aanrennen. Na dit `bolderen` gaan de hazen doorgaans uit elkaar en komen er spoedig jongen. Opmerkelijk is dat bij hazen het mannetje kleiner is dan het vrouwtje.
Hazen leven over het algemeen alleen. Overdag verschuilen ze zich in hun leger om `s avonds te gaan eten.
De Europese haas is te onderscheiden van het Europees konijn aan de zwarte punten op hun langere oren (lepels), een duidelijkere iris in zijn ogen en zijn veel grotere formaat. Bovendien zijn jonge haasjes kort na de geboorte al `af`, jonge konijnen zijn nog kaal en blind.
Andere namen: Europese haas; Europese veldhaas
Wetensch. naam: Lepus europaeus
Engelse naam: hare; European hare
Verspreiding: Europa, West Azië; ingevoerd in delen van Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland
Voedsel: gras en andere planten
Lengte: 60 cm, staart 9 cm
Gewicht: 2,5 - 7 kg
Status: algemeen
HaasHazen komen in het waddengebied vooral voor in de polders en op de kwelders. In de duinen kunnen zij goed leven als de konijnen daar verdwenen zijn. Ze leven niet in holen, maar gebruiken legers. Dit zijn rustplekken op de grond, waarbij ze de vegetatie als windscherm gebruiken. Op kwelders dienen pollen Engels slijkgras regelmatig als leger voor de haas. Hazen worden bejaagd door vossen, verwilderde katten en mensen. Maaimachines zonder wildroosters vormen een veel voorkomende doodsoorzaak voor hazen.
Weblinks:
Meer over hazen: http://www.kustgids.nl/haas-fr_index.html?-haas-main.htmlhttp://www.faunabescherming.nl/site-pg-soorten-haas.htm
Namen: Ned: Haas (heihaas, zandhaas) Eng: brown hare (common hare) Fra: le Lièvre (le Lièvre brun)Dui: der Feldhase (der Europäische Feldhase) Nor: Hare Lat: Lepus europaeus
HaasachtigenWetenschappelijke naam: Lagomorpha (orde binnen de Placentale zoogdieren, Eutheria of Placentalia)
Haasachtigen lijken op knaagdieren, maar hebben behalve de twee grote, dóórgroeiende snijtanden in beide kaken, twee aanvullende kleine snijtanden in de bovenkaak. De staart is kort of afwezig. Ze hebben wollige voetzolen. De meeste soorten hebben grote oren. Haasachtigen zijn planteneters, die bijzondere uitwerpselen produceren die opnieuw opgegeten kunnen worden (reïngestie). Ze komen overal ter wereld voor, behalve in Australië.
HaaskangoeroeDe haaskangoeroe Lagorchestes leporides (Gould, 1841) leefde in Zuidoost-Australië. Sprong
Volgens de 19de-eeuwse Britse zoöloog en illustrator John Gould, kwam de soort vrij algemeen voor op de vlakten van Zuid-Australië, vooral tussen de Murray River en de bergen. In zijn verslagen vertelt Gould over één van zijn ontmoetingen met deze kleine kangoeroe. Een dier dat werd opgejaagd door honden, rende recht op Gould af. Toen het de man opmerkte, sprong het gewoon over hem heen. Er is slechts weinig bekend over de leefwijze van de haaskangoeroe. De dieren leefden solitair. Ze maakten hun leger onder een pol gras.
Haaskangoeroe. Snel bergafwaarts
Toen de Europeanen in de tweede helft van de 19de eeuw in Zuidoost-Australië kwamen, ging het snel bergafwaarts met de haaskangoeroe. De precieze oorzaak van het uitsterven is niet aan te geven, maar ongetwijfeld had het te maken met de roofdieren en voedselconcurrenten die de Europeanen meebrachten, zoals konijnen en katten. De laatste haaskangoeroe werd in 1890 geschoten in New South Wales, 45 km ten noorden van Booligal. Museumcollectie
Eén van de twee exemplaren in het Nationaal Natuurhistorisch Museum is een mannetje dat in 1843 van de handelaar G.A. Frank is gekocht. Het andere exemplaar, een vrouwtje, komt volgens het etiket van `Murray River` (Zuidoost-Australië). Noch de herkomst van het mannetje, noch de data van verzamelen zijn bekend. Haaskangoeroes zijn zeldzaam in museumcollecties. Volgens een catalogus uit 1888 bezat het Natural History Museum in Londen op dat moment vijf exemplaren van deze soort.
Habitat-richtlijnIn 1992 stelde de Europese Unie een richtlijn vast voor de bescherming van bijzondere leefgebieden: de Habitat-richtlijn. Bij de richtlijn horen lijsten van plant- en diersoorten en natuurlijke leefgemeenschappen die extra bescherming verdienen. Binnen de Habitatrichtlijn zal onder de naam Natura 2000 een samenhangend ecologisch netwerk worden ingesteld. Vogels zijn daarbij uitgezonderd omdat daarvoor al eerder een aparte richtlijn (de Vogelrichtlijn) is ingesteld.
