MorfonologieDe leer van de klankvorm van morfemen
MouillerenHet verzacht uitspreken met behulp van een bijklank, in het bijzonder de `j`
Muzikaal accentDe onderscheiding tussen woordklanken naar de toonhoogte Vergelijk met temporeel en dynamisch accent
MutatieDe wijziging van een klinker onder de invloed van de klankkleur van de volgende lettergreep, umlaut of inductie Afgeleid van het Latijnse mutans (veranderend)
MutatiefEen werkwoord dat het overgaan van de ene toestand in de andere uitdrukt Afgeleid van het Latijnse mutans (veranderend).
Bijvoorbeeld: `inslapen`
MutantEen foneem dat in de plaats van een ander treedt Ook wisselklank genoemd Afgeleid van het Latijnse mutans (veranderend)
MutaeDe stemloze medeklinkers: `b`, `d`, `k`, `p` en `t` Afgeleid van het Latijnse mutus (stom)
MycterismusDe spot drijven met een tegenstander, begeleid door gebaren Vergelijk hypocrisis
MysteriespelEen middeleeuws religieus drama, dat bijbelse taferelen of episoden uit het leven van heiligen ten tonele bracht Er zijn twee Nederlandse mysteriespelen bekend: de Eerste en de Sevenste bliscap van Maria, waarvan het onderwerp respectievelijk de aankondiging van Jezus` geboorte en de hemelvaart van Maria zijn
MytheEen episch verhaal waarin de primitieve mens onbegrepen natuurgebeuren poogt te verklaren door het toe te schrijven aan hogere machten Afgeleid van het Griekse muthôs (gesproken woord).
Bijvoorbeeld: de wisseling der jaargetijden werd verklaard als strijd tussen de goede (zomer) en de kwade macht (winter), donder en bliksem als afkomstig van een over de wolken rijdende god
NasaalEen occlusieve medeklinker waarbij de lucht door de neus ontsnapt: `n`, `ng` en `m`.
Antoniem: oraal
NarratieHet onderdeel van een rede waarin de feiten worden uiteengezet.
Zie meer informatie over de indeling van een klassieke op de pagina over Ordening
NaamwoordEen woord dat een persoon of zaak noemt, bepaalt of aanduidt Men onderscheidt: substantief (zelfstandig naamwoord) en adjectief (bijvoeglijk naamwoord)
NaamvalElk der (buigings)vormen van een (voornaam)woord die zijn betrekking tot andere woorden in de volzin aanduiden We onderscheiden: nominatief (eerste naamval), genetief (tweede naamval), datief (derde naamval), accusatief (vierde naamval), vocatief (vijfde naamval), locatief (zesde of zevende naamval), instrumentalis (zevende naamval), absolutief en ergatief.
Synoniem: casus.
Bijvoorbeeld: `de` is de eerste naamval (nominatief), `des` is de tweede naamval (genetief)
NaamkundeHet wetenschappelijk onderzoek van eigennamen Ook onomastiek genoemd.
De leer van de wetten of regels der nomenclatuur.
NaamdichtZie bij
acrostichon
NevenschikkingZie bij
parataxis
NevenschikkendWoorden, woordgroepen of zinnen met gelijke waarde verbindend
NevengeschiktAls gelijke naast elkaar gesteld
Neutris generisVan het onzijdig geslacht
NeutrumOvergenomen van het Latijnse neutrum (geen van beide).
NeutraliserenDe onderscheidende waarde ontnemen aan fonemen in bepaalde posities
NeusklankEen nasaal
NeolatijnHet Latijn van de humanisten, sedert ± 1400 in gebruik
NeologismeEen taalnieuwigheid Afgeleid van het Griekse neô (nieuw) en lôgôs (woord) Vooral impressionisten, zoals Couperus, trachtten nieuwe woorden te maken Zie calembour Zie de site van Van Dale voor een signalering over 2003
NeniaEen lijkzang, een treurdicht Zie elegie
NegatieEen ontkenning; een ontkennend woord; een ontkennende zin
NederduitsDe oorspronkelijke naam voor Nederlands
NeerlandistiekDe wetenschap die zich bezighoudt met de Nederlandse taal- en letterkunde
NominaalNaamwoordelijk
NominaliserenHet tot een naamwoord maken door het in de infinitiefvorm te zetten en te laten voorafgaan door `het`
Nom de PlumeEen pseudoniem; een schuilnaam
NomenEen naamwoord
Nomen actionisEen substantief dat een handeling noemt.
Bijvoorbeeld: `wandeling`
Nomen agentisEen substantief dat degene noemt die een handeling verricht.
Bijvoorbeeld: `wandelaar`
NomenclatorEen lijst of woordenboek van namen of vaktermen met hun betekenis
NomenclatuurHet geheel van vaste regels waarnaar de namen in een vak van wetenschap worden gegeven en ook de aldus vastgestelde namen als stelsel
NoDe oudste Japanse toneelvorm, met weinig actie, maar een grote poëtische en emotionele lading Het drama is vrijwel volledig verinnerlijkt De belangrijkste schrijver van No-spelen is Seami (of: Zeami) Motokiyo (1363-1443)
Nominatief(Nominatief, Nominativus) De eerste naamval; de subjectsvorm
Nominativus(Nominatief, Nominativus) De eerste naamval; de subjectsvorm
Nominativus cum infinitivoEen in het passivum gezette accusativus cum infinitivo
NomosEen melodie of lied, gezongen en gespeeld ter gelegenheid van een godsdienstig feest De gebruikte instrumenten waren een citer of een fluit De instrumentale nomos heet auletische nomos
Nouveau romanDe experimentele romanvorm, gekenmerkt door het overheersen van het motief van de vervreemding, door de objectieve beschrijving van een wereld met eigen wetten, door de afwezigheid van een herkenbare intrige, afkeer van psychologie en door experimenten met de taal
NovelleEen episch verhaal van een gebeurtenis die een wending in het levenslot van de hoofdpersoon brengt Ze beweegt zich in één kring en heeft één enkele handeling Deze komt vooral voor in de nieuwere tijd, maar kent ook oude voorbeelden.
Bijvoorbeeld: Orpheus in de dessa (1902) van Augusta de Wit of de novellen-bundel De Wingerdrank (1937) van F Bordewijk.
De novelle kan worden opgenomen in een groter geheel, zie daarvoor bij de raamvertelling
NumerusHet aantal met betrekking tot de werkwoordsvorm: singularis (enkelvoud), pluralis (meervoud) en dualis (tweevoud).
De benaming voor maat en ritme in de klassieke literatuur Zie metrum en clausula.
NumeraleEen telwoord We kennen het cardinalium (hoofdtelwoord) en het ordinalium (rangtelwoord)
NultrapDe fase in een ablautreeks waarbij de ablautende vocaal niet aanwezig is Vergelijk met rekkingstrap
NucleasDe kern van een lettergreep, vrijwel altijd een vocaal
NulmorfeemEen morfeem dat op grond van de betekenis van een woord aanwezig verondersteld kan worden, al is het in de vorm niet meer terug te vinden.
Bijvoorbeeld: `goed` is nulmorfeem in `beter`
ObeliskHet teken dat bij oude manuscripten wordt gebruikt om aan te duiden dat een woord of passage verdacht of onecht is
ObiectioDe opsomming van argumenten tegen een bepaald voorstel in een redevoering Overgenomen van het Latijnse obiectio (tegenwerping)
ObjectEen voorwerp Men onderscheidt: direct object (lijdend voorwerp) en indirect object (meewerkend (of belanghebbend) voorwerp)
ObjectieEen tegenwerping Afgeleid van het Latijnse obiectio (tegenwerping)
ObjectsaccusativusHet object van een accusativus cum infinitivo
ObjectsverwisselingDe verwisseling van het oorspronkelijke object bij een werkwoord door een ander object (dat, naar de betekenis, lokaal, causaal of temporeel met het oorspronkelijke is verbonden) Het is een vorm van metonymia.
Bijvoorbeeld: `een glas uitdrinken` voor `de melk uitdrinken`
ObjecttaalDe taal als voorwerp van beschouwing, waarover met de metataal gesproken of geschreven wordt
Obligatoire transformatiesDe transformaties die op bepaalde takenreeksen in de structuurbeschrijving van een zin moeten worden toegepast.
Antoniem: optionele transformaties
ObliqueEen naamval waarin een nomen verbogen wordt Ook casus obliquus genoemd
ObliquusVerbogen; indirect
ObscuritasOnverstaanbaarheid, bijvoorbeeld door een overdreven gebruik van brevitas Vandaar het gezegde: `brevis esse laboro, obscurus fio` (wanneer ik mij inspan om kort te zijn, word ik onduidelijk)
ObsecratieHet zweren bij iets dat afwezig is Ook obtestatie genoemd
ObstruentEen medeklinker die wordt geproduceerd met sterke vernauwing of afsluiting van het spreekkanaal.
Bijvoorbeeld: de `m`
ObtestatieHet zweren bij iets dat afwezig is Ook obtestatie genoemd
OcclusiefEen medeklinker die gevormd wordt doordat de tong de luchtkolom tegen één of ander punt tijdelijk afsluit en ze dan met een lichte ontploffing weer doorlaat.
Synoniem: explosief Antoniem: fricatief.
Bijvoorbeeld: `p`, `b` (labiaal), `t`, `d` (dentaal), `k`, `g` (velaar), `m`, `n` (nasaal)
OccasioneelGebonden aan een bepaald verband.
Antoniem: usueel
OccupatioHet stijlmiddel waarbij de spreker mogelijke tegenwerpingen probeert te voorkomen
OctaafTwee kwatrijnen van een sonnet.
Een ottava rima.
OctameterEen achtvoetig vers Ook octonarius genoemd
OctetEen achtregelige strofe
OctonariusEen achtvoetig vers Ook octameter genoemd
OctosyllabeEen achtlettergrepig woord.
Een achtlettergrepig vers.
Een achtlettergrepige versregel.
OdeEen gedicht waarin een verheven onderwerp wordt bezongen Ook lofdicht genoemd Zie ook dithyrambe Afgeleid van het Griekse ôidê (lied, gezang)
Officia oratorisDe plichten van de redenaar Zie De vijf fasen van de retorica
OgamHet Oudiers alfabet.
Zie deze site voor meer informatie
OictrosHet opwekken van medegevoel of vergeving in een rede
OmissieEen weglating
OmphalosDe kern van een epinikion, vaak slechts zijdelings betrekking hebbend op de overwinning die beschreven werd Het was meer een episch-lyrisch gegeven, waarbij de dichter het mytische onderwerp volgend eigen visie behandelde, zodat het toch weer lyrisch werd Dit gedeelte wordt ook antistrofe genoemd
OmegaDe laatste letter van het Griekse alfabet: `O`.
Zie het volledige Griekse alfabet op deze pagina
OminatioEen onheilsprofetie
Onbepaald lidwoordHet lidwoord dat te kennen geeft dat met het volgende substantief een niet-bepaalde zelfstandigheid wordt bedoeld: `een`
Onbepaalde wijsDe naamwoordelijke vorm van het werkwoord, die de toestand of de handeling in het algemeen uitdrukt, zonder de personen of het getal te bepalen Ook infinitief genoemd
OndichtProza
OnedismusHet vermanen van iemand als ondankbaar of goddeloos in een rede
OnomasiologieDe leer van de verschillende namen die er voor één begrip zijn
OnomatopeeEen woordvorming door klanknabootsing, waarbij de uitspraak aan de betekenis doet denken.
Bijvoorbeeld: de vogel `koekoek` dankt zijn naam aan het geluid dat hij voortbrengt
OnovergankelijkGeen direct object bij zich hebbend.
Synoniem: intransitief
OnpersoonlijkDe eigenschap van een werkwoord dat slechts in de derde persoon voorkomt Ook impersonale en incorporeel genoemd.
Bijvoorbeeld: `regenen`
OnproductiefDe eigenschap van woordvormingsregels en dergelijke die niet meer spontaan te gebruiken zijn voor het vormen van nieuwe woorden
OntkenningZie bij
negatie
OntrondenHet uitspreken van een geronde vocaal zonder de lippen te ronden Ook delabialiseren genoemd
OntwikkelingsromanDe romanvorm waarbij de innerlijke groei van een personage wordt beschreven via psychologische analyse
Oosterse romanDe hoofse roman waarin Oosterse elementen verwerkt zijn Deze vorm ontstond onder invloed van de kruistochten Ook Byzantijnse roman genoemd.
Bijvoorbeeld: Floris ende Blancefloer
OpeenstapelingEen epizeuxis
OpperlandsHet beschouwen van Nederlands zonder waarde te hechten aan de betekenis van de woorden, maar veeleer om genot te onttrekken aan de vorm van de taal Battus was degene die het handboek opstelde voor de Opperlandicus: `Opperlandse taal- & letterkunde` Van hem is dan ook de Opperlandse grondwet: `Wat kan dat mag, en wat niet kan dat mag helemaal.`
OptatieDe stijlfiguur waarbij een redenaar op hartstochtelijke wijze een wens uitspreekt
Optatief(Optatief, Optativus) De wensende modus.
Bijvoorbeeld: `Dat hij kome.`
Optativus(Optatief, Optativus) De wensende modus.
Bijvoorbeeld: `Dat hij kome.`
Optionele transformatieEen transformatie die niet verplicht is.
Antoniem: obligatoire transformatie
OraalEen klank gerealiseerd met een afgesloten neusholte.
Antoniem: nasaal
OraculumHet citeren van geboden van de goden in een (juridische) rede