Natuurinformatie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716
Hoogste springer
De poema is de hoogste springer
Hij springt vanaf de grond in een keer 5,4 meter hoog ij een boom. Dat is ongeveer even hoog als naar de tweede verdieping van een huis.
Hoogste vlieger
De Indische gans is kampioen hoogvliegen
Tijdens zijn trek over de Himalaya vliegt hij op 9 kilometer hoogte over de bergtoppen.
De gier is ook een hoogvlieger
Zwevend op opstijgende warme lucht cirkelt de gier omhoog. Maar hij komt lang niet zo hoog als de Indische gans: `slechts` 6 kilometer.
Postduiven halen een hoogte van 600 meter
De struisvogel komt helemaal niet de lucht in
Struisvogels zijn loopvogels die met beide benen op de grond blijven. Met hun gespierde poten kunnen ze erg hard rennen. Maar hun vleugels zijn te klein en hun lichaam is te zwaar om de lucht in te komen.
Hooiwagens
Wetenschappelijke naam: Opiliones, Phalangida (orde binnen de Spinachtigen, Arachnida)
Hooiwagens behoren tot de Geleedpotigen (Arthropoda). Het zijn spinachtigen (Arachnida) waarvan het kopborststuk en het achterlijf één geheel vormt. Ze hebben meestal zeer lange, dunne poten. Hooiwagens maken geen web. Het zijn bodembewonende roofdieren.
hoornratelslang
De hoornratelslang wordt in het Engels sidewinder genoemd. Dit heeft te maken met de zijdelingse manier waarop hij zich voortbeweegt. Daarbij laat hij een kenmerkend spoor in het zand achter. Het is voornamelijk een nachtdier, overdag verbergt hij zich in een hol.
Wetensch. naam: Crotalus cerastes
Engelse naam: sidewinder
Verspreiding: Zuidwesten van de Verenigde Staten
Voedsel: knaagdieren, hagedissen
Lengte: 45 - 80 cm
Status: algemeen
Hoornse Bos
Het tweede grote stuk bos `om oost` is het Hoornse Bos, dat zich uitstrekt van direct ten noorden van Hoorn tot aan de zeereep aan het Noordzeestrand. In 1922 begon de aanplant. Nadat men in de westerse bossen had geleerd dat pure naaldbossen niet goed zijn, werd, in navolging van het Formerumer Bos, een deels naaldbos deels gemengd bos aangelegd. Er is geen Terschellinger bos wat zo dicht achter zeereep ligt. De gevolgen zijn dan ook zichtbaar.
De vegetatie en het vogelbestand komen overeen met die van het Formerumer Bos. Hier en daar zijn nog resten van de vroegere duinvegetatie te vinden als: struikhei en kraaihei op droge plekken en dophei op vochtiger plekken.
Met het noordelijk deel, pal achter de zeereep, is iets bijzonders aan de hand. De zeereep is er sinds de aanplant door afslag meer dan 200 meter landinwaarts geschoven, waardoor de invloed van de zeewind op het bos steeds groter is geworden. Ondanks de brede loofhoutsingel van onder andere els, berk en eik heeft het bos het zwaar te verduren.
De houtsingel geeft een heel mooi beeld van de moeilijke omstandigheden: de eerste rij boompjes zijn laag en armetierig, de tweede heeft al iets beschutting en zien er iets beter uit enzovoort. Er is sprake van een oplopend kronendak.
De vallei die er eertijds tussen het bos en de zeereep lag is verdwenen, en daarmee de vroegere afwateringssloot van het gebied. Het noordelijk deel van het bos is daarom, onbedoeld, erg vochtig.
Onder andere in het Hoornse Bos zijn nog restanten te vinden van vroegere turfdôbbes.
hop
De hop heeft een kuif die hij als een waaier omhoog zet als hij opgewonden of net geland is. Vliegend lijkt hij met zijn zwart-witte vleugels op een enorme vlinder: hij maakt krachtige slagen afgewisseld met glijvluchten.