Het netwerk van Natura 2000 zal bestaan uit speciale beschermingszones. Deze worden Special Areas of Conservation of SAC`s genoemd. De beschermingszones zullen worden aangewezen aan de hand van de Habitatrichtlijn en op grond van de Vogelrichtlijn. De aanwijzing van de SAC`s zal in de komende jaren geschieden. Grote delen van de Waddenzee zullen in NATURA 2000 worden opgenomen.
De Habitat-richtlijn verbiedt een activiteit als de beschermingszone erdoor wordt aangetast. Ook rept de Habitat-richtlijn over een `behoorlijke beoordeling` van de milieu-effecten voordat een activiteit in de beschermingszone wordt toegestaan. Te beschermen habitats zijn onder meer `permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken en estuaria` (dus wadden en slikken), diverse typen kust duinen en enkele soorten kwelders en schorren. De Waddenzee is bijna geheel aangemeld als beschermd gebied onder deze richtlijn.
Aanwijzing van nieuwe gebieden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijnen
In 1998 en 1999 heeft Nederland een inhaalslag gemaakt met het aanmelden en aanwijzen van gebieden in het kader van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn.
HadrosauridaeDe Hadrosauriërs waren middelmatig grote tot grote, zwaar gebouwde twee- of viervoetige plantenetende dinosauriërs. De kleinste hadrosauriërs waren nog altijd 3,7 lang; de grootste haalden afmetingen tot zo`n 15 meter. Het waren daarmee de grootste ornithopoden ooit. Hadrosauriërs hadden nog iets langere ledematen dan hun Iguanodonte voorouders. Het waren goede lopers, die zowel op hun achterpoten als op alle vier de poten goed uit de voeten konden. Sommige hadrosauriërs zouden mogelijk ook vrij goede zwemmers geweest zijn.
Hadrosauriërs worden ook wel eendebekdinosauriërs genoemd, vanwege de brede, platte, tandeloze voorkant van hun snuit. Achterin hun bek beschikten ze over een set stevige tandbatterijen, die door het voortdurend langs elkaar schuiven zichzelf steeds aanscherpten. Stevige wangzakken hielpen om tijdens het fijnknippen en kauwen het voedsel binnen de bek te houden.
Over het broed- en kuddegedrag van Hadrosauriërs is vrij veel bekend. Ze leefden in kuddes, en hun nesten worden in groepen bijelkaar gevonden. Er zijn aanwijzingen voor uitgebreide broedzorg.
De Hadrosauridae is een diverse groep, waartoe ook de opvallende ornithopoden als Parasaurolophus en andere Lambeosauriërs gerekend worden.
Hadrosauriërs zijn bekend uit het Laat-Krijt van Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Azië en Antarctica.
Ornithischiërs zijn relatief zeldzaam op de zuidelijke continenten, en de hadrosauriër Kritosaurus australis is de enige Ornithischiër die in Dino Argentino te zien is.
HaftenWetenschappelijke naam: Ephemeropteroida (orde binnen de Niet-verpoppende insecten, Exopterygota)
Haften behoren tot de geleedpotigen. Het zijn vrij kleine, tere insecten. Hun vleugels hebben een netvormige adering. Ze hebben meestal 3, soms 2 lange staartdraden. Het zijn de enige insecten die als volwassen dier met vleugels nog eenmaal vervellen. De larven van haften leven in het water en hebben uitwendige kieuwen.
Hagedisheup-dinosauriërsWetenschappelijke naam: Saurischia (orde binnen de Oerhagedissen, Archosauria)
Hagedisheup-dinosauriërs leefden gedurende het Laat-Trias tot en met het Krijt (ca. 230-65 miljoen jaar geleden). Ze vormden een soortenrijke groep, met een heup die in bouw lijkt op die van hagedissen: het schaambeen is naar voren gericht. Tot deze groep behoren de grootste landdieren die ooit geleefd hebben: tot ca. 25 meter lang en 85 ton zwaar. De plantenetende soorten (Sauropoda) liepen op vier, eventueel zuilvormige poten, de vleeseters (onderorde Theropoda) liepen op hun achterpoten. Tot de laatste groep behoort de Tyrannosaurus rex, die het grootste landroofdier was (15 meter lang) dat ooit heeft geleefd. Hagedisheup-dinosauriërs zijn de voorouders van de vogels.
HagedissalamandersWetenschappelijke naam: Microsauria (orde binnen de Lepospondyli)
Hagedissalamanders zijn uitgestorven amfibieën, die leefden gedurende het Carboon en Vroeg-Perm (ca. 360-270 miljoen jaar geleden). Het waren landdieren met krachtige poten, die op hagedissen van tegenwoordig leken. Ze werden gekenmerkt door een speciale structuur van de wervels. De korte tanden waren zeer geschikt om insecten en andere landgeleedpotigen te verorberen.
HagedissenWetenschappelijke naam: Sauria, Lacertilia (onderorde binnen de Schubhagedissen, Lepidosauria)
Hagedissen zijn langgerekte reptielen, met een lange staart en meestal poten met vijf tenen. Ze hebben hoornschubben, die als dakpannen over elkaar heen liggen. De bovenste huidlaag wordt regelmatig afgeworpen (vervelling). Bij sommige soorten kan de staart afbreken, waarna deze weer aangroeit met een kraakbeenstreng ter vervanging van de staartwervels. Hagedissen zijn vleeseters of planteneters. Ze leven vooral in warmere streken, meestal op het land maar ook bij het water of langs de zeekust.
