Dood organisch materiaal in zeeHet dode organische materiaal speelt een bijzondere rol bij de productiviteit van de zee. Dood organisch materiaal kan bestaat uit dode organismen, uitwerpselen van organismen, maar ook uit suikers die door algen geproduceerd en uitgescheiden worden.
In de zee vormt het dode organisch materiaal vlokken die langzaam naar de bodem zinken. Dit wordt in het engels aangeduid als `marine snow`. De vlokken dienen als voedsel voor bodemdieren, zoals wormen, slangsterren of zeeklitten. Ook komt het organisch materiaal in opgeloste vorm voor (dissolved organic matter). Bacteriën consumeren zowel het opgeloste organische materiaal als de vlokken in de microbiologische kringloop. Bacteriën worden op hun beurt weer geconsumeerd door ciliaten en heterotrofe flagellaten. De organische stoffen spelen op deze manier een sleutelrol in de voedselketens en de koolstofkringloop.
DoodemanskistenTen noordwesten van het dorp West-Terschelling ligt in de bossen het duinmeertje Doodemanskisten: zo`n 300 meter lang en 100 meter breed. Tegenwoordig is de bebouwing bijna het meertje genaderd, waardoor het gemakkelijk bereikbaar en te vinden is. Samen met het vroegere boswachtershuisje vormt het een fraai en rustig plekje in de bossen.
Bij een bezoek aan Doodemanskisten wordt u ongetwijfeld verwelkomd door een grote horde watervogels, vooral eenden. Midden in het meertje liggen twee, ook met bomen begroeide, eilandjes, die niet bereikbaar zijn. `s Winters met sneeuw en ijs is het er schilderachtig. Dan is het duinmeertje het domein van ijsclub Noordpool van West-Terschelling.
doodshoofdaapjeHet doodshoofdaapje dankt zijn naam aan de witte randen om zijn ogen, maar het is juist een erg aantrekkelijk beestje (bekend als meneer Nilsson van Pipi Langkous).
Deze aapjes leven over het algemeen in groepen van zo`n 50 leden, maar soms zijn het er wel 300. Doodshoofdaapjes zijn overdag actief en struinen dan hoog door de bomen. Af en toe komen ze ook naar beneden om voedsel te zoeken.
Ze kunnen hun staart gebruiken tijdens het klimmen om de balans te houden door hem om een tak heen te slaan. Ze vallen vaak ten prooi aan wilde katten, roofvogels en pythons. Er bestaan nog vier andere soorten doodshoofdaapjes die in het Noorden en midden van Zuid-Amerika leven.
Wetensch. naam: Saimiri sciureus
Engelse naam: squirrel monkey
Verspreiding: Midden-Amerika, van Costa Rica tot Panama
Voedsel: vruchten, zaden, insecten en andere kleine dieren
Lengte: 25 - 35 cm, staart 40 cm
Gewicht: 0,5 - 1 kg
Status: thans niet bedreigd
DoolhofpantservissenWetenschappelijke naam: Petalichthyida (orde binnen de Kaakpantservissen, Placodermi)
Doolhofpantservissen zijn uitgestorven pantservissen, die leefden gedurende het Devoon (ca. 410-360 miljoen jaar geleden). Ze hadden een benig kop- en rompschild met lange, zijdelings uitstekende, hoornachtige uitsteeksels.
doopvontschelp© WWF-Canon - Mauri Rautkari
De geribbelde witte doopvontschelp werd vaak gebruikt in kerken als bak voor het doopwater (een doopvont). Het is het grootste en zwaarste schelpdier.
Hoewel de doopvontschelp zeewater filtert, komt hij voor het grootste deel op een andere manier aan zijn voedsel. In zijn vlezige mantel leven microscopisch kleine algjes. Overdag stulpt de schelp zijn kleurige mandel zo ver mogelijk uit zodat de algen zonlicht kunnen opvangen. De algen groeien en vermenigvuldigen zich binnen het weefsel van het schelpdier. Een deel wordt door de doopvontschelp gebruikt als voedsel, maar de relatie tussen de alg en de schelp mogen we toch wel een geval van symbiose noemen.
De doopvontschelp is gewild om zijn vlees en schelpen. Vooral grote exemplaren zijn daardoor op veel plaatsen verdwenen. Doordat de schelp doorgaans tussen het koraal zit ingegroeid, brengt het verzamelen ook veel schade aan het rif toe.
Dat doopvontschelpen gevaarlijk zijn voor duikers die vast zouden grijpen is een misverstand.
Andere namen: reuzenoester; reuzenmossel
Wetensch. naam: Tridacna gigas
Engelse naam: giant clam
Verspreiding: Indische en westelijke Grote Oceaan
Voedsel: plankton, zwevend organisch materiaal, inwendig algen
Lengte: tot 1,5 m
Gewicht: tot 260 kg
Doornenkroon© WWF-Canon - CHalloway
Deze grote zeester heeft 15 tot 21 armen en is bedekt met lange scherpe giftige stekels. Hij eet uitsluitend koraalpoliepen die hij vooral `s nachts gaat `grazen`. Per nacht kan één doornenkroon een stuk koraal half zo groot als zijn eigen diameter kaalvreten.
Als ze in grote aantallen voorkomen kunnen doornenkronen riffen ernstige schade toebrengen. Vanaf de jaren `60 treden regelmatig plagen op. De oorzaak daarvan is niet duidelijk. Er is lang gedacht dat het kwam door overbevissing van de tritonshoorn: een grote zeeslak met een mooie, waardevolle schelp. Maar mogelijk vinden de plagen al duizenden jaren plaats en vormen ze een natuurlijk verschijnsel waar het rif zich op ingesteld heeft.
Andere namen: doornenkroonzeester
Wetensch. naam: Acanthaster planci
Engelse naam: crown of thorns
Verspreiding: Indische en Grote Oceaan, met name Groot Barrière Rif (Australië)
Voedsel: koraalpoliepen
Lengte: 40 - 60 cm
DoornhaaiDe doornhaai is de meest algemeen voorkomende soort haai in de Noordzee. Hij leeft hoofdzakelijk in het westelijke en centrale deel van de Noordzee en is vrij zeldzaam langs de Nederlandse kust. De kenmerkende stekels aan de voorkant van beide rugvinnen zijn verdedigingswapens, die lastig kunnen zijn voor een visser die een doornhaai in de netten krijgt. Verder zijn doornhaaien ongevaarlijk. Deze kleine (tot 120 cm) haai jaagt vooral in grote scholen op vrijzwemmende vis (voornamelijk zandspiering) maar lust ook wel een krab of een inktvis.
Doornhaaien kunnen tot 25 jaar oud worden en bijna tien kilo wegen. Ze leven op de zeebodem, op een diepte van 90 meter tot een kilometer. In Noorwegen wordt in de winter op doornhaaien gevist door trawlers en met behulp van lijnen met haken. Het gerookte vlees wordt wel verkocht als `zeepaling`, en is onder meer in Duitsland (`Schillerlocken`) zeer geliefd. Per jaar bedraagt de vangst in Europa ongeveer 20.000 ton. Het grootste deel hiervan wordt door vissers uit Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk opgevist.
Namen: Ned: Doornhaai (speerhaai, spoorhaai, stekelhaai) Eng: Spurdog (dogfish, picked dogfish, spiny dogfish)Dui: Dornhai (Gemeiner Dornhai) Fra: Aiguillet commun Dan: Pighaj Lat: Squalus acanthias
DoosmosdiertjesWetenschappelijke namen: Gymnolaemata (klasse binnen de Mosdiertjes, Bryozoa of Ectoprocta)
Doosmosdiertjes zijn kolonievormende diertjes met een zacht of verkalkt uitwendig skelet (exoskelet), dat verschillend van vorm kan zijn: korstvormig of rechtopstaand en vertakt, soms tot een meter groot. De diertjes zijn onderling verbonden door poriën in de skeletwand. Een kolonie bestaat uit verschillende typen diertjes, zoals voedings-, voortplantings- of schoonhoud- en verdedigingsdiertjes (avicularia). Doosmosdiertjes leven uitsluitend in zee. Met hun cirkelvormige tentakelkrans (lofofoor) filteren ze voedseldeeltjes uit het water. Wegens de aanwezigheid van deze tentakelkrans worden de Mosdiertjes, evenals de Hoefijzerwormen (Phoronida) en de Armpotigen (Brachiopoda), tot het superfylum van de Tentakelkransdragers (Lophophorata) gerekend.
dorcasgazelleEen vrij kleine gazelle met een gelig roodbruine vacht en een onopvallende streep op de flank. Op de snuit heeft de dorcasgazelle een opvallende streep. Deze soort leeft in droge Sahel-savanne en halfwoestijnen, waar hij door de jacht uit grote delen verdwenen is.
Wetensch. naam: Gazella dorcas
Engelse naam: dorcas gazelle
Verspreiding: Noordelijk deel van Afrika
Voedsel: gras
Lengte: kop - romp 80 cm, schouderhoogte 53 cm
Gewicht: 15 - 30 kg
Status: kwetsbaar
Dorpen in Noord-GroningenNoord-Groningen en Noord-Friesland hadden vroeger het grootste aantal kerkdorpen van West-Europa per oppervlakte-eenheid. Dat kwam door de natuurlijke omstandigheden. Het gebied was zeer vruchtbaar en kon dus een groot aantal inwoners voeden, maar door de vele waddenprielen en de periodieke overstromingen lagen de gemeenschappen ten opzichte van elkaar zeer geïsoleerd. Men was op zichzelf aangewezen. Vrijwel elk dorp, hoe klein ook, had een kerk. Men onderscheidt wierdedorpen, dijkdorpen en vissersplaatsen.
Dorpen op TexelOp de Texelse heuvelrug onstond in de Middeleeuwen de dorpenrij Den Hoorn, de Westen, Den Burg, de Waal, Oosterend en Oost. De Westen is verlaten en op één boerderij na afgebroken, maar in de andere dorpen zijn nog veel cultuurhistorische monumenten te zien. De Koog ontstond in de late Middeleeuwen en was toen vooral een vissersdorp. Oudeschild dankt zijn ontstaan aan de bevoorrading van de handelsvloot die in de Gouden Eeuw op de Rede van Texel wachtte op gunstige wind. De Cocksdorp, Midden- en Zuid-Eierland en `t Horntje liggen in de jongste polders van het eiland en zijn na 1830 ontstaan.
Alle dorpen op het eiland behoren tot de Gemeente Texel, die sinds 1414 stadsrechten heeft. Het eiland is ongeveer 16.000 hectare groot en heeft een lengte van ongeveer 25 kilometer en een breedte van 8 kilometer. Texel heeft ca. 13.500 inwoners, die verdeeld over de zeven dorpen wonen.
DouglaseekhoornWetensch. naam: Tamiasciurus douglasii
Engelse naam: Douglas squirrel
Verspreiding: Noord-Amerika; Brits-Columbia tot Californië.
Voedsel: vooral dennenzaden
Lengte: 16 - 22 cm, staart 9 - 16 cm
Status: algemeen
Douwkes PlakHet Douwkes Plak ligt ten oosten van het Hoornse Bos. Dit uitgebreid plak was vroeger begroeid met een ruigte van heide. Er liepen schapen en geiten aan touw (aan de roop op z`n eilanders), die de heide in stand hielden. De eigenaar was Douwke Hek, vandaar de naam. Omdat dit plak, deze vochtige duinvallei, een geschikt milieu vormde voor cranberry`s, is na de Tweede Wereldoorlog het gebied geploegd en ingezaaid met de bekende eilander bessen. Het is nu dus een echt `bessenplak`.
dove varaanDeze hagedis heeft geen uitwendige ooropeningen. Hij leeft de meeste van zijn tijd onder de grond of in het water. Met zijn korte poten en stompe snuit is deze varaan aan een gravende levenswijze aangepast. Hij graaft vooral holen langs beekoevers. Als hij zijn doorzichtige oogleden sluit, kan hij onder water goed zien. Onder water sluit hij ook zijn neusgaten met klepjes.
De dove varaan houdt niet van daglicht. Hij is vooral `s nachts actief en wordt zelden gezien.
