F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883


iet
Spreekwoorden: (1914) Als niet komt tot iet, is 't allemans verdriet,
of als niet komt tot iet, kent iet zich zelven niet, d.w.z. als iemand van geringe afkomst vrij snel, niet altijd door eigen verdienste, vooruit komt in de wereld, wordt hij dikwijls verwaand (vgl. Spreuken, XXX, 22-23). Volgens Harreb. II, 52 is deze zegswijze sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw opgeteekend in spreekwoorden-verzamelingen. ...

Iets aan de grote klok hangen
Spreekwoorden: (1914) Iets aan de (groote) klok hangen,
d.w.z. iets alom bekend, ruchtbaar maken; aan elk en ieder overluid vertellen; hd. etwas an die grosze Glocke hängen oder bringen; fr. sonner la grosse cloche. In de 16<sup>de<-sup> eeuw zeide men hiervoor dat is al an die clockreepe voor: dat weet Jan en alleman; zie Campen, 22; Sart. I, 7, 33 en bij Sart. Adagia, p. 147: het han...

iets aan de kaak stellen
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) aan de kaak stellen
d.w.z. iemands schande openlijk bekend maken, laten zien; iemand of iets openlijk aan de verachting van anderen overgeven, ‘aan de schandpaal nagelen’1). De kaak was vermoedelijk oorspr. een ton; later een houten of steenen zuil, een schandpaal, een schandzuil, waarop misdadigers eenigen tijd te pronk gesteld werden en overgegeven werd...

iets aan de neus hangen
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets (niet) aan den neus hangen,
d.w.z. iemand iets (niet) mededeelen, een geheim (niet) toevertrouwen, waarvoor men in Groningen zegt: iemand iets (niet) aan den hals hangen (Molema, 143 b); in Twente: iemand iets an de ooren hangen; elders ook aan 't oor hangen; in de 18<sup>de<-sup> eeuw: in 't oor hangen (Ndl. Wdb. XI, 32). Eene sedert de 17<sup>de<-sup&g...

Iets aan zijn botten
Spreekwoorden: (1914) Iets aan zijn laars (zijn zolen, zijn botten
d.i. iets niet tellen, er niets om geven, er geen drukte over maken hetzelfde als iets aan zijn gat vegen (fr. se ficher de quelque chose; 17<sup>de<-sup> eeuw iets aan zijn been binden, knoopen); Tuinman II, 207: hij vaagt daar zyn hielen aan; Harreb. I, 308: iets achter zijne hielen lappen of plakken; II, 253: dat lap ik onder mijn s...

Iets aan zijn zolen
Spreekwoorden: (1914) Iets aan zijn laars (zijn zolen, zijn botten
d.i. iets niet tellen, er niets om geven, er geen drukte over maken hetzelfde als iets aan zijn gat vegen (fr. se ficher de quelque chose; 17<sup>de<-sup> eeuw iets aan zijn been binden, knoopen); Tuinman II, 207: hij vaagt daar zyn hielen aan; Harreb. I, 308: iets achter zijne hielen lappen of plakken; II, 253: dat lap ik onder mijn s...

iets aankalken
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets aankalken.
‘Men was van ouds in herbergen enz. gewoon, het door iemand verschuldigde met schrapjes van krijt op een zwart bord of eene lei aan te teekenen. Die krijtschrapjes werden witten genoemd (vgl. Huygens, Hofwijck, vs. 1832). Daar nu wit, witsel en kalk gelijksoortige woorden zijn, gelijk b.v. het witten der muren, die met witsel van kalk worden...

iets aansmeren
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets aansmeren,
d.i. ‘het hem door overmatig aanprijzen of door andere bedriegelijke handelingen verkoopen; altijd met het denkbeeld, dat de kooper bedrogen wordt, omdat het verkochte te duur is of den kooper niet dienen kan. Het onaangename gevoel, dat het aankleven van iets smerigs verwekt en de moeilijkheid om er zich van te ontdoen, maken het woord uitn...

Iets achter het oor knopen
Spreekwoorden: (1914) Iets in (of achter)) 't oor (of de ooren) knoopen
d.w.z. zich iets in 't geheugen prenten, iets trachten te onthouden. Vgl. Harreb. II, 149: Iets in het oor knoopen. De zegswijze komt eerst in de 19<sup>de<-sup> eeuw voor. Zie bewijsplaatsen in het Ndl. Wdb. XI, 41; in het fri. ik scil 't him wol goed yn 't ear knoopje, ik zal hem wel goed onderrichten hoe hij te spreken en te handele...

iets bakken
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets bakken,
eig. iets voor hem klaarmaken; ironisch opgevat: hem iets toedienen, dat hem beleedigt, dat hem onaangenaam aandoet, 17<sup>de<-sup> eeuw; Ndl. Wdb. II, 888); vooral bekend in de uitdr. iemand een poets (pots), een kool bakken (zie ald.); vandaar ook een bak, een bakkie (Jord. 399, Menschenw. 113; 119; 227): Main Kristus, riep Dirk, da...

iets betaald zetten
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets betaald zetten.
Dat wil zeggen iemand iets vergelden, inpeperen; eig. iemand zoo zetten, in zulk een toestand brengen, dat hij betaald is; vgl. het zeeuwsche ‘iemand beschaamd zetten’. In het mnl. enen sijn payement geven; enen payen; enen (sware) betalen, iemand duchtig onthalen, hem pijn aandoen, iets vergelden (ook 17<sup>de<-sup> eeuw ...

iets diets maken
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets diets maken,
d.w.z. hem iets wijs maken; eene uitdrukking, die sedert de middeleeuwen voorkomt en eigenlijk wil zeggen: iemand iets duidelijk maken, aan het verstand brengen, het zoo voorstellen, dat het diet (het volk) het begrijpt en verstaat; daarna, evenals wijs maken, ironice: iemand iets op de mouw spelden. Zie het Mnl. Wdb. II, 189: Si maken den mensche...

iets in de gaten hebben
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) in de gaten hebben (of krijgen)
d.w.z. iemand in het oog hebben, op hem scherp acht geven, met zijne gedragingen en bedoelingen bekend zijn (o.a. Dievenp. 27; 36; Boefje, 22; Falkl. IV, 88). Onder gaten kan men hier verstaan de gaten in het standvizier van een vuurwapen (Ndl. Wdb. IV, 337), doch liever de oogen, de kijkgaten; vgl. de uitdr. kijk uit je gaten, uit je oogen, je do...

iets in de mond geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets in den mond geven,
d.w.z. iemand iets voorpraten; eene vraag zoo inkleeden, dat het antwoord er tevens in opgesloten ligt, gemakkelijk te geven is (fr. faire le bec à qqn; hd. einem die Worte in den Mund legen), waarvoor ook gezegd wordt iemand de pap in den mond geven (Harreb. II, 99; Kmz. 351; De Bo, 826; Waasch Idiot. 443 b; Antw. Idiot. 830; Schuerm. 387 ...

iets in de mot hebben
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) in de mot hebben
d.w.z. iemand of iets in de gaten hebben; iets in den zin hebben. Eene in vele streken van Noord- en Zuid-Nederland bekende uitdrukking, die we vinden opgeteekend bij W. Dijkstra, 346 b: ik ha dat spil yn 'e mot (mat of myt); Molema, 127 b; Hoeufft, 396: iemand in de mot krijgen;

Iets in de neus hebben
Spreekwoorden: (1914) Iets in den neus krijgen (of hebben)
d.w.z. iets in de gaten, in 't snotje krijgen (Waasch Idiot. 600 b: iets in 't slotje? krijgen), in den snuf hebben (Schuerm. 408), den reuk hebben van iets1), er de lucht van krijgen, iets neuzen (Halma, 380), eig. van een jachthond gezegd. Vgl. ook het adjectief neuswijs, hd. naseweis, dat oorspr. gezegd werd van dieren2), vooral speurhonden, ei...

iets in de schoenen schuiven
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets in de schoenen schuiven,
d.w.z. iemand iets toedichten, iemand van iets de schuld geven; ook iemand iets in de schoenen gooien of leggen (Köster Henke, 10; 59); Zuidndl. iemand iet doorsteken; hd. ‘Jemandem etwas in die Schuhe schieben, gieszen, werfen, schütten. Das soll ihn in der Seele so schmerzen, beschweren, als den Fusz ein Steinchen oder Wasser im ...

Iets in geuren en kleuren vertellen
Spreekwoorden: (1914) Iets in (al zijne) geuren en kleuren vertellen,
d.w.z. iets zeer uitvoerig vertellen, met vermelding van alle bijzonderheden; fr. en dire de toutes (les) couleurs sur qqch. Bij Harrebomée I, 192 b luidt deze zegswijze: hij vertelt in zijne geuren (of kleuren) en fleuren; vgl. ook Molema, 204 a: iets mit kleuren en fleuren vertellen. Waarschijnlijk is deze uitdr. ontleend aan de bloemen e...

iets in het oor bijten
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets in het oor bijten,
d.w.z. ‘iemand met eene zekere haast, geheimzinnigheid, soms met bitsheid iets in- en toefluisteren’. Vgl. Idinau, 140:

Iets in het schild hebben
Spreekwoorden: (1914) Iets in zijn (of het) schild voeren (of hebben)
d.w.z. iets van plan zijn, een geheim (meestal niet goed) oogmerk hebben, iets in zijn kraag hebben (Tuerlinckx, 342); wat in de musse hebben (Twente); hd. etwas im Schilde führen. De uitdr. komt in het mnl. niet voor; ze is opgeteekend in de 16<sup>de<-sup> eeuw bij Campen, 3: wie weet wat hy in synen schilt voert, en wordt verde...

Iets in petto houden
Spreekwoorden: (1914) Iets in petto hebben (of houden)
d.w.z. iets tot gelegener tijd bewaren, voor zich houden. De uitdr. is ontleend aan het Italiaansch havere à petto1), lett. in de borst, op het hart hebben; in gedachten houden, achter de hand hebben. Vgl. Schoolm. 255: Doch ik heb nog één middeltjen in petto, als menheer de Italiaan zei met zijn stilletto; fr. avoir in petto;...

iets inpeperen
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets inpeperen,
d.w.z. iemand iets betaald zetten of zooals men in de middeleeuwen zeide: eenen iet ane (of in) sijn cleet wriven, dat te vergelijken is met Campen, 95: ick salt hem noch eenmael weder indryven. Vgl. Sart. I, 1, 70: ick salt hem wel peperen ter vertaling van par pari referre, dus iemand iets betaald zetten; Winschooten, 186: iemands iets inpeepere...

Iets langs zijn kant laten gaan
Spreekwoorden: (1914) Iets over (of langs) zijn kant laten gaan
d.w.z. zich iets, een beleediging, een onaangename bejegening niet aantrekken; mnl. iet over sine side laten gaen; bij Campen, 44: hy en salt over syn boort niet laten gaan (ook op bl. 126). Vgl. Gew. Weeuw, III, 32 en Van Effen's Spect. XII, 98: Dat ik verre van door een kregel en twistziek humeur bezielt te zyn meer over myn kant kan laten gaan ...

Iets langs zijn neus weg zeggen
Spreekwoorden: (1914) Iets bij zijn neus langs (of langs zijn neus weg) zeggen.
Dat wil zeggen: iets zeggen zonder rechts of links te kijken; iets gewoonweg zeggen; schijnbaar zonder eenige bedoeling, eenvoudig, achteloos, terloops. Zie Sartorius I, 6, 35: Hy praet by sijn neus neer met de verklaring; germanice significamus in circumspecte loquentem, qui ultra nasi longitudinem non prospiciat; Winschooten, 356: Afkeeren, afwe...

Iets met een greintje zout opvatten
Spreekwoorden: (1914) Iets met een korreltje (of een greintje) zout opvatten
d.w.z. iets niet al te letterlijk, iets met een weinig gezond verstand en oordeel opvatten; eene navolging van het lat. addito salis grano, dat voorkomt bij Plinius, Nat. Hist. 23, 8, 149 in een recept voor een tegengift in den zin van ‘onder toevoeging van een korreltje zout’, doch door ons opgevat in den zin van met een weinig versta...