HagedisvogelsWetenschappelijke naam: Alvarezsauridae (familie binnen de `Latere vogels`, Metornithes)
Hagedisvogels zijn uitgestorven vogels die leefden gedurende het Laat-Krijt (ca. 100-65 miljoen jaar geleden). Het waren kleine dieren zonder vleugels, maar met lange poten die doen vermoeden dat ze snel konden rennen. Net als vogels van tegenwoordig was de voorpoot gereduceerd met een vergroeide pols en had het borstbeen een kiel voor de aanhechting van vliegspieren. Toch konden ze niet vliegen. Tot deze familie worden Alvarezsaurus, Mononykus, Parvicursor, Patagonykus en Shuvuuia gerekend. Het is omstreden of Hagedisvogels echte vogels waren met gereduceerde vleugels dan wel tot de Roofsauriërs (Theropoda, een groep binnen de Hagedisheup-dinosauriërs) behoorden. In het laatste geval zouden ze niet van Archaeopteryx afstammen.
HagedoornveldIngesloten tussen de Môchdijk en de Zwanewaterstuifdijk ligt het Hagedoornveld. Het is een jong duingebied bestaand uit uitgestrekte valleien en is 116.5 hectare groot. De Môchdijk (moldijk) is met behulp van molborden of `mochborden` aangelegd tussen 1846 en 1856. De Zwanewaterstuifdijk is 50 jaar later, aan `t begin van de 20e eeuw, aangelegd.
9-Boeren
Voor die tijd lagen hier grote strandvlakten doorsneden met slenken die bij stormvloeden opzwollen tot woeste stromen. De Slenk bij Nes, die vanaf de Waddenzeedijk als een sloot met brede rietkragen door het landschap loopt, is nog een overblijfsel uit die tijd. De als zeewering aangelegde stuifdijken veranderden het landschap.
Aanvankelijk ontstond er een groene vallei waarin vee werd geweid. Omdat 9 boeren gebruik maakten van dit gebied werd het later in de volksmond `de negen boeren` genoemd. De aanleg van de dijk bij Nes, in 1928, zorgde voor een groter grondareaal, waardoor de boeren hier weg trokken. Vooral ook omdat het gebied door zandverstuivingen en veeziekten steeds minder geschikt werd voor agrarisch gebruik.
In grote delen van de valleien staat de vegetatie onder invloed van het grondwater. De eendenkooi die hier in stand wordt gehouden, staat in de winter regelmatig onder water. In die periode zijn er veel watervogels.
HalfapenWetenschappelijke naam: Prosimii (onderorde binnen de placentale zoogdieren, Eutheria of Placentalia)
Halfapen vormen een uiteenlopende groep van vooral boombewonende aapachtigen (Primates). De Halfapen zijn aan het eind van het Tertiair(ca. 2,5 miljoen jaar geleden) ontstaan uit de Toepajas. Halfapen leven van insecten of planten. Ze komen voor in Afrika en Zuid-Azië.
Ze hebben grote ogen, die naar voren gericht in de schedel liggen. Hun voorpoten en achterpoten zijn bijna even lang. De duim en eerste teen kunnen tegenover de andere geplaatst worden. Hun duim en grote teen zijn dus bewegelijk (opponeerbaar). De snijtanden in de onderkaak vormen een kam.
Halfapen, apen, mensapen en mensenHet is lastig om een definitie te geven van primaten (de orde waartoe halfapen, apen, mensapen en mensen behoren). In wezen draait het bij de evolutie van primaten met name om aanpassingen aan het leven in bomen.
Beweeglijke ledematen en stereoscopisch zicht kunnen van levensbelang zijn wanneer je je veilig door de bomen wilt bewegen. Uiteraard heeft iedere primaat zijn eigen unieke evolutionaire ontwikkeling doorgemaakt, de mens is daar geen uitzondering op maar de zoveelste unieke primaat.
De gemeenschappelijke voorouder van de mantelbaviaan en de mens heeft mogelijk zo`n 35 miljoen jaar geleden geleefd. Beide soorten behoren tot de orde van de primaten en zijn door het proces van natuurlijke selectie geworden tot wat ze nu zijn. De mens heeft een wereldwijde verspreiding, mantelbavianen hebben een veel beperktere verspreiding in het noordoosten van Afrika.
bron: Paul Storm
HalligenHalligen zijn kleine eilandjes met een klei-ondergrond. Net als de eilanden Föhr, Amrum en Sylt bestaan ze uit de restanten van de ijstijd in het saalien. De Halligen zijn meestal niet door dijken beschermd. Vroeger waren er meer dan 100 Halligen. Tegenwoordig zijn er nog maar tien Halligen over en maar een paar daarvan zijn het gehele jaar bewoond. De overige Halligen worden alleen in de zomer bewoond. Huizen en andere gebouwen op de Halligen werden meestal op terpen gebouwd.
De Halligen hebben een bijzondere cultuurgeschiedenis die tot vandaag de dag het leven op de kleine eilandjes en het gebruik ervan bepaalt. Door hun geïsoleerde ligging zijn veel tradities en gebruiken behouden gebleven.