Wetensch. naam: Lanthanotus borneensis
Engelse naam: earless monitor
Verspreiding: Sarawak (Borneo)
Voedsel: kleine dieren
Lengte: 40 - 45 cm
Status: kwetsbaar
Draadalgen en JukwierenWetenschappelijke naam: Gamophyta, Conjugatophyta, Conjugales, Zygnematales (orde binnen de Groenwieren)
Een Jukwier
Draadalgen (Draadwieren) en Jukwieren zijn wieren met een groene kleur wegens de aanwezigheid van bladgroenkorrels (chloroplasten). Tijdens de voortplanting treedt versmelting op van amoeboïde of onbeweeglijke geslachtscellen. Draadalgen (onderorde Zygnematineae) vormen lange draden van één cel dik. In zoet water kunnen deze wieren het zogenaamde `flab` vormen. Jukwieren (onderorde Desmidiineae, waaronder de familie Desmidiaceae ofwel Sieralgen) zijn fraai gevormde eencellige wieren, die uit twee gelijkvormige helften bestaan. Jukwieren zijn vaak kenmerkend voor zeer schoon water.
DraadbacteriënWetenschappelijke naam: Actinobacteria
Deel van een mycelium van Streptomyces
Draadbacteriën maken vaak draadvormige, vertakte kolonies die sporen vormen (actinosporen). Door hun uiterlijk werden ze vroeger wel aangezien voor schimmels (actinomyceten). Een andere groep draadbacteriën betreft eenvoudige eencellige bacteriën. Tot de Draadbacteriën behoren o.a. de Streptomyces-soorten, belangrijke leveranciers van antibiotica(streptomycine). Er zijn ook ziekteverwekkers bij, zoals de veroorzaker van tuberculose ofwel TBC (Mycobacterium tuberculosis).
DraaihalsWetenschappelijke naam: Jynx torquilla
Aantal broedparen in Nederland: 50-65 (1998-2000)
Biotoop:
halfopen bossen op zandgrond met veel zandige plekken
Geluid: Draaihals
DraakvissenAndere naam: Chimaera`s Wetenschappelijke naam: Holocephali (orde binnen de (sub)klasse der Haaien en roggen, Elasmobranchii)
Draakvissen behoren tot de Kraakbeenvissen (Chondrichthyes). Ze hebben een grote kop en een spits toelopend lichaam zonder schubben. Vlak voor de rugvin zit een gifstekel. Onder de kieuwdeksel zitten vier kieuwspleten. De bevruchting is inwendig. Vrouwtjes leggen grote eieren, met een leerachtige schaal. Draakvissen leven op de bodem van diepe, koude oceanen. Daar voeden zij zich met weekdieren, die ze fijnmalen met tanden in de vorm van maalplaten.
DrakenbloedDrakenbloed is een diep zwartrode harssoort, die uit verschillende boomsoorten gewonnen kan worden, met name Dracaena, Pterocarpus en Daemonorops.
Kleur
Het pigment dat uit de verschillende drakenbloedbomen wordt gewonnen heeft een donkerrode kleur. De kleur doet denken aan bloed. In de Middeleeuwen bracht men het sap in verband met hekserij omdat het, aan de lucht blootgesteld, oranjerood kleurt. Men dacht dat drakenbloed afkomstig was van draken.
Herkomst
De verschillende drakenbloedbomen zijn inheems op de Canarische eilanden (Dracaena draco), in Zuid- Amerika (Pterocarpus draco), in Zuidoost-Azië (Daemonorops draco) en in Oost-India (Pterocarpus draco, Dracaena draco). Productie
Het pigment drakenbloed wordt gewonnen uit de hars van de schors van de drakenbloedbomen Dracaena draco en Pterocarpus draco. Sommige bomen geven de hars vanzelf af, andere moeten eerst ingekerfd worden voor ze de hars loslaten. Na oogsten wordt de hars verhit. Het smeltpunt ligt bij 60 tot 100 graden Celsius. Daarna kan de hars gezuiverd en tot pigment vermalen worden. Daarnaast leveren ook de geschubde vruchten van de drakenbloedpalm Daemonorops draco drakenbloed. De vruchten worden boven een vuur verhit, waarbij een brijachtige massa tevoorschijn komt. De harsmassa wordt gedroogd tot koeken. Hieruit wordt het pigment gewonnen. Toepassing
Vanaf de vroege Middeleeuwen wordt drakenbloed in de schilderkunst gebruikt. Ook wordt het gebruikt voor medicinale doeleinden en verder als kleur- of verfstof.
DrakenbloedboomDe Drakenbloedboom is een bijna legendarische plant, die voornamelijk voorkomt op de Kanarische eilanden. Het grootste bekende exemplaar staat op Tenerife en is een toeristische trekpleister.
De `duizendjarige` drakenbloedboom in Icod de los Viños (Tenerife) (foto Jan Hengstmengel)
Verspreiding en verwantschap
De Drakenbloedboom (Dracaena draco) komt oorspronkelijk vooral voor op de Kanarische eilanden, en in mindere mate ook op Madeira en de Kaap-Verdische eilanden. Momenteel is deze plant vrijwel niet meer in wilde staat te vinden. Het geslacht Dracaena wordt gerekend tot de Agavefamilie (Agavaceae) of ook wel tot de nauw verwante Drakenbloedboomfamilie (Dracaenaceae). Dit geslacht komt voor in tropisch en subtropisch Afrika, Azië en Australië, en omvat ongeveer 50 soorten. Een boom van 6000 jaar oud?
Toen de Duitse natuuronderzoeker Alexander von Humboldtin 1799 op zijn beroemd geworden reis naar Zuid-Amerika de Kanarische eilanden bezocht, zag hij in de Orotava-vallei op Tenerife een reusachtige drakenbloedboom. Het exemplaar was ongeveer 16 tot 19,5 meter hoog, terwijl de omtrek vlak boven de basis van de stam 14,6 meter bedroeg. Hij schatte de leeftijd op 6000 jaar en veronderstelde dat het daarmee de oudste boom op aarde was. Een twijfelachtige schatting
Von Humboldt`s schatting was gebaseerd op het aantal vertakkingen van de boom. Deze methode is echter twijfelachtig. Er is te weinig informatie over de snelheid waarmee de soort zich vertakt.
Drents krentenboompjeDrents krentenboompje is ingevoerd vanuit Noord-Amerika en daarna aangeplant en verwilderd. Je kunt hem aan bosranden, in houtwallen en op kapvlakten zien. Vroeg in het voorjaar bloeit deze struik uitbundig met witte bloempjes. Later krijgt hij volop trosjes zoete, paarsrode besjes: een lekkernij voor vogels en mensen. In Drente is hij overal te zien. Ook in De Dennen op Texel kom je hem tegen.
Namen: Ned: Drents Krentenboompje Lat: Amelanchier lamarckii Eng: Serviceberry Fra: AmelanchierDui: Kupfer-Felsenbirne
drieband anemoonvis© WWF-Canon - CHo
Deze anemoonvis met drie duidelijke witte banden op zijn fel oranje gekleurde lichaam en zwartgerande vinnen is het bekende visje Nemo dat de hoofdrol speelt in de Walt-Disneyfilm.
Net als andere anemoonvissen (circa 30 soorten) leven ze samen met een zeeanemoon. Ze houden zich meestal op tussen de van netelcellen voorziene tentakels, waar ze veilig zijn tegen aanvallen van roofvissen. Hun huidslijm zorgt ervoor dat ze zelf niet gestoken worden door de zeeanemoon: de anemoon herkent de vis namelijk niet als `lichaamsvreemd` en zet bij contact daardoor niet de netelcellen in werking.
De drieband anemoonvis jaagt zelf op kleine kreeftachtigen en andere beestjes die hij met een snelle uitval vanuit de anemoon te pakken neemt.
Andere namen: harlekijnvisje; clownsvis
Wetensch. naam: Amphiprion ocellaris
Engelse naam: clown anemonefish
Verspreiding: oostelijke Indische Oceaan tot westelijk Grote Oceaan
Voedsel: kreeftjes en andere kleine zeebeestjes
Lengte: 11 cm
DriedistelDriedistel groeit op droge, kalkrijke zandgrond, op zonnige plaatsen. In de duinen zie je hem vooralop hellingen en in droge valleien. Buiten het duingebied groeit driedistel op kalkgraslanden. Na de herfst blijft hij afgestorven en verdroogd staan. Vaak zie je planten met drie bloemen: drie-distel. Als de duinen verruigen verdwijnt driedistel. Op de plant zie je vaak motvlindertjes. Ook zangvogels zoals kneutjes en putters bezoeken de plant veelvuldig.
Namen: Ned: Driedistel Lat: Carlina vulgaris Eng: Carline thistle Fra: Carline vulgaireDui: Kleine Eberwurz, Golddistel Dan: Bakketidsel
Driedoornige stekelbaarsHet merendeel van de driedoornige stekelbaarzen leeft `s winters in het kustwater of riviermondingen. In het voorjaar trekken ze het binnenwater in om te paaien. Hun hofmakerij is uitgebreid bestudeerd en beschreven. Ze worden tot 10 centimeter lang en komen algemeen voor in de Noordzee, de Waddenzee en de Europese rivieren. Het zijn kleine roofvisjes, die leven van jonge vis, kleine kreeftachtigen en wormen.
Stekelbaarspassages op Texel
Speciaal voor de lepelaars op het eiland heeft Staatsbosbeheer in 1995 in de waddendijk bij de Cocksdorp op Texel een hevelpassage voor driedoornige stekelbaarsjes gebouwd. Twee jaar later kwam voor het zelfde doel een vistrap tot stand tussen de Moksloot en de Mokbaai. Stekelbaarzen trekken naar zoet water om te paaien en vormt daar een belangrijke voedselbron voor moerasvogels. Op Texel kon de stekelbaars echter nergens meer intrekken als gevolg van inpolderingen en de Deltawerken.
Namen: Ned: Driedoornige stekelbaars (kraaivis, paddesteker, stekebak, stekeltje, stekelspoor) Lat: Gasterosteus aculeatus Eng: Three-spined sticklebackDui: Dreistachlige Stichling Dan: Trepigget hundestejle Fr: Epinoche à trois épines
Weblinks:
Foto`s van de driedoornige stekelbaars: http://www.arkive.org-species-ARK-fish-Gasterosteus_aculeatus_aculeatus-
Driedoornige stekelbaars in de (engelstalige) fishbase: http://www.fishbase.org-Summary-SpeciesSummary.cfm?ID=2420&genusname=Gasterosteus&speciesname=aculeatus%20aculeatus
driehoornkameleonDeze kameleon dankt zijn naam aan de drie opvallende hoorns op de kop van het mannetje. Deze gebruiken ze bij onderlinge territoriumgevechten. Om aan roofdieren te ontkomen vertrouwen ze vooral op hun camouflage. Als ze ontdekt worden kunnen ze hun lichaam opblazen en dreigend sissen.
Het vrouwtje heeft slechts één weinig ontwikkelde hoorn. Ze is eier-levendbarend en brengt jaarlijks twee worpen van elk maximaal 50 jongen ter wereld.
Andere namen: Oost-Afrikaanse driehoornkameleon
Wetensch. naam: Chamaeleo jacksoni
Engelse naam: Jackson`s chameleon
Verspreiding: Oost-Afrika, ingevoerd op Hawaii
Voedsel: insecten
Lengte: 20 - 30 cm
Status: plaatselijk algemeen
DrieteenmeeuwDe drieteenmeeuw is de enige meeuwensoort van de Noordzee die alleen tijdens de broedtijd het land op zoekt. In tegenstelling tot de andere meeuwensoorten is hij zelden dicht onder de kust te zien, met uitzondering van Helgoland en de rotskusten van Engeland, Schotland en Scandinavië, waar hij broedt. Het voedsel van drieteenmeeuwen bestaat uit kleine vis, die ze bemachtigen door vlak boven het wateroppervlak te hangen en bij het in zicht komen van een prooi te duiken.
Weblinks:
Broedende drieteenmeeuwen in Denemarken: http://www.birds-of-denmark.dk-Ride.htm
Namen: Ned: Drieteenmeeuw Eng: Kittiwake Fra: Mouette tridactyleDui: Dreizehenmöwe Dan: Ride Nor: Krykkje Fries: Winterkob Ital: Gabbiano tridattilo Lat: Rissa tridactyla
DrieteenstrandloperDe drieteenstrandloper is een kleine steltloper. Het is de enige strandloper die vaak aan het strand te vinden is, rennend achter de golven aan. De overige soorten zijn meer te vinden op het wad. De drieteenstrandloper leeft van allerlei diertjes die aanspoelen uit zee. In Nederland is deze vogel een overwinteraar; hij broedt op de toendra`s van Siberië, Groenland en Canada. De drieteenstandloper kan enorme afstanden afleggen zonder te rusten.
Namen: Ned: Drieteenstrandloper Eng: Sanderling Fra: Bécasseau sanderlingDui: Sanderling Dan: Ryle (sandløber, Selning) Nor: Sandløper Fries: Moddersnip Ital: Piovanello tridattilo Lat: Calidris alba
Weblink
De drieteenstandlopers van Garth McElroy: http://www.featheredfotos.com/spppages-shorebirds-sanderling.html
drievingerige luiaardEr bestaan 5 soorten luiaards, waarvan 3 `drievingerige` en 2 `tweevingerige`. De drievingerige luiaard wordt ook wel aï genoemd.
Net als andere luiaards brengen ze bijna hun hele leven ondersteboven hangend in de bomen door. Aan hun poten hebben ze enorm sterke haakvormige klauwen, drie aan elke voor- en achterpoot, waarmee ze eindeloos kunnen blijven hangen. Een roofdier dat er in slaagt om een luiaard te vinden, kan ontdekken dat een luiaard zijn machtige haakhand ook snel kan uithalen en flinke verwondingen kan veroorzaken.
Andere namen: aï
Wetensch. naam: Bradypus tridactylus
Engelse naam: three-toed sloth
Verspreiding: Centraal en Zuid-Amerika
Voedsel: bladeren, knoppen, twijgen
Lengte: 45 - 50 cm
Gewicht: 2 - 5 kg
Status: algemeen
Drievingerige luiaardWetenschappelijke naam: Bradypus tridactylus Behoort tot de Zoogdieren Tandarmen
Komt voor in Zuid-Amerika De luiaard is een hanger
De luiaard hangt meestal stil - of beweegt zich heel traag - in de boomtoppen van het Zuid-Amerikaanse regenwoud. Zo is hij vrijwel onzichtbaar voor roofdieren. Dat wordt nog versterkt door de groei van groene algen op zijn vacht.
De luiaard leeft van bladeren en daar hangt hij midden tussen in. Bladeren zijn niet erg voedzaam, maar door zijn trage manier van leven heeft het dier niet veel energie nodig.
De luiaard gaat zo nu en dan via de grond naar een andere boom. Hij is dan bijzonder kwetsbaar.
DrijfnetvisserijDrijfnetten staan als een gordijn rechtop in het water, met aan de bovenkant boeien en aan de onderkant gewichten. De vis wordt gevangen doordat hij met zijn kieuwen of andere uitsteeksels in het net blijft hangen. Fijnmazige drijfnetten ( vleten) werden vroeger veel gebruikt voor de haringvisserij op de Noordzee. Grootmazige drijfnetten worden tegenwoordig veel op de oceanen gebruikt voor de vangst van tonijn, zwaardvis en grote pijlinktvis. De grootste drijfnetten waren ooit maar liefst 50 kilometer lang en 15 meter hoog. Drijfnetten zijn dodelijk voor allerlei walvisachtigen.
In 1989 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aan om het gebruik van grote drijfnetten in de internationale wateren uit te bannen. Het wereldwijde verbod werd op 31 december 1992 van kracht. Tegelijkertijd werden de lidstaten aangemoedigd om ook in de continentale wateren tot een algeheel verbod van de drifnetvisserij te komen. Veel grote visserijnaties hebben dit soort maatregelen echter lang tegen kunnen houden. Wel kwam er in 1992 een wereldwijde bepaling dat de netten niet langer mogen zijn dan 2,5 kilometer.
In juni 1998 stelde de EU een verbod in op de toepassing van grootmazige drijfnetten in alle EU-wateren. Het gaat vooral om de visserij in de golf van Biskaje en op de Middellandse Zee. Per 1 juli 1998 moest de hoeveelheid drijfnetten al met 40% verminderd zijn. Het algehele verbod is op 1 januari 2002 van kracht geworden.
Drijver`s Vogelweid de BolTen noorden van het buurtschap Oost, in de polder het Noorden, ligt Drijvers Vogelweid de Bol. Het gebied bestaat uit het Binnenzwin en het Buitenzwin en schrale graslanden. Het gebied grenst direct aan de Waddenzee en is vooral bekend om zijn bijzondere orchideeën, de markante molen, de brakke sloten en grote groepen rotganzen. De Bol is in 1937 in bezit van Natuurmonumenten gekomen.
drilDe dril is verwant met de bavianen en vooral met de mandril, die deels in hetzelfde gebied leeft. Dril-mannen zijn gemakkelijk van mandrillen te onderscheiden doordat hun gezicht niet fel gekleurd is maar overwegend zwart.
De dril is een zeer zeldzame soort die met uitsterven bedreigd wordt. Ze leven in groepen van 14 tot 200 exemplaren. Per 20 vrouwtjes is er één mannetje.
Wetensch. naam: Mandrillus leucopaeus; Papio leucopaeus
Engelse naam: drill
Verspreiding: regenwoud Kameroen, Nigeria, eiland Bioko
Voedsel: vruchten, zaden, wortels, insecten
Lengte: kop - romp 70 cm, staart 5 - 12 cm
Gewicht: 15 - 20 kg (mannetje), vrouwtje: 10 - 15 kg
Status: bedreigd
Drinkwater uit zeewaterEr is heel veel water op aarde. De wereldzeeën en oceanen beslaan 71% van het totale aardoppervlak. De totale hoeveelheid water wordt geschat op 1,4 miljard kubieke kilometer (een km3 is gelijk aan een miljard m3).
Van al het water op aarde is `slechts` 2,5 procent zoetwater. Daarvan bevindt 69 procent zich in gletsjers of in een permanente sneeuwlaag, is 30 procent grondwater, bevindt 0,3 procent (93.000 km3) zich in meren en rivieren en is 0,9 procent onder meer waterdamp, permafrost, grondijs en bodemvocht (zie figuur). Zout Oceaanwater is erg zout en daardoor niet geschikt om te drinken. Het bevat gemiddeld 35 gram zout per liter. De totale wereldhoeveelheid zeezout wordt geschat op een slordige 50 000 miljard ton. Daarmee kan je het hele aardoppervlak onder een laag van 165 meter zout begraven! Water om te drinkenDrinkwater wordt meestal op een andere manier verkregen. Veel van het drinkwater in Nederland komt van het oppervlakte water, dat is water uit meren en rivieren. Een ander deel komt uit de grond, het grondwater. Elke soort water heeft een eigen zuiveringsproces. Het zuiveren is nodig om water te krijgen met een goede kwaliteit. Er mogen bijvoorbeeld geen giftige stoffen meer in zitten, of bacteriën die je ziek kunnen maken! Drinken uit de oceaan
Toch is er op sommige plekken op de wereld, bijvoorbeeld op Cyprus of Malta of landen in het Midden-Oosten, een tekort aan goed drinkwater. Er zijn daarom veel mensen bezig om te bekijken hoe je op een slimme manier toch genoeg drinkwater kan krijgen.
DromaeosauridaeDe Dromaeosauridae is een familie van opvallend vogel-achtige dinosauriërs als Velociraptor, Dromaeosaurus en Deinonychus. Het waren kleine, licht-gebouwde, behendige theropoden met grote klauwen aan hun poten. De meeste dromaeosauriërs waren tussen de 2 en 3 meter lang. Opvallend voor leden van deze groep is vooral de bijzonder grote, omhooggedraaide klauw aan de tweede teen van de achterpoot.
Ze hadden relatief grote hersenen, een licht-gebouwde, langwerpige schedel, lange voorpoten, en een stijve staart. Hoewel de dromaeosauriërs veel overeenkomsten met vogels hebben, waren het niet de direkte voorlopers ervan: Dromaeosauriërs en vogels hebben samen één gemeenschappelijke voorouder die ergens in het Midden tot vroeg-Laat-Jura leefde.
Dromaeosauriërs zijn vooral bekend uit het Boven-Krijt van Noord-Amerika en Azië. In Dino Argentino zijn geen resten van Dromaeosauriërs te zien.
dromedarisDe dromedaris is een kameel-achtige met één bult. Deze soort is in het wild uitgestorven, maar wordt nog wel algemeen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten als last- en rijdier gehouden. De dromedaris is een echt woestijndier, met vergelijkbare aanpassingen aan de hitte en periodieke watertekorten als de kameel. Dromedarissen leven ook in haremgroepen met een volwassen man, enkele vrouwen en hun kinderen. De mannen gaan elkaar soms te lijf door te duwen, te bijten en te spuwen.
Wetensch. naam: Camelus dromedarius
Engelse naam: Arabian camel; dromedary; camel
Verspreiding: Noord-Afrika, Midden-Oosten, verwilderd in Austrlië
Voedsel: grassen, struiken en ook zoute of doornige planten en zelfs aas
Lengte: 2,2 - 3,4 m, staart 50 cm
Gewicht: 450 - 550 kg
Status: algemeen; in het wild uitgestorven
DromenEr zijn mensen die beweren dat ze niet dromen. In werkelijkheid herinneren ze zich hun dromen niet, maar ze hebben ze wel. Iedereen droomt.
Iedereen droomt
Uit onderzoek bij kinderen blijkt dat het soort dromen in de loop van de jaren langzaam verandert. Kinderen van een jaar of vier oud kunnen niet in detail uitleggen wat ze in hun slaap beleven, maar vaak gaat het over bekende zaken uit hun omgeving of over dieren. Een paar jaar later worden de dromen avontuurlijker; er gebeurt meer en er komen vaak bekenden en familieleden in de dromen voor. Opvallend is dat het kind in de droom vaak erg passief is. Hij is een toeschouwer in zn eigen droom. Jongens dromen vaker van nare dingen dan meisjes.
Dromen worden vreemder
Naarmate we ouder worden gaan we steeds vreemdere dingen dromen. Kinderen van de bovenbouw basisschool dromen nog vaak over hun directe omgeving: school, huis of over buitenspelen. Enge dromen komen minder vaak voor en de kinderen worden zelf actief in hun droom. Ze krijgen meer controle. In de puberteit worden de dromen weer minder aangenaam en meer bizar. Ook komen familieleden minder vaak in de droom voor. Vrouwen herinneren zich dromen iets vaker dan mannen, maar dat zegt niets over wie meer droomt.
Betekenis van dromen
Als je droomt van treinen die tunnels in rijden dan gaat dat eigenlijk over seks. Van hoge gebouwen vallen en vlak voor de landing wakker schrikken betekent weer wat anders. Dit soort verklaringen worden vaak gegeven als we proberen te begrijpen wat dromen nou eigenlijk precies betekenen.
DryosauridaeDryosauridae waren kleine, tweevoetige planteneters, die bekend zijn uit de Boven-Jura en het Onder-Krijt. Ze werden maximaal 6,5 m lang, maar omdat de helft van die lengte aan staart opging, wogen ze waarschijnlijk niet veel meer dan 70 kg. Ze hadden een korte snuit, met een bek die - net als de latere ornithischiërs - gebouwd was op het fijnmalen van grote hoeveelheden plantaardig voedsel. Net als de Hypsilophodontidae hadden de Dryosauridae lange, slanke poten.
Dryosauriërs waren nauw verwant aan de Hypsilophodontidae; het waren de voorlopers van de Iguanodonten. Fossielen van Dryosauriuers zijn bekend uit Noord-Amerika, Afrika en Europa; daarnaast is er een fossiel gevonden op Vega Island in Antarctica dat mogelijk ook van de Dryosaurus-achtige was.
dubbelhoornige neushoornvogelDit is de grootste neushoornvogel. In de vlucht maken zijn vleugels een suizend geluid en zijn roep klinkt erg ver. Boven op zijn enorme snavel zit een `helm`.
De veren zijn zwart en wit, maar de witte verkleuren vaak geel door de gele olie uit de stuitklier waarmee de neushoornvogel zich insmeert.
Zoals veel neushoornvogels broedt ook deze in holle bomen. Met modder en mest wordt de ingang op een kleine opening na dichtgemetseld. Het vrouwtje blijft bijna drie maanden binnen om te broeden. In die tijd krijgt ze voedsel door het mannetje aangereikt. Nadat ze is uitgebroken, wordt de opening weer grotendeels dichtgemaakt. Het jong blijft dan nog ongeveer een maand binnen voor het uitvliegt. In die tijd voeren beide ouders het voedsel aan.
Wetensch. naam: Buceros bicornis
Engelse naam: great Indian hornbill
Voedsel: vruchten (vooral vijgen), ook kleine dieren (vooral reptielen)
Lengte: 1,5 m
Gewicht: 3 kg
Status: thans niet bedreigd
DuikersWetenschappelijke naam: Gaviiformes (orde binnen de Moderne vogels, Neornithes)
Duikers zijn vogels die uitstekend zijn aangepast aan het water: hun poten staan bijzonder ver achter in het lichaam geplaatst. Daardoor bewegen zij zich op het land slecht voort. Ze jagen hun voedsel (vis) onder water na. Duikers broeden in arctische gebieden en zijn dan aan zoet water gebonden zijn. `s Winters leven ze vooral op zee.