Iets met een krijtje aan de balk schrijven
Spreekwoorden: (1914) Iets (met een krijtje) aan den balk schrijven.
Dit zegt men van iets, dat weinig voorkomt, iets zeldzaams. Vroeger, en in sommige streken geschiedt het nog, schreef men merkwaardige gebeurtenissen aan de balken van de zoldering, waar het niet kon worden uitgewischt en gemakkelijk in het oog viel. Zoo teekent men in Friesland, in de herbergen aan den balk op, wie het eerst over ijs, op schaatse...

iets niet aanzeggen
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets niet aanzeggen,
d.i. iets niet van hem zeggen, niet van hem vermoeden. Eigenlijk beteekent iemand iets aanzeggen: ‘iets, door het te zeggen, aan of op iemand doen kleven’. Enen iet aenseggen beteekende in de middeleeuwen iemand van iets beschuldigen, iemand iets te laste leggen, aanwrijven, aantijgen; Kil. imputare. Vgl. bijv. Mieris, 2, 30 b: Men en ...

iets niet kunnen thuisbrengen
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) niet kunnen thuisbrengen
d.w.z. niet kunnen zeggen waar iemand thuishoort, wie of wat hij (het) is, er geen weg mee weten. In de 18<sup>de<-sup> eeuw opgeteekend bij Tuinman I, 296; II, 201: Waarom wordt gezegt, 't Is een wilde dag? Ik weet dat niet t'huis te brengen; Halma, 320: Ik weet hem niet thuis te brengen, ik kan mij niet erinneren wie hij is. Waar zal...

iets niet kunnen zetten
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) niet kunnen zetten
iemand of iets niet kunnen verdragen, hem niet kunnen rooien2), niet weten waar men met hem heen moet; eig. iemand niet kunnen of willen ontvangen, iemand geen plaats aan zijn tafel gunnen? Vgl. Molema, 241: Iemand letten en zetten, iemand met zorg bedienen; fri. immen lette en sette, met voorkomendheid en vriendelijkheid ontvangen; Bredero I, 390...

Iets niet over zijn hart kunnen krijgen
Spreekwoorden: (1914) Iets niet over zijn hart kunnen (ver)krijgen,
het niet van zich kunnen (ver)krijgen, er niet toe kunnen besluiten iets te doen (in Zuid-Nederland ook: iets aan te nemen); vgl. 17<sup>de<-sup> en 18<sup>de<-sup> eeuw het kan of mag mij niet van het hart of van mijn hart; Zuidndl. iet niet in zijn herte kunnen vinden. Onze uitdr. komt in de 18<sup>de<-sup> ee...

Iets om de leus doen
Spreekwoorden: (1914) Iets voor (of om) de leus doen
d.w.z. iets voor den schijn doen; welstandshalve. Onder leus, mnl. lose, verstaat men eig. wachtwoord, wapenkreet, strijdleus1) en vandaar, zoo deze voorgewend is, schijn. Vgl. Sewel, 450; Halma, 314: Iets voor de leus of welstaanshalve doen, leurrer quelqu'un, sauver les apparences par bienséance; hij doet het maar om de leus, il n'en fait...

iets onder de duim hebben
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) onder den duim hebben
d.w.z. iemand of iets in zijne macht hebben, veelal van een gedeelte der wetenschap, dat men beheerscht. De duim als de sterkste vinger, wordt hier genomen als het zinnebeeld van macht. Of bewaart deze uitdr. eene herinnering aan den Romeinschen worstelstrijd, waarbij de overwinnaar den overwonnene, als teeken van de behaalde zege, den duim op het...

iets onder de neus wrijven
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets onder (of door) den neus wrijven,
d.w.z. iemand iets op onzachte wijze zeggen; hem in bedekte termen verwijtingen doen, iets onaangenaams zeggen; mnl. enen iet onder doghen werpen. Eig. iemand iets onwelriekends onder den neus wrijven (vgl. iemand iets op zijn brood geven, - te slikken geven, - te ruiken geven). In de 17<sup>de<-sup> eeuw leest men bij Winschooten, 265...

Iets onderste boven smijten
Spreekwoorden: (1914) Iets onderste boven gooien (of smijten)
d.i. wat het onderst ligt naar boven, bovenop gooien, iets overhoop gooien; mnl. dat op neder werpen of dat op dat neder werpen. Vgl. voor het Mnl. Denkm. III, 200, 11: Het wart gheleit doverste steen daer donderste lach1); Froissart, 146: Twaer beter dat Gent ommekeert waere ende dat dat onderste van der stede upperste lage2); Hooft, Ged. I, 93, ...

iets op de mouw spelden
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets op de mouw spelden,
d.w.z. iemand iets wijsmaken, bedriegen; fri. immen hwet op 'e mouwe speldsje of hwet oplappe; hd. einem etwas auf dem Ermel binden, seine leichtgläubigkeit misbrauchen (Grimm I, 557); ook einem etwas aufbinden oder auf die Nase binden, ihm eine Lüge aufheften (I, 622); Nederd. he lett sück wat up de Mauen stellen (Eckart, 351); oos...

Iets op het touw
Spreekwoorden: (1914) Iets op (het) (ge)touw
eig. gezegd van de schering die bij een weefgetouw opgespannen wordt, doch in fig. toepassing, van arbeid voor den geest, waarvoor men een plan maakt, dat vervolgens moet worden uitgewerkt; Ndl. Wdb. IV, 1849; XI, 243; Handelsblad, 14 Dec. (avondbl.) 1914 p. 6 k. 4: Eene bijeenkomst, welke op het getouw wordt gezet door predikanten van verschillen...

iets op zijn brood geven
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets op zijn brood (of zijn boterham) geven
d.w.z. iemand iets verwijten; iemand de schuld geven van iets; eig. hem iets te slikken geven, dat niet lekker is (vgl. een bittere pil). De uitdr. komt in de Middeleeuwen voor in Des Coninx Summe, bl. 159: Ic salt hem noch op sijn broot legghen (betaald zetten); vgl. verder Anna Bijns, Refr. 48: Iets op iemants broot hanghen; in de 17<sup>d...

Iets op zijn duimpje lennen
Spreekwoorden: (1914) Iets op zijn duim(pje) hebben, kennen (of weten)
d.w.z. iets goed, terdege, in den grond kennen. Eene algemeen bekende en gebruikte uitdrukking, die sedert de middeleeuwen voorkomt. Zie Noord en Zuid IX, 1412), waar ‘ic kent al op miin duimken’ wordt aangehaald uit het jaar 1491; verder bij De Roovere (Leuv. Bijdr. IV, 176): Hy weet de tien gheboden up zyn duumken; Everaert, 148 en 1...

Iets op zijn duimpje weten
Spreekwoorden: (1914) Iets op zijn duim(pje) hebben, kennen (of weten)
d.w.z. iets goed, terdege, in den grond kennen. Eene algemeen bekende en gebruikte uitdrukking, die sedert de middeleeuwen voorkomt. Zie Noord en Zuid IX, 1412), waar ‘ic kent al op miin duimken’ wordt aangehaald uit het jaar 1491; verder bij De Roovere (Leuv. Bijdr. IV, 176): Hy weet de tien gheboden up zyn duumken; Everaert, 148 en 1...

iets over het hoofd zien
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) over het hoofd zien
d.w.z. op iemand of iets geen acht slaan; eig. over iemand heen zien en hem daardoor niet opmerken; zie de kantteekening op Spreucken, 30, 34: Hooveerdige menschen, die veel gevoelen van haer selven, een yeder verachten ende over 't hooft sien willen. Vgl. gri. ὑπέροπτος, hoogmoedig, en zie verder Hooft, Granida, vs. 313: 't Lustsoecken...

iets te goede houden
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets te (of ten) goede houden
d.i. in eigenlijken zin: iets iemand in diens voordeel aanrekenen; hem er als 't ware voor crediteeren (hd. jem. etw. gut oder zu gute schreiben); in oneigenlijken zin: iets iemand niet ten kwade duiden; vgl. het mnl. te goede houden, verontschuldigen, niet kwalijk nemen; Ndl. Wdb. V, 328; hd. jem. etw. zu gute halten.

Iets uit zijn vinger zuigen
Spreekwoorden: (1914) Iets uit zijn duim (of den vinger) zuigen
d.w.z. iets verzinnen, leugens vertellen. De gedachte waarop deze uitdr. berust - en haar voorkomen door het geheele Germaansche gebied wijst op haar hoogen ouderdom - schijnt te zijn, dat men zekere onbekende zaken kan te weten komen door aan den duim te zuigen. In dezen gedachtenkring behooren verscheidene sagen, die tot de oudheid der Europeesc...

iets voor de voeten werpen
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets voor de voeten werpen (of gooien)
d.i. iemand iets verwijten, van iets beschuldigen; eig. hem iets voorleggen (mnl. enen iet te voren leggen), waaraan men hem schuldig houdt; lat. objicere alicui aliquid. In de 17<sup>de<-sup> en 18<sup>de<-sup> eeuw iemand iets voor den neus smijten of iemand iets voor de scheenen werpen, smijten; zie voor deze laatste zeg...

Iets voor gangbare munt aannemen
Spreekwoorden: (1914) Iets voor goede (of gangbare) munt opnemen (of aannemen)
In eigenlijken zin het geld, dat men ontvangt voor echt, niet valsch of voor gangbaar houden, en vandaar bij overdracht: gelooven wat iemand zegt; iets in ernst opvatten; hd. etwas für bare Münze nehmen; fr. prendre qqch. pour argent comptant. In de 17<sup>de<-sup> eeuw vrij gewoon; zie het Ndl. Wdb. IV, 238; IX, 1239; 1240; ...

iets wijsmaken
Spreekwoorden: (1914) Iemand iets wijsmaken,
d.w.z. iemand iets op de mouw spelden; eig. iemand met iets bekend maken, hem wetende maken, inlichten, de gewone bet. in de middeleeuwen (Rijmb. 1064; Sp. Hist. I<sup>1<-sup>, 5, 30), waarnaast toen ook bestond eenre dinc wijs sijn, iets weten. Kiliaen vertaalt wijs maecken iemanden eenige saeke door persuadere alicui rem aliquam; bij...

iezegrim
Spreekwoorden: (1914) Een ijzegrim (of iezegrim)
d.w.z. een knorrig, verdrietig, norsch mensch, een ieder afschrikkende grompot (eig. iemand met een ijzeren (helm)masker<sup>2<-sup>); in de 17<sup>de<-sup> eeuw ook iemand met een schrikwekkend gelaat; hd. dial. isegrimm. Het is de naam van den wolf uit den Reynaert, die in Reyn. I Isengrijn en in II altijd Isegrim heet. V...

ijs breken
Spreekwoorden: (1914) Het ijs breken,
d.w.z. de eerste moeilijkheden uit den weg ruimen. ‘Dit zegt men van ymand, die eerst den weg baant, door de beletselen weg te ruimen. 't Is ontleent van die een vaarweg door 't ys openen’ (Tuinman I, 141). De uitdrukking is derhalve ontleend aan het stuk breken van het ijs door een schipper, waardoor het vaarwater open wordt, en ook a...

ijzegrim
Spreekwoorden: (1914) Een ijzegrim (of iezegrim)
d.w.z. een knorrig, verdrietig, norsch mensch, een ieder afschrikkende grompot (eig. iemand met een ijzeren (helm)masker<sup>2<-sup>); in de 17<sup>de<-sup> eeuw ook iemand met een schrikwekkend gelaat; hd. dial. isegrimm. Het is de naam van den wolf uit den Reynaert, die in Reyn. I Isengrijn en in II altijd Isegrim heet. V...

ijzervreter
Spreekwoorden: (1914) Een ijzervreter,
d.i. een onvervaard, onverschrokken krijgsman, een vechtersbaas; ook: een norsch mensch, mnl. iserbitere2), Zuid-Beveland: izebiter, netig mensch3); hd. Eisenbeisser en Eisenfresser, een snoever (eng. fire-eater), eig. iemand, die zich vermeet ijzer te kunnen bijten, zooals blijkt uit een 13<sup>de<-sup>-eeuwsch mhd. geschrift, waar we...

Ik ben een boon als het niet waar is
Spreekwoorden: (1914) Ik ben een boon(tje), als 't niet waar is,
ook ik mag een boon(tje) wezen, enz., in scherts gebezigd om kracht bij te zetten aan eene bewering, hetzij bevestigend, hetzij ontkennend. Men verwenscht zich zelf, voor het geval dat dit of dat anders mocht blijken te zijn, dan men verzekerd heeft. De boon is hier alleen genoemd als iets kleins en nietigs; Ndl. Wdb. III, 443. Vgl. andere dergeli...

Ik ben een boontje als het niet waar is
Spreekwoorden: (1914) Ik ben een boon(tje), als 't niet waar is,
ook ik mag een boon(tje) wezen, enz., in scherts gebezigd om kracht bij te zetten aan eene bewering, hetzij bevestigend, hetzij ontkennend. Men verwenscht zich zelf, voor het geval dat dit of dat anders mocht blijken te zijn, dan men verzekerd heeft. De boon is hier alleen genoemd als iets kleins en nietigs; Ndl. Wdb. III, 443. Vgl. andere dergeli...

Ik heb al zo lang met dat bijltje gehakt
Spreekwoorden: (1914) Ik heb al zoo lang met dat bijltje gehakt,
d.w.z. ik heb dat(zelfde) werk al zoo lang gedaan, bij de hand gehad. Vgl. Harreb. I, 57: Ik heb met die bijl al zoo lang (of dikwijls) gehouwen; Handelsblad, 3 Dec. 1914 (A) p. 6, k. 6: In elk geval zijn deze leden deskundigen, die jarenlang met dit bijltje gehakt hebben; Schoolblad, XLIII, k. 1238: Nu heb ik al eenige jaren met dat bijltje gehak...

Ik mag doodvallen
Spreekwoorden: (1914) Ik mag dood vallen (of ik val dood) als....
Eene sterke verzekering der waarheid van hetgeen men beweert (zie o.a. Lev. B. 191; Sjof. 219); eveneens in Zuid-Nederland bekend, waar men ook zegt: ik wil eeuwig branden, als hetgeen ik beweer niet waar is. In Noord-Holland: ik laat me teren (Boekenoogen, 1363); in de 17<sup>de<-sup> eeuw: ik laat me wippen, als (Gew. Weuw. III, 80);...

ik val dood
Spreekwoorden: (1914) Ik mag dood vallen (of ik val dood) als....
Eene sterke verzekering der waarheid van hetgeen men beweert (zie o.a. Lev. B. 191; Sjof. 219); eveneens in Zuid-Nederland bekend, waar men ook zegt: ik wil eeuwig branden, als hetgeen ik beweer niet waar is. In Noord-Holland: ik laat me teren (Boekenoogen, 1363); in de 17<sup>de<-sup> eeuw: ik laat me wippen, als (Gew. Weuw. III, 80);...

In Abrahams schoot zitten
Spreekwoorden: (1914) In Abrahams schoot zitten.
Dit wordt gezegd van iemand, die een rustig, aangenaam leven leidt, of eene kostelijke plaats heeft; bij de militairen eene veilige plaats tijdens een gevecht, een veldslag, bij de manoeuvres (ook in het hd.). De uitdrukking is ontleend aan den bijbel en wel aan Lucas XVI:19-31, bepaaldelijk vs. 22-23. Zeeman, bl. 33, deelt aangaande den oorsprong...

in al zijn geuren en kleuren vertellen
Spreekwoorden: (1914) Iets in (al zijne) geuren en kleuren vertellen,
d.w.z. iets zeer uitvoerig vertellen, met vermelding van alle bijzonderheden; fr. en dire de toutes (les) couleurs sur qqch. Bij Harrebomée I, 192 b luidt deze zegswijze: hij vertelt in zijne geuren (of kleuren) en fleuren; vgl. ook Molema, 204 a: iets mit kleuren en fleuren vertellen. Waarschijnlijk is deze uitdr. ontleend aan de bloemen e...

In alle talen zwijgen
Spreekwoorden: (1914) In alle (of zeven) talen zwijgen
d.w.z. geheel zwijgen, niets zeggen; hd. in sieben Sprachen schweigen. Vgl. Haagsche Post, 26 Jan. 1918, p. 89 k. 2: De oude graaf Herting zwijgt nog steeds in alle talen; Handelsblad, 4 Mei 1923 (O), p. 5 k. 3: Hij sprak over een politieke manoeuvre, maar moest zelf maar zwijgen in alle talen die hij kent; 25 Jan. 1924 (O), p. 7 k. 6: Toen wij in...

In arren moede
Spreekwoorden: (1914) In arren moede,
d.w.z. in gramschap, in toorn, in woede; t.w. bij de vermelding van een handeling, die iemand onder den invloed van dien hartstocht verricht. Het bijv. naamw. arre, mnl. in den regel erre, beteekent oorspr. verdwaald, spoorbijster (vgl. hd. irre); vandaar buiten zich zelven van aandoening of hartstocht, en vervolgens verbolgen, verstoord, toornig,...

In behouden haven zijn
Spreekwoorden: (1914) In behouden haven zijn,
d.w.z. buiten alle gevaar zijn, binnen zijn, veilig zijn; in een haven zijn, waar men behouden is; eene uitdr. die natuurlijk aan het zeemansleven is ontleend. Vgl. Vondel's Vertroostinghe aen Ger. Vossius:

In bonis
Spreekwoorden: (1914) In bonis,
d.w.z. in goeden doen, welvarend, vermogend zijn, er warm in zitten. De uitdr. kan ontleend zijn aan het Latijn, waar in bonis esse in de juridische taal voorkomt als in 't bezit van het vermogen van een overleden persoon (Cicero, Epist. 13, 30, 1). De beteekenis, die er door ons aan gehecht wordt, kende het Latijn niet1). Deze kunnen we ontleend ...

In de aap gelogeerd zijn
Spreekwoorden: (1914) In den aap gelogeerd zijn.
Het schijnt, dat deze spreekwijze van zeer jongen datum is. Tot nu toe is zij niet in vroegere geschriften aangetroffen; ook de woordenboeken van Sewel, Halma en Weiland vermelden haar niet. Zie verder Ndl. Wdb. VIII, 2612; Onderm. 24: Geachte familie en vrinden, ik ben huwelijkslang in den aap gelogeerd; Nkr. II, 20 Dec. p. 2: Dan bennen we allem...

in de arm nemen
Spreekwoorden: (1914) Iemand in den arm nemen.
Dit wil eigenlijk zeggen: ‘iemands arm grijpen door de hand te steken in de ruimte tusschen den arm en het lichaam, dus ongeveer hetzelfde als bij den arm nemen’. Doet men dit om hem in vertrouwen, om hem min of meer heimelijk iets te vragen, dan krijgt de uitdr. de beteekenis van iemands hulp inroepen, zooals bij Hooft, Gedichten I, 2...