Ontstaan van de Halligen
In de laatste eeuwen is het Noordfriese kustgebied, inclusief de eilanden en de Halligen, ingrijpend veranderd. Bijna alleen de ruggen van zand en keileem uit het Saalien, die tegenwoordig nog op Sylt, Amrum en Föhr te vinden zijn, zijn overgebleven. Van de ooit grote kleigronden zijn de eilanden Pellworm, Nordstrand en de Hallig Nordstrandischmoor overgebleven. De andere Halligen zijn ontstaan door opslibbing op de oude ondergrond.
Weblinks:
Meer over de Halligen: http://www.nordfriesische-halligen.de-
halsband anemoonvisDe halsband anemoonvis is roze-oranje met een witte halsband en een witte rug.
Net als andere anemoonvissen (circa 30 soorten) leven ze samen met een zeeanemoon: vooral op de soort met de wetenschappelijk naam Heteractis crispa. Ze houden zich meestal op tussen de van netelcellen voorziene tentakels, waar ze veilig zijn tegen aanvallen van roofvissen. Hun huidslijm zorgt ervoor dat ze zelf niet gestoken worden door de zeeanemoon: de anemoon herkent de vis namelijk niet als `lichaamsvreemd` en zet bij contact daardoor niet de netelcellen in werking.
Wetensch. naam: Amphiprion perideraion
Engelse naam: pink anemonefish
Verspreiding: Grote Oceaan westelijk van Samoa tot Sumatra en Maleisië; noordelijk tot de Riukiu-eilanden, zuidelijk tot Groot Barrière Rif
Lengte: 10 cm
halsbandpekariPekari`s uit Amerika lijken op kleine zwijnen, hoewel ze officieel tot een andere familie behoren. De halsbandpekari is de kleinste pekari en heeft een duidelijke kraag van lichtere haren rond zijn hals.
Halsbandpekari`s leven in gemengde groepen (zowel mannetjes als vrouwtjes) van maximaal 15 dieren. Bijzonder is dat ze als groep massaal de aanval kiezen als ze belaagd worden. Ze zijn van nature echter niet agressief. Hun natuurlijke vijanden zijn honden, prairiewolven en lynxen.
Wetensch. naam: Tayassu tajacu; Pecari tajacu
Engelse naam: colarred peccary; javelina
Verspreiding: Zuidgrens van de VS tot Argentinië
Voedsel: knollen, vruchten, bessen
Lengte: kop-romp 70 - 100 cm, schouderhoogte 30 - 50 cm
Gewicht: 25 kg
Status: algemeen
HamburgHet gedeelte van de Waddenzee dat bij Hamburg hoort ligt ten noordwesten van Cuxhaven. De eilanden Neuwerk, Scharhörn en Nigehörn horen bij dit gebied.
hamsterratDeze zeer grote Afrikaanse ratten leven alleen in holen met meerdere ingangen en zijn voornamelijk `s nachts actief. Ze zijn niet aggressief en eten alleen plantaardig voedsel, dat ze net als hamsters in hun wangzakken naar hun hol dragen.
Wetensch. naam: Cricetomys gambianus
Engelse naam: giant pouched Rat
Verspreiding: Afrika te zuiden van de Sahara
Voedsel: granen, vruchten, noten
Lengte: 35 - 40 cm, staart 37 - 45 cm
Gewicht: 1 - 1,5 kg
Status: algemeen
Handmatige kokkelvisserijHandkokkelaars vissen met een kokkelbeugel (een soort hark waaraan een zak van netwerk is bevestigd) op de platen in de getijdengebieden waar kokkels in relatief grote dichtheden voorkomen (minimaal 600 tot 800 kokkels per vierkante meter). De handkokkelvisserij is van 1 juli tot 1 september toegestaan. Nu de mechanische kokkelvisserij in het waddengebied is verboden, willen de handkokkelaars hun bedrijf veilig stellen en zo mogelijk uitbreiden. Zij hebben zich begin 2005 georganiseerd in de producentenorganisatie `Op Handkracht Verder`.
De invloed van de handmatige kokkelvisserij op de wadbodem is veel minder groot dan die van de mechanische kokkelvisserij was. Alle handkokkelaars (rond 20 vergunninghouders) vangen in het Nederlandse waddengebied bij elkaar in de piekjaren niet meer dan 350.000 kilo kokkels. Vergeleken met het jaarlijkse gemiddelde vangst van 10 miljoen kilo door de mechanische kokkelvisserij is dat weinig. Dit geeft aan dat het oppervlak waar de handkokkelaars actief zijn veel minder groot is. De visserijmethode is bovendien minder ingrijpend omdat de beugel met de hand door de wadbodem wordt getrokken.
Niettenim treedt er ook schade op als handkokkelaars een gebied intensief bevissen. In een Schots kustgebied werd de mechanische kokkelvisserij in 1992 verboden, waarop de vissers massaal overschakelden op de handmatige vangst. Na tien jaar moest de Schotse overheid alsnog het hele gebied sluiten voor elke vorm van kokkelvisserij omdat de bodem onvoeldoende hersteld was.