DuindoornDe Duindoorn is gemakkelijk te herkennen aan zijn doorns. Hij is volop aanwezig in de duinen. Duindoorns zijn tweehuizig. Dit betekent dat er mannelijke en vrouwelijke struiken zijn. In het najaar draagt de vrouwelijke struik een grote hoeveelheid oranje bessen. Deze besjes zijn goed tegen de dorst en bevatten veel vitamine C. Veel vogels eten deze besjes. Er wordt door de kustbewoners ook wel jam of wijn van gemaakt. Aan het einde van het voorjaar krijgt de Duindoorn smalle, grijsgroene bladeren. Die kleur wordt veroorzaakt door de haren op het blad die de Duindoorn tegen uitdroging beschermen. De Duindoorn heeft geen last van het stuivende zand. Net als Helm kan hij boven het zand uitgroeien; wel met een snelheid van circa een halve meter per jaar. De Duindoorn houdt van veel kalk in de bodem.
Op de wortels van de Duindoorn zitten knolletjes waarin bacteriën leven. Deze bacteriën kunnen stikstof uit de lucht halen en dit omzetten in een verbinding die bruikbaar is voor de Duindoorn. Zo kan de Duindoorn goed groeien in het voedselarme duinzand. De Duindoorn levert op zijn beurt voedingsstoffen aan de bacteriën. De Duindoorn en de bacteriën hebben dus een relatie waar ze allebei hun voordeel uit halen. We noemen een dergelijke relatie `symbiose`. Ook voor andere planten zijn de stikstofverbindingen nuttig.
DuindoornDuindoorn groeit op kalkrijke plekken in het duingebied. Het is een belangrijke plant voor het duin want hij brengt via wortelknolletjes stikstof in de bodem. Die voedingsstof gebruikt duindoorn deels zelf, maar er blijft voldoende over om de groei van andere planten mogelijk te maken. In de buurt van duindoorns zien we dan ook vaak dichte vlierbosjes en een bodembegroeiing van brandnetels en braam. Trekvogels komen op duindoornbessen af. Deze zijn onder meer rijk aan vitamine C.
De oranje bessen smaken erg zuur. Ze worden verzameld voor de bereiding van jam, yoghurt en likeuren. In de bes zit een pitje dat het eigenlijke zaad is. Veel vogels eten de bessen graag. De harde zaden die door de vogels worden uitgepoept, groeien zelden tot een volwassen duindoorn uit. Vele kiemplantjes sterven af door droogte of worden opgegeten door vogels of konijnen. Vaak ontbreekt ook de schimmel waarmee de duindoornplantjes in symbiose moeten leven. In sommige jaren gisten de bessen aan de struiken. Dan komt het voor dat trekvogels zoals kramsvogels en koperwieken dronken worden!
Namen: Ned: Duindoorn Lat: Hippophae rhamnoides Eng: Sea Buckthorn Fra: ArgousierDui: Sanddorn Dan: Havtorn
Duinen op SchiermonnikoogDe duinen op Schiermonnikoog zijn onder te verdelen in meerdere deelgebieden: de duinen rond de Westerplas, de duinen ten noorden van dorp en polder, de oude duinen, de Kooiduinen, de Kobbeduinen, de stuifdijk en het Willemsduin. De duinvalleien, die op Schiermonnikoog `gloppen` worden genoemd, verdienen speciale aandacht, net als het Groene strand en het Groenglop.
De duinen op Schiermonnikoog zijn eigenlijk hetzelfde als op de andere waddeneilanden. Er is echter één verschil. In de meeste duinen op Schiermonnikoog zit meer kalk in de grond dan op andere eilanden. Dit zorgt voor andere planten en struiken. Duindoorn en meidoorn houden van veel kalk en zijn dan ook veel te zien op Schiermonnikoog.
Waar, wanneer en wat
De meeste duinen op Schiermonnikoog komen voor ten noorden van het dorp en de polder (de Noorderduinen). Deze zijn ontstaan tussen 1400 en 1850. Maar na 1850 zijn er ook in het oosten veel duinen ontstaan, zoals de duinen ten zuiden van strandpaviljoen De Marlijn , de Kobbeduinen en het Willemsduin. Tussen oude en nieuwe duinen is een verschil. In de nieuwere duinen zit meer kalk dan in de oude. In het noordwesten zijn de hoogste en breedste duinen. Naar het oosten worden ze steeds lager en smaller. De stuifdijk langs het strand is door de mens aangelegd. Op Schiermonnikoog zijn ook enkele langgerekte duinvalleien, de zogenaamde gloppen of glappen.
Duinen op VlielandBijna heel Vlieland bestaat uit duinen, er zijn geen landbouwgebieden. De echte duinplanten van duinen en valleien worden verdrongen door enkele soorten mossen, grassen en struiken. Dat komt door verdroging, stikstofneerslag uit luchtverontreiniging, het aan banden leggen van de verstuiving en veroudering van de begroeiing. Ook de afname van het duinkonijn is een belangrijke oorzaak van de vergrassing van het duingebied. Jachtdruk en vooral ziektes als myxomatose en de nieuwe ziekte VHS hebben de konijnenstand ernstig doen dalen. Om hier iets tegen te doen is er begrazing ingesteld en wordt een aantal gebieden geplagd of gemaaid.
Duineneiland bij uitstek
Het meest opmerkelijke aan Vlieland is wel dat het echt een eiland van duinen is; duinen van Noordzee tot Waddenzee. In tegenstelling tot de andere eilanden ontbreken landbouwgebieden bijna geheel. Op enkele plaatsen langs de Postweg (de enige weg van oost naar west) wordt een weilandje ten behoeve van hooi en paarden in stand gehouden.
Zo`n 300 ha van het duingebied is bebost. Naast de grote zandplaat de Vliehors vormen alleen de Kroon`s Polders een uitzondering op het eigenlijke duinlandschap. Bovendien beschikt Vlieland over het hoogste duin van het waddengebied: het Vuurboetsduin, met een hoogte van 43 meter, is de standplaats van de vuurtoren. In het verleden is het duingebied van Vlieland meerdere malen aan ernstige verstuivingen bloot gesteld.
Leven van het duin
In tijden van economische malaise en wanbeheer was de bevolking voor een deel aangewezen op alles wat het duin voortbracht.
Duinen rond de WesterplasDe duinen rond de Westerplas zijn door de mensen aangelegd. De zee spoelde hier altijd veel duinen weg. Daarom ging de mens er kunstduinen omheen leggen. Vanaf het fietspad er doorheen heb je een mooi uitzicht op de Westerplas.
Historie-Ontstaan
De duinen langs de westkant van de Westerplas vormen maar een smalle reep. De duinen zijn vrij jong en bijna grotendeels door de mens gemaakt. Tussen 1500 en 1800 verdwenen de oude Westerduinen in zee. Van deze duinen bleef weinig over. Vanuit de zuidwestkant kwam daar dan nog eens de geul de Noorman bij, die deze kant van het eiland aantastte. Na 1800 verdween er minder duingebied in zee. De zee en de stromingen werden rustiger en er kwamen minder stormen voor. Maar ook de mens werd actiever. Om deze zwakke plek op het eiland te versterken begon men met de aanleg van stuifdijken. Er zijn er in de afgelopen jaren heel wat aangelegd, zoals het Koffiedijkje. Wat ook meehielp was dat de geul de Noorman vol met zand kwam te zitten rond 1850. Daardoor ontstond langzaam de zandplaat het Rif. Deze zandplaat groeide vast aan het eiland en is er nu nog steeds. Dit zorgde voor meer rust op het zuidwestpunt. Wat zeker ook mee heeft geholpen is de afsluiting van de Lauwerszee in 1969. Hierdoor stroomt er minder water tussen Ameland en Schiermonnikoog door. De duinen rond de Westerplas zijn nu zeker enkele honderden meters breed en kunnen beter tegen stormen.
DuinfloraHet duin kent veel verschillende vegetaties. De flora van de stuivende zeereep, met helm, zandhaver en blauwe zeedistels is niet te vergelijken met die van jonge duinvalleien achter die zeereep, met vlierbosjes en duindoornstruiken. In oudere duinen is er een groot verschil tussen de vegetatie van de noordhellingen (gematigd klimaat, veel kraaiheide en eikvaren), de zuidhellingen (sterk wisselend klimaat, veel korstmossen) en de vlaktes (meestal heidevelden).
stuivende zeereep
jonge duinvalleien
oudere duinen
helm
zandhaver
blauwe zeedistel
zeeraket
biestarwegras
braam
buntgras
vlier
duindoorn
heide
eikvaren
korstmossen
orchideeën
ruwe berk
hondsviooltje
lijsterbes
kruipwilg
meidoorn
duinroos
kamperfoelie
mossen
DuinfranjehoedDe duinfranjehoed komt algemeen voor in de zeereep op dode helmwortels. Deze soort kan tot op het strand voorkomen. De hoed is circa 5 cm breed.
Namen: Ned: Duinfranjehoed Lat: Psathyrella ammophila Eng: Dune BrittlestemDui: Dünenfaserling
Duingebied op TerschellingHet duingebied is het mooiste wat Terschelling te bieden heeft. Het Terschellinger duingebied is bovendien één van de mooiste duingebieden van West-Europa. Op sommige plekken kilometers breed, en vaak nog ongeschonden. De rijkdom aan flora en fauna is groot. Je vindt er de gele duinen (jonge duinen), de grijze duinen (oude duinen), vochtige en natte duinvalleien, droge duinen en op verschillende plekken laat men het duin weer stuiven.
DuingebiedenDuinen beginnen waar het strand ophoudt. Een duingebied kan één of meer duinrijen breed zijn. Het zijn vastgelegde zandheuvels, met daartussen delen die weggestoven zijn, de duinvalleien. Een groot deel van de kust van de zuid-oostelijke Noordzee bestaat uit duingebieden. Ze zijn een natuurlijke vorm van kustverdediging, die kan worden bedreigd door kustafslag. Als gevolg van de voortdurende invloed van de zee en de wind vindt men in de duinen een unieke planten- en dierenwereld. Verder zijn de duinen van belang voor recreatie en drinkwaterwinning.
Het duinlandschap bevat veel bijzondere elementen: de zeereep, duingraslanden, open duinvegetaties, meren, beekjes, natte en droge valleien, struwelen, en bossen. De kenmerkende processen binnen alle elementen zijn duinvorming, vegetatie-ontwikkeling en successie, en een karakteristieke waterhuishouding. Door deze diversiteit aan omstandigheden is de verscheidenheid aan soorten groot.
Duinvorming
Duinen kunnen ontstaan langs een ondiepe kustzee met een zandbodem. Het getijdenverschil moet klein zijn (zodat er een zandstrand kan ontstaan) en de wind moet overwegend landinwaarts waaien. Het ontstaan van duinen is verder te danken aan de strandflora. Deze pioniers vangen stuivend zand in met hun bladeren. Dit zand blijft in de luwte van de plant liggen. Wanneer meerdere planten dit samen kunnen doen kan zich langzamerhand een duintje vormen. Biestarwegras begint met dit proces. Als het duintje ongeveer een meter hoog is vormt zich, als gevolg van het regenwater, een zoetwaterbel onder de oppervlakte, waardoor andere planten zich kunnen vestigen.
Duinkruiskruid en jakobskruiskruidDuinkruiskruid en jakobskruiskruid zijn ondersoorten van één soort, maar hun uiterlijk en groeiplaats zijn nogal verschillend. Het jakobskruiskruid (links op de foto) heeft een krans van opvallende gele linktbloemen rond het bloemhoofdje die bij duinkruiskruid ontbreekt. Het jakobskruiskruid is een plant die niet tegen zout kan, zelfs de zoute zeewind is al meer dan hij kan verdragen. Het duinkruiskruid daarentegen groeit in de duinen, vooral op kalkhoudende bodem.
Doordat het jakobskruiskruid zeer giftige stoffen bevat, laten de meeste zoogdieren de plant links liggen. Als jakobskruiskruid bij het maaien in het hooi terecht komt, kan het vee de plant niet meer herkennen. De plant wordt dan toch gegeten en kan dan leveraandoeningen veroorzaken. Sommige andere dieren hebben een manier gevonden om de plant toch als voedsel te gebruiken. De rups van de jakobsvlinder bijvoorbeeld, slaat het gif tijdens zijn rupsenstadium op in zijn lichaam en raakt het weer kwijt tijdens het verpoppen. Deze rupsen hebben geel-zwarte banden die als waarschuwing dienen.
