Retorica - effectief spreken en schrijven

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Retorica
Datum & Land: 17/11/2012, NL offline
Woorden: 2239


Morfonologie
De leer van de klankvorm van morfemen

Mouilleren
Het verzacht uitspreken met behulp van een bijklank, in het bijzonder de `j`

Muzikaal accent
De onderscheiding tussen woordklanken naar de toonhoogte Vergelijk met temporeel en dynamisch accent

Mutatie
De wijziging van een klinker onder de invloed van de klankkleur van de volgende lettergreep, umlaut of inductie Afgeleid van het Latijnse mutans (veranderend)

Mutatief
Een werkwoord dat het overgaan van de ene toestand in de andere uitdrukt Afgeleid van het Latijnse mutans (veranderend).
Bijvoorbeeld: `inslapen`

Mutant
Een foneem dat in de plaats van een ander treedt Ook wisselklank genoemd Afgeleid van het Latijnse mutans (veranderend)

Mutae
De stemloze medeklinkers: `b`, `d`, `k`, `p` en `t` Afgeleid van het Latijnse mutus (stom)

Mycterismus
De spot drijven met een tegenstander, begeleid door gebaren Vergelijk hypocrisis

Mysteriespel
Een middeleeuws religieus drama, dat bijbelse taferelen of episoden uit het leven van heiligen ten tonele bracht Er zijn twee Nederlandse mysteriespelen bekend: de Eerste en de Sevenste bliscap van Maria, waarvan het onderwerp respectievelijk de aankondiging van Jezus` geboorte en de hemelvaart van Maria zijn

Mythe
Een episch verhaal waarin de primitieve mens onbegrepen natuurgebeuren poogt te verklaren door het toe te schrijven aan hogere machten Afgeleid van het Griekse muthôs (gesproken woord).
Bijvoorbeeld: de wisseling der jaargetijden werd verklaard als strijd tussen de goede (zomer) en de kwade macht (winter), donder en bliksem als afkomstig van een over de wolken rijdende god

Nasaal
Een occlusieve medeklinker waarbij de lucht door de neus ontsnapt: `n`, `ng` en `m`.
Antoniem: oraal

Narratie
Het onderdeel van een rede waarin de feiten worden uiteengezet.
Zie meer informatie over de indeling van een klassieke op de pagina over Ordening

Naamwoord
Een woord dat een persoon of zaak noemt, bepaalt of aanduidt Men onderscheidt: substantief (zelfstandig naamwoord) en adjectief (bijvoeglijk naamwoord)

Naamval
Elk der (buigings)vormen van een (voornaam)woord die zijn betrekking tot andere woorden in de volzin aanduiden We onderscheiden: nominatief (eerste naamval), genetief (tweede naamval), datief (derde naamval), accusatief (vierde naamval), vocatief (vijfde naamval), locatief (zesde of zevende naamval), instrumentalis (zevende naamval), absolutief en ergatief.
Synoniem: casus.
Bijvoorbeeld: `de` is de eerste naamval (nominatief), `des` is de tweede naamval (genetief)

Naamkunde
Het wetenschappelijk onderzoek van eigennamen Ook onomastiek genoemd.
De leer van de wetten of regels der nomenclatuur.

Naamdicht
Zie bij acrostichon

Nevenschikking
Zie bij parataxis

Nevenschikkend
Woorden, woordgroepen of zinnen met gelijke waarde verbindend

Nevengeschikt
Als gelijke naast elkaar gesteld

Neutris generis
Van het onzijdig geslacht

Neutrum
Overgenomen van het Latijnse neutrum (geen van beide).

Neutraliseren
De onderscheidende waarde ontnemen aan fonemen in bepaalde posities

Neusklank
Een nasaal

Neolatijn
Het Latijn van de humanisten, sedert ± 1400 in gebruik

Neologisme
Een taalnieuwigheid Afgeleid van het Griekse neô (nieuw) en lôgôs (woord) Vooral impressionisten, zoals Couperus, trachtten nieuwe woorden te maken Zie calembour Zie de site van Van Dale voor een signalering over 2003

Nenia
Een lijkzang, een treurdicht Zie elegie

Negatie
Een ontkenning; een ontkennend woord; een ontkennende zin

Nederduits
De oorspronkelijke naam voor Nederlands

Neerlandistiek
De wetenschap die zich bezighoudt met de Nederlandse taal- en letterkunde

Nominaal
Naamwoordelijk

Nominaliseren
Het tot een naamwoord maken door het in de infinitiefvorm te zetten en te laten voorafgaan door `het`

Nom de Plume
Een pseudoniem; een schuilnaam

Nomen
Een naamwoord

Nomen actionis
Een substantief dat een handeling noemt.
Bijvoorbeeld: `wandeling`