Haperende cd`sKijk eens naar het onderstaande plaatje:
Ook al ontbreekt het complete witte vierkant, je hersenen kunnen hem toch herkennen. De zwarte blokjes geven genoeg hints om hem in te vullen. Maar zou dit ook zo werken bij muziek en spraak?
Muziek en spraak zijn een continue stroom van klanken. Als je deze kort onderbreekt met stiltes, dan verwacht je dat onze hersenen die stiltes ook weer netjes in gaan vullen. Maar niets is minder waar...
Ons auditieve systeem krijgt genoeg hints krijgt om te raden hoe de stiltes ingevuld moeten worden. Toch kunnen ze de stiltes niet invullen. Maar waarom niet? Het antwoord is eenvoudig: geluid moet een ononderbroken stroom van informatie zijn. Als dit niet zo is dan kunnen je hersenen er weinig mee. Daarom is een haperende cd zo ongelofelijk irritant!
Harderachtige beenvissenWetenschappelijke naam: Mugilomorpha (serie binnen de superorde der Stekelvinnigen, Acanthopterygii)
Harderachtige beenvissen zijn Straalvinnige beenvissen (Actinopterygii) met een gestroomlijnd lichaam, dat in dwarsdoorsnede bijna rond is. Hun staart is gevorkt. Ze hebben twee gescheiden rugvinnen, waarvan de eerste met stekels. Hun lichaam is bedekt met grote cycloïde schubben. Harderachtige beenvissen leven in scholen in ondiep kustwater.
HardersHarders zijn planteneters: ze grazen algen en wieren van de zeebodem en van stenen, steigers en andere harde voorwerpen onder water. Ook slakken worden wel gegeten. Ze hebben een lang darmkanaal om de voedingsstoffen uit dit moeilijk verteerbare materiaal te halen. Harders zijn warmwatervissen, die van mei tot oktober voorkomen in de zuidelijke Noordzee. De diklipharder is de meest voorkomende hardersoort in de Nederlandse zoute wateren. Hij wordt tot 60 cm lang en komt veel voor in havens, waar hij leeft van het afval van schepen.
Namen: Ned: Diklipharder (barbier, herder, witte zalm) Lat: Chelon labrosus (Mugil labrosus) Eng: Thick-lipped grey mullet (grey mullet)Dui: Dicklippige Meeräsche Fra: Muge (mulet, mulet lippu) Dan: Tyklæbet gri multe
hardoenDe hardoen is een forse stekelige hagedis met een relatief korte afgeplatte romp, driehoekige kop en in verhouding lange poten. Het is de enige van de ongeveer 280 soorten agamen die ook in Europa te vinden is. Het is een echte zonne-aanbidder. Hij wipt vaak op een typerende wijze met zijn kop.
Wetensch. naam: Agama stellio
Verspreiding: Griekenland, Noord-Afrika, Klein-Azië
Voedsel: vooral insecten, ook planten
Lengte: 30 - 40 cm (incl. staart)
Status: algemeen
Hardste bijterDe krokodil is de sterkste bijter
Krokodillenkaken zijn zeer sterk. Ze kunnen met een kracht van 1.350 kilo bijten. Enorm krachtige sluitspieren maken dit mogelijk. Botten die tussen de kaken komen worden in één keer gekraakt.
De bijtkracht van een volwassen Afrikaanse leeuw bedraagt 780 kilo
De bijtkracht van een schemerhaai bedraagt 60 kilo
Harig wilgenroosjeHarig wilgenroosje groeit langs oevers, in sloten en rietmoerassen. Je kunt de plant op zulke plaatsen overal in Nederland tegenkomen. Je ziet hem op nattere plaatsen dan het echte wilgenroosje. De bladeren zijn aan beide kanten behaard en de bloemen staan verder van elkaar dan in de bloemtrossen van het echte wilgenroosje.
Namen: Ned: Harig Wilgenroosje Lat: Epilobium hirsutum Eng: Great Hairy Willow-herb; Codlins and Cream Fra: Epilobe herisseDui: Zottiges-Rauhaariges Weidenröschen
haringDeze zilverkleurige zeevis heeft een diepgevorkte staartvin. De rugvin staat halverwege het lichaam.
Haringen leven in grote, beweeglijke scholen. Ze zwemmen overdag op grotere diepte en komen `s nachts aan het oppervlak.
De eitjes komen op de zeebodem uit. De jonge haringen lijken eerst nog op de larven van de paling. Na een tijdje zwemmen ze naar het oppervlak om voedsel te zoeken. Maar een klein deel van de jongen wordt volwassen.
De haring is eeuwenlang een van de belangrijkste vissoorten geweest voor de visserij. Door overbevissing in de 20e eeuw is hun aantal sterk afgenomen maar de soort herstelt zich geleidelijk.
Andere namen: Atlantische haring
Wetensch. naam: Clupea harengus
Engelse naam: herring
Verspreiding: Noordzee, Oostzee, Atlantische Oceaan
Voedsel: plankton
Lengte: tot 40 cm
Gewicht: tot 700 gram
HaringWetenschappelijke naam: Clupea harengus
Behoort tot de Vissen Haringachtige beenvissen, Haringachtigen
Komt voor in:noordelijke Atlantische Oceaan
De haring is een massadier
De haring is een middelgrote vis. Hij leeft in de bovenste lagen van de zee en eet visbroed, kreeftjes en ander plankton. Die zeeft hij met zijn kieuwen uit het water.
Zijn voedsel komt plaatselijk in grote hoeveelheden voor. De haring vormt zelf een belangrijke voedselbron voor andere vissen, dolfijnen en zeevogels.
De haring zwemt in dichte scholen. Zo`n school heeft een verwarrend effect op achtervolgers. Daardoor is het risico voor ieder dier afzonderlijk veel kleiner.
Haringachtige beenvissenWetenschappelijke naam: Clupeomorpha (superorde binnen de Echte beenvissen, Teleostei)
Haringachtige beenvissen zijn Straalvinnige beenvissen (Actinopterygii) met een zijdelings afgeplat, zilverkleurig lichaam. Dit is een goede camouflage in het oppervlaktewater, waar deze vissen leven. De meeste soorten leven in scholen in de open oceaan. Met hun flexibele bek en fijnmazige kieuwzeef zijn ze in staat om plankton te eten. Er is slechts één visetende soort: de Wolfharing (Chirocentrus dorab). Hij heeft grote, scherpe tanden. Tot deze groep behoren onder meer de Haringen en Sardines (Clupeidae) en de Ansjovissen (Engraulidae).
HaringhaaiDe haringhaai is een zwaargebouwde haai met een kenmerkende spitse snuit. Ze worden maximaal 3,50 meter lang, en wegen dan ongeveer 200 kilo. Haringhaaien eten alle mogelijke soorten vis, van haring en makreel tot en met typische bodemvissen. Ze komen in alle wereldzeeën voor, en worden ook nu en dan in de zuidelijke Noordzee gevangen. Vroeger bestond er een speciale visserij op haringhaaien, waarbij het vooral ging om de visolie en de huid (haaienleer).
HarlekijnIn de vorige eeuw is het aantal gebieden waar de harlekijnorchis groeit, sterk in aantal afgenomen. Deze plant is namelijk erg gevoelig voor menselijke invloeden. Deze orchidee komt nog maar op enkele plaatsen in het waddengebied voor, bijvoorbeeld op Texel en Terschelling, en sporadisch in Zuid-Limburg en op Schouwen-Duiveland en Goeree. De harlekijnorchis groeit met name in vochtige, kalkhoudende, schrale hooigraslanden (associatie van harlekijn en ratelaar) en is wettelijk beschermd. Deze bijzondere associatie komt buiten Nederland waarschijnlijk niet voor.
Het beheer van de graslanden waar harlekijnen voorkomen bestaat uit maaien aan het eind van de zomer en daarna begrazing door schapen gedurende de herfst.
Namen: Ned: Harlekijn Lat: Orchis morio Eng: Green-winged orchid Fra: Orchis bouffonDui: Kleines Knabenkraut (Salep Knabenkraut) Dan: Salep-gøgeurt
HarnasmannetjeHarnasmannetjes komen algemeen voor in de kust- en getijdenwateren van de zuidelijke Noordzee. De larven en jonge dieren leven als plankton; oudere harnasmannetjes trekken naar de kustwateren en zoeken daar de bodem af naar kleine krabbetjes, vlokreeftjes, garnalen, wormen, weekdieren en viseieren. Deze eigenaardig gevormde visjes worden niet groter dan 20 cm. Gedroogde harnasmannetjes vind je nog wel eens terug in visnetten in sommige jaren-`70 interieurs, in etalages van visboeren, etc.
Namen: Ned: Harnasmannetje (neushangertje (B), kleerhangertje, oudewijfskaak, oude grootje, oude vent (B), postkop, potsekop (B), kootje noom (B), gernaars` noompje (B), smousje (B), dikkop (B)) Lat: Agonus cataphractus Eng: Hooknose (armed bullhead)Dui: Steinpicker Dan: Panserulk
Hart- en vaatziektenEen gezond lichaam en een gezond hart gaan vaak samen. Wie gezond leeft en voldoende beweegt heeft meestal ook een gezond hart. Een slechte leefstijl kan hart en bloedvaten ziek maken. Hart- en vaatziekten zijn doodsoorzaak nummer één in Nederland. Iedere tien minuten overlijdt er iemand aan. Dat is vijftigduizend sterfgevallen per jaar.
Hoe voorkom je hart- en vaatziekten?
Niet beginnen met roken of ermee stoppen
Gezond eten, dus niet vet
Regelmatig bewegen
Welke hart- en vaatziekten kun je krijgen?
Slagaderverkalking
Hoge bloeddruk
Slecht werkende kleppen in de aders
Hartklepafwijkingen
Hartritmestoornissen
Welke erfelijke hart- en vaatziekten en aangeboren afwijkingen zijn er?
Haven Den Oever en Stevin SluizenIn de vissershaven van Den Oever kunnen interessante vogels waargenomen worden. In voor- en najaar zijn er vaak zeldzame vogels waargenomen. Tijdens strenge winters zijn wakken in de haven en voor de Stevin Sluizen het toevluchtsoord voor duizenden eenden. De haven van Den Oever is in de afgelopen jaren gerenoveerd en uitgebreid. De uitbreiding vond plaats op een plek die een hoogwatervluchtplaats en foerageerplek voor vogels was. Daarom zal er in 2005 natuurcompensatie plaatsvinden.