Namen: Ned: Duinkruiskruid Jakobskruiskruid (Jacobskruiskruid) Lat: Senecio jacobaea dunensis Senecio jacobaea jacobaea Eng: RagwortDui: Jakobs-Kreuzkraut
DuinpieperWetenschappelijke naam: Anthus campestris
Aantal broedparen in Nederland: 25-30 (1998-2000)
Biotoop: uitsluitend in het binnenland op kaalslagen, schaars begroeide heidevelden en stuifzanden
DuinrietDuinriet lijkt wel op riet maar is een andere grassoort. Duinriet kom je overal in de duinen tegen. Hij heeft een voorkeur voor kalkrijke duinen en stikstofrijke grond. Kalk versnelt de afbraak van humus, zodat er stikstof voor duinriet beschikbaar komt. Ook door luchtvervuiling komt er steeds meer stikstof in de bodem. Duinriet groeit hierdoor op veel meer plekken dan vroeger. Dit kan andere duinplanten bedreigen. Begrazing kan deze vergrassing tegengaan.
Namen: Ned: Duinriet Lat: Calamagrostis epigeios Eng: Bushgrass Fra: Calamagrostis communDui: Land-Reitgras
DuinroosjeDuinroosjes zijn overal in de Nederlandse duinen te zien, maar vooral waar de bodem kalk bevat. Ze blijven laag en bloeien uitbundig met lekker geurende creme witte, soms roze, bloemen. In juni zien sommige delen van het duin er wit van. De plant geeft de voorkeur aan een zonnige, droge plek. De roosjes komen eind mei te voorschijn. Sommige planten zie je in het najaar opnieuw bloeien. De bottels zijn glanzend zwart. De blaadjes kleuren in de herfst prachtig rood. De vele doorntjes zorgen ervoor dat de plant niet gegeten wordt door bijvoorbeeld konijnen.
Namen: Ned: Duinroos Lat: Rosa pimpinellifolia Eng: Burnet Rose Fra: Rose pimprenelleDui: Bibernell-Rose (Dünen-Rose) Dan: Klit-rose
DuinrusDuinrus is in de duinen van de waddeneilanden één van de meest voorkomende russen. Langs de kust naar het zuiden toe komt hij steeds minder voor. Zuidelijker dan Den Haag is hij zelfs zeldzaam. Duinrus is een pioniersplant. Hij komt voor in jonge duinvalleien en aan randen van strandvlakten. Hij kan wel tegen wat zout water af en toe, maar niet te vaak.
Namen: Ned: Duinrus Lat: Juncus alpinoarticulatus ssp. atricapillus Eng: Two headed rush Fra: Jonc a deux tetesDui: Zweischneidige Binse Dan: Sand-siv
DuinstinkzwamDe duinstinkzwam heeft een eigenaardige geur. Hij groeit op oude helmwortels, en komt langs de hele kust vrij algemeen voor.
Namen: Ned: Duinstinkzwam Lat: Phallus hadriani Eng: StinkhornDui: Dünenstinkmorchel
Duinvalleien (gloppen)De grootste duinvalleien op Schiermonnikoog zijn de Hertenbosvallei, het Kapenglop en de Vuurtorenvallei. De valleien waren tot in de 20e eeuw in gebruik voor de landbouw. Er groeien altijd zeldzame planten. De laatste jaren groeien er minder planten door de verdroging. Speciaal waterbeheer moet hier een einde aan maken.
Hertenbosvallei
De Hertenbosvallei in het westelijk deel van de Noorderduinen is helemaal begroeid. Vroeger graasden daar koeien en schapen met een herder. Dit is nog te zien aan enkele oude drinkwaterputten die nu dichtgegroeid zijn. Het grazen zorgde voor verstuiving in de vallei. Daarom werd de landbouw verboden en raakte de vallei begroeid. Door de vele struiken leek het daarna wel een savanne. Eind jaren zeventig van de vorige eeuw is een deel van de struiken weggehaald. Deze delen worden nu gemaaid om er voor te zorgen dat er niet weer struiken groeien. Sinds 1962 is een deel van de vallei in gebruik voor grondwaterwinning. In het kader van het integraal waterbeheer wordt de waterwinning geleidelijk verplaatst naar de Westerplas.
Kapenglop
Het Kapenglop was een strandvlakte die in de 16e eeuw door duinvorming van de Noordzee afgesneden werd. De vallei heet Kapenglop omdat er vroeger twee houten kapen, een soort voorloper van de vuurtoren, hebben gestaan. In de vallei werd tot 1959 vee geweid. Dat is nog te zien aan een paar oude drinkputten. Rond het huisje vond vroeger ook akkerbouw plaats. Wanneer er veel regen valt staat de vallei wel eens van de Badweg tot het Scheepstrapad onder water.
DuinveldridderDe duinveldridder komt algemeen voor in de zeereep. Hij groeit op dode helmwortels. Deze paddestoel kan tot op het strand voorkomen.
Namen: Ned: Duinveldridder Lat: Melanoleuca cinereifolia Eng: idem Latijn Dui:Graublättriger Weichritterling
Duinviooltje
Duinviooltjes kom je in het hele duingebied langs de Nederlandse kust tegen. In de duinen staan ze in groepjes, het liefst op kaal zand, dus bijvoorbeeld op duinhellingen waar konijnen veel gegraven en bemest hebben. Het is de vaste waardplant voor de parelmoervlinder: de rups van die vlinder is specifiek afhankelijk van dit viooltje. Duinviooltje komt vaak samen met het duinroosje voor.
Namen: Ned: Duinviooltje Lat: Viola curtisii Eng: Dune pansyDui: Dünen-Stiefmütterchen Fra: Pensee des dunes Dan: Klit-stedmoderblomst
Duits waddengebied
Het Duitse waddengebied loopt van het eiland Borkum in het zuid-westen tot het eiland Sylt in het noord-oosten. De kusten van de Duitse deelstaten Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein en Hamburg grenzen aan de Waddenzee. Ook de deelstaat Bremen grenst voor een klein deel aan de Waddenzee.
Duivelsrog
Wetenschappelijke naam: Mobula diabolus
Behoort tot de Vissen Kraakbeenvissen, Haaien en roggen
Komt voor in Indische Oceaan
De rog is een buikschuiver
De rog zoekt de zeebodem af naar garnalen, krabben, kleine visjes en aas. Zijn bek zit aan de onderkant van het lichaam.
De rog heeft een golvende manier van zwemmen, vlak boven de bodem. Dat kost weinig energie. De golfbeweging die een zwemmende rog veroorzaakt, wordt door de zeebodem teruggekaatst. Dat geeft de rog extra steun.
In de hogere lagen van het water is de rog een minder goede zwemmer.
Duiven
Wetenschappelijke naam: Columbiformes (orde binnen de Moderne vogels, Neornithes)
Duiven vormen een kenmerkende groep van sterk op elkaar lijkende vogels, waartoe ook de Zandhoenders behoren. Ook de Dodo, die in de zeventiende eeuw is uitgestorven, behoort tot deze groep. Duiven komen overal ter wereld voor, met name in bosrijke gebieden waar zij zich met zaden en vruchten voeden.
Duizendpoten
Wetenschappelijke naam: Chilopoda (klasse binnen de Duizendpootachtigen of Veelpoten, Myriapoda)
Duizendpoten behoren tot de geleedpotigen. Het zijn afgeplatte dieren met een langwerpig, gesegmenteerd lichaam en minstens 16 paar poten. Ieder segment draagt één paar poten. Het eerste paar poten is omgevormd tot gifklauwen. De grootste soort wordt 30 centimeter lang. Duizenpoten leven op het land. Het zijn roofdieren.
Duizendpoten en miljoenpoten
Duizendpoten en miljoenpoten zijn beide in het bezit van een groot aantal poten (hoewel de naamgever slecht geteld heeft!). Verder zijn het echter heel verschillende dieren. Verschillen in lichaamsbouw
Duizendpoten en miljoenpoten behoren beide tot het reusachtige fylum van de geleedpotigen (Arthropoda), waartoe ook kreeftachtigen, spinnen en insecten behoren. Hun lichamen bestaan uit segmenten. Het aantal segmenten kan oplopen tot 240, maar is meestal veel minder. Per segment heeft een dier twee poten. Een aantal van duizend poten wordt zeker nooit gehaald. Miljoenpoten (Julida) hebben een rolrond lichaam, dat bestaat uit paarsgewijs versmolten segmenten. Het werkelijke aantal segmenten is daardoor tweemaal zo groot als het schijnbare aantal. De oorspronkelijke segmenten kunnen we nog afleiden uit de poten, want de poten van de oorspronkelijk segmenten zijn nog aanwezig. Daardoor lijkt het alsof elk (dubbel)segment twee pootparen heeft. Duizendpoten (Chilopoda) hebben een afgeplat lichaam.
De segmenten zijn niet paarsgewijs versmolten. In tegenstelling tot de miljoenpoten zijn de poten van het voorste lichaamssegment geen looppoten Deze zijn omgevormd tot tangvormige, puntige klauwen met gifklieren. Verschil in leefwijze
Zoals hun gifklauwen al doen vermoeden, zijn duizendpoten rovers die van dierlijk voedsel leven. De gewone duizendpoot ziet er misschien wel griezelig uit, maar is met zijn lengte van ongeveer 3,5 centimeter te klein om mensen gevoelig te bijten.
dwerggriend
De dwerggriend is verwant met de witlipdolfijn. Hij staat als tamelijk agressief te boek, in ieder geval wanneer geprobeerd werd ze te vangen en te temmen. Ondanks hun geringe lengte maken ze ook wel eens jacht op andere dolfijnachtigen.
Wetensch. naam: Feresa attenuata
Engelse naam: pygmy killer whale
Verspreiding: wereldwijd in diepe tropische en subtropische zeeën
Voedsel: vis, zoals sardines, inktvis, soms kleine dolfijnachtigen
Lengte: 2,1 - 2,6 m, bij geboorte 80 cm
Gewicht: 110 - 170 kg
Status: geen gegevens beschikbaar
dwergmuis
Wetensch. naam: Micromys minutus
Engelse naam: European harvest mouse
Verspreiding: Europa, Azië
Voedsel: zaden, vooral graan
Lengte: 5 - 8 cm, staart 4,5 - 7,5 cm
Gewicht: 5 - 7 gram
Status: kwetsbaar
dwergmuismaki
De dwergmuismaki is met het formaat van een flinke muis een van de kleinste lemuren (halfapen). Net als de meeste andere dwerglemuren is het een solitair nachtdier dat met zijn grote ogen ook bij weinig licht nog voldoende kan zien.
Andere namen: dwergmaki
Wetensch. naam: Microcebus murinus
Engelse naam: lesser mouse lemur; russet mouse lemur; gray mouse lemur
Verspreiding: Madagaskar
Voedsel: insecten, fruit, bloemen en bladeren
Lengte: 12,5 cm, staart 14 cm
Gewicht: 50 - 90 gram
Status: plaatselijk algemeen
dwergnijlpaard
Het dwergnijlpaard is een stuk kleiner dan het gewone nijlpaard en heeft zijn ogen meer aan de zijkant van zijn kop zitten. Dwergnijlpaarden leven in de bossen van Westelijk Afrika en verblijven meer op het land dan hun grotere `neven`. Dwergnijlpaarden zijn ook een stuk zeldzamer dan gewone nijlpaarden.
Wetensch. naam: Hexaprotodon liberiensis
Engelse naam: pygmy hippopotamus
Verspreiding: Liberia, Sierra-Leone, Zuid-Nigeria
Voedsel: korte grassen
Lengte: schouderhoogte 80 cm, lengte tot 1,5 m
Gewicht: 160 - 275 kg
Status: kwetsbaar
dwergooruil
Dit kleine uiltje heeft twee veerpluimen op zijn kop. Soms zijn die `oren` nauwelijks te zien, maar bij onraad zet hij ze rechtop.
Zijn grijze tot roodbruine verenkleed overdekt met een fijne zwarte tekening maakt hem overdag vrijwel onzichtbaar tegen boombast. Bij gevaar rekt hij zich uit en wiegt zachtjes heen en weer om zoveel mogelijk op een tak te lijken.
De dwergooruil jaagt vanuit een zitplaats, voornamelijk op insecten, die hij met een duikvlucht vangt. Hij heeft een lage, fluitende roep die hij met tussenpozen herhaalt.
Wetensch. naam: Otus scops
Engelse naam: Eurasian scops owl
Verspreiding: Europa, West en Midden Azië, Afrika
Voedsel: vooral insecten, ook spinnen, wormen, reptielen, vleermuizen en kleine vogels
Lengte: 16 - 20 cm
Gewicht: 60 - 125 gram
Status: plaatselijk algemeen
dwergotter
Dit is de kleinste ottersoort. Hij heeft korte nagels en wordt daarom ook `kleinklauwotter` genoemd.
In vergelijking met andere otters eet de dwergotter weinig vis. Hij zoekt met zijn behendige, gevoelige vingers vooral naar schelpdieren, kreeftachtigen en kikkers.
Een mannetje en vrouwtje vormen een hechte band en zorgen samen voor de jongen. Daarnaast leven ze in een los groepsverband van ongeveer 12 dieren die met geluiden en geuren met elkaar communiceren.
Andere namen: kleinklauwotter; sero
Wetensch. naam: Aonyx cinerea; Amblonyx cinereus
Engelse naam: short-clawed otter; oriental short-clawed otter; Asian short-clawed otter
Verspreiding: India en Zuidoost-Azië
Voedsel: vooral schelpdieren en kreeftachtigen
Lengte: 45 - 60 cm, staart 25 - 35 cm
Gewicht: 1 - 5 kg
Status: thans niet bedreigd
Dwergspitsmuis
De dwergspitsmuis is het kleinste zoogdier van West-Europa. Op de waddeneilanden Terschelling, Ameland, Borkum, Norderney en Wangerooge komt deze soort voor, op de andere eilanden ontbreekt hij. Op het vasteland kunnen ze plaatselijk in vrij grote aantallen voorkomen. Ze eten insecten, spinnen, insectenlarven en soms aas. Hiervan moeten ze tot twee maal hun eigen lichaamsgewicht per dag eten, vanwege hun extreem hoge stofwisseling.
Namen: Ned: dwergspitsmuis Eng: pygmy shrew, lesser shrew Fra: la musaraigne pygméeDui: die Zwergspitzmaus Lat: Sorex minutus
Dwergstern
De dwergstern is de kleinste Europese stern. De dwergstern broedt in kleine kolonies op kale strandjes en zandplaten, in de buurt van open visrijk water. Hij eet vooral kleine vis, zoals zandspiering en sprot.
Dwergsterns broeden het liefst op plaatsen waar andere vogels het niet meer aandurven. Op deze manier hebben ze geen last van concurrenten. Door de risicovolle plaatsen van de kolonies komt het voor dat de nesten van een kolonie wegspoelen bij hoog water of dat de kuikens verkleumen door gebrek aan beschutting. Omdat de vogels in kleine kolonies broeden, spreiden ze de risico`s toch nog zoveel mogelijk.
Namen: Ned: Dwergstern Eng: Little tern (least tern) Fra: Sterne naineDui: Zwergseeschwalbe Dan: Dværgterne Nor: Dvergterne Fries: Lytse stirns Ital: Fraticello Lat: Sterna albifrons
Weblink
Dwergsterns van Garth McElroy: http://www.featheredfotos.com/spppages-gulls-least%20tern.html
Dwergstern
Wetenschappelijke naam: Sterna albifrons
Aantal broedparen in Nederland: 463-512 (1998-2000)
Biotoop:
rustige schelpen- en grindbanken, voornamelijk langs de kust
Geluid: Dwergstern
Dwergvinvis
De dwergvinvis is de kleinste balein walvis. De soort komt overal ter wereld voor, behalve in de tropen. In de noordelijke Noordzee leeft een vaste populatie. Soms trekken ze verder naar het zuiden, op jacht naar Noordzee haring. In tegenstelling tot andere baleinwalvissen eet de dwergvinvis vooral vis. Vooral in Noorwegen gaan veel stemmen op om weer op dwergvinvissen te gaan jagen.
Dwergvinvissen worden zeven tot tien meter lang. Ze wegen tot 10.000 kilo. Dwergvinvissen leven in groepen van vijf tot tien dieren. Op het noordelijk halfrond zijn ze meer dan 50 jaar bejaagd, voornamelijk vanuit kuststations. Vooral na de achteruitgang van de blauwe, gewone en noordse vinvissen, kwam de dwergvinvis onder zware jachtdruk te staan.
Het aantal exemplaren van de dwergvinvis in de Noordzee ligt niet hoog, hoewel ze de laatste jaren weer in behoorlijke aantallen voorkomen in het noorden van de Noordzee, net buiten de Nederlandse wateren. Aan de Nederlandse kust strandden sinds 1306 net iets meer dan twintig dwergvinvissen, waarvan 15 in de afgelopen eeuw.
Onderzoekers die in de zomer van 1994 deelnamen aan een eerste grootschalige onderzoek naar walvisachtigen in de Noordzee, kwamen uit op een schatting van ongeveer 9300 dwergvinvissen, waarvan de meeste aan de Engelse en Schotse oostkust rondzwommen.
De jacht op dwergvinvissen
Noorwegen jaagt sinds de zomer van 1994 opnieuw volop op dwergvinvissen. Ondanks wereldwijde protesten hervatte Noorwegen de commerciële jacht en stelde het quotum op grond van een bepaalde rekenmethode op 296.
Dwergvinvis
Dwergvinvis (Balaenoptera acutorostrata). Illustratie: Rob van Assen - © ArtBoutique
Classificatie Klasse: Mammalia (zoogdieren) Orde: Cetacea (walvissen) Onderorde: Mysticeti (baleinwalvissen) Familie: Balaenopteridae (vinvissen) Geslacht: Balaenoptera Soort: Balaenoptera acutorostrata (dwergvinvis) Nauw verwant aan de Antarctische dwergvinvis (Balaenoptera bonaerensis of Balaenoptera acutorostrata bonaerensis)
Namen Nederlands: dwergvinvis Engels: minke whale, little piked whale; pike whale; little finner; lesser finback; pikehead; sharpheaded finner; lesser rorqual. De meest gebruikte naam `minke whale` stamt af van het Noorse `minkehval` Frans: petit rorqual Spaans: rorcual enano Duits: Zwergwal
© 2003 Kustvereniging EUCC, Leiden
Omschrijving De dwergvinvis is de kleinste vinvis. Hij heeft een slank, gestroomlijnd lichaam, met een kleine en smalle, driehoekige kop en puntige, peddelvormige buikvinnen. Er loopt een enkele richel overlangs de snuit voor de spuitgaten. Er zijn twee spuitgaten, net als bij andere vinvissen, en een rechte mondhoek. De rugvin is sikkelvormig en relatief lang, en bevindt zich op ongeveer tweederde van de rug. Er zijn 50-70 keelgroeven en tussen 460 - 720 baleinen, waarvan de langste 30 cm is. De voorste baleinen zijn lichter en achterste baleinen donkerder van kleur.
Kleur Donker grijs, met lichter grijs tot wit aan de onderzijde en de keel. Elke peddelvormige flipper heeft meestal een felle witte band die overigens afwezig is bij de Antarctische ondersoort Balaenoptera acutorostrata bonaerensis.
dwergvinvis
Andere namen: Noordelijke dwergvinvis; gewone dwergvinvis; Zuidelijke dwergvinvis; zuidpooldwergvinvis
Wetensch. naam: Balaenoptera acutorostrata; Balaenoptera bonaerensis
Engelse naam: minke whale; Northern (Common) minke whale; Southern (Antarctic) minke whale
Verspreiding: wereldwijd
Voedsel: krill en vis
Lengte: 7 - 10 m, bij geboorte 2,4 - 2,8 m
Gewicht: 5.000 - 15.000 kg, bij geboorte 350 kg
Status: thans niet bedreigd
dwergwalvis
Deze kleine aan de noordkaper en zuidkaper verwante walvis heeft een kleine rugvin. Bij de noord- en zuidkaper ontbreekt die helemaal. Er is heel weinig over deze walvis bekend. Het dier wordt zelden in het wild gezien. De meeste gegevens komen van gestrande dieren, uit Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland.
Wetensch. naam: Caperea marginata
Engelse naam: pygmy right whale
Verspreiding: gematigde zeeën op het zuidelijk halfrond
Voedsel: plankton
Lengte: tot 6,5 m
Gewicht: 2.800 - 3.500 kg
Status: geen gegevens beschikbaar
Dwergwalvis (Caperea marginata)
Het skelet van een vrouwtje, gevangen voor de kust van Australië in 1890.
De kleinste van alle walvissen is slechts 6,45 meter lang en 3,1 tot 3,5 ton zwaar. Hij wordt zelden levend gezien en niet meer dan honderd dieren zijn dood gevonden.
Het dier duikt kort (minder dan vier minuten) maar vaak. Het zwemt over het algemeen alleen of in paren, met een snelheid van niet meer dan 9 km-u.
Het voedt zich met roeipootkreeften. De gelige baleinplaten zijn buigzamer dan die van andere walvissen. Er zijn tussen de 210 en 230 paar platen.
De dwergwalvis leeft alleen in de gematigde wateren van het zuidelijk halfrond. Bibliografie
Lenglet G., 1995, Baleines et autres mammifères marins., Muséum Livret guide 7. Institut royal des Sciences naturelles de Belgique. pp. 115.
Lenglet G., 1995, Walvissen en andere zeezoogdieren., Museumgids nr. 7. Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. pp. 115., (vertaling;: Jan Claerbout, Hugo Vandendries).
dwergzeepaardje
© maker van de foto
Dit minuscule gebobbelde zeepaardje met zijn korte snuit leeft uitsluitend tussen zachte koralen. En dan alleen nog maar die van het geslacht `Muricella`.
Er zijn twee kleur-varianten. Elk leeft op een soort Muricella-koraal die overeenstemt met hun kleur. Ze zijn daardoor erg moeilijk te ontdekken: soms leven er tientallen op één zeewaaier zonder dat dat opvalt.
Wetensch. naam: Hippocampus bargibanti
Engelse naam: pygmy seahorse
Verspreiding: westelijke Grote Oceaan
Voedsel: kreeftjes
Lengte: tot 2 cm
Gewicht: -
Status: geen gegevens beschikbaar
Dwergzweepstaartschorpioenen
Wetenschappelijke naam: Palpigrada, Palpigradi, Palpigradida (orde binnen de Spinachtigen, Arachnida)
Dwergzweepstaartschorpioenen behoren tot de Geleedpotigen (Arthropoda). Het zijn zeldzame spinachtigen, van slechts enkele millimeters lang. Aan het achterlijf dragen zij een lange, gelede staart. Dwergzweepstaartschorpioenen leven op het land in warme gebieden. Daar leiden zij een verborgen bestaan.
Dyslexie/dyscalculie
Van alle leerstoornissen is dyslexie wel de bekendste. Dyslexie, ofwel woordblindheid, betekent dat iemand moeite heeft met het ontcijferen van woorden, met spelling- en schrijfproblemen tot gevolg. De verwerking van klanken en woorden in de hersenen is verstoord.
Kenmerken dyslexie
Bij dyslexie gaan lezen, spellen en ook zelf schrijven -gezien de leeftijd en het onderwijsniveau- veel te moeizaam, terwijl iemand wel een gemiddelde intelligentie heeft. Ook gehoor- en gezichtsvermogen zijn normaal. Voordat de diagnose wordt gesteld loopt een dyslectisch kind kans voor `dom` te worden versleten. Een aanwijzing voor mogelijke dyslexie is dat een kind een lees- en spellingachterstand op leeftijdgenootjes heeft van minstens anderhalf jaar. De stoornis in de hersenen is al vanaf de geboorte aanwezig. Bijna vier keer zoveel jongens als meisjes zijn dyslectisch. Wetenschappers verschillen van mening over de vraag of er alleen in de linker hersenhelft iets misgaat - waar cognitieve aktiviteiten worden aangestuurd - of ook nog in de rechterhelft. Daar het een hersenaandoening is houdt dyslexie, ondanks behandeling, niet op bij het bereiken van de volwassen leeftijd. Er zijn aanwijzingen dat dyslexie erfelijk kan zijn.
Letter- en woordomdraaiingen die vaak voorkomen d............ wordt vaak veranderd in ...........b m........... ...........w h............ ............n lam....... ............mal een..
Dystonie
Bij dystonie is er iets mis met de spierspanning. Het Griekse woord tonos betekent spanning. Er ontstaan langzame, draaiende, onvrijwillige bewegingen met herhalingen. Dystonie leidt meestal tot vreemde lichaamshoudingen.
Voorbeelden van dystonie
De dystone bewegingen en houdingen kunnen zowel in rust als bij motorische handelingen optreden. Voorbeelden zijn dystonie van de hals- en nekspieren (torticollis spasmodica), van de hand (schrijverskramp) en van de ooglidspieren (blefarospasme).