Nomen agentis
Een substantief dat degene noemt die een handeling verricht.
Bijvoorbeeld: `wandelaar`

Nomenclator
Een lijst of woordenboek van namen of vaktermen met hun betekenis

Nomenclatuur
Het geheel van vaste regels waarnaar de namen in een vak van wetenschap worden gegeven en ook de aldus vastgestelde namen als stelsel

No
De oudste Japanse toneelvorm, met weinig actie, maar een grote poëtische en emotionele lading Het drama is vrijwel volledig verinnerlijkt De belangrijkste schrijver van No-spelen is Seami (of: Zeami) Motokiyo (1363-1443)

Nominatief
(Nominatief, Nominativus) De eerste naamval; de subjectsvorm

Nominativus
(Nominatief, Nominativus) De eerste naamval; de subjectsvorm

Nominativus cum infinitivo
Een in het passivum gezette accusativus cum infinitivo

Nomos
Een melodie of lied, gezongen en gespeeld ter gelegenheid van een godsdienstig feest De gebruikte instrumenten waren een citer of een fluit De instrumentale nomos heet auletische nomos

Nouveau roman
De experimentele romanvorm, gekenmerkt door het overheersen van het motief van de vervreemding, door de objectieve beschrijving van een wereld met eigen wetten, door de afwezigheid van een herkenbare intrige, afkeer van psychologie en door experimenten met de taal

Novelle
Een episch verhaal van een gebeurtenis die een wending in het levenslot van de hoofdpersoon brengt Ze beweegt zich in één kring en heeft één enkele handeling Deze komt vooral voor in de nieuwere tijd, maar kent ook oude voorbeelden.
Bijvoorbeeld: Orpheus in de dessa (1902) van Augusta de Wit of de novellen-bundel De Wingerdrank (1937) van F Bordewijk.
De novelle kan worden opgenomen in een groter geheel, zie daarvoor bij de raamvertelling

Numerus
Het aantal met betrekking tot de werkwoordsvorm: singularis (enkelvoud), pluralis (meervoud) en dualis (tweevoud).
De benaming voor maat en ritme in de klassieke literatuur Zie metrum en clausula.

Numerale
Een telwoord We kennen het cardinalium (hoofdtelwoord) en het ordinalium (rangtelwoord)

Nultrap
De fase in een ablautreeks waarbij de ablautende vocaal niet aanwezig is Vergelijk met rekkingstrap

Nucleas
De kern van een lettergreep, vrijwel altijd een vocaal

Nulmorfeem
Een morfeem dat op grond van de betekenis van een woord aanwezig verondersteld kan worden, al is het in de vorm niet meer terug te vinden.
Bijvoorbeeld: `goed` is nulmorfeem in `beter`

Obelisk
Het teken dat bij oude manuscripten wordt gebruikt om aan te duiden dat een woord of passage verdacht of onecht is

Obiectio
De opsomming van argumenten tegen een bepaald voorstel in een redevoering Overgenomen van het Latijnse obiectio (tegenwerping)

Object
Een voorwerp Men onderscheidt: direct object (lijdend voorwerp) en indirect object (meewerkend (of belanghebbend) voorwerp)

Objectie
Een tegenwerping Afgeleid van het Latijnse obiectio (tegenwerping)

Objectsaccusativus
Het object van een accusativus cum infinitivo

Objectsverwisseling
De verwisseling van het oorspronkelijke object bij een werkwoord door een ander object (dat, naar de betekenis, lokaal, causaal of temporeel met het oorspronkelijke is verbonden) Het is een vorm van metonymia.
Bijvoorbeeld: `een glas uitdrinken` voor `de melk uitdrinken`

Objecttaal
De taal als voorwerp van beschouwing, waarover met de metataal gesproken of geschreven wordt

Obligatoire transformaties
De transformaties die op bepaalde takenreeksen in de structuurbeschrijving van een zin moeten worden toegepast.
Antoniem: optionele transformaties

Oblique
Een naamval waarin een nomen verbogen wordt Ook casus obliquus genoemd

Obliquus
Verbogen; indirect

Obscuritas
Onverstaanbaarheid, bijvoorbeeld door een overdreven gebruik van brevitas Vandaar het gezegde: `brevis esse laboro, obscurus fio` (wanneer ik mij inspan om kort te zijn, word ik onduidelijk)

Obsecratie
Het zweren bij iets dat afwezig is Ook obtestatie genoemd

Obstruent
Een medeklinker die wordt geproduceerd met sterke vernauwing of afsluiting van het spreekkanaal.
Bijvoorbeeld: de `m`

Obtestatie
Het zweren bij iets dat afwezig is Ook obtestatie genoemd

Occlusief
Een medeklinker die gevormd wordt doordat de tong de luchtkolom tegen één of ander punt tijdelijk afsluit en ze dan met een lichte ontploffing weer doorlaat.
Synoniem: explosief Antoniem: fricatief.
Bijvoorbeeld: `p`, `b` (labiaal), `t`, `d` (dentaal), `k`, `g` (velaar), `m`, `n` (nasaal)

Occasioneel
Gebonden aan een bepaald verband.
Antoniem: usueel

Occupatio
Het stijlmiddel waarbij de spreker mogelijke tegenwerpingen probeert te voorkomen

Octaaf
Twee kwatrijnen van een sonnet.
Een ottava rima.

Octameter
Een achtvoetig vers Ook octonarius genoemd

Octet
Een achtregelige strofe

Octonarius
Een achtvoetig vers Ook octameter genoemd

Octosyllabe
Een achtlettergrepig woord.
Een achtlettergrepig vers.
Een achtlettergrepige versregel.

Ode
Een gedicht waarin een verheven onderwerp wordt bezongen Ook lofdicht genoemd Zie ook dithyrambe Afgeleid van het Griekse ôidê (lied, gezang)

Officia oratoris
De plichten van de redenaar Zie De vijf fasen van de retorica

Ogam
Het Oudiers alfabet.
Zie deze site voor meer informatie

Oictros
Het opwekken van medegevoel of vergeving in een rede

Omissie
Een weglating

Omphalos
De kern van een epinikion, vaak slechts zijdelings betrekking hebbend op de overwinning die beschreven werd Het was meer een episch-lyrisch gegeven, waarbij de dichter het mytische onderwerp volgend eigen visie behandelde, zodat het toch weer lyrisch werd Dit gedeelte wordt ook antistrofe genoemd

Omega
De laatste letter van het Griekse alfabet: `O`.
Zie het volledige Griekse alfabet op deze pagina

Ominatio
Een onheilsprofetie

Onbepaald lidwoord
Het lidwoord dat te kennen geeft dat met het volgende substantief een niet-bepaalde zelfstandigheid wordt bedoeld: `een`

Onbepaalde wijs
De naamwoordelijke vorm van het werkwoord, die de toestand of de handeling in het algemeen uitdrukt, zonder de personen of het getal te bepalen Ook infinitief genoemd

Ondicht
Proza

Onedismus
Het vermanen van iemand als ondankbaar of goddeloos in een rede

Onomasiologie
De leer van de verschillende namen die er voor één begrip zijn

Onomatopee
Een woordvorming door klanknabootsing, waarbij de uitspraak aan de betekenis doet denken.
Bijvoorbeeld: de vogel `koekoek` dankt zijn naam aan het geluid dat hij voortbrengt

Onovergankelijk
Geen direct object bij zich hebbend.
Synoniem: intransitief

Onpersoonlijk
De eigenschap van een werkwoord dat slechts in de derde persoon voorkomt Ook impersonale en incorporeel genoemd.
Bijvoorbeeld: `regenen`

Onproductief
De eigenschap van woordvormingsregels en dergelijke die niet meer spontaan te gebruiken zijn voor het vormen van nieuwe woorden

Ontkenning
Zie bij negatie

Ontronden
Het uitspreken van een geronde vocaal zonder de lippen te ronden Ook delabialiseren genoemd

Ontwikkelingsroman
De romanvorm waarbij de innerlijke groei van een personage wordt beschreven via psychologische analyse

Oosterse roman
De hoofse roman waarin Oosterse elementen verwerkt zijn Deze vorm ontstond onder invloed van de kruistochten Ook Byzantijnse roman genoemd.
Bijvoorbeeld: Floris ende Blancefloer

Opeenstapeling
Een epizeuxis

Opperlands
Het beschouwen van Nederlands zonder waarde te hechten aan de betekenis van de woorden, maar veeleer om genot te onttrekken aan de vorm van de taal Battus was degene die het handboek opstelde voor de Opperlandicus: `Opperlandse taal- & letterkunde` Van hem is dan ook de Opperlandse grondwet: `Wat kan dat mag, en wat niet kan dat mag helemaal.`

Optatie
De stijlfiguur waarbij een redenaar op hartstochtelijke wijze een wens uitspreekt

Optatief
(Optatief, Optativus) De wensende modus.
Bijvoorbeeld: `Dat hij kome.`

Optativus
(Optatief, Optativus) De wensende modus.
Bijvoorbeeld: `Dat hij kome.`

Optionele transformatie
Een transformatie die niet verplicht is.
Antoniem: obligatoire transformatie

Oraal
Een klank gerealiseerd met een afgesloten neusholte.
Antoniem: nasaal

Oraculum
Het citeren van geboden van de goden in een (juridische) rede