Deze sluizen aan het begin van de Afsluitdijk zijn zomers een uitgelezen plek om foeragerende meeuwen en sterns te zien. Iets verder de dijk op liggen een aantal kazematten die in het najaar bevolkt kunnen worden door uitgeputte zangvogeltjes die hier tijdens hun trek even stoppen. Op een pier voor de haven kunnen grote aantallen rustende aalscholvers gezien worden. En steeds vaker worden er ook zeehonden waargenomen. Bij de visboer Jan Halfweg, gesitueerd naast de coupure naar het dorp, is een logboek voor vogelwaarnemingen aanwezig.
HavensDe Vleet behandelt de haven-ontvangstinstallaties voor de inzameling van scheepsafval en de vervuiling van de havens. Ook de controle op de kwaliteit van de zeeschepen, Port State Control, komt aan bod.
De belangrijkste Noordzeehavens voor de internationale zeescheepvaart zijn Londen, Rotterdam en Hamburg. Dit maakt dat de zuidelijke Noordzee één van de drukst bevaren stukken zee ter wereld is.
Weblinks:
Website van de haven van Rotterdam: http://www.portofrotterdam.com/NL-
Alles over havens: http://haven.pagina.nl/
HavikWetenschappelijke naam: Accipiter gentilis
Aantal broedparen in Nederland: 1800-2000 (1998-2000)
Biotoop: gevarieerd landschap waarbij open stukken worden afgewisseld met bossen of bosjes
Geluid: Havik
Hawaii-o`oDe Hawaii-eilanden waren ooit een waar vogelparadijs. Maar met de komst van de Europeanen verdwenen de meeste inheemse soorten, waaronder rallen, lijsters en de beroemde Hawaiivinken. Ook de o`o`s wisten geen stand te houden. Van de vier soorten zijn er inmiddels drie uitgestorven: de Hawaii-o`o Moho nobilis, de Bishops o`oMoho bishopi en de Oahu-o`o Moho apicalis. Slechts de Kauai-o`oMoho braccatus, waarvan het Nationaal Natuurhistorisch Museum ook twee huiden bezit, bestaat nog, zij het dat de soort inmiddels zwaar bedreigd is.
Hawaii-o`o Volkenkundige musea
Veren van de Hawaii-o`o Moho nobilis (Merrem, 1786) zijn met name terug te vinden in volkenkundige musea. Ze werden gebruikt voor de gewaden van de vroegere koningen van Hawaii. Er moeten werkelijk duizenden vogels geplukt zijn om voldoende veren te krijgen voor de koninklijke kledij. De vogels zouden nadat ze geplukt waren weer vrij gelaten zijn. Maar of dat altijd gebeurde valt te betwijfelen. Van Scott Burchart Wilson en Arthur Humble Evans, twee specialisten op het gebied van de Hawaiiaanse avifauna, weten we namelijk dat in hun eigen vet gebraden o`o`s als een delicatesse golden. Waarschijnlijk was de jacht op de o`o`s niet de oorzaak van hun verdwijnen. Vele generaties vorsten hadden zich reeds in veren getooid en toch was de o`o nog algemeen toen de eerste Europeanen voet aan wal zetten. Aangenomen wordt dan ook dat veranderingen in hun leefomgeving de vogels fataal zijn geworden. In 1934 werd de Hawaii-o`o voor het laatst gezien.
Hawaiiaanse monniksrobDe Hawaiiaanse monniksrob heeft een donkergrijze tot bruine rug en een lichtgrijze onderkant. Deze soort komt alleen voor op een aantal afgelegen eilandjes, mede omdat de monniksrob erg gevoelig is voor verstoring. Hun totale aantal wordt geschat op circa 1400 en neemt jaarlijks af.
Wetensch. naam: Monachus schauinslandi
Engelse naam: Hawaiian monk seal
Verspreiding: zandstranden van atollen in het noordwesten van de Hawaii Archipel
Voedsel: inktvis, kreeft en rifvissen
Lengte: tot 2,1 m (mannetjes), vrouwtjes tot 2,3 m, bij geboorte 1 m
Gewicht: tot 170 kg (mannetje), vrouwtjes tot 205 kg, bij geboorte 14 - 17 kg
Status: bedreigd
hazelmuisDe hazelmuis behoort tot de familie van de slaapmuizen. Deze knaagdieren houden een lange, diepe winterslaap, die bij de hazelmuis soms wel zeven maanden duurt. Om de winter te overleven bouwen ze aan het einde van de zomer een onderhuidse vetreserve op. Ook leggen ze wel voedselvoorraden aan in hun nest.
Hazelmuizen zoeken hun voedsel vooral in de bomen en struiken(zoals hazelaars). Ze kunnen dan ook prima klimmen en springen. De lange behaarde staart helpt daarbij om het evenwicht te bewaren.
Anders dan veel andere muisachtigen krijgen slaapmuizen maar één of twee nesten per jaar. Ze breiden zich dan ook veel minder snel uit dan bijvoorbeeld huismuizen.
Wetensch. naam: Muscardinus avellanarius
Engelse naam: hazel dormouse
Verspreiding: Europa
Voedsel: zaden, noten, bloemen, larven
Lengte: 6 - 9 cm
Gewicht: 15 - 35 gram
Status: thans niet bedreigd
hazelwormDe hazelworm lijkt op een slang, maar is een hagedis zonder poten en met gladde schubben. Het is een vrij traag dier en daar dankt hij zijn Engelse naam dan ook aan. Hij is vooral `s morgens en `s avonds actief, de rest van de dag houdt hij zich verborgen. De hazelworm is levendbarend.
Wetensch. naam: Anguis fragilis
Engelse naam: slow worm
Verspreiding: Europa, Zuidwest-Azië, Noordwest-Afrika
Voedsel: slakken, wormen, spinnen, insecten
Lengte: 30 - 40 cm (max. 50 cm)
Status: algemeen
Hector-dolfijnDe Hector-dolfijn is Nieuw-Zeelands `eigen` dolfijn. Het is een van de kleinste dolfijnensoorten. Opvallend is de ronde, donkere rugvin en een grijze vlek op het voorhoofd. Ze leven dicht onder de kust en zijn daardoor kwetsbaar voor watervervuiling en verdrinking in visnetten. Om deze bijvangst te voorkomen gelden tegenwoordig strenge regels voor de visserij rond Nieuw-Zeeland.
Wetensch. naam: Cephalorhynchus hectori
Engelse naam: Hector`s dolphin
Verspreiding: kustwateren rondom Nieuw-Zeeland
Voedsel: vooral vis, ook inktvis
Lengte: 1,2 - 1,5 m, bij geboorte 60 - 75 cm
Gewicht: 35 - 60 kg, bij geboorte 9 kg
Status: bedreigd
HêdredersplakHet Hêdredersplak, ook wel ijsbaan genoemd, vormt de ijsbaan van de ijsclub Willem Barentsz van Hoorn en omstreken. Hêdreder betekent hardrijder (op de schaats), het is dus de hardrijdersvallei. Het plak is ongeveer 200 bij 30 meter groot. Het is prachtig gelegen in het bos, aan drie kanten omgeven door dennenbomen. In het zomerhalfjaar valt het plak voor het overgrote deel droog. Fietsend van Hoorn naar zee over de badweg van Hoorn, ligt het gebiedje niet te missen ongeveer halverwege aan de linkerkant.
Heen (zeebies)De heen komt in Nederland algemeen voor in een vijftig kilometer brede strook langs de Noordzee. De plant komt ook verder in het binnenland voor langs de grote rivieren, maar hier is hij minder algemeen. De heen, of zeebies, zoals hij vroeger werd genoemd, had een beetje misleidende naam. De plant staat namelijk het liefst met zijn voeten in zoet of brak water. En een overstroming met puur zeewater verdraagt hij slechts kortstondig. Op strandvlakten komt heen vooral voor op de hogere delen waar het groeit in met regen of met zoete kwel gevulde poelen en slenken.
Namen: Ned: Heen (zeebies) Lat: Scirpus maritimus Eng: Sea club-rushDui: Strand Simse
HeermoesHeermoes is een paardenstaart die je veel in wegbermen ziet. Hij heeft achtereenvolgens twee verschijningsvormen: dikke bruin-rode stengels waaraan sporen worden gevormd en dunne groene stengels zonder sporenvorming.
Namen: Ned: Heermoes Lat: Equisetum arvense Eng: Common Horsetail Fra: Prele des champsDui: Acker-Schachtelhalm
HeggenmusWetenschappelijke naam: Prunella modularis
Aantal broedparen in Nederland: 200.000-250.000 (1998-2000)
Biotoop: bosrijk gebied, maar ook in parken en tuinen met voldoende dekking
Geluid: Heggenmus
HeideblauwtjeOp de duinheidevelden van Texel, Terschelling en Schiermonnikoog komt het heideblauwtje voor. Het mannetje is van boven blauw en het vrouwtje is bruin. Het heideblauwtje legt haar eieren op struikheide en dopheide. Het is een honkvaste vlinder van overgangen tussen natte en droge terreindelen. De rupsen verpoppen in een mierennest. Het heideblauwtje staat op de rode lijst van bedreigde vlindersoorten.
Namen: Ned: Heideblauwtje Lat: Plebeius argus (plebejus argus)Dui: Heidebläuling (Argus-Bläuling, Tiefblauer Silberfleckbläuling) Eng: Silver-studded blue
HeidefamilieGeen duingebied zonder heide. De Vleet besteedt speciale aandacht aan de cranberry, de gewone dopheide en de struikheide. Hoewel kraaiheide formeel gezien tot een andere familie behoort, wordt deze soort toch hier behandeld.
Het woord heide werd lang geleden gebruikt om onbebouwde grond, die geen aanwijsbare bezitter had, aan te duiden. Daarna kreeg het de betekenis van weidegrond in gemeenschappelijk bezit. Pas sinds de 19e eeuw wordt er het landschapstype mee aangeduid.