Niet alleen een motorisch probleem Dystonie lijkt een puur motorische aandoening te zijn. Maar wetenschappelijk onderzoek levert steeds meer aanwijzingen dat dystonie een motorisch antwoord is op een verkeerde verwerking van sensorische prikkels in het centrale zenuwstelsel. Mogelijk spelen de basale ganglia of gebieden in de hersenstam ,die betrokken zijn bij de coördinatie van bewegingen, een rol bij dystonie. Sommige vormen van primaire dystonie blijken erfelijk te zijn.
Oorzaak
Primaira dystonie
Primaire dystonie houdt in dat de oorzaak van dystonie onbekend is. Er zijn dan geen andere verschijnselen die wijzen op een aandoening van het zenuwstelsel. Primaire dystonie kan op iedere leeftijd ontstaan. Wanneer het echter een kind betreft, is de kans groot dat de dystonie zich naar meerdere lichaamsdelen uitbreidt. Uiteindelijk kan dat leiden tot invaliditeit.
Secundaire dystonie
Dystonie kan ook een secundaire oorzaak hebben als gevolg van een andere aandoening van het zenuwstelsel zoals hersenletsel en degeneratieve aandoeningen (Parkinson, MS, ALS).
Echte bacteriën
Wetenschappelijke naam: Eubacteria
Onderscheiden groepen:
Oerbacteriën
Afbraakbacteriën
Blauwwieren (Cyanobacteriën)
Bolbacteriën
Draadbacteriën
Gewone bacteriën
Luchtsporenbacteriën
Naakte bacteriën
Oxiderende bacteriën
Purperbacteriën
Slijmbacteriën
Spiraalbacteriën
Stikstofbacteriën
Sulfaatbacteriën
Vergistende bacteriën
Echte harken
De onderlinge verwantschap van soorten is lang niet altijd helemaal duidelijk. Als we het niet weten, wordt voor een oplossing gekozen waarbij een aantal soorten of soortengroepen samen uit één voorouder ontstaan. Dat is in beide figuren te zien.
Voor alle duidelijkheid: uit één (voor)ouder kunnen diverse soorten ontstaan. Wanneer bijvoorbeeld een bergachtig eiland met een diersoort X door een stijging van de zeespiegel opgaat in een archipel, zal op elk eilandje apart soortvorming kunnen optreden. Dat kan dan resulteren in een situatie met de latere soorten X1, X2, X3, X4, X5, die onderling verwant zijn op de in figuren A en B aangegeven manier. Kortom: de `hark` of `bezem` wijst òf op een gebrek aan kennis, òf het is de meest realistische weergave van de werkelijke verhoudingen, zoals in dit laatste geval.
Echte varens
Wetenschappelijke naam: Filicales (een orde binnen de Varenachtigen, Pteropsida)
Echte varens zijn kruiden met vaak diep ingesneden bladeren. De sporendoosjes (sporangia) staan op de bladslippen of op aparte bladen. De sporen zijn óf alle gelijk van grootte (homospoor) óf in twee types: grote en kleine (heterospoor). Echte varens komen over de hele wereld voor, vooral in de tropen.
Ecologie
Ecologie is de studie van de samenhang in de natuur. Planten en dieren, (meestal onderscheiden in soorten en populaties), leven samen in levensgemeenschappen, die samen weer ecosystemen vormen. De manieren van samenleven kunnen vriendelijk zijn (symbiose), maar ook vijandig (parasitisme, predatie). Ecosystemen blijven niet steeds hetzelfde, maar vertonen dynamiek.
Weblink:
Overzicht van ecologie-sites: http://www.ecologiebibliotheek.nl
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke bestaande en nieuwe natuurgebieden. Ook landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer en de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee maken deel uit van de EHS. Door versnippering van natuurgebieden tegen te gaan en deze met elkaar te verbinden, krijgen dieren en planten meer kans om zich te verspreiden, zodat ze niet uitsterven door bijvoorbeeld inteelt.
De kerngebieden bestaan uit de nationale parken, waarvan er nu 18 in Nederland bestaan. Verbindingen tussen natuurgebieden kunnen bestaan uit houtsingels en oevers, maar ook natte weilanden, graanakkers en grasland. Bij snelwegen worden wildviaducten en dastunnels aangelegd.
In het natuurbeleid is afgesproken dat er in 2018 circa 728.500 hectare Ecologische hoofdstructuur (EHS) gerealiseerd moet zijn, wat betekent dat er nog zo`n 275.000 hectare bij moet komen. Nationale parken, waaronder het nationale park Texel, vormen de kerngebieden van de EHS, maar ook de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Uiteindelijk moet de EHS een samenhangend netwerk worden van natuurgebieden op land en in het water, dat aansluit op een Europees netwerk.
Weblinks
Meer informatie over de EHS: http://www.minlnv.nl/thema-groen-ruimte-ehs-
Ecologische processen
Zowel binnen als tussen de ecosystemen vindt uitwisseling van grote hoeveelheden stoffen en energie plaats. Er zijn dan ook talloze voedselketens en kringlopen in de natuur. Als de toevoer van voedingsstoffen naar een ecosysteem sterk toeneemt spreekt men van eutrofiëring. Wanneer schadelijke stoffen zich ophopen in de voedselketen, spreekt men van bio-accumulatie.
Ecosysteemdoelen Noordzee
Om de natuur op zee te kunnen beschermen moet je weten waar de waardevolle natuur te vinden is, wat de huidige kwaliteit van de natuur is en welke kwaliteit gewenst is. Mede ten behoeve van de uitwerking van het natuurbeleid en het ruimtelijke beleid op de Noordzee (zie Nota Ruimte) is dit soort kennis samengebracht in het project `Ecosysteemdoelen Noordzee`. Een uitwerking van deze doelen heeft geleid tot de natuurwaardenkaart voor het Nederlandse deel van de Noordzee.
In de nota `Natuur voor mensen, mensen voor natuur` uit 2000 stelt de Nederlandse overheid de twaalf ecosysteemdoelen voor de Noordzee vast.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de doelen. De nummers zijn gekoppeld aan de toelichting per doelstelling en een tabel met de graadmeters voor het bereiken van het doel.
samenhang en dynamiek
1 De natuurlijke dynamische processen handhaven als essentiële randvoorwaarde voor de natuurlijkheid van de zee en kustzone (bijvoorbeeld de grootschalige zand- en slibtransporten naar de Waddenzee en de aanvoer van zand en zout naar de droge kustzone).
2 Instandhouden en zo nodig herstellen van aanwezige voedselketens en de bijbehorende natuurlijke productiviteit van de zee.
3 Vergroten van het estuariene karakter (de natuurlijke overgang van zoet-brak-zout, getijden- en intergetijdengebieden) van de kustzone, in het bijzonder in het deltagebied.
biodiversiteit
4 Behouden en zo nodig herstellen van karakteristieke levensgemeenschappen en bijbehorende leefgebieden van zee, kustzone en deltagebied.
Ecosystemen
Koraalrif Savanne Kustgebied Tropisch regenwoud Het klimaat
Koraalrif
Koralen zijn geen rotsen, ze leven. Net als schelpen maken koraaldiertjes een hard huisje om hun zachte lijf te beschermen. Alleen zitten ze dicht op elkaar, hun huisjes zijn aan elkaar gegroeid. Maar de koraaldiertjes stellen hoge eisen. Het water moet de juiste temperatuur hebben. Niet kouder dan 18, maar ook niet warmer dan 25 graden. Niet te diep, niet te zoet, niet troebel. Dan groeien ze uit tot grote `onderwater-steden`: de koraalriffen. Met heel veel soorten vissen en visjes en andere dieren. Omdat er zoveel verschillende soorten planten en dieren leven worden koraalriffen ook wel de regenwouden van de zee genoemd. Indonesische riffen
Indonesië bestaat uit duizenden eilanden. Grote, maar nog meer kleintjes. Daar vind je in de ondiepe delen van de zee prachtige koraalriffen. Het water is er kraakhelder. In de Caribische Zee zie je veel zeewaaiers en andere zachte koralen. Hier niet. Op de Indonesische riffen zie je veel meer harde koralen. Meer, maar vooral ook kleuriger. En dat geldt ook voor de vissen. Samenwerking
De anemoonvis is een bontgekleurde vis die bescherming zoekt tussen de giftige tentakels van de zeeanemoon. Hij heeft door een slijmlaag op de huid helemaal geen last van die giftige stekels. Zeeanemonen lijken bloemen, maar zijn dat niet. Zeeanemonen zijn roofdieren die kleine vissen vangen. Behalve dus de anemoonvis. Dat is niet zo vreemd, want de anemoonvis bijt de zieke tentakels af en maakt de anemoon op die manier weer helemaal schoon.
Ecosystemen
Een ecosysteem is een geheel van biotische (planten, dieren, en andere organismen) en abiotische factoren die als eenheid (systeem) kunnen worden opgevat. De Noordzee en de Waddenzee vormen twee verschillende ecosystemen. Het kustlandschap ( stranden en duinen samen) wordt tot één ecosysteem gerekend.
Het ecosysteem van de Noordzee
De Noordzee wordt tot één ecosysteem gerekend. Dit ecosysteem is opgesplitst in vijf zones. De kust vormt de begrenzing, daarachter bevindt zich de zeebodem met tal van banken en ruggen. De verschillen in waterdiepte en bodemsoort zijn de criteria voor de onderverdeling in zones.
Slibbodems
De eerste zone is de diepe sedimentatiezone. Deze zone is dieper dan veertig meter. De bodem bestaat uit slib en fijn zand. De lage ecologische dynamiek geeft een grote soortenrijkdom in deze zone. Het is een belangrijke paaiplaats voor haring. De diepe sedimentatiezone bevindt zich ten noorden van 54 graden NB (uitgezonderd de Doggersbank).
De tweede zone is de frontzone met een diepte van dertig tot veertig meter. Deze zone vormt de grens tussen twee verschillende waterpakketten. Door verschil in temperatuur of zoutgehalte kunnen twee watermassa`s slecht mengen. De plaats waar deze scheiding tussen twee watermassa`s zich voordoet, wordt een front genoemd. De bodem bestaat uit slibhoudend zand, silt en klei. De zone vormt het overgangsgebied tussen het erosiegebied in het zuiden en het sedimentatiegebied in het noorden. Het Friese Front ligt in deze zone.
edelhert
Het edelhert is een van de bekendste hertensoorten. Ze komen ook in Nederland in het wild voor: op de Veluwe en Zuid-Flevoland (Oostvaardersplassen). Edelherten zijn wijd verspreid over de wereld, maar in diverse landen zijn ze (opnieuw) uitgezet voor de jacht.
In totaal onderscheidt men 28 ondersoorten, waaronder ook de wapitiherten uit Noord-Amerika. Het edelhert is in de zomer roodbruin en soms goudkleurig. In de winter is hun vacht doorgaans grijsbruin gekleurd. Tijdens de bronst (paartijd: bij ons september-oktober) hebben de bokken grote, sterk vertakte geweien waarmee ze elkaar te lijf gaan. Ook laten ze dan een doordringend gebrul horen, dat burlen wordt genoemd.
Andere namen: wapiti
Wetensch. naam: Cervus elaphus
Engelse naam: red deer
Verspreiding: Europa, Azië, Noord-Amerika
Voedsel: bladeren, gras
Lengte: kop-romp 1,5 - 2 m, staart 10 cm, schouderhoogte tot 135 cm
Gewicht: 65 - 190 kg
Status: plaatselijk algemeen
Edelhert vecht voor zijn wijfjes
Edelhert (Cervus elaphus)
Ritueel gevecht
Mannetjes die een harem bezitten, zoals edelherten (Cervus elaphus), houden vaak rituele gevechten tijdens de baltsperiode. Daarin laten ze zien wie de sterkste is. Zo verdedigen ze hun territorium en breiden die het liefst uit. Het territorium is een voedsel- en broedplaats en voor de wijfjes dus belangrijk.
Burlen
Edelhertmannetjes vechten in de baltsperiode onderling door met de geweien tegen elkaar te slaan. Ook burlt het mannetje om te laten horen dat hij een goede gezondheid heeft. Een mannetje met een goede conditie, groot gewei en goede vechtkunsten heeft het grootste territorium en de meeste wijfjes. Als een mannetje bovendien gaat burlen, wordt een wijfje sneller paringsbereid, zodat de kans op bevruchting na de paring wordt vergroot.
Meer voorbeelden van rituelen als versiermanier
edelpapegaai
Anders dan bij de meeste andere papegaaien zien bij de edelpapegaai het mannetje en het vrouwtje er duidelijk verschillend uit: het vrouwtje is overwegend helder rood, soms met blauwe buik en ondervleugels en heeft een zwarte snavel, het mannetje is voornamelijk helder groen met rode flanken en ondervleugels en heeft een gele snavel. Vroeger werden ze zelfs voor verschillende soorten gehouden.
Wetensch. naam: Eclectus roratus
Engelse naam: eclectus parrot
Verspreiding: Molukken, Nieuw Guinea, Noord-Australië
Voedsel: vruchten, zaden
Lengte: 48 cm
Gewicht: 500 gram
Status: algemeen
Eekhoorn
Wetenschappelijke naam: Sciurus vulgaris Behoort tot de Zoogdieren Knaagdieren
Komt voor in Europa en Azië De eekhoorn is een acrobaat
De eekhoorn vormt een geliefde prooi voor veel roofdieren en roofvogels. Het is echter een uitstekende klimmer en springer. Vaak overtreft hij zijn belagers, zoals boommarters, in behendigheid.
De eekhoorn bouwt bovendien takkennesten in de bomen. Bij gevaar vlucht hij naar binnen.
De eekhoorn eet vooral vruchten en zaden. In de zomer en herfst is er voedsel genoeg. Dan legt het dier voorraden aan voor de winter.
Eemshaven
Begin jaren zeventig van de vorige eeuw heeft men op het Noord-Groninger wad een industriehaven van 600 hectare opgespoten. In 1999 was het gebied nog voor het grootste gedeelte leeg. Er staan een elektriciteitscentrale, een suikerfabriek en een windmolenpark. De haven wacht op schepen, en het industrieterrein wacht op de vestiging van grootschalige scheepsbouw.
De reden voor de aanleg van de Eemshaven was de ontlasting die men al in de jaren zestig van de vorige eeuw nodig achtte voor de steeds voller wordende Randstad. Bovendien kwamen er in het noorden van Nederland veel agrarische arbeiders op straat te staan als gevolg van de mechanisatie van de landbouw. Een grootschalige industriële ontwikkeling aan de oever van de Eems zou wel eens een oplossing voor beide problemen kunnen bieden. Men moest er wel een populair recreatiestrand en waardevolle wadplaten voor opofferen.
Als haven is de Eemshaven tot nu toe niet goed tot ontwikkeling gekomen. In 1998 loste er gemiddeld slechts één schip per week zijn lading. Wat wel redelijk goed draait is de veerdienst naar het Duitse waddeneiland Borkum.
De vestiging van industrietakken in het havengebied is vooral een verhaal van mislukkingen. Plannen voor vestigingen van de chemieconcerns DSM en Monte Edison, de overslag van vloeibaar aardgas, opslag van petroleum, een kerncentrale en een kolenvergasser zijn nooit doorgegaan. Een overslagfaciliteit voor bananen ging vier keer failliet; een patatfabiek moest sluiten. Alleen een gasgestookte mega-elektriciteitscentrale, een windmolenpark en een suikerfabriek kwamen van de grond.
Een bijzondere verzamelaar
Koning Léopold III (1901-1983) was zijn hele leven gefascineerd door natuurlijke historie en fotografie. Hij reisde meer dan vijftig jaar over de wereld om zeldzame exemplaren te verzamelen en etnografische verslagen te maken.
Koning Léopold III op Irian Jaya (Papoea Nieuw-Guinea) in 1973. Bij de bouw van deze uit takken vervaardigde brug over de rivier de Wamena is alleen gebruik gemaakt van stenen bijlen.
Nadat hij reizen had ondernomen naar de Verenigde Staten (1919), Brazilië (1920), Egypte (1928) en Belgisch Kongo (1925-26), leidde hij in 1928 een expeditie naar Nederlands-Indië (Indonesië). Het was de eerste expeditie van de toen zevenentwintigjarige vorst. Samen met zijn vrouw, prinses Astrid, en de directeur van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum, Victor Van Straelen, reisde hij zes maanden door het tropische regenwoud. Hij nam veel foto`s en verzamelde veel natuurhistorische exemplaren, die hij aan het Museum (nu Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) schonk.
Helmhokko (Pauxi pauxi). Geschonken door Hare Koninklijke Hoogheid prinses Lilian van België. Een geschenk van de Venezolaanse autoriteiten aan Zijne Majesteit Koning Léopold III.
108 Belgische en buitenlandse experts hebben de voorwerpen bestudeerd. De verzameling was zó omvangrijk, dat er een speciale verhandelingenreeks aan werd gewijd: `Wetenschappelijke bevindingen van de reis naar Nederlands-Indië door de koninklijke hoogheden Prins en Prinses Léopold van België.` De reeks omvatte 57 afleveringen, gebundeld in zes rijkelijk geïllustreerde volumes, waarin 403 nieuwe diersoorten zijn beschreven.
Een gecarameliseerde neushoorn
Zelden treft men embryo`s van neushoorns aan in collecties, maar het embryo van deze Javaanse neushoorn (Rhinoceros sondaicus) is waarschijnlijk het enige exemplaar ter wereld. Het embryo werd in 1829 door Kolonel Van Der Capelen op Java gevonden. Het werd gedurende meer dan een eeuw op alcohol bewaard.
Embryo van een Javaanse neushoorn.
Serge Frechkop, conservator zoogdieren, dacht dat het epitheel van de huid losliet. Hij besloot dat er een andere bewaarmethode aan te pas moest komen. Eerst werd het embryo in een mengsel van pure alcohol en xyleen gedroogd en daarna liet men het enkele weken in gesmolten was liggen. Het bleef gedurende 48 jaar droog bewaard, en het lijkt geen schade te hebben ondervonden van deze behandeling.
Het is een embryo van een mannetje. Het is 160 mm groot, gemeten in een rechte lijn van het voorhoofd tot de wortel van de staart; zijn kop is 70 mm lang. Bibliografie
Frechkop, S., 1951, Notes sur les mammifères XXXVIII. Sur un fœtus de Rhinocéros de la Sonde., Bulletin de l`Institut royal des Sciences naturelles de Belgique, Tome XXVII, n° 2: 7 pp, IV pl.
Een goede stekelbaarman is knalrood
Driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus). Foto: EcoMare
Een rood stekelbaarsmannetje is gezond
Bij de driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus) zijn mannetje en wijfje vrijwel gelijk van kleur, behalve in de paartijd. In het voorjaar krijgt het mannetje een felrode onderbuik. Aan de rode kleur kan het wijfje zien hoe het met het jachtvermogen en de voedingsconditie van een mannetje is gesteld. Zijn rode kleur krijgt het mannetje door carotenoïde-pigmenten. Deze kleurstoffen kan een stekelbaars niet zelf maken, maar haalt ze uit zijn voedsel, zoals kleine kreeftjes. Als een mannetje genoeg te eten heeft, zijn de kleurvlekken felrood. Is hij niet zo`n goede jager, dan zijn de vlekken fletser van kleur. Ook wanneer een mannetje last heeft van parasieten zijn de kleurvlekken vaal. Een mooi gekleurde stekelbaars heeft dus een goede conditie en is gezond.
Zigzag-zwemmen
Behalve de kleurvlekken speelt baltsgedrag bij de stekelbaars een belangrijke rol om een partner te verleiden. Al zigzag-zwemmend probeert een mannetje met veel tamtam een wijfje naar het nest dat hij gebouwd heeft te lokken. Daar kan ze haar eieren afzetten, die het mannetje dan bevrucht. Dit gedrag is uitgebreid onderzocht door de Nederlandse gedragsbioloog en Nobelprijswinnaar Nico Tinbergen.
Meer voorbeelden van kleur en vorm als versiermanier
Een gordel van woestijnen
Woestijnen bevinden zich in een gordel ten noorden en ten zuiden van de tropen. Deze ligging komt door de luchtcirculatie.
De zon is het meest intens op de evenaar. Toch is dit niet de warmste plek op aarde. Dat zijn de woestijnen. Deze liggen in twee gordels rond de aarde. Op het Noordelijk Halfrond vinden we de Sahara, de Gobiwoestijn en de woestijnen van de westelijke Verenigde Staten. Op het Zuidelijk Halfrond liggen de Kalahari woestijn, de Australische woestijn en de woestijn van Peru ongeveer op dezelfde breedtegraad.
Dat al die woestijnen op ongeveer dezelfde breedtegraad liggen is geen toeval. Dat heeft alles te maken met de luchtcirculatie op onze planeet.
Warme lucht
Zoals gezegd schijnt de zon het hardst op de evenaar. Dat betekent dat de lucht hier het sterkt wordt verwarmd. De warme lucht stijgt op en koelt langzaam af. Nu kan warme lucht veel beter vocht vasthouden dan koude lucht. Als lucht afkoelt, dan condenseert de waterdamp en valt als regen terug op de aarde. Dat is dan ook de reden dat we rondom de evenaar de regenwouden vinden.
De stijgende lucht heeft echter nog een ander effect. Het zuigt als het ware lucht van het noorden en het zuiden van de evenaar aan. Hierdoor ontstaan de zogenaamde passaatwinden. Tegelijkertijd stroomt op de evenaar lucht in de hogere luchtlagen weg. Deze lucht heeft inmiddels het meeste van zijn vocht verloren en stroomt als droge lucht verder naar het noorden en het zuiden. Droge lucht
Bij een gordel van subtropische hogedrukgebieden, die we de paardenbreedten noemen, komt de lucht weer naar beneden.
Een gunstige ligging
Vlieland lag in de late Middeleeuwen en de 16e en 17e eeuw aan de `poort` van de belangrijkste zeevaartroutes voor de Nederlanden. Het belangrijkst was de Hanze-handel op de Oostzee-landen, later kwamen daar de koloniale routes naar Azië en Amerika bij.
De steden langs de IJssel en enkele Friese steden waren lid van de Hanze. Deze bond uit de late Middeleeuwen omvatte verder vele Noordduitse steden, havens in Polen en verder oostwaarts. In die tijd moest de stad Kampen zorgen voor de betonning en bebakening van het `Oude Vaarwater`: de route door de Zuiderzee tot en met de laatste boei - de Uiterton - voorbij Vlieland. De handel op de Oostzee is eeuwenlang de bron van de Hollandse welvaart gebleven en werd daarom `de moedernegocie` genoemd, ook toen later de koloniale handel opbloeide.
Het Vlie bleek een geschikte aanloop om in alle richtingen uit te zeilen. In de 16e eeuw nam de handel met het Oostzeegebied verder toe. In de Lage Landen was grote behoefte aan graan en hout. De Commissaris op het Vlije - een functionaris die toezicht hield op het scheepvaartverkeer - zat op een gunstige plek. Dat beseften ook de admiraliteiten van het Noorderkwartier (Hoorn-Enkhuizen) en Amsterdam, toen ze in 1596 diens kantoor op Vlieland overnamen en herdoopten tot Gemeene Landhuys.
De expedities in 1644 en `45 (het `forceren` van de Sonttol om de handelsbelangen veilig te stellen) vertrokken van de Vlierede. Dat gold ook voor de tocht naar de Deense wateren tijdens de Noordse Oorlog (1655 - 1660) als bondgenoot van Denemarken tegen Zweden.
Een herbarium
Wie heeft er niet als kind madeliefjes geplukt? En in een vaasje laten verleppen. Of herfstbladeren verzameld en opgeplakt. Sommige natuurliefhebbers en verzamelaars maken later de overstap van deze `onschuldige` bezigheden naar het opzetten van een herbarium. Maar hoe leg je zo`n verzameling gedroogde planten aan? Geen bloemetjes plukken maar verzamelen
Zien we een plant staan die nog in onze verzameling ontbreekt, dan kunnen we die niet zomaar meenemen. We moeten eerst kijken of het geen bedreigde of beschermde soort betreft. Ook plaatselijk zeldzame planten kunnen we beter laten staan en fotograferen. Het verzamelen op verboden, beschermd of kwetsbaar terrein is natuurlijk uit den boze. Om de planten die we verzamelen uiteindelijk van de juiste naam te kunnen voorzien, is het belangrijk zo volledig mogelijk te zijn. Dus moeten we niet alleen een stukje stengel met wat blaadjes plukken. Het meest informatief is een héle plant met bloemen en zo mogelijk ook vruchten, zaden en wortels, en jonge of afwijkende bladeren. Bij grote en houtige gewassen nemen we een tak met bloemen en-of vruchten en een stukje schors. De verzamelde planten kunnen eenvoudig in een doosje of plastic zak worden vervoerd. Het documenteren
Elke verzamelde plant krijgt vervolgens een etiketje met een nummer. In een notitieboekje noteren we per verzamelnummer de datum, verzamelaar en vindplaats. Voor de vindplaats vermelden we zowel land als provincie. Ook schrijven we de belangrijkste gegevens van de standplaats op.