Natuurinformatie

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716


Glossopteris-achtigen
Wetenschappelijke naam: Glossopteridales (orde binnen de klasse der Zaadvarens, Pteridospermopsida)

Reconstructie van een Glossopteris-boom (ongeveer 4 meter hoog)

Glossopteris-achtigen zijn uitgestorven, bladverliezende, boomvormige zaadvarens, die leefden gedurende het Laat-Devoon tot en met het Perm (ca. 375-250 miljoen jaar geleden). De mannelijke als vrouwelijke voortplantingsstelsels werden op de bladen gedragen. De bladen waren langwerpig-tongvormig (glossa = tong; pteris = varen), ongeveer 5-20 centimeter lang en voorzien van een karakteristieke netvormige nervatuur. Afdrukken van dergelijke bladeren zijn gevonden op alle continenten van het zuidelijk halfrond, maar ook in India, Afghanistan en Iran. Deze verspreiding kan verklaard worden door aan te nemen dat al deze gebieden ooit aaneengesloten zijn geweest tot één continent (Gondwana) Sommige onderzoekers rekenen de Glossopteris-achtigen tot de Paleozoïsche zaadvarens.

Gnetum-achtigen
Wetenschappelijke naam: Chlamydospermae, Gnetophyta, Gnetopsida
De gnetum-achtigen zijn gedurende het Perm(ca. 290 miljoen jaar geleden) ontstaan en stammen af van de Paleozoïsche zaadvarens. Deze groep omvat drie geslachten (genera), te weten Gnetum, Ephedra en Welwitschia
Gnetum-achtigen, ook wel Mantelzadigen genoemd, zijn houtige gewassen (bomen, struiken of klimmers) met veernervige, tegenoverstaande bladeren, zoals alle bedektzadigen dat hebben. Ze hebben eenvoudige houtvaten, die (naast het transport van water en voedingstoffen) voor ondersteuning van de plant zorgen. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten (tweehuizigheid), elk met éénslachtige bloemen. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke voortplantingsorganen zitten in kegels. Gnetum-achtigen zijn bloemplanten waarbij de zaadknoppen en zaden niet opgesloten zijn in vruchtbeginsels resp. vruchten, maar omhuld worden door met elkaar vergroeide bloemdekbladen.  De kiem (embryo) heeft twee zaadlobben (cotylen).

Gnetum-achtigen
Andere naam: Mantelzadigen Wetenschappelijke naam: Chlamydospermae, Gnetophyta, Gnetopsida (klasse binnen de Zaadplanten)
Gnetum gnemon

Gnetum-achtigen zijn houtige gewassen (bomen, struiken of klimmers) met veernervige, tegenoverstaande bladeren. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten (tweehuizigheid), elk met éénslachtige bloemen. Gnetum-achtigen zijn bloemplanten waarbij de zaadknoppen en zaden niet opgesloten zijn in vruchtbeginsels resp. vruchten, maar omhuld worden door met elkaar vergroeide bloemdekbladen. De kiem (embryo) heeft twee zaadlobben (cotylen). Deze groep omvat drie geslachten (genera), te weten Gnetum, Ephedra en Welwitschia, elk in een aparte familie.

Golfribbels
Golfribbels, in steen bewaard
a: Dichtbij de kust beweegt het water op de zeebodem heen en weer. Daardoor ontstaan vaak symmetrische ribbels, die in steen bewaard kunnen blijven.

Golgi-systeem
Plek in de cel waar aangemaakte eiwitten worden omgevormd tot werkzame eindproducten

Bouw Het golgi-systeem wordt gevormd door een serie van afgeplatte blaasjes die aansluiten op het endoplasmatisch reticulum. 
Voor meer informatie over de cel: De levende cel - Rondreis in een microscopische wereld, Cristian de Duve Natuur en Techniek 1987, ISBN: 90-70157-59-4
November 2006

Golven
De wind die over het zee-oppervlak waait veroorzaakt een golfbeweging van het wateroppervlak. Tijdens een storm loopt de golfhoogte op de Noordzee op tot enkele meters. Op enige afstand uit de kust komen soms golven voor van meer dan zes meter. De kracht waarmee golven op de kust rollen kan tijdens stormen, en dan vooral tijdens springtij, plaatselijk voor een forse afslag van de duinen zorgen.
Weblinks:
Over golven op zee, zie: http://www.knmi.nl/voorl-weer- (verwachtingen-scheepvaart)
Meten van golven in verband met noodzakelijke dijkhoogte: http://www.golfklimaat.nl
Over extreem hoge golven: http://www.kennislink.nl/web-show?id=98447

Goodfellowboomkangoeroe
De Goodfellowboomkangoeroe is een bijzonder fraai gekleurde boomkangoeroe. Boomkangoeroes leven in bossen en kunnen erg goed klimmen. Hun poten zijn vrij dik en bijna allemaal even lang. Ze `hoppen` dan ook niet, zoals normale kangoeroes, maar lopen meer als apen door de bomen en op de grond.
Bijna alle boomkangoeroes worden bedreigd doordat hun leefgebied - het regenwoud - in snel tempo afneemt. Daarnaast worden ze ook wel bejaagd voor het vlees.
Wetensch. naam: Dendrolagus goodfellowi
Engelse naam: Goodfellow`s tree-kangaroo
Verspreiding: Papua Nieuw-Guinea
Voedsel: bladeren, fruit, bloemen, gras
Lengte: 55 - 75 cm, staart 70 - 80 cm
Gewicht: 10 kg
Status: bedreigd

gorilla

Wetensch. naam: Gorilla gorilla
Engelse naam: Gorilla
Verspreiding: Midwest-Afrika.
Voedsel: Bladeren en fruit.
Lengte: Mannetjes: tot 1,8 m.
Vrouwtjes: tot 1,5 meter.
Gewicht: Mannetjes: 140-180 Kilo.
Vrouwtjes: 70-100 kilo.

Goud in de Rijn
De Rijn vervoert niet alleen zand, grind en klei van haar achterland naar de Noordzee, maar ook mineralen en metalen, waaronder goud. Dit goud is afkomstig van kleine goudaders in de gesteenten van het Zwarte Woud, in Duitsland.
Goudkorrel gevonden in Nederlandse Rijnsedimenten © S. Vriend
In de loop der miljoenen jaren verweerden de goudaders en brachten zijrivieren goudkorrels in de Rijn. Omdat goud zwaar is, wordt het vooral bij relatief hoge stroomsnelheden over de rivierbodem verplaatst. Al vanaf het Laat-Plioceen(3,6 tot 2,6 miljoen jaar geleden) staat de huidige Rijn in ons land in contact met de Rijndalslenk in Zuid-Duitsland en het Alpiene gebied. Sediment en mineralen worden dus al ruim drie miljoen jaar vanuit dit gebied met de Rijn naar het Noordzee Bekken vervoerd. Vanwege zijn hoge soortelijke gewicht bezinken kleine goudkorrels net zo snel als grotere grindcomponenten. Goudkorrels in Rijnsediment vinden we dus alleen in laagpakketten met veel grind. Deze komen in de meer stroomopwaartse delen van de Rijn en haar vroegere lopen voor. Begin vorige eeuw werd in het oosten van het land door pannen wel goud gewonnen.
Meer weten?
Klik voor meer informatie over goud en het transport van rivieren op een van de volgende artikelen.
Wat betekent 18-karaats goud?
Rivierterrassen Oeverwal: een natuurlijke dijk

gouden gifkikker
© WWF-Canon - CMBahr
Dit kikkertje uit het Amerikaanse regenwoud heeft dodelijk gif in zijn huid. Zijn opvallende groen met zwarte tekening waarschuwt roofdieren daarvoor.
Het vrouwtje neemt het intitiatief voor de paring. Ze stimuleert het mannetje door met haar achterpoten op zijn rug te trappelen. De eitjes worden niet in het water gelegd maar op dode bladeren op de bosbodem, in klompjes van 5 tot 13 stuks. Het mannetje bewaakt de eitjes tot ze uitkomen en brengt de kikkervisjes op zijn rug naar poeltjes in boomholtes.
Andere namen: Midden-Amerika, Noorden van Zuid-Amerika
Wetensch. naam: Dendrobates auratus
Voedsel: kleine ongewervelde dieren
Lengte: 2,5 - 6 cm
Status: plaatselijk algemeen

gouden kikker
Dit kleine kikkertje uit het regenwoud van Madagaskar is helder oranje gekleurd met zwarte ogen. Zijn opvallende kleur dient als waarschuwing voor het feit dat hij giftig is. Daardoor kan hij zonder gevaar overdag op pad.
De paring vindt op het land plaats. Het vrouwtje legt de eitjes op vochtige dode bladeren op de bosbodem. De kikkervisjes laten zich met regenwater naar een plasje voeren.

Wetensch. naam: Mantella aurantiaca
Engelse naam: golden mantella
Verspreiding: westelijk binnenland van Madagaskar
Voedsel: kleine ongewervelde dieren
Lengte: 2 - 3 cm
Status: kwetsbaar

Goudhaan
Wetenschappelijke naam: Regulus regulus
Aantal broedparen in Nederland: 40.000-50.000 (1998-2000)
Biotoop: vooral in naaldbos, maar ook in gemengd en loofbos
Geluid: Goudhaan

Goudhaantje
Goudhaantjes leven in gebieden met naaldhout. Daar zoeken ze, hoog in de bomen, naar insecten en spinnen. Het broedseizoen begint in maart en eindigt in juli. Begin september trekt een gedeelte van de Nederlandse broedvogels naar het zuiden. Een ander gedeelte blijft hier en krijgt gezelschap van goudhaantjes uit het noorden. In de trektijden zijn goudhaantjes ook buiten de dennen- en sparrenbossen te zien, tot in de struiken in de zeereep.
Namen: Ned: Goudhaantje Eng: Goldcrest Fra: Roitelet huppéDui: Wintergoldhänchen Dan: Fuglekonge Nor: Fuglekonge Fries: Goudtúfke Ital: Regolo Lat: Regulus regulus

Goudkammetje
Het goudkammetje is een borstelworm die zich beschermt in een taps toelopend kokertje van aaneen geklitte zandkorrels. Het dier dankt zijn naam aan de goudkleurige borstels aan de brede kopzijde van het zalmroze lichaam. Het kokertje is aan beide zijden geopend. Ze kunnen regelmatig op het strand gevonden worden. De worm zelf graaft zich in zandige bodems tot tien meter diep in, op zoek naar algen en kleine diertjes. In slikkige bodems maken goudkammetjes ook wel u-vormige buizen. Ze komen algemeen voor rond het Friese Front en op enkele plaatsen voor de kust.
In sommige jaren komt het goudkammetje algemeen voor in de Waddenzee.
Namen: Ned: Goudkammetje Lat: Lagis koreni (Pectinaria koreni) Eng: Trumpet wormDui: Köcherwurm

Goudknopje
Goudknopje komt oorspronkelijk uit Zuid-Afrika. De soort komt pas sinds 1972 in Nederland voor, het eerst in Zuidelijk Flevoland. Nu komt hij ook voor op enkele plaatsen langs de Groningse kust, in een veengebied in Noord-Friesland en bij de Volkeraksluis in Zeeland. Goudknopje heeft in het verleden op enkele van de Duitse en Deense waddeneilanden gestaan maar komt daar nu niet meer voor. Goudknopje is een pioniersplant. Hij komt voor op brakke tot zilte klei- en veengronden, die `s winters onder water staan en zomers niet te ver indrogen. De verspreiding van het zaad gebeurt waarschijnlijk door water- en oevervogels die de vruchten met de modder aan hun poten meenemen.
Namen: Ned: Goudknopje Lat: Cotula coronopifolia Eng: Brass buttonsDui: Krähenfuß-Laugenblume Dan: Firkløft

goudkop leeuwaapje
Deze kleine donker gekleurde aapjes met glanzende goudgele kop en nog enkele goudgele delen leven in het Noordoosten van Brazilië. Ze zijn zeldzaam, maar minder bedreigd dan de ander soorten leeuwaapjes, zoals het gouden leeuwaapje.
Wetensch. naam: Leontopithecus chrysomelas; Leontideus chrysomelas
Engelse naam: golden-headed lion tamarin
Verspreiding: Noordoost Brazilië
Voedsel: fruit, insecten, hagedissen, eieren, kleine vogels
Lengte: 20 - 33 cm
Gewicht: 0,5 - 1 kg
Status: bedreigd

Goudplevier
Goudplevieren broeden in het hoge noorden. Al in juli vertrekken ze weer naar het warmere zuiden. In zachte winters verblijven ze in Nederland, tot ze in mei weer noordwaarts trekken. Ze zijn vaak in gemengde groepen met kieviten op zoek naar voedsel op weilanden.
Goudplevieren broeden niet op Texel, maar ze zijn wel veel te zien op het eiland. De Texelaars noemen de vogel `wilster`, net als de Friezen. Er is zelfs een straat naar ze genoemd: de Wilsterstraat in Den Burg. Soms zijn er duizenden wilsters op het eiland. In de zeventiende en achttiende eeuw werd er met slagnetten (wilsterflappen) op goudplevieren gejaagd.
Namen: Ned: Goudplevier Eng: European golden ploverDui: Goldregenpfeifer Fries: Wilster Lat: Pluvialis apricaria Fr: Pluvier doré

Goudvink
Wetenschappelijke naam: Pyrrhula pyrrhula
Aantal broedparen in Nederland: 7000-9000 (1998-2000)
Biotoop: struweelrijke bosranden, parken en oude tuinen, vooral bij jonge sparrenaanplant
Geluid: Goudvink

Goudwieren
Wetenschappelijke naam: Chrysophyta, Chrysophyceae
Goudwieren zijn eencellige wieren met een korte en een lange zweephaar (undulipodium). Ze zijn herkenbaar aan het goudgele pigment. Sommige soorten vormen draadvormige of vertakte kolonies; andere leven per cel in een soort `huisje`. De meeste goudwieren leven in zee. Ze planten zich voort door middel van ongeslachtelijke sporen.

Goulds muis
Goulds muis  Pseudomys gouldii (Waterhouse, 1839) is tussen 1830 en 1860 verzameld op een aantal ver uiteenliggende plaatsen in het zuiden van Australië. Voor het laatst is deze soort gevonden door de Blandowski Expeditie (1856-1857). Deze muis was een bewoner van de vlakte en van zandduinen, waar de grond los genoeg was om er in te kunnen graven. De dieren maakten uitgebreide holen, waarin ze een nest maakten van droog gras. Eén hol - in enkele gevallen zelfs één nest - kon tot acht volwassen muizen herbergen.
Goulds muis. Braakballenonderzoek
Het is niet bekend waardoor Goulds muis is uitgestorven. Onderzoek aan braakballen heeft aangetoond dat de soort ooit vrij algemeen was. Hoe oud deze braakballen zijn, is echter niet bekend. Maar aangezien sommige exemplaren nog niet uit elkaar gevallen waren, neemt men aan dat ze vrij recent zijn. De muis is waarschijnlijk in het begin van de twintigste eeuw verdwenen.
Goulds muis. Museumcollectie
De twee exemplaren in het Nationaal Natuurhistorisch Museum zijn afkomstig uit Zuidwest-Australië. Het ene is gevangen bij Moore River, het andere op de Victoria Plains.

Goulds varaan
Deze hagedis is een van de grootste van de twintig soorten varanen die in Australië leven. Het is een soort die in veel verschillende kleuren en tekeningen voorkomt - van lichtgeel tot donkergrijs - maar bijna altijd met een donkere streep van achter zijn oog tot aan zijn nek.
Hij leeft voornamelijk op de grond, waar hij zich schuil houdt in holen. Zijn krachtige staart gebruikt hij als steun om rechtop te staan als hij zijn omgeving verkent. Ook kan hij hem gebruiken om zich mee te verdedigen door ermee te slaan. Zijn klauwen en tanden zijn ook geduchte wapens.
Het vrouwtje breekt vaak een termietenheuvel open om daarin haar eieren te leggen.
Wetensch. naam: Varanus gouldii
Engelse naam: sand monitor; Gould`s monitor; Gould`s goanna
Verspreiding: Australië, zuidelijk Nieuw-Guinea
Voedsel: vogels, zoogdieren, reptielen, insecten
Lengte: 75 - 100 cm (max. 150)
Status: algemeen

Graafwespen
Graafwespen zijn alleen levende wespen met een relatief brede kop. De meeste soorten nestelen in de grond in zelfgegraven holletjes. Enkele soorten nestelen in geknakte braamstengels. De graafwesp vult het nest met dode insecten. De eieren worden erbij gelegd en de wespenlarven moeten leven van het opgeslagen voedsel totdat ze verpoppen.

Grafelijkheidsduinen
De Grafelijkheidsduinen bij Den Helder vormen het noordelijkste deel van het duinmassief van de Noord-Hollandse kust. Ooit vormden deze duinen de kern van Huisduinen, toen nog een eiland in zee. De graaf van Egmond was de oorspronkelijke bezitter van het duin: vandaar de naam `Grafelijkheidsduinen`.
De eerste grootschalige menselijke ingreep in dit gebied vond plaats in 1856 toen het gebied als waterwingebied in gebruik werd genomen. Per dag werd soms wel 1,2 miljoen liter water aan de bodem onttrokken. Het grondwater zakte daardoor flink. De oorspronkelijke begroeiing van vochtige duinvalleien verdween. In 1982 stopte men met de waterwinning. Het grondwaterpeil schoot daardoor plotsklaps omhoog. De duinvalleien staan als gevolg hiervan weer regelmatig onder water. In 2000 groeien er als gevolg hiervan weer allerlei bijzondere planten, zoals orchideeën, waternavel en tormentil.
Sinds 1881 was een deel van het gebied ook nog in gebruik als militair oefenterrein. Talloze bunkers, bomkraters en een schietbaan zijn de nog altijd zichtbare sporen van de militaire activiteiten. In de loop van de jaren tachtig van de vorige eeuw stopte Defensie met de oefeningen. Tussen 1920 en 1940 werd het zuidelijk deel, bekend onder de naam `Donkere Duinen`, bebost met dennen. Tegenwoordig zijn hier een kinderboerderij en vogelasiel gevestigd.
Van militair terrein naar natuurgebied
Water wordt er al tien jaar niet meer gewonnen en de activiteiten van Defensie stonden ook al een groot aantal jaren op een laag pitje.

gramper
Het opvallendste aan de gramper is het grote aantal witte littekens op de wat oudere dieren. De gramper heeft een duidelijke plooi midden over zijn voorhoofd en een hoge, nogal rechte rugvin. Ze jagen op grote diepte op inktvis.
Andere namen: grijze dolfijn
Wetensch. naam: Grampus griseus
Engelse naam: Risso`s dolphin
Verspreiding: wereldwijd in diepe gematigde tot tropische wateren
Voedsel: vooral inktvis
Lengte: 2,6 - 3,8 m, bij geboorte 1,3 - 1,7 m
Gewicht: 300 - 500 kg
Status: geen gegevens beschikbaar

Grantgazelle
Vrij grote, zwaargebouwde gazelle met lange hoorns. Ze leven vooral in de open savannen en half-woestijnen in groepen van maximaal 30 dieren.
Wetensch. naam: Gazella granti
Engelse naam: Grant`s gazelle
Verspreiding: Oostelijk Afrika
Voedsel: grassen, kruiden
Lengte: 1,4 - 1,7 m, staart 25 cm, schouderhoogte 50 - 80 cm
Gewicht: 40 - 80 kg
Status: thans niet bedreigd

Graptolieten
Wetenschappelijke naam: Graptolithina (klasse binnen de Halfchordaten, Hemichordata)
Graptolieten zijn uitgestorven Halfchordaten die leefden gedurende het Cambrium tot en met het Carboon (ca. 540-290 miljoen jaar geleden). Het waren kolonievormende zeedieren, met een stevig uitwendig skelet (exoskelet) van chitine. De individuele diertjes leefden in kokertjes (thecae), die in een enkele of dubbele rij aan takken zaten. De meeste soorten hadden een drijforgaan. Graptolieten zijn het meest verwant met de Vleugelkieuwigen (Pterobranchia), die eveneens tot de Halfchordaten behoren.

Grasduinen - Buiten Gebeurt Het!
Grasduinen is al vele jaren een instituut op natuurgebied. Grasduinen brengt maandelijks 84 schitterende pagina`s over natuur, natuurwandelen en natuurfotografie. Lezers genieten van de verrassende artikelen en van de prachtige foto`s. Bovendien vinden zij in Grasduinen veel praktische informatie om er zelf op uit te trekken. Met vier keer per jaar een dikke wandelbijlage met uitneembare wandelkaarten en heel veel praktische wandelinformatie voor onderweg. Niet voor niets is het motto bij Grasduinen: buiten gebeurt het!
Naast het blad brengt Grasduinen ieder jaar een zeer populaire natuuragenda. Amateur- en beroepsfotografen proberen elk jaar weer een plek te verwerven in deze prestigieuze fotocollectie. Al jaren een van de best verkochte agenda`s van Nederland.
www.grasduinen.nl

Grasklokje
Grasklokje is een tere plant met helderblauwe klokjes. In Nederland is hij wettelijk beschermd. Op Texel kom je grasklokjes regematig tegen in de binnenduinrand, op tuinwallen en in wegbermen. Verder kun je hem zien op voedselarme zandgronden en in rivierdalen. In andere duinstreken komt hij zelden voor. Hij staat het liefst in droge, zonnige graslanden.
Namen: Ned: Grasklokje Lat: Campanula rotundifolia Eng: Harebell (Scottish bluebell) Fra: Campanule a feuilles rondesDui: Rundblättrige Glockenblume

Grasland
Belangrijkste kenmerken
De vegetatie wordt overheerst door grassen (Gramineae) of grasachtige soorten zoals zegges en russen (Cyperaceae en Juncaceae). De meeste graslanden kennen weinig hoogteverschillen (reliëf) en komen over de hele wereld in uiterlijk min of meer met elkaar overeen.
Positie
Graslanden beslaan ongeveer 4 tot 8% van het aardoppervlak. Ze komen vooral voor in Noord- en Zuid-Amerika, Eurazië en Nieuw-Zeeland. Veel van deze gebieden zijn in gebruik als landbouwgrond. Het gebruik door de mens (veeteelt, branden) betekent een zware belasting van de natuurlijke graslanden.
Klimaat
De verspreiding van graslanden strekt zich uit over de hele wereld in gebieden waar gedurende het jaar naast een nat ook een droog seizoen voorkomt.
Planten en dieren
Over de hele wereld worden graslanden gedomineerd door grazende dieren. Dit is vooral het geval in de gematigde streken. Sommige onderzoekers denken dat deze begrazing de oorzaak is van het ontstaan van gematigde graslanden. De ontwikkeling van grazende dieren tijdens de evolutie zou, naast een verandering in het klimaat (verminderde neerslag), de vorming van de grote grasvlakten in gang hebben gezet. Andere onderzoekers beweren dat zonder ingrijpen van de mens deze graslanden niet lang stand zouden houden.
Hoewel graslanden er over het algemeen zeer gelijkmatig uitzien, blijkt vooral de rijkdom aan plantensoorten bijzonder groot. Behalve grassen en kruiden komen er kruipende of rozetvormige plantensoorten voor die, samen met mossen en korstmossen, de bodem bedekken.

Grasmus
Grasmussen broeden het liefst laag bij de grond in dicht doornig struikgewas. De vogel is te vinden in hagen en in de duinen. Het voedsel van een grasmus bestaat tijdens het broedseizoen vooral uit insecten, met name kevers en larven. In de loop van de zomer eet hij steeds meer bessen. Grasmussen vertrekken in augustus tot oktober naar tropisch Afrika. Daar eten ze bijna alleen bessen.
Namen: Ned: Grasmus Eng: Whitethroat, (common whitethroat) Fra: Fauvette grisetteDui: Dorngrasmücke Dan: Tornsanger Nor: Tornsanger Fries: Hagekrüper Ital: Sterpazzola Lat: Sylvia communis

Grasmus
Wetenschappelijke naam: Sylvia communis
Aantal broedparen in Nederland: 130.000-150.000 (1998-2000)
Biotoop: halfopen landschap met dichte doornstruiken
Geluid: Grasmus

grasparkiet
Kleine papegaai die in het wild overwegend groen gekleurd is. Tam zijn ze in verschillende kleurvarianten gekweekt. De grasparkiet is een van de bekendste kooivogels.
In het wild trekken grasparkieten in groepen rond op zoek naar eten en drinken. Ze zijn vooral in de vroege ochtend en de namiddag actief en maken dan vaak veel kabaal. Parkieten nestelen in een holte in een boomstronk.
Wetensch. naam: Melopsittacus undulatus
Engelse naam: budgerigar
Verspreiding: Australië
Voedsel: vruchten en zaden
Lengte: 18 cm
Gewicht: 25 gram
Status: algemeen

Graspieper
Graspiepers komen voor in open terrein met lage begroeiing. In Nederland zijn dit landbouwgronden, duingebieden, heidevelden, moerassen en kwelders. Ze maken hun nest op de grond, verborgen tussen de begroeiing. Ze eten kleine insecten en hun larven of rupsen, slakjes en wormpjes. In de herfst en winter eten ze ook zaden. In Nederland zijn het hele jaar door graspiepers te zien. In de winter komen hier vooral Noord-Europese broedvogels voor. Bij strenge vorst trekken ze verder naar het zuiden.
Namen: Ned: Graspieper Eng: Meadow Pipit Fra: Pipit farlouseDui: Wiesenpieper Dan: Engpiber Nor: Heipiplerke Fries: Piipljurk Ital: Pispola Lat: Anthus pratensis

Graspieper
Wetenschappelijke naam: Anthus pratensis
Aantal broedparen in Nederland: 70.000-80.000 (1998-2000)
Biotoop: vochtige, dichte en halfopen vegetatie, bijvoorbeeld weiden, heiden en akkers
Geluid: Graspieper

Grauwe gans
Deze vogel broedt in moerasgebieden en langs meren. Voor Scandinavische grauwe ganzen is het waddengebied vooral van belang als overwinteringsplaats. Nederland ontvangt jaarlijks ongeveer 100.000 van deze overwinterende grauwe ganzen. De grauwe ganzen die in Nederland ten noorden van de grote rivieren broeden, trekken in de herfst naar Zuid-Spanje. De ganzen die ten zuiden van de grote rivieren broeden zijn standvogels. `Boerenganzen` stammen af van de wilde grauwe gans.
Namen: Ned: Grauwe gans Eng: Greylag goose Fra: Oie cendréeDui: Graugans Dan: Grigis Nor: Grigis Fries: Skiere goes Ital: Oca selvatica Lat: Anser anser

Grauwe Gans
Wetenschappelijke naam: Anser anser
Aantal broedparen in Nederland: 8000-9000 (1998-2000)
Biotoop: halfopen moerassen met rijke oevervegetatie
Geluid: Grauwe Gans

Grauwe Gors
Wetenschappelijke naam: Miliaria calandra
Aantal broedparen in Nederland: 50-100 (1998-2000)
Biotoop: hooilanden in rivierengebied, elders ook langs akkers op kleibodem
Geluid: Grauwe Gors

Grauwe Kiekendief
Wetenschappelijke naam:  Circus pygargus
Aantal broedparen in Nederland: 29-45 (1998-2000)
Biotoop: vooral in braakliggende akkers, zelden ook in vochtige duinvalleien en verruigde moerassen 
Voor meer informatie: Grauwe kiekendief

Grauwe Klauwier
Wetenschappelijke naam: Lanius collurio
Aantal broedparen in Nederland: 160-200 (1998-2000)
Biotoop: open gebieden met (doorn)struiken of hagen, waar veel grote insecten voorkomen


Grauwe Poon
De grauwe poon is de meest algemeen voorkomende poon-soort in de Noordzee. In de zomer verblijven ze massaal in de ondiepe zuidelijke Noordzee. Als het kouder wordt zoeken ze dieper en warmer water op. De grauwe poon is een bodembewoner die leeft van garnalen, andere kleine kreeftachtigen en kleine vis (waaronder jonge wijting en haring) Grauwe poon wordt vaak als bijvangst meegevangen met ander bodemvis ( schol, tong), maar is nauwelijks van commercieel belang.
Namen: Ned: Grauwe poon (grauwe zeehaan, kleine poon, kleine zeehaan, knorhaan(tje), spoon) Lat: Eutrigla gurnardus Eng: Grey gurnardDui: Grauer Knurrhahn Fra: Grondin (trigle, grondin gris) Dan: Gri knurhane

Grauwe Vliegenvanger
Wetenschappelijke naam: Muscicapa striata
Aantal broedparen in Nederland: 20.000-30.000 (1998-2000)
Biotoop: halfopen oud bos en parklandschap met veel natuurlijke holten
Geluid: Grauwe Vliegenvanger

Grauwe wilg (en waterwilg)
De grauwe wilg komt voor op natte, voedselrijke grond. Hij kan zelfs in het water groeien. Hierdoor is de grauwe wilg in natte duinvalleien, op laagveen en in beekdalen te vinden.
Namen: Ned: Grauwe Wilg Lat: Salix cinerea Eng: Common Sallow Fra: Saule cendreDui: Grau-Weide, Asch-Weide, Aschgraue Weide

Graven in oude collecties
Oude collecties worden wel eens de beste verzamelplaatsen genoemd. Dat gaat vooral op voor onbewerkte collecties. Oude collecties waarover is gepubliceerd en waarvan men gegevens zou willen controleren, blijken soms moeilijk te traceren. Dat komt dooordat ze verspreid zijn geraakt of omdat het materiaal niet als zodanig herkenbaar is. Het belang van oude collecties
Oude collecties kunnen grote waarde hebben op uiteenlopend gebieden. In de eerste plaats is er een cultuurhistorische waarde. Een oude collectie geeft aan hoe men in de betreffende tijd verzamelde, waar men belangstelling voor had, hoe men een collectie indeelde. Mits goed gedocumenteerd geeft een oude collectie ook aan waar in vroeger tijden de soorten die in de collectie zijn vertegenwoordigd, werden gevonden. Dat kan bijvoorbeeld een indruk geven over voor- of achteruitgang. Voor systematisch onderzoek zijn oude collecties verder van groot belang als er type-materiaal in staat, exemplaren waarop beschrijvingen van nieuwe soorten zijn gebaseerd. Omdat de beschrijvingen vroeger meestal veel summierder waren dan tegenwoordig, is het als we het betreffende materiaal niet hebben gezien, vaak moeilijk te bepalen welke soort nu precies is beschreven. Het belang van speldenknoppen
Oude collecties, uit de 18de en 19de eeuw, zijn vaak na de dood van de eigenaar versnipperd geraakt over andere collecties, of door slecht beheer geheel of gedeeltelijk verloren gegaan. Zijn er geen gegevens van veilingen, dan zijn er verschillende mogelijkheden om te achterhalen of een exemplaar uit een bepaalde collectie afkomstig is.

Gravers
De meeste gravers hebben grote, sterke graafpoten. Deze graafpoten kunnen, afhankelijk van de soort, zowel voorpoten als achterpoten zijn. Sommige gravers leven altijd onder de grond. Anderen leven ook bovengronds en graven alleen voor het vinden van voedsel of om zich in veiligheid te brengen.
Gravers die altijd onder de grond leven Gravers die boven de grond leven
Niet alle gravers zijn zo goed aangepast aan het leven onder de grond. Dit type gravers graaft alleen voor het vinden van voedsel of om zich in veiligheid te brengen.
-Gravers met voorpoten
-Gravers met achterpoten
De achterpoten zijn goed ontwikkeld. Dieren die met hun achterpoten graven, verdwijnen achterstevoren in de grond. Dit doen ze meestal om zich in veiligheid te brengen. Ze graven geen tunnels.
Graven voor veiligheid

Green Award voor zeeschepen
De Green Award is een keurmerk voor schepen die extra geïnvesteerd hebben in de kwaliteit van het schip, de bemanning en de bedrijfsvoering. De bedoeling is dat bedrijven en havens de schepen met een Green Award-vlag voordelen gaan geven. De Green Award wordt door de in 1994 opgerichte Nederlandse stichting `Green Award Foundation` uitgegeven. Deze stichting werkt onafhankelijk van havens en reders. Eind april 2005 waren 170 olietankers en bulkcarriers van minstens 20.000 Bruto Register Ton in het bezit van een Green Award-vlag. In de toekomst kunnen ook andere olietankers en vrachtschepen het keurmerk krijgen. Het keurmerk blijft drie jaar geldig.
In 2001 doen tien havens in vijf landen, waaronder die in Rotterdam, mee met de Green Award. Schepen met een Green Award krijgen in deze havens korting op de havengelden. Daarnaast zijn er een aantal bedrijven, zoals Smit International, Hammond Marine Services en Euroshore, die speciale aanbiedingen hebben voor Green Award-schepen, bijvoorbeeld kortingen op de verwijderingskosten van afval of korting op het slepen van het schip. Doel van dit alles is de veiligheids- en milieukwaliteit van de schepen te verhogen.
Zowel de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) als het Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn lovend over het initiatief. Eind 1999 was wereldwijd 7% van alle tankers die 20.000 BRT of meer wogen gecertificeerd met het Green Award keurmerk.
Weblinks:
De Green Award Foundation: http://www.greenaward.org

Grévy-zebra
De Grévy-zebra is een opvallend grote zebra. Hij is te herkennen aan zijn witte buik een zwarte streep midden over zijn rug. De strepen zijn smaller en talrijker dan bij de bekendere Burchell-zebra. Elk dier heeft een uniek streeppatroon.
Wetensch. naam: Equus grevyi
Engelse naam: Grevy`s zebra
Verspreiding: Somalië, Ethiopië, Noord-Kenia
Voedsel: gras
Lengte: schouderhoogte 1,4 - 1,6 m, lengte 3,2 - 3,5 m
Gewicht: 350 - 450 kg
Status: bedreigd

Grey`s kangoeroe
Grey`s kangoeroe (Macropus greyi Waterhouse, 1845) leefde in een klein gebied in Zuidoost-Australië, in laaggelegen graslanden die `s winters gedeeltelijk onderliepen. Tot 1910 kwam deze kleine kangoeroe nog vrij algemeen voor. Volgens sommigen was het laatste exemplaar van deze soort een vrouwtje, dat in 1927 in gevangenschap stierf. Volgens anderen echter zou de soort in 1972 nog zijn waargenomen.
Grey`s kangoeroe Geliefde prooi
Grey`s kangoeroe had vooral te lijden van de jacht. Zijn fraaie pels was zeer gewild. De dieren waren zeer snel en maakten grillige sprongen. Daardoor waren ze een geliefde prooi voor sportjagers, die met honden jacht maakten op deze kangoeroe. In 1923 werd duidelijk dat Grey`s kangoeroe met uitsterven werd bedreigd. Er werden beschermingsmaatregelen voorgesteld, die echter een averechts effect hadden. Jagers deden extra hun best om nog snel zoveel mogelijk dieren te bemachtigen, met als gevolg dat het grootste deel van de resterende populatie werd uitgeroeid. Behalve de jacht, zal ook het invoeren van vossen, die zich voedden met jonge exemplaren, een rol hebben gespeeld bij het uitsterven van deze kangoeroe. Museumcollectie
Het exemplaar in het Nationaal Natuurhistorisch Museum is gekocht van de handelaar G.A. Frank. Het is niet bekend waar of wanneer het is verzameld.

Grië
De Grië is een kweldergebied, dat tot voor kort aan afslag onderhevig was, waardoor een soort klifkust ontstond. Het komen elzensingels voor en vier eendenkooien. Aan het begin staat één van de laatst overgebleven wierschuren van het eiland.
Wierschuur op de Grië
Pal achter de dijk ligt de wierschuur: het herinnert aan een bron van inkomsten voor een armoedige eilandbevolking. Maar ook aan het voorkomen van groot zeegras. Dit is geen wier, zoals de naam `wierschuur` suggereert, maar een (zee)waterplant. Tot 1930 kwam dit in uitgestrekte velden voor op het wad. Talloze eenden vonden voedsel in deze velden: er liggen niet voor niets 4 eendenkooien op de Grië. De mens oogst het, droogt en bewerkt het in `wierschuren` om het daarna te verkopen. Het vond onder andere toepassing als matrasvulling en kussenvulling.
Rond 1930 brak er een ziekte uit in de zeegrasvelden, waardoor het bijna compleet uitstierf. Dit betekende het einde van de `wier`handel, en het einde van één van de toch al zo beperkte inkomstenbronnen van de eilanders. Sommige eendensoorten komen sindsdien minder voor, maar de meesten hebben op het wad wel vervangende voedselbronnen gevonden.

Griend
Het vogeleiland Griend ligt binnen de gemeentegrenzen van Terschelling, ongeveer halverwege tussen het eiland en Harlingen. Het is bekend om het rijke vogelleven. Daarnaast is het één van de belangrijkste hoogwatervluchtplaatsen in het waddengebied. Om deze reden valt het eiland onder de Natuurbeschermingswet. Zonder beschermende maatregelen van de mens zou het eiland waarschijnlijk al lang in de golven verdwenen zijn.
Ligging
Op de rand van het waddengebied ligt van west naar oost een rij prachtige eilanden. Ze zijn gevestigd op oude schoor- of strandwallen die zich duizenden jaren geleden vormden op deze langzaam oplopende kust. De eilanden worden zowel `Waddeneilanden` als `Noordzee-eilanden` genoemd.
In het waddengebied ligt nog een eilandje, maar dit eilandje ligt niet op zo`n oude schoorwal aan de rand, maar midden in het gebied. Het is het eiland Griend, nog geen 500 meter in doorsnee, dat met enig recht het enige echte `waddeneiland` kan worden genoemd.
Ontstaan
Griend wordt altijd in één adem genoemd met Terschelling. Het eilandje is echter op een heel andere manier ontstaan.
Begin Middeleeuwen lagen er ten zuiden van Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog uitgebreide kweldervlaktes. Via dergelijke kweldervlaktes zijn waarschijnlijk de eerste pioniers naar Terschelling getrokken. Griend, toendertijd een dorpje of stadje, lag ook op het hoogste deel van zo`n uitgestrekt kweldergebied. Tijdens de St. Luciavloed, op 14 december 1287, spoelde het dorpje Griend vrijwel compleet weg.

Griend
Griend (Globicephala melas). Illustratie: Rob van Assen - ©  ArtBoutique
Classificatie Klasse: Mammalia (zoogdieren) Orde: Cetacea (walvissen) Onderorde Odontoceti (tandwalvissen) Familie: Delphinidea (dolfijnen) Geslacht: Globicephala Soort: Globicephala melas (griend) Globicephala betekent `bolvormig hoofd` en melas `zwart`
Namen Nederlands: griend; zwarte griend; traanvis Engels: long-finned pilot whale; pothead whale Frans: le globicephale noire Duits: Grindwal
Foto`s: FIRMM www.firmm.org
© 2003 Kustvereniging EUCC, Leiden
Beschrijving De griend is een stevige walvis met een lage, afgeronde rugvin op ongeveer eenderde van het lichaam. De rugvin van jonge dieren is meer driehoekig dan die van oudere dieren. De slanke borstvinnen zijn puntig en lang, vaak net zo lang als een kwart van de totale lichaamslengte. Het voorhoofd is bol met een heel kleine snuit daaronder en ze hebben 8 - 13 paar tanden in elke kaak. Kleur Donkerbruin of grijszwart. Jongen zijn lichter (grijs) van kleur. Lengte Mannetjes: 4 - 7,60 m.; vrouwtjes: 3 - 5,60 m; pasgeborenen: 1,80 - 2 m. Gewicht Volwassen dieren:1,8 - 3,5 ton; pasgeborenen: 75 kg.
Verspreiding Grienden komen voor in alle gematigd koude en subpolaire wateren van alle oceanen met uitzondering van het noorden van de Stille oceaan. Ze hebben een voorkeur voor diepere wateren. Migratie Sommige populaties blijven altijd ver weg van de kust terwijl anderen af en toe ook dichterbij de kust vertoeven, afhankelijk van de migratie van inktvissen.

griend
De griend is een forse dolfijn met een platte snuit, een bol voorhoofd en een gekromde, vrij ver naar voren geplaatste rugvin. Grienden komen ook wel eens in de Noordzee voor en worden ook wel langflippergriend genoemd.
In de tropische en subtropische oceanen komt een iets andere soort griend voor, die de Indische griend of kortflippergriend genoemd wordt. Beide soorten maken tot 500 m diepe duiken om hun voedsel te bemachtigen.
De griend wordt vaak samen gezien met andere dolfijnensoorten. Er wordt nog elk jaar op de griend gejaagd bij de Faroër eilanden, waar ze in groepen aan land gedreven worden en vervolgens geharpoeneerd.
Andere namen: langvingriend; langflippergriend
Wetensch. naam: Globicephala melas
Engelse naam: long-finned pilot whale
Verspreiding: wereldwijd, in de gematigde en koude zeeën
Voedsel: vooral inktvis
Lengte: 4 - 6 m, bij geboorte 1,8 - 2 m
Gewicht: 1.800 - 3.500 kg, bij geboorte 75 kg
Status: algemeen

Griend
Grienden zijn grote dolfijnen die zowel op het noordelijk als op het zuidelijk halfrond voorkomen. Alleen tussen de keerkringen kunnen geen grienden gevonden worden. Op het noordelijk halfrond leeft één populatie. Op het zuidelijk halfrond komt onder andere een populatie voor rond Antarctica. Net als orka`s leven grienden in hechte familiegroepen van twintig tot 100 dieren. Ze jagen vooral op pijlinktvis. Grienden kunnen soms massaal stranden. Aan de Nederlandse kust is dit alleen in de negentiende eeuw voorgekomen. Waarnemingen van groepen grienden die door de Noordzee trekken lijken de laatste jaren toe te nemen.
Grienden werden intensief bejaagd om het vlees en de traan. Tegenwoordig jaagt men vanaf Groenland en de Faröer-eilanden nog steeds op grienden.
Namen: Ned: Griend (traanvis) Lat: Globicephala Melaena Eng: pilot whale (long-finned pilot whale) Fra: le globicephale noirDui: Grindwal Dan: Langluffet grindehval Nor: Grindhval

Griet
Griet is een vrijwel ronde platvis die tot 75 cm lang kan worden. Ze hebben kenmerkende lange, vertakte voorste rugvinstralen. Jonge griet eet garnalen, maar oudere dieren schakelen over op vis (eerst grondels, later zandspiering, haring, jonge kabeljauwachtigen). Grieten komen vrij algemeen, maar niet in hoge dichtheden voor in de zuidelijke Noordzee. De Nederlandse kust- en getijdenwateren zijn de kinderkamer bij uitstek voor jonge griet. Griet wordt opgevist als bijvangst bij de vangst van schol en tong, en maakt een goede prijs op de markt omdat hij zeer smakelijk is.
Namen: Ned: Griet (kaan, snoever, snuiver) Lat: Scophthalmus rhombus Eng: BrillDui: Glattbutt (Kleist) Fra: Barbue Dan: Slethvarre

Grijze dolfijn
Grijze dolfijn (Grampus griseus). Illustratie: Rob van Assen - © ArtBoutique
Classificatie Klasse: Mammalia (zoogdieren)  Orde: Cetacea (walvissen) Onderorde: Odontoceti (tandwalvissen) Familie: Delphinidae (dolfijnen) Geslacht: Grampus Soort: Grampus griseus (grijze dolfijn) Kruisingen van grijze dolfijnen met tuimelaars (Tursiops truncatus) zijn zowel in het wild als in gevangschap waargenomen.
Namen Nederlands: grijze dolfijn; gramper, Risso`s dolfijn Engels: Risso`s Dolphin; grampus; grey grampus; white-head grampus; grey dolphin Frans: le dauphin gris, grampus, dauphin de Risso Spaans: delfìn de Risso, delfin gris Duits: Rundkopfdelphin
© 2002 Kustvereniging EUCC, Leiden
Omschrijving Grijze dolfijnen hebben een robuust lichaam, en een groot, stomp voorhoofd zonder uitstekende snuit. De rugvin zit halverwege het lichaam, is erg lang (tot 50 cm hoog) en kan zowel gebogen als puntig zijn. De staart is dik en eindigt in sterke staartvinnen. Mondhoeken buigen omhoog. Voor in de onderkaak zitten 2 - 7 paar tanden; de bovenkaak heeft geen tanden. Bovenop de kop zit één spuitgat. Kleur Bij hun geboorte zijn kalveren grijs, daarna worden ze bruin tot bijna zwart, maar ze houden een witte onderzijde. Bij oudere dieren zijn kop, buik en zijden lichter van kleur. De buikvinnen en staart blijven echter donker. Een onderscheidend kenmerk van deze soort zijn de witte verwondingen en krassen, die in aantal toenemen naarmate het dier ouder wordt. Deze worden waarschijnlijk gemaakt door de tanden van andere grijze dolfijnen en pijlinktvissen.

Grijze dolfijn
Grijze dolfijnen zijn bewoners van de warme en gematigde wereldzeeën. Nu en dan worden ze in de Noordzee waargenomen; strandingen zijn zeldzaam. Grijze dolfijnen leven voornamelijk van pijlinktvis, maar eten ook kreeftachtigen. Een pas geboren grijze dolfijn is 1,2 tot 1,5 meter lang, volwassen dieren worden tot 3,8 meter lang en wegen dan ongeveer 400 kilo.
Strandingen van grijze dolfijnen op de Nederlandse kust
datum
plaats en bijzonderheden
3 oktober 1895 Den Helder, mannetje
oktober 1917 Scheveningen
12 mei 1924 Sloedam, geslacht onbekend
17 augustus 1970 Wassenaarse Slag, mannetje
1970 Schiermonnikoog
Bron: Archief Naturalis
Namen: Ned: Grijze dolfijn (gramper, Risso`s dolfijn) Lat: Grampus griseus Eng: Risso`s dolphin Fra: le dauphin gris (grampus, dauphin de Risso)Dui: der Rundkopfdelphin Dan: Risso`s delfin (halvgrindehval) Nor: Rissodelfin

grijze eekhoorn
De grijze eekhoorn lijkt op de gewone eekhoorn. De grijze is echter overwegend grijs gekleurd, heeft geen duidelijke pluimen aan zijn oren en komt oorspronkelijk in Amerika voor. Deze soort is in Europa ingevoerd. Met name in Engeland heeft dat veroorzaakt dat ze de gewone (rode) eekhoorn bijna volledig hebben verdreven.
Wetensch. naam: Sciurus carolinensis
Engelse naam: Eastern grey squirrel
Verspreiding: Noord-Amerika: Zuidoost-Canada en het oosten van de VS, ingevoerd in Europa
Voedsel: noten, bessen, vruchten, knoppen, paddestoelen
Lengte: 23 - 28 cm, staart 15 - 25 cm
Gewicht: 300 - 700 gram
Status: algemeen

grijze goral
De goral is nauw verwant aan de gems. Er zijn bestaan drie soorten gorals: de rode goral, de bruine goral en de grijze goral. De grijze goral is de minst zeldzame en heeft een vrij groot verspreidingsgebied. Ze komen op grote hoogten voor.
Wetensch. naam: Nemorhaedus goral
Engelse naam: goral
Verspreiding: Noord-Birma en Kasjmir via de bergketens van West- en Noord-China tot in Korea en Oost-Siberië
Voedsel: gras, bladeren, eikels
Lengte: schouderhoogte 75 cm
Gewicht: 22 - 32 kg
Status: thans niet bedreigd

grijze marmot
De grijze marmot is te vinden in bergachtige streken in Noord-Amerika. In de winter houdt ook deze marmot een lange winterslaap. Grijze marmotten maken veel verschillende geluiden. Deze geluiden worden onder andere gebruikt om elkaar te waarschuwen als er een vijand nadert.
Wetensch. naam: Marmota caligata
Engelse naam: hoary marmot
Verspreiding: westen van Noord-Amerika
Voedsel: gras, bladeren, bloemen
Lengte: 45 - 60 cm, staart 17 - 25 cm
Gewicht: 4 - 9 kg
Status: algemeen

grijze reuzenkangoeroe
De grijze reuzenkangoeroe is bijna net zo groot als de rode reuzenkangoeroe. Zijn leefwijze is ook vergelijkbaar met die van de rode. Deze kangoeroes leven iets meer in open bos en vormen kleinere familiegroepen. Daarnaast zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes grijsbruin gekleurd en komt de grijze reuzenkangoeroe bijna uitsluitend in de oostelijke helft van Australië voor.
De Westelijke grijze kangoeroe (die verwarrend genoeg in het Zuiden van Australië voorkomt) is een andere soort (Macropus fuliginosus).
Wetensch. naam: Macropus giganteus
Engelse naam: eastern grey kangaroo
Verspreiding: Oost-Australië; Tasmani
Voedsel: gras en bladeren
Lengte: 1 -1,4 m, staart 75 - 100 cm
Gewicht: tot 65 kg
Status: plaatselijk algemeen

grijze roodstaartpapegaai
Deze Afrikaanse papegaai werd vroeger veel als kooivogel te koop aangeboden, vanwege zijn aparte kleur en het vermogen om een menselijke stem na te bootsen en kunstjes te leren. Inmiddels is de handel in deze papegaaien verboden, maar ze worden nog wel illegaal gevangen en verkocht. Gelukkig is de grijze roodstaart op sommige plaatsen nog wel vrij algemeen.
Grijze roodstaarten leven in groepen, overwegend in het laagland regenwoud, maar ook aan bosranden en in plantages en bergbossen. Bij het onderling contact tussen de vogels spelen de fel rode staart en de heldere stem een belangrijke rol.
Andere namen: grijze roodstaart
Wetensch. naam: Psittacus erithacus
Engelse naam: grey parrot
Verspreiding: West- tot Centraal-Afrika
Voedsel: vruchten, zaden
Lengte: 33 cm
Gewicht: 400 gram
Status: plaatselijk algemeen

grijze vos
De grijze vos is overwegend grijs met op verschillende plaatsen roodbruine tinten en een witte buik. Deze Noord-Amerikaanse vossen staan bekend om hun klimkunst en worden daarom ook wel boomvossen genoemd. Het zijn voornamelijk nachtdieren.
Andere namen: boomvos
Wetensch. naam: Urocyon cinereoargenteus
Engelse naam: grey fox
Verspreiding: Amerika: van Zuid-Canada tot noordelijk Zuid-Amerika
Voedsel: muizen, eekhoorns, kleine vogels, eieren, insecten
Lengte: 50 - 80 cm, staart 30 - 40 cm
Gewicht: 3 - 7 kg
Status: algemeen

grijze walvis
De grijze walvis is een baleinwalvis die zijn voedsel in ondiep water zoekt. Met zijn snuit woelt hij over de bodem en zeeft er met zijn korte, stevige balleinen allerlei bodemdiertjes uit.
Omdat ze dicht aan de kust komen en vrij traag zwemmen, waren grijze walvissen gemakkelijke prooien voor walvisvaarders. Daardoor stierven ze al in de 18e eeuw uit in de Noord-Atlantische Oceaan. De populatie in de Pacifische Oceaan wist te overleven.
Nadat de jacht gestopt was is het aantal dieren dat in de winter rond Baja California verblijft toegenomen. De grijze walvis maakt lange trektochten. In de zomer trekken ze naar voedselrijke gebieden bij Alaska. De winter brengen ze door in warme streken.
De trektocht langs de Amerikaanse westkust is bekend en vaak zijn de dieren vanaf het land goed te zien. Ze trekken dan massaal naar de San Ignacio Lagune in Mexico. In dat gebied worden veel boottrips georganiseerd om de walvissen van dichtbij te bekijken.
Wetensch. naam: Eschrichtius robustus
Engelse naam: gray whale
Verspreiding: rond Alaska en de Bering zee (zomer), rond Vietnam en Baja California, Mexico (winter)
Voedsel: bodemdieren (wormen, kreeftjes, schelpdieren)
Lengte: 12 - 16 m, bij geboorte 4,5 - 5 m
Gewicht: 20.000 - 30.000 kg
Status: thans niet bedreigd

Grijze zeehond
Grijze zeehonden zijn groter dan gewone zeehonden en ook herkenbaar aan hun langere snuit. Ze worden dan ook wel kegelrob genoemd. Bovendien zijn ze minder schuw en nieuwsgieriger. Dat maakt ze tot een gemakkelijke prooi voor jagers. Langs de Schotse en Noord-Engelse kusten leven enorme aantallen. Toch staat de grijze zeehond op de Rode Lijst van de IUCN. De vissers vinden dat ze een bedreiging vormen voor de zalmkwekerijen. Vanaf 1980 heeft de grijze zeehond zich ook gevestigd in het waddengebied, te beginnen op de zandplaat Richel bij Vlieland en bij Sylt.
Grijze zeehonden krijgen midden in de winter jongen. De jongen hebben een witte langharige vacht en wegen ongeveer 11 tot 20 kg. Ze moeten enkele weken op het droge blijven, tot ze verhaard zijn en voldoende vetreserve hebben. Ze moeten in die weken op een droge plek kunnen blijven. De zandplaten Richel en Noorderhaaks waar de Nederlandse grijze zeehonden geboren worden, staan alleen onder water bij springvloed en storm. Maar in sommige winters spoelen er toch jongen van de platen. Deze worden dan verspreid over de waddenkust gevonden en vaak naar opvangcentra gebracht.
Verspreiding van de grijze zeehond
verspreiding in het Noordzeegebied en op wereldschaal
De meeste grijze zeehonden leven rond de Schotse eilanden, langs de Britse kust en in Cornwall. Deze populatie vertegenwoordigt 40% van de wereldpopulatie van grijze zeehonden en 95% van de EU populatie. In de gehele Noordzee leefden in 1965 zo`n 30.

grijze zeehond
Er is veel verschil tussen mannetjes en vrouwtjes grijze zeehonden. Mannetjes zijn donker met wat lichte vlekken en hebben een grote, brede snuit. Vrouwtjes zijn licht van kleur met donkere vlekjes.
In Groot-Brittannië wordt nog regelmatig op grijze zeehond gejaagd, omdat ze als concurrent van vissers beschouwd worden en mogelijk een tussengastheer zijn voor een parasiet van de kabeljauw.
Andere namen: kegelrob
Wetensch. naam: Halichoerus grypus
Engelse naam: grey seal
Verspreiding: Noordwestelijke en Noordoostelijke Atlantische oceaan, Noordzee en Oostzee
Voedsel: vis, inktvis en kreeftachtigen
Lengte: mannetjes 195 - 250 cm, vrouwtjes 165 - 210 cm, bij geboorte 95 - 105 cm
Gewicht: mannetjes 170 - 310 kg, vrouwtjes 103 - 180 kg, bij geboorted 11 - 20 kg. Dieren in Canada zijn groter en zwaarder.
Status: algemeen

Griltjeplak
Ten noorden van de bossen van West-Terschelling ligt het Griltjeplak. Een uitgestrekte natte duinvallei. Het is een onderdeel van het Staatsnatuurmonument de Noordsvaarder. Omdat het een geheel eigen ontwikkeling heeft doorgemaakt, besteden we er apart aandacht aan.
De naam
Duinvalleien (duidelijk afgebakende gebieden in de duinen) worden op Terschelling vaak aangeduid met `plak`. Ten noorden van de bossen van West-Terschelling ligt het Griltjeplak. Griltje is de eilander naam voor strandplevier. Griltjeplak is dus de plaats waar het strandpleviertje voorkomt en waarschijnlijk broedt. Of eigenlijk voorkwam en broedde, in de verleden tijd. Een strandplevier is namelijk een broedvogel van kale en weinig begroeide standvlaktes. Vroeger zal het Griltjeplak ongetwijfeld zo`n strandvlakte geweest zijn: een primaire duinvallei, die ontstond toen een nieuwe zeereep het gebied afsloot van de zee. Nu is het Griltjeplak begroeid en herinnert alleen de naam nog aan het vogeltje.

Grind
Grind bestaat uit grove afbraakproducten van gesteenten met een korrelgrootte tussen de 2 en 63 milimeter. Het is een essentiële component voor de productie van betonmortel en betonwaren. Samen met keileem is grind het grofste sediment in de Nederlandse ondergrond. In de natuur komt grind voor in combinatie met zand, silt en klei en grovere componenten, zoals stenen en keien. De kwaliteit van grind, en daarmee de waarde van grind als grondstof, hangt af van de grootte, samenstelling en vorm van de grindcomponenten.
Grind in de Nederlandse ondergrond
Riviergrind komt alleen voor in de bovenstroomse delen van rivieren. Daar waren de stroomsnelheden hoog genoeg om de relatief zware componenten te kunnen verplaatsen. De Eridanos, de Rijn en de Maas waren de belangrijkste rivieren die vanuit het noord- en zuidoosten het Noordzeebekken in stroomden. De grootste Nederlandse grindvoorraden liggen daarom in Limburg, vooral in de Roerdalslenk. In oostelijk Brabant komen in de Roerdalslenk tot een diepte van 25 meter dikke grindhoudende pakketten voor in de Formatie van Beegden. Onder een afdekpakket van 30 tot 80 meter bevinden zich daar nog dikke grindhoudende pakketten van de Formatie van Sterksel.
Ten zuiden van de Roerdalslenk komt grind voor in de Zuid-Limburgse Maasterrassen. Dit zijn plateauvormige voorkomens van beperkte omvang. Ze corresponderen met perioden van relatieve stilstand die zich tijdens het Kwartaire insnijdingsproces van de Maas voordeden. Deze grindterrassen bereikten dikten van enkele meters tot maximaal vijftien meter.

Grindwinning op de Noordzee
In de Noordzee komen uitgestrekte grindvelden voor, met name onder de Engelse kust, maar ook kleinere velden verspreid in het overige deel. Vooral de grindpakketten voor de Engelse kust (0,5 tot 1 meter dik) zijn voor de grindwinning interessant. De winning van grind vormt een bedreiging voor de visstand. Bepaalde grindplekken zijn bijvoorbeeld belangrijke paaiplaatsen voor de haring. Opwervelende slibdeeltjes die ontstaan tijdens de winning verstoppen de kieuwen van vissen. Ook het bodemprofiel verandert door de winning en zuurstofloze bodemlagen worden blootgelegd.

In het Nederlandse deel van de Noordzee ligt in een ondiepe grindzone 200 km ten noordwesten van Den Helder de Klaverbank. Deze grindbank vertoond door zijn harde ondergrond een voor de Noordzee uniek ecosysteem met een hoge biodiversiteit. Koudwaterkoralen, bijzondere zee-anemonen en zeekatten zijn hier te vinden. In 2001 was het ministerie van Verkeer en Waterstaat van plan de Klaverbank beperkte ecologisch verantwoorde winning van zand en grind toe te staan. Aangezien dat veel schade zou aanrichten aan het ecosysteem en de winbare hoeveelheid maar kan voorzien in de grindbehoefte voor 1 jaar, zijn door milieuorganisaties, zoals Stichting de Noordzee, protesten ingediend. In augustus 2003, bleek uit een milieueffectrapportage dat een restlaag achter moest blijven, waardoor de winbare hoeveelheden kleiner zouden zijn dan verwacht. De regering heeft er vanaf gezien. Nu wil Stichting de Noordzee proberen garanties voor het behoud van dit gebied door erkent te worden voor zijn unieke waarden.

Groei en krimp
Groei en krimp zijn een normaal verschijnsel in ons mensenleven: groei in je jonge jaren en op latere leeftijd afname van lichaamslengte. In de eerste vijf jaar groeit het lichaam snel, in je kindertijd gelijkmatig. Tijdens de puberteit is er een echte groeispurt en daarna is de groei eruit.
Groeien gebeurt doordat de lichaamscellen zich delen. Daardoor neemt de hoeveelheid weefsel toe of wordt versleten weefsel vervangen. Hoe lang je wordt hangt af van de groei van je skelet. Dat is weer erfelijk bepaald, maar hangt ook af van onze leefomstandigheden zoals bijvoorbeeld je voeding en je gezondheid.
De gemiddelde lengte in 1903 was 1.65 meter
De gemiddelde lengte in 2003 is 1.85 meter
Kijk naar de gemiddelde Nederlander. Die is door betere voeding en gezondheid in de laatste honderd jaar twintig centimeter langer geworden. De man is nu gemiddeld 1.85 meter, de vrouw 1.71 meter. Hiermee behoren we tot de langste mensen ter wereld.
Groei als kind
Als je de groei van een kind precies volgt zie je de lichaamsverhoudingen veranderen. Bij een pasgeboren baby is het hoofd ongeveer een vierde deel van de totale lengte.  Ook de romp van een baby is best groot in verhouding tot de armen en de benen.  In de kindertijd lijkt het alsof het hoofd en de romp steeds kleiner worden, omdat armen en benen harder groeien. Het skelet van een baby begint zich al in de baarmoeder te ontwikkelen. Er is dan zelfs al een begin van verbening, dat wil zeggen dat kraakbeen verhardt tot bot.

Groeitijd van een krokodil
Vier maanden oude alligators lijken al kleine uitgaven van hun volwassen vader en moeder: het enige wat ze nog hoeven te doen is stevig groeien
Doorgroeiers
Over de maximumleeftijd van krokodillen valt moeilijk iets te zeggen. De eerste twintig jaar van hun leven groeien ze flink door; daarna zakt hun groeisnelheid terug tot bijna nul.
Bejaarde krokodillen
Het is lastig om de leeftijd van een oude, levende krokodil te bepalen aan de hand van zijn lengte. Grotere krokodillen zoals Alligator mississippiensis worden in het wild 30 tot 35 jaar oud. In gevangenschap kunnen ze nog ouder worden. De oudste krokodil ooit is mogelijk een exemplaar uit een Russische dierentuin. Als het verhaal klopt heeft één bejaarde krokodil daar de leeftijd van 115 jaar gehaald.
Feiten & cijfers
Groeigegevens
Alligator mississippiensis
Sarcosuchus (oerkrokodil) 
Groeiperiode
20 jaar
50 jaar
Geslachtsrijp
7-9 jaar
15-20 jaar

Levensverwachting
30-35 jaar
80-100 jaar

Maximum lengte
5,5 m
12 m

Groene aarde
Zoals de naam al aangeeft is Groene aarde een aardpigment. Aardpigmenten worden gewonnen uit bodems die de verweringsproducten zijn van bepaalde gesteenten. Groene aarde, ook wel terre verte genoemd, is een groen pigment dat in de schilderkunst wordt gebruikt. Vanwege de zachte matgroene kleur is het vooral geschikt als achtergrond.

Kleur
De kleur van natuurlijke groene aarde varieert van groen tot bruingroen, afhankelijk van de samenstelling. Schilders gebruiken groene aarde graag voor zachte tinten.
Herkomst
Groene aarde wordt op verschillende plaatsen in Europa gewonnen.
Productie
Groene aarde komt als natuurlijk aardpigment voor. Afhankelijk van het aandeel ijzer, magnesium, kalium, silicium, of aluminium ontstaat steeds een andere tint groen. Wanneer men groene aarde brandt verandert de kleur, door verlies van water, in bruingroen. 
Toepassing
Groene aarde wordt al sinds de oudheid in de schilderkunst toegepast en is bijvoorbeeld in Romeinse fresco`s aangetroffen.

groene baviaan
De groene of Anubis baviaan is een van de grootste en meest voorkomende bavianen. Ze leven in groepen van 20 tot 50 (soms 100) dieren en zijn als groep een geduchte tegenstander. De hoektanden van de volwassen mannetjes zijn groter dan die van de meeste roofdieren.
Andere namen: anubis baviaan
Wetensch. naam: Papio anubis
Engelse naam: olive baboon
Verspreiding: Noordelijk Tanzania, Centraal en westelijk Kenia en Oeganda
Voedsel: fruit, bladeren, gras, insecten, hagedissen, soms jonge antilopes
Lengte: kop-romp 60 - 85 cm, staart 60 cm
Gewicht: tot 37 kg (mannetje), vrouwtjes tot 20 kg
Status: thans niet bedreigd

Groene boomboa
Wetenschappelijke naam: Corallus caninus
Engelse naam: Emerald Tree Boa
Duitse naam: Hundskopfschlinger
Franse naam: Boa Emeraude

INDELING
Klasse: Reptielen (Reptilia)
Orde: Slangen (Serpentes)
Familie: Reuzenslangen (Boidae)
Geslacht: Boomboa`s (Corallus)
Soort: Groene boomboa (Corallus caninus)
Groene boomboa

KENMERKEN
Lengte: Tot 2,2 m
Gewicht: Ongeveer 3 kg
Levensduur: Onbekend; niet veel meer dan 20 jaar
Geslachtsverschillen: Geen uiterlijke geslachtsverschillen; de grootste dieren zijn meestal vrouwtjes

IN DE NATUUR
Biotoop: Bomen en struikgewas van het tropisch regenwoud; bij water
Verspreidingsgebied: Amazone-gebied
Paartijd: December tot maart (in Suriname)
Voortplanting: Draagtijd is 120 tot 210 dagen. Aantal jongen per keer is 7 tot 20 (levendbarend)
Voedsel: Vogels, kleine zoogdieren
Bedreiging: Staat niet op de lijst van bedreigde dieren
Leefwijze: Solitair (alleen levend)

IN DIERENTUINEN
Aantal: Er zijn exemplaren in ongeveer 10 dierentuinen.
Voedsel: Muizen en ratten
Stamboeken: Geen stamboek IN BLIJDORP
Aantal: Meestal 3 dieren, zowel mannetjes als vrouwtjes.
Nageslacht: De dieren zijn in staat om nageslacht voor te brengen.
Bijzonderheden:
Soort stelt hoge eisen aan omstandigheden in gevangenschap. Typisch nachtdier dat overdag in kenmerkende rusthouding ligt

groene boompython
De groene boompython is felgroene slanke slang die meestal in een boom te vinden is. Hij slingert zich om een tak, laat zijn kop omlaag hangen en valt snel uit naar een passerende prooi die binnen zijn bereik komt.
Deze soort lijkt in uiterlijk en gedrag erg veel op de groene hondskopboa, die echter aan de andere kant van de wereld (Zuid-Amerika) leeft. Net als de andere pythons legt deze soort eieren (boa`s zijn levendbarend). De jonge dieren zijn fel geel of soms rood.
Wetensch. naam: Morelia viridis; Chondropython viridis
Engelse naam: green tree python
Verspreiding: Nieuw-Guinea, Noordoost-Australië, Solomon eilanden
Voedsel: vogels, zoogdieren.
Lengte: 1,8 - 2,4 m
Status: algemeen

groene hondskopboa
Deze groene slang met witte vlekken of strepen leeft in de bomen, waar hij op vogels, vleermuizen en andere kleine zoogdieren jaagt. Meestal hangt hij geduldig met zijn kop omlaag aan een tak, maar hij kan pijlsnel toeslaan. Hij grijpt zijn prooi met zijn lange scherpe tanden.
Zoals de andere boa`s (en anders dan pythons) is deze slang levendbarend. Het vrouwtje krijgt per seizoen ongeveer 10 jongen. Het eerste jaar zijn deze nog geel, oranje, rood of bruin. Pas daarna verandert hun kleur in heldergroen.
Wetensch. naam: Corallus caninus
Engelse naam: emerald tree boa
Verspreiding: noordelijk Zuid-Amerika
Voedsel: vogels, knaagdieren, vleermuizen
Lengte: 1,5 - 2 m
Status: algemeen

Groene kikker
Wetenschappelijke naam: Rana esculenta
Behoort tot de Amfibieën Moderne amfibieën, Kikkers Komt voor in Europa De groene kikker springt en zwemt
De groene kikker leeft in en om het water. In het water legt het wijfje haar eieren, waaruit kikkervisjes komen.
De groene kikker ontsnapt aan roofdieren op het land door snel in het water te springen. Met zijn lange achterpoten kan hij grote sprongen maken en uitstekend zwemmen.
De groene kikker jaagt op insecten. Hij zit doodstil in hinderlaag, in het water of op het land. De groene kikker kan uitstekend zien en zijn ogen steken boven het water uit. Ziet een groene kikker een prooi, dan schiet zijn kleeftong bliksemsnel uit; die mist zelden zijn doel.

Groene kikker
Het leefgebied van de groene kikker beslaat bijna heel Europa. Groene kikkers worden tot 10 centimeter groot en hebben een bruin- of groenachtige kleur. Deze kikkers zijn afhankelijk van de aanwezigheid van water in hun leefgebied. Overdag ligt de groene kikker graag in de zon. Groene kikkers kwamen niet voor op de Nederlandse waddeneilanden, maar hebben in 1994 op Texel gevestigd. Enkele tuineigenaars in Den Burg zetten er een paar uit in hun vijvers. Sindsdien hebben ze zich snel verspreid over het hele eiland.
Namen: Nie: Groene kikker Lat: Rana esculenta Eng: Edible frog, green frog, common water-frog Deu: der Teichfrosch, der Wasserfrosch

groene kikker
Zowel de Engelse als de Wetenschappelijke naam van dit dier betekent `eetbare kikker`. Zijn dijen (de `kikkerbillen`) worden dan ook in sommige delen van Europa als lekkernij genuttigd. Deze kikker leeft grotendeels in het water. Groene kikkers leven in groepen en zijn overdag actief.
Wetensch. naam: Rana esculenta
Engelse naam: edible frog
Verspreiding: vaste land van Europa en Noordelijk Azië
Voedsel: vooral insecten
Lengte: tot 12 cm
Status: algemeen

Groene kikker - supergroothoek
Kikkers en padden hebben mooie en vooral beweeglijke ogen. Omdat die niet, zoals bij de mens, in kassen kunnen draaien, heeft de natuur een andere truc bedacht. Speciale spieren bewegen de oogbollen, van voren naar achteren en afzonderlijk van elkaar. Daardoor heeft de kikker een supergroothoek-gezichtsveld. Zonder zijn kop te hoeven bewegen heeft hij een riant zicht op langsvliegende hapjes.
De groene kikker heeft zich als jagende amfibie nog verder gespecialiseerd. Zijn oogbollen staan ook nog naar boven gericht. Daardoor kan hij onder water feilloos zien welke libel, waterjuffer of bromvlieg zich boven het slootoppervlak voortbeweegt. Daar komt nog bij dat de gezichtsvelden van beide oogbollen elkaar overlappen, zodat de groene kikker ook diepte ziet. We doen het hem niet na: zonder bewegen 360 graden om je heen kijken. Uit: Grasduinen, januari 2001. Tekst: Jan Hopman.
Meer informatie over de groene kikker >

groene leguaan
De groene leguaan is een van de grootste hagedissen uit Amerika en heeft een indrukwekkende rugkam. De mannetjes hebben een keelzak die ze kunnen opzetten om te imponeren. Het zijn planteneters. Ze zijn voornamelijk overdag actief en kunnen goed klimmen en zwemmen. Hun vlees is gewild en schijnt naar kip te smaken.
Wetensch. naam: Iguana iguana
Engelse naam: green iguana
Verspreiding: Midden-Amerika en het Noorden van Zuid-Amerika
Voedsel: planten, vruchten, bloemen, bladeren
Lengte: 1 - 2 m
Gewicht: 9 kg
Status: algemeen

Groene leguaan
Wetenschappelijke naam: Iguana iguana
Behoort tot de Reptielen Hagedissen
Komt voor in Midden- en Zuid-Amerika De leguaan is een kruiper
De groene leguaan leeft in tropisch Amerika, in weelderige vegetatie. Zijn voedsel bestaat uit bladeren, bloemen en vruchten.
De groene leguaan is een prooi voor veel roofdieren. Hij is goed gecamoufleerd en zo nodig redt hij zich door een snelle sprint.
De groene leguaan zit vaak op een tak boven het water. Bij gevaar laat hij zich gewoon in het water vallen.

groene meerkat
Een meerkat is een lenige apensoort die meestal in de bossen leeft. De vachtkleur van de groene meerkat is overwegend grijs met groene tot gele delen. Het mannetje heeft een duidelijk te herkennen blauwe balzak tussen zijn achterpoten.
Ze leven in groepen van 20 of meer dieren. Meestal zijn ze te vinden in de buurt van water. Ze brengen veel van hun tijd op de grond door.
Wetensch. naam: Cercopithecus aethiops
Engelse naam: vervet monkey; green monkey
Verspreiding: bijna geheel Afrika, behalve woestijnen
Voedsel: fruit, bloemen, bladeren en zaden
Lengte: kop-romp 45 - 65 cm, staart 50 - 70 cm
Gewicht: 5 kg (mannetje), vrouwtje 4 kg
Status: algemeen

groene murene
Murenes zijn nauw verwant aan palingen. Ze zijn vaak wat gespierder en hebben scherpe tanden.
Er zijn ruim 100 soorten murenes, waarvan de groene murene een van de grootste is. Ze zien er indrukwekkend uit als ze half verscholen in een hol met open mond water door hun kieuwen laten stromen. Er bestaan dan ook veel griezelverhalen over murenes die duikers zouden aanvallen, maar die zijn sterk overtrokken.
Murenes hebben doorgaans een territorium dat ze tegen indringers verdedigen. Ze jagen meestal vanuit een schuilplaats van waaruit ze razendsnel kunnen toeslaan. Maar ze zwemmen `s nachts ook wel kronkelend over het rif op zoek naar een (verborgen) prooi, die ze tot in nauwe spleten kunnen grijpen.
Wetensch. naam: Gymnothorax funebris
Engelse naam: green moray
Verspreiding: Caribische Zee
Voedsel: vis, krab, aas
Lengte: tot 1,8 m
Gewicht: 13,5 kg

groene pad
Deze pad heeft een groen gevlekte wratachtige huid en een horizontale pupil. Hij lijkt op de rugstreeppad, maar heeft zelden een heldere gele rugstreep en heeft duidelijkere vlekken. Het is vooral een nachtdier. Hij leeft rond huizen, boomgaarden, akkerland en struikgewas en heeft een voorkeur voor droge of zandige grond.
Wetensch. naam: Bufo viridis
Engelse naam: green toad
Verspreiding: Oost- en Zuidoost-Europa tot in Midden-Azië
Voedsel: insecten
Lengte: tot 10 cm
Status: algemeen

Groene Pollen
De Groene Pollen is een prachtig gelegen open weiland midden in de bossen ten noordoosten van Doodemanskisten. Het gebied waar het weiland en de omringende bossen in liggen was eertijds een enkele eeuwen oud duingebied. Niet van primaire vorming, zoals het duingebied van Noordsvaarder tot paal 8, maar van secundaire vorming.
Secundaire duinvorming is eigenlijk een tweedehandse duinvorming. Door aantasten van het vegetatiedek krijgt de wind vat op bestaande duinen, en doet het eens vastliggende zand opnieuw verstuiven. In het ergste geval kan een duin zich helemaal gaan verplaatsen onder invloed van de wind. Het zijn dan zogenaamde loopduinen.
De kale duinen die in dit gebied van de Groene Pollen ontstonden waren zulke loopduinen en werden langzaam noordoostwaarts verplaatst. Achter zo`n loopduin ontstaat altijd een loopduinvlakte, waar vaak nog wat kleine zandhopen in achter blijven. Zulke zandhopen worden op Terschelling aangeduid met de naam pôllen (een verhoging in een terrein). Eenmaal begroeid heette het gebied dus de Griene Pôllen (op zijn Terschellings). Omdat het zand meestal wordt uitgeblazen tot grondwaterniveau (nat zand is te zwaar voor de wind) hebben zulke loopduinvlaktes het karakter van vochtige en natte ( secundaire) duinvalleien. Het was destijds een bekende toernooiplaats van de kemphaan, die nu zo goed als verdwenen is van het eiland.
Ten behoeve van bosaanplant werd het gebied ontwaterd, en veranderde daardoor tot een gebied van verdroogde duinvalleien, die langzaam verdwenen onder bos.

groene specht
De groene specht heeft naast grijsgroene rug en vleugels een rode pet (mannetje en vrouwtje). Het mannetje heeft bovendien rode wangstrepen en een helder gele stuit. Hij roffelt niet vaak en niet hard, maar zijn luide, lachende roep laat hij vaak horen. Hij heeft zoals de meeste spechten een govende vlucht.
Deze specht zoekt zijn voedsel - voornamelijk mieren - doorgaans op de grond. Bij gevaar vlucht hij wel een boom in, waarin hij ook zijn nesthol maakt. Ook voor een specht heeft deze soort een erg lange tong met een kleverig uiteinde. Deze gebruikt hij net als een miereneter om mieren en hun larven uit hun nest op te likken.
In Nederland zijn naar schatting zo`n 5000 broedparen, waarmee hun aantal sinds de jaren 70 is afgenomen.
Wetensch. naam: Picus viridis
Engelse naam: green woodpecker
Verspreiding: Europa, West- en Midden-Azië, Noord-Afrika
Voedsel: vooral mieren
Lengte: 31 - 33 cm, spanwijdte 40 - 42 cm
Gewicht: 160 - 250 gram
Status: plaatselijk algemeen

Groene Specht
Wetenschappelijke naam: Picus viridis
Aantal broedparen in Nederland: 4500-5500 (1998-2000)
Biotoop: gemengde en loofbossen, vooral op zandgrond en in de duinen, maar ook in halfopen bossige streken in cultuurgebieden
Geluid: Groene Specht

Groene Strand
Ten westen van West-Terschelling, tussen de al lang geleden ontstane hoge duinen, die het dorp aan deze kant beschermen tegen westerstormen, en de nog niet zo lang geleden gevormde duinen op de Noordsvaarder ligt het Groene Strand: een oud kweldergebied.
Ontstaan van het Groene Strand
Aan de westkant van de hoge duinen van West-Terschelling lag eertijds een strandvlakte. De zeereep liep op dat moment van direct ten westen van West-Terschelling, achter het Griltjeplak langs naar paal 8.
Daarachter lag, los van het eiland een grote zandbank: de Noordsvaarder. In 1866 strandde deze zandplaat op de strandvlakte aan de westkant van het eiland Terschelling.
Evenwijdig aan de `oude` zeereep ontstond op de kale zandvlakte een nieuwe rij duintjes, die uitgroeit tot een gesloten duinreeks en nog verder tot een nieuwe zeereep. Tussen oude en nieuwe zeereep vormde zich een smalle vallei, die zuidwaarts uitliep in een doorwaadbare geul. Geul en vallei lagen open voor de zee. Deze geul slibde steeds verder dicht en de waarschijnlijk al bestaande kweldervegetatie breidde zich verder uit: het hele gebied krijgt de naam Groene Strand.
Ontwikkeling van het gebied
Door het Groene Strand loopt een natuurlijke duinbeek, het zogenaamde riviertje. Een groot deel van het achterliggend duingebied, waaronder het Griltjeplak, waterde vroeger overtollig water via dit `riviertje` af naar de Waddenzee. Toen Staatsbosbeheer begon met het ontwateren van de duinen ten behoeve van dennenaanplant, is tussen dit `riviertje` en het Griltjeplak een dam gelegd (de Weeversdam), om het Griltjeplak voor uitdrogen te behoeden.

Groene strand en het Groenglop
Het Groene Strand is geen echt strand meer en het Groenglop is geen echte glop. Het Groene Strand was vroeger een strand, maar het is een duinvallei geworden omdat de mens het strand afsloot met een rij duinen. Het Groenglop was vroeger de overgang van duinen naar kwelder en nu de overgang van duinen naar polder. Hier waren vroeger ook duinen, maar die zijn afgegraven.
Groene Strand
Rond 1955 deed zich een probleem voor op het strand bij de vuurtoren. Er drong vanuit de Noordzee een nieuwe geul op in de richting van de vuurtoren. Deze geul zorgde vlak voor de duinen voor ondiep water en vocht in het zand. Er kwam humusrijke grond vrij waardoor er planten gingen groeien. Het leek eerder op een kwelder dan op een normaal strand en daarom noemde men dat het Groene Strand. De geul drong echter verder op en zorgde voor een `deuk` in de duinen. Het probleem werd opgelost door het storten van puin in de geul. Daardoor kwam er weer meer zand in de geul en slibte hij dicht. In 1972 heeft Rijkswaterstaat langs het Groene Strand een rechte stuifdijk aangelegd. Het Groene Strand werd op die manier afgesneden van de rest van het strand. Het werd daardoor een natte duinvallei met bijzondere planten als moeraswespenorchis, parnassia, waterpunge en rond wintergroen.
Het Groenglop
Dit glop was vroeger de overgang tussen duinen en kwelder. Vroeger waren hier ook duinen, maar deze zijn afgegraven. Het zand is in 1860 gebruikt bij de aanleg van de dijk rond de polder. Het glop is ook eeuwen lang gebruikt als weide en voor akkerbouw.

groene toerako
© Martin Kramer
Toerako`s danken hun helder groene kleur aan een unieke kleurstof die koper bevat. De groene toerako`s heeft een groot verspreidingsgebied waarbinnen verschillende rassen voorkomen die zich onder andere onderscheiden in de kleur van de kuif.
Buiten de paartijd zoeken deze vogels in groepen naar vruchten. Zodra er één begint te roepen, volgt de rest met grommende keelklanken. In de broedtijd verdedigen de paren hun territorium fel.
Wetensch. naam: Tauraco persa
Engelse naam: green turaco
Verspreiding: Afrika ten zuiden van de Sahara
Voedsel: vruchten
Lengte: 42 cm
Status: algemeen

groene zeeschildpad
Deze gestroomlijnde zeeschildpad is eerder bruin dan groen van kleur en heeft in verhouding een vrij kleine kop. Anders dan de andere zeeschildpadden eet de groene alleen plantaardige kost.
Een andere naam voor deze zeeschildpad is soepschildpad. Dat geeft al aan waardoor deze soort zeldzaam geworden is. Dankzij onder andere het Wereld Natuur Fonds is de internationale handel in schildpadsoep tegenwoordig verboden.
Andere namen: soepschildpad
Wetensch. naam: Chelonia mydas
Engelse naam: green turtle; green sea turtle
Verspreiding: alle warme zeeën
Voedsel: zeegras
Lengte: 100 - 120 cm (max. 150 cm)
Gewicht: 65 - 200 kg (max. 300 kg)
Status: bedreigd

Groenknolorchis
De groenknolorchis is een beschermde plant. Ze komt in Nederland op sommige plaatsen nog talrijk voor; in de duinen van de waddeneilanden en in de Grevelingen bijvoorbeeld. Zoek deze soort vooral in jonge, primaire duinvalleien. In de rest van het land is de plant sporadisch te vinden in trilveengebieden.

Namen: Ned: Groenknolorchis Lat: Liparis loeselii Eng: Fen orchid Fra: Liparis de LoeselDui: Sumpf-Glanzkraut Dan: Mygblomst

Groenlandse haai
De Groenlandse haai leeft in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, doorgaans bij de bodem op een diepte van 200 tot 1200 meter. Hij jaagt vooral op vis (kabeljauw, tarbot), maar maakt ook robben en zeevogels buit. Zoals de meeste haaien is zijn reukvermogen sterk ontwikkeld. Zijn ogen zijn zwak en de hoornvliezen zijn vaak aangetast door een parasitair kreeftje.
Deze haaien zijn levendbarend. De jongen zijn bij de geboorte 40 tot 70 centimeter lang. De groei verloopt erg traag. Een gemerkt exemplaar van 262 centimeter werd na 16 jaar teruggevangen en bleek toen slechts 8 centimeter gegroeid te zijn.
Vroeger werden deze haaien vooral voor hun lever (levertraan) gevangen. De taaie huid werd gelooid en gebruikt om boeken mee in te binden. Het vlees is - tenzij grondig gewassen en gedroogd - giftig en werd meestal weer overboord gezet.
Andere namen: ijshaai
Wetensch. naam: Somniosus microcephalus
Engelse naam: Greenland shark
Verspreiding: Noordelijke Atlantische Oceaan
Voedsel: vis, zeehonden, zeevogels
Lengte: 3 - 4 m; maximum 8 m
Gewicht: 775 kg

Groenlandse walvis
Groenlandse walvis (Balaena mysticetus). Illustratie: Rob van Assen - © ArtBoutique
Classificatie  Klasse: Mammalia (zoogdieren)  Orde: Cetacea (walvisachtigen) Suborde: Mysticeti (baleinwalvissen) Familie: Balaenidae Geslacht: Balaena Soort: Balaena mysticetus (Groenlandse walvis)
Namen Nederlands: Groenlandse walvis; grote poolwalvis; arctische walvis Engels: Bowhead whale; Greenland Right Whale; Arctic Right Whale Frans: baleine du Groenland; baleine de grande baie Spaans: ballena de cabeza arqueada; ballena boreal Duits: Polarwal; Nordwal; Grönlandwal
© 2003 Kustvereniging EUCC, Leiden
Beschrijving Grote, massieve walvis met een kolossale kop (beslaat 1-3 van het lichaam). De onderkaak heeft de vorm van een U en de kleine ogen zijn vlak boven de mondhoeken geplaatst. De Groenlandse walvis heeft twee blaasgaten boven op de kop. De vinnen zijn klein en peddelvormig; de staartinzet is smal met brede uitlopende staartvinnen. De Groenlandse walvis onderscheidt zich door het ontbreken van een rugvin en door de langste baleinen van alle baleinwalvissen: 350 baleinen aan elke kant van de kaak, met een lengte tot 4,30 meter.
Kleur Helemaal zwart met alleen een crèmekleurige tot witte onderkaak of (soms) staartinzet. Dit lichtere gedeelte kan donkere vlekken hebben. Het kalf wordt blauwzwart, donkergrijs of bruin geboren. De huid van de Groenlandse walvis is glad zonder gezwellen of aangroeisels.
Lengte Mannetjes: 14 tot 17 meter (maximaal 18 meter); vrouwtjes: 14 tot 18 meter (maximaal 20 meter); pasgeborenen: 4 tot 5 meter.

Groenlandse walvis
Deze zware, trage walvis is de enige grote walvis die het hele jaar door rond de noordpool blijft. Opvallend zijn de grote, zwarte baleinplaten die tot 5 m lang kunnen zijn.
Vroeger kwam deze forse baleinwalvis veel voor bij Groenland en Spitsbergen. Maar mede door de felle jacht van `onze` walvisvaarders was de Groenlandse walvis in de 19e eeuw bijna uitgeroeid. In de wateren bij Alaska hebben ze zich redelijk kunnen herstellen. Daar zwemmen er nu weer bijna 8500 rond.
Met een maximum leeftijd van 200 jaar is de Groenlandse walvis een van de langst levende dieren en zeker het oudste zoogdier ter wereld.
Wetensch. naam: Balaena mysticetus
Engelse naam: Bowhead whale
Verspreiding: rond de noordpool, dichtbij het pakijs
Voedsel: plankton
Lengte: 18 m, bij geboorte 4 - 4,5 m
Gewicht: tot 100.000 kg
Status: thans niet bedreigd

Groenling
Wetenschappelijke naam: Chloris chloris
Aantal broedparen in Nederland: 50.000-100.000 (1998-2000)
Biotoop: halfopen loofbos en parken in stedelijk gebied
Geluid: Groenling

Groentje
Groentjes zijn vlinders van heidegebieden, die in heel Europa, Noord-Afrika en Siberië voorkomen. Ze zoeken nectar op allerlei soorten bloemen. De rupsen leven op heidestruiken. In Nederland was het verspreidingsgebied tot voor kort beperkt tot de heidevelden in het oosten van het land, maar het groentje heeft zich onlangs als nieuwe soort dagvlinder op de waddeneilanden gevestigd.
In 1996 en 1997 zijn enkele groentjes op Texel waargenomen. In het voorjaar van 1998 werden tientallen groentjes gezien, in en langs het zuidwestelijk duingebied. Af en toe wordt er ook een groentje waargenomen op de westpunt van Terschelling.

Namen: Ned: Groentje Lat: Callophrys rubiDui: Brombeerzipfelfalter Eng: Green hairstreak Fra: Argus vert

groentje
© Saxifraga - Frits Bink
**Deze afbeelding is op lage resolutie. Wilt u foto`s met hogere resolutie: www.saxifraga.nl**
Dit vlindertje is onmiskenbaar met de felgroen gekleurde onderzijde van zijn vleugels. Maar rustende tussen de bladeren is hij toch niet makkelijk te ontdekken. De bovenkant van de vleugels is minder opvallend: bruin tot dofgrijs.
De rupsen eten vooral bladeren van bosbes, brem en wegedoorn.
Wetensch. naam: Callophrys rubi
Engelse naam: green hairstreak
Verspreiding: Eurazië
Lengte: tot 17 mm lichaamslengte, spanwijdte tot 28 mm

Groenwieren
Wetenschappelijke naam: Chlorophycota, Chlorophyta
De Groenwieren zijn gedurende het Proterozoïcum (ca. 2.500 miljoen jaar geleden) ontstaan uit de eerste eencelligenmet bladgroenkorrels. Groenwieren hebben hetzelfde type bladgroen (chlorofyl b) als landplanten. Mede daarom worden ze als voorouders van de landplanten beschouwd. Groenwieren komen in bijna alle leefmilieu`s voor. Sommige soorten leven zelfs in andere organismen waar ze voor de energievoorziening zorgen; dit is bijvoorbeeld het geval bij sommige korstmossen. Ze planten zich voort met behulp van sporen.
Groenwieren zijn één- of meercellige groengekleurde wieren. De eencellige soorten hebben twee complexe zweepharen (undulipodia); meercellige soorten zijn zeer gevarieerd van vorm.

Groenwieren
Bij groenwieren is de overheersende stof voor de fotosynthese groen van kleur. In Nederland komen ruim 60 soorten voor. Als voorbeeld worden de volgende soorten behandeld:
zeesladarmwier
Namen: Ned: Groenwieren Lat: Chlorophyceae Eng: Green seaweeds, green algaeDui: Grünalgen Dan: Grün tang

Grondels
Grondels zijn bodembewonende, kleine, kort levende vissen met een kenmerkende dikke kop, twee rugvinnen en vergroeide buikvinnen. Ze leven in de nazomer en de herfst in ondiep water, maar trekken in de winter naar dieper water om daar in het voorjaar te paaien. Grondels leven van kleine kreeftachtigen en vislarven en zijn zelf een prooi voor vele kustvogels en grotere vissen.
De verschillende grondelsoorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. De twee meest algemene soorten van de Nederlandse kust en de Waddenzee zijn het dikkopje en de brakwatergrondel.
Namen: Ned: Grondel Lat: Pomatoschistus spec. - Gobius spec. - Aphia spec. Eng: GobyDui: Grundel Dan: Kutling