De hop zoekt zijn voedsel (vooral insecten) vooral op de grond door met zijn lange gebogen snavel in de aarde of mest te prikken. Hun nest houden hoppen verre van netjes, wat ze de bijnaam `stinkhaan` heeft opgeleverd. Mogelijk houdt de stank ook belagers op afstand. De naam `hop` komt van de roep van het mannetje: `hoep-hoep-hoep`.
Andere namen: stinkhaan
Wetensch. naam: Upupa epops
Engelse naam: hoopoe
Verspreiding: Europa, Azië, Afrika, Madagaskar
Voedsel: insecten, wormen, slakken, spinnen
Lengte: 25 - 29 cm, spanwijdte 42 - 46 cm
Gewicht: 75 gram
Status: algemeen
Horen en geluid
Je gebruikt je oren de hele dag. Je belt met vriend of vriendin, luistert naar je iPod en springt opzij voor een toeterende auto. Hoe belangrijk je oren zijn, besef je eigenlijk pas als je het geluid weg haalt. Steek je vingers maar eens in je oren om te ervaren hoe het is om te leven in een wereld zonder geluid. Maar wat is geluid eigenlijk? Hoe kun je het horen? Wat zijn de gevolgen van gehoorbeschadiging en hoe klinkt dat? Hoe kun je je oren voor de gek houden? En hoe horen dieren? Plug je oortelefoontjes maar in en begin!
Horsmakreel
Horsmakrelen kunnen 60 cm lang worden. Ze brengen de winter door in de kustwateren van de Britse eilanden tot West-Afrika en in de Middellandse Zee. In het voorjaar en de zomer zwemmen grote scholen horsmakrelen de zuidelijke Noordzee binnen om te paaien. Na het paaien verspreiden ze zich over het hele Noordzee-gebied. Overdag jagen ze in grote scholen op kleine zeedieren in de oppervlakkige waterlagen. `s Nachts verspreiden ze zich en zakken ze af naar de zeebodem.
Verspreiding van horsmakreel
De ontwikkeling van de horsmakreel-bestanden
Namen: Ned: Horsmakreel (hors, marsbanker, noordewind, poer, poor) Lat: Trachurus trachurus Eng: Scad (horse makerel, saurel, rough scad)Dui: Stöcker (Holzmakrele, Bastardmakrele) Fra: Chinchard (chinchard commun) Dan: Hestemakrel
Hou jezelf in evenwicht
Een mens blijft niet vanzelf rechtop staan. Integendeel, je moet er moeite voor doen: je moet voortdurend je evenwicht bewaren. Als je te ver naar voren of naar achteren leunt val je namelijk om. Om te voorkomen dat je valt, span je de spieren in je dijen of kuiten. Of je stapt even naar voren of opzij.
Hoe blijf je in evenwicht?
Het evenwichtsorgaan in je oor, je ogen en zintuigen in je spieren en gewrichten en zorgen er samen voor dat je hersenen weten in welke houding je staat. Je hersenen controleren voortdurend de stand en de bewegingen van je hoofd en lichaam. Het evenwichtsorgaan zit in je binnenoor en is heel gevoelig voor bewegingen. Er zitten haartjes in die alle veranderingen in de stand van je hoofd voortdurend in de gaten houden: bijvoorbeeld of je je bukt of met je hoofd schudt. Deze informatie wordt naar de hersenen doorgestuurd. Maar ook je ogen en speciale zintuigen in je spieren verzamelen informatie over de bewegingen van je lichaam en over verandering van houding. De zintuigen in je spieren meten de spierspanning. Deze informatie wordt ook weer doorgestuurd naar de hersenen. Je hersenen verzamelen alle informatie van het evenwichtsorgaan, de ogen en de spieren en bepalen daarna wat er gedaan moet worden. Zenuwsignalen zijn de telefoonlijnen die al deze informatie doorgeven. Door signalen naar de spieren te sturen bepalen de hersenen vervolgens je lichaamshouding. Je evenwichtsgevoel kan ook verstoord raken. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als je ziek bent, heel erg moe of als je te veel gedronken hebt.
Houding van de gorilla
De natuurlijke houding van de gorilla is met zijn vier poten op de grond. Lopen doen gorilla`s op hun achterpoten en op de knokkels van hun handen. Deze voortbewegingswijze wordt `knuckle walking` ofwel `knokkellopen` genoemd.