In de bocht springen
Spreekwoorden: (1914) In de bocht springen.
Meestal voor iemand in de bocht springen, d.w.z. voor iemand in de bres springen, in het krijt treden, iemand helpen, zijne partij opnemen, eene uitdrukking, die ook in Zuid-Nederland (Waasch Idiot. 127 b) en in het Friesch, Nd. en Oostfri. voorkomt. Ten Doornkaat Koolman I, 245 verklaart haar door in die Schranken treten en ziet in ‘bocht&r...

In de bonen zijn
Spreekwoorden: (1914) In de boonen zijn,
d.w.z. in de war zijn, het spoor bijster zijn, het mis hebben, zich vergissen, in 't algemeen: verward denken of handelen. De verklaring dezer zegswijze moet gezocht worden in het bij oudere en jongere schrijvers vermelde getuigenis, dat de in het voorjaar bloeiende bloemen der groote of roomsche boonen eene bedwelmende uitwerking op den mensch he...

In de brand zitten
Spreekwoorden: (1914) In den brand zitten,
d.w.z. in moeilijkheden, vooral in geldelijke, in de knel, in verlegenheid zitten, in de bernis zitten (Volkskunde XII, 167). In de 16<sup>de<-sup> eeuw reeds vrij gewoon. Zie Tijdschrift XXI, 103 (inden brant sijn); Trou m. Bl. 22:

In de bres springen voor iemand
Spreekwoorden: (1914) In de bres springen voor iemand,
ook zich voor iemand in de bres stellen, hetzelfde als ‘voor iemand in de bocht springen’; eig. voor iemand gaan staan in de door den vijand gemaakte opening in den vestingmuur; voor hem strijden, zijne partij opnemen, vooral tegen aantijgingen; zie Ndl. Wdb. III, 1300; hd. in (voor) die Bresche treten, ook vor den Risz treten; eng. to...

In de bus blazen
Spreekwoorden: (1914) In de bus blazen,
d.w.z. zich geldelijke offers moeten getroosten, geld geven, opdokken; volgens Weiland, ‘hetzij als eene opgelegde boete, hetzij als eene vrijwillige uitgaaf’; in de 17<sup>de<-sup> eeuw in de beurs blazen (bij Six v. Chandelier, 627); in de beurs kakken (zie Ndl. Wdb. VII, 900) naast in de bus blazen, o.a. bij Van Effen, S...

In de contramine zijn
Spreekwoorden: (1914) In de contramine zijn.
Onder een contramijn (fr. contre-mine) verstaat men een tegenmijn, een onderaardsch werk om de uitwerking van 's vijands mijnen te beletten, om diens mijn te vernielen; 17<sup>de<-sup> eeuw: een intrige die tegen een andere inwerkt (Ndl. Wdb. III, 2131). In de contramine zijn (gevormd naar in de oppositie zijn) wil dus zeggen tot de te...

In de dagen van olim
Spreekwoorden: (1914) In de dagen van olim,
ook wel met het toevoegsel: toen de kippetjes keurslijven droegen, d.w.z. vroeger, eertijds, voor langen tijd, in groetjes tijd, in het jaar nul. Olim is een Latijnsch bijwoord, dat de beteekenis had van vroeger; ook in het hd. zu Olims Zeiten (da die Leute nicht klug waren). Vgl. V. Janus, 18: Wanneer hij nog die zelfde kunde als in de dagen van ...

in de doofpot stoppen
Spreekwoorden: (1914) Iets in den doofpot stoppen.
Eigenlijk gezegd van glimmende turf of geglommen kolen, die uitdooven, wanneer ze in den doofpot gestopt worden; bij overdracht: opzettelijk over eene zaak niet meer spreken, er geen verdere ruchtbaarheid aan geven, haar smoren (vgl. smoorpot, doofpot). In het Vlaamsch zegt men volgens Schuermans, 21: in de assche schieten voor: ten ondere blijven...

In de doos zitten
Spreekwoorden: (1914) In de doos zitten,
d.w.z. zich in verzekerde bewaring bevinden; in de gevangenis, cachot, onder de paraplu1), in (hôtel) de houten lepel (vgl. Ppl. 113: t'Is d'r beter as in de houte lepel zitten), de houten pollepel (in Handelsblad, 16 Maart 1918 (A) p. 6 k. 3: Vervalsching of namaking wordt gestraft met negen maanden opsluiting in hotel de houten pollepel). ...

In de een hand water en in de andere vuur dragen
Spreekwoorden: (1914) In de eene hand water en in de andere vuur dragen,
d.w.z. zich nu op de eene wijze, dan weder op eene andere wijze voordoen; dubbelhartig zijn; uit twee monden spreken. De zegswijze wordt aangetroffen in het Grieksch bij Plutarchus: τῇ μὲν ὕδωρ ἐφόρει δολοφρονέουσα χειρὶ, τῇ δὲ ἑτέρῄ τὸ πῦρ. Vgl. voor onze taal Rose, 989:

In de es zijn
Spreekwoorden: (1914) In de es zijn,
d.w.z. in orde, in den haak zijn; eene dialectische uitdrukking, die vermeld wordt door Molema, 103: iets in de es holden, in stand, in orde houden; t'is in de es, het is in den haak; wellicht van es, een ijzeren haak, die den vorm eener kapitale S heeft, dus eigenlijk zooveel als: goed aangehaakt; Bergsma, 111: esse, s-vormige haak, schalm in een...

In de flank vallen
Spreekwoorden: (1914) In de flank vallen,
d.w.z. in den smaak vallen, naar den zin zijn. Vgl. Harreb. I, 192: Het viel hem in de flank; De Ploeg, VI, 286: Dat dit streven bij mij in de flank valt, behoef ik niet te verklaren; Boekenogen, 208: De nieuwe dokter valt erg in de flank. Dat viel heelemaal niet in de flank. Vgl. voor de verklaring het ww. flanken, een harmonisch geheel vormen (...

In de fuik zijn
Spreekwoorden: (1914) In de fuik zijn,
d.i. verloofd of getrouwd zijn. Een fuik is een langwerpige korf, waarmede men in stilstaand water paling vangt, die in de fuik ‘loopt’. Hij nu, die verloofd of getrouwd is, wordt schertsenderwijs vergeleken bij een visch, die in de fuik gevangen zit. Ook de Romeinen gebruikten ex nassa exire, uit de verlegenheid geraken; in het Fransc...

in de gaten
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) in de gaten hebben (of krijgen)
d.w.z. iemand in het oog hebben, op hem scherp acht geven, met zijne gedragingen en bedoelingen bekend zijn (o.a. Dievenp. 27; 36; Boefje, 22; Falkl. IV, 88). Onder gaten kan men hier verstaan de gaten in het standvizier van een vuurwapen (Ndl. Wdb. IV, 337), doch liever de oogen, de kijkgaten; vgl. de uitdr. kijk uit je gaten, uit je oogen, je do...

in de gaten hebben
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) in de gaten hebben (of krijgen)
d.w.z. iemand in het oog hebben, op hem scherp acht geven, met zijne gedragingen en bedoelingen bekend zijn (o.a. Dievenp. 27; 36; Boefje, 22; Falkl. IV, 88). Onder gaten kan men hier verstaan de gaten in het standvizier van een vuurwapen (Ndl. Wdb. IV, 337), doch liever de oogen, de kijkgaten; vgl. de uitdr. kijk uit je gaten, uit je oogen, je do...

In de haak zijn
Spreekwoorden: (1914) In den haak zijn.
Onder den haak moet men hier verstaan den winkelhaak, dien de timmerman gebruikt voor het uitzetten of afschrijven van een rechten hoek. Zoo kreeg ‘in den haak’ de beteekenis van rechthoekig, haaksch, en vandaar figuurlijk: in orde, zooals het behoort, veelal met de ontkenning: niet in den haak zijn. Vgl. Plantijn: Geslichtet op den wi...

In de hand komen
Spreekwoorden: (1914) In de hand komen,
d.w.z. van dienst beginnen te worden, gezegd van jonge menschen, die reeds in staat beginnen te worden tot eenig hulpbetoon; eig. komen ter beschikking van een ander, in zijne macht komen, zoodat hij er baat, voordeel van kan trekken. Vgl. Psalm 127, vs. 4: Gelijck de pijlen zijn inde hant eenes Helts: sodanich zijn de sonen der jeucht; met de kan...

In de hand vallen
Spreekwoorden: (1914) In de hand vallen,
d.w.z. meevallen, het tegenovergestelde van uit de hand vallen, d.i. tegenvallen (o.a. Sjof. 78; O.K. 43: O, Mietje! je valt me zoo uit de hand - bitter uit de hand!), tegenslaan, van den duim schieten; fri. út 'e hannen falle. Het znw. hand kan in deze uitdrukking opgevat worden in den zin van macht, zoodat in de hand vallen van omstandigh...

In de hand werken
Spreekwoorden: (1914) In de hand werken,
in de uitdr. iemand in de hand werken, d.i. datgene doen wat een ander ten goede strekt, hem in zijne plannen behulpzaam zijn, hem steunen; vandaar iets in de hand werken, iets bevorderen (beide in de 18<sup>de<-sup> eeuw); fri. yn 'e hân wirkje; hd. einem in die Hand oder die Hände arbeiten; sich in die Hände arbeiten....

In de kaars vliegen
Spreekwoorden: (1914) In (of om) de kaars vliegen
d.w.z. ‘zich eindelijk aan rechtsvervolging blootstellen’; in het verderf loopen, verloren geraken, in het Westvl. er aan vliegen; eene uitdr. die

in de kaart kijken
Spreekwoorden: (1914) Iemand in de kaart zien (of kijken)
d.w.z. iemands geheime plannen doorgronden, te weten komen; iemand doorzien. De uitdr. is ontleend aan het kaartspel; ziet men zijne tegenpartij in de kaart, dan weet men welke plannen hij kan hebben, en

in de kaart zien
Spreekwoorden: (1914) Iemand in de kaart zien (of kijken)
d.w.z. iemands geheime plannen doorgronden, te weten komen; iemand doorzien. De uitdr. is ontleend aan het kaartspel; ziet men zijne tegenpartij in de kaart, dan weet men welke plannen hij kan hebben, en

In de kas staan bij iemand
Spreekwoorden: (1914) In de kas staan bij iemand,
bij iemand in de gunst staan, in een goed blaadje. ‘Eigenlijk bij vergelijking met iets dat in een kas zorgvuldig bewaard wordt’; Ndl. Wdb. VII, 1705. De uitdr. dateert uit de 18<sup>de<-sup> eeuw en komt vrij dikwijls voor bij Wolff en Deken, die ook kennen: uit de kas zijn of raken, uit de gunst zijn of raken; vgl. W. Lee...

In de kijker lopen
Spreekwoorden: (1914) In den kijker(d) loopen,
d.w.z. in het oog loopen, in 't vizier vallen; iemand in den kijker hebben, iemand bespeuren, in de gaten hebben; fri. yn 'e kykert rinne, yn 'e kykert (of kyk) ha; in Groningen: iemand in de kiekert hebben, iemand niet vertrouwen, tegenover iemand op zijne hoede zijn (Molema, 199). Kijker in den zin van oog vinden we in de 17<sup>de<-sup...

In de kleinste potjes bewaart men de beste zalf
Spreekwoorden: (1914) In de kleinste potjes bewaart men de beste zalf.
Dit wordt gezegd als een soort compliment tegen kleine personen, om daar mede te kennen te geven, dat zij veel geest of veel verdienste bezitten. Syn. van gooj waor verpak me in klein pekskes (in N. Taalgids XIV, 197); in de kleinste fleschjes vindt men den kostelijksten balsem. Vgl. De Brune, 291: in kleyne kasjes, zonder schijn, de beste droguen...

In de klem raken
Spreekwoorden: (1914) In de klem raken (of zitten),
d.w.z. in beklemming, vast raken, -zitten; in de benauwdheid, in de verlegenheid, in de konkels, in de knel, in de knijp zitten; zie Tuinman I, 189 en Sewel, 395: In de klem zyn, gevangen zyn; in verlegenheid zyn, to be at a pinch. Syn. is de uitdr. hij staat in de schroef, in de prang, il est en presse ou en peine (Halma, 576); in de knijp zitten...

In de klem zitten
Spreekwoorden: (1914) In de klem raken (of zitten),
d.w.z. in beklemming, vast raken, -zitten; in de benauwdheid, in de verlegenheid, in de konkels, in de knel, in de knijp zitten; zie Tuinman I, 189 en Sewel, 395: In de klem zyn, gevangen zyn; in verlegenheid zyn, to be at a pinch. Syn. is de uitdr. hij staat in de schroef, in de prang, il est en presse ou en peine (Halma, 576); in de knijp zitten...

In de koude kleren zitten
Spreekwoorden: (1914) Dat gaat me niet in de (koude) kleeren zitten,
d.w.z. dat pakt of tast mijne gezondheid of mijn gevoel aan, dringt door tot in mijn binnenste, mijn hart. Vgl. Asselijn, bl. 208: 't Zyn dingen die niet in de Kleeren gaan sitten, maar aan 't Hart raken; Tuinman I, nal. 25: ‘Het gebruik eigent dit spreekwoord ook toe op iets, dat de ribben vermagert. Men zegt daar van mede, Dat gaat niet in...

In de kraam komen
Spreekwoorden: (1914) In de kraam liggen (- komen, - zijn),
d.w.z. bevallen zijn; in tweeën gevallen zijn (De Cock<sup>2<-sup>, 179); aan stukken liggen (Winschooten, 145); moeder geworden zijn; zie Teuth.: In crame of kyndelbed liggen, puerperizare, decubare, decumbere; Plantijn: In den craem liggen, estre en gesine, gesir d'enfant, cubare, jacere in puerperio. In de 17<sup>de<-s...

In de kraam liggen
Spreekwoorden: (1914) In de kraam liggen (- komen, - zijn),
d.w.z. bevallen zijn; in tweeën gevallen zijn (De Cock<sup>2<-sup>, 179); aan stukken liggen (Winschooten, 145); moeder geworden zijn; zie Teuth.: In crame of kyndelbed liggen, puerperizare, decubare, decumbere; Plantijn: In den craem liggen, estre en gesine, gesir d'enfant, cubare, jacere in puerperio. In de 17<sup>de<-s...

In de kraam zijn
Spreekwoorden: (1914) In de kraam liggen (- komen, - zijn),
d.w.z. bevallen zijn; in tweeën gevallen zijn (De Cock<sup>2<-sup>, 179); aan stukken liggen (Winschooten, 145); moeder geworden zijn; zie Teuth.: In crame of kyndelbed liggen, puerperizare, decubare, decumbere; Plantijn: In den craem liggen, estre en gesine, gesir d'enfant, cubare, jacere in puerperio. In de 17<sup>de<-s...

in de lap laten hangen
Spreekwoorden: (1914) Iets in den lap laten hangen,
d.w.z. iets verwaarloozen, laten loopen; vgl. Handelsblad, 10 Sept. 1921 (A), p. 2 k. 2: De waarnemende penningmeester had den boel maar in den lap laten hangen, gezien deze niet bijzonder rooskleurige toestand; 8 Sept. 1921 (O), p. 3 k. 1: De wethouder had het op een ongelukkige manier in den lap laten hangen en een allertreurigst figuur geslagen...

in de lappenmand
Spreekwoorden: (1914) Hij is in de lappenmand,
d.w.z. hij is een weinig ongesteld; hij zit in de kazemat of is in de potten-bank; eig. ligt in de mand om gelapt, hersteld, opgeknapt te worden; ook: hij is in de voddenmand. Zie Harreb. II, 10 a en Onze Volkstaal I, 212: in de lapmand zijn, ongesteld zijn; Waasch Idiot. 388; Antw. Idiot. 746; Opprel, 69 a: in de lappemande zijn, voortdurend onge...

In de lij zijn
Spreekwoorden: (1914) In (de) lij liggen (of zijn)
d.w.z. achterlijk zijn in zijne zaken, in de neer (draaikolk, tegenstroom3)) zijn (Tuinman I, 189); fri. in de neerklits wêze of reitsje. Onder de lij verstaat men die zijde van het schip, waarheen de wind waait, die door het overhangende en uitgespannen zeil nedergedrukt wordt, en op het zwaard rust. Wanneer het eene schip de loef, of den b...

In de lorum zijn
Spreekwoorden: (1914) In de lorum zijn,
d.w.z. in opgewonden toestand verkeeren; aan den zwier zijn; in de war, verbijsterd zijn; onverschillig zijn; Harrebomée, 141 b: Hij is in dolorem, versuft. De Bo citeert naast dolore, doliorum (vgl. Loquela, bl. 117), doleorum, dolorium, daljooren, bedwelming, duizeling, eene onder invloed van dol ontstane vervorming van het lat. delirium,...

In de lucht schermen
Spreekwoorden: (1914) In de lucht schermen,
d.w.z. veel en ijdel praten, groote woorden gebruiken, zonder iets van belang te zeggen; eig. schermen zonder iets te raken, in 't wild, in het honderd. Zie Van Effen, Spect. III, 221; XI, 93; Tuinman I, 282; Harreb. III, 229 b. Vgl. fr. ce ne sont que des paroles en l'air.

in de luren leggen
Spreekwoorden: (1914) Iemand in de luren leggen,
d.w.z. iemand foppen, bedriegen; thans vooral zich in de luren laten leggen, zich laten bedotten; in Zuid-Nederland iemand in de luiers leggen (Schuerm. Bijv. 232 b); fri. immen yn 'e ruften lizze. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bij Westerbaen II, 262 en Brederoo, Griane, vs. 1343, waar zich uit de oorspronkelijke bet. van iemand als kind ...

in de maling nemen
Spreekwoorden: (1914) Iemand in de maling nemen,
d.w.z. iemand in het ootje nemen (zie aldaar), in de pikpan nemen (Molema, 524), voor den gek houden, een loopje met hem nemen; zie Jong., 209; B.B. 74; Lev. B. 7; Köster Henke, 43; Ndl. Wdb. IX, 150; enz. Misschien moet men eig. onder maling verstaan het ronddraaien bij het bochten of door middel van een touw, dat om iemand geslingerd is, en...