Dit is de natuurlijke houding van de gorilla.
Niet rechtop lopen
Gorilla`s kunnen niet rechtop lopen zoals een mens. Een gorilla staat alleen rechtop als hij om zich heen kijkt of naar voedsel reikt. Ook als hij in een boom wil klimmen moet hij zich eerst oprichten.
Als ze staan zijn gorilla`s topzwaar, vanwege de enorme omvang van hun bovenlijf. Om te voorkomen dat ze hun evenwicht verliezen en omvallen houden ze zich vaak vast aan een tak.
Het bekken van een gorilla is anders gebouwd dan dat van de mens. De dijbenen zijn ook korter en kunnen niet helemaal recht onder het lichaam worden geplaatst. Rechtop lopen is daardoor fysiek onmogelijk.
Mannetjes staan ook even rechtop als ze op hun borst trommelen om te imponeren. Door films als King Kong, strips van Tarzan en populaire tekeningen is deze houding een eigen leven gaan leiden, met als gevolg dat veel mensen denken dat de imponeerhouding de standaard houding is van de gorilla. Vroeger werden gorilla`s ook in musea in deze houding opgezet. Gorilla in een onnatuurlijke houding.
Chimpansees lopen soms een stukje rechtop
Ook chimpansees lopen op de knokkels van hun handen. Maar anders dan gorilla`s kunnen ze korte stukjes op hun achterpoten lopen. Vooral de bonobo, de dwergchimpansee, is daar goed in.
houtduif
Dit is de grootste en talrijkste duif in Europa. De houtduif broedt in bossen, maar heeft als zaadeter vooral geprofiteerd van de landbouw.
Het mannetje en het vrouwtje hebben het zelfde verenkleed met metaal-groene veren in de nek en een kenmerkende witte halsvlek. De mannetjes voeren een baltsvlucht uit waarbij ze met de vleugels klapperen. Het vrouwtje legt 1 tot 2 eieren. Beide ouders zorgen voor de jongen.
Wetensch. naam: Columba palumbus
Engelse naam: wood pigeon
Verspreiding: Europa, Azië, Noord-Afrika
Voedsel: vruchten en zaden
Lengte: 40 - 45 cm, spanwijdte 75 - 80 cm
Gewicht: 275 - 700 gram
Houtduif
Wetenschappelijke naam: Columba palumbus
Aantal broedparen in Nederland: 400.000-500.000 (1998-2000)
Biotoop: bossige streken nabij open gebieden
Geluid: Houtduif
Houtskool
Houtskool is verkoold hout. De naam is afgeleid van het Latijnse `carbo`, dat koolstof betekent. Houtskool kan als brandstof gebruikt worden maar ook om te tekenen. Houtskool
Kleur Houtskool heeft een diepzwarte kleur.
Herkomst
Het pigment kan gewonnen worden uit bomen, struiken en andere houtige planten.
Productie
Bij het verbranden van hout wordt 70% van de organische stof verbrand, 30% blijft over als houtskool (element C = carbon). Bij het verkolen is het belangrijk dat weinig zuurstof wordt toegelaten: hoe meer zuurstof wordt toegelaten, hoe meer organische stof verbrandt, dus hoe lager het aandeel koolstof dat overblijft. Na het verkolen wordt houtskool tot poeder vermalen. Dit poeder vermengt men vervolgens met olie of water om verf te krijgen. Houtskool is echter ook direct te gebruiken om te tekenen.
Houtsnip
Houtsnippen zijn de enige Midden-Europese steltlopers die in het bos wonen. Ze leven voornamelijk in loofbossen en gemengde bossen. In augustus en september gaan veel houtsnippen op de trek richting het zuiden en westen van Europa. Een klein aantal blijft in Nederland overwinteren. Houtsnippen eten vooral dierlijk voedsel dat ze met hun grote snavel uit de bodem pikken. De vogels die in strenge winters niet ver genoeg naar het zuiden kunnen trekken komen om als de bosbodem bevroren raakt.
Namen: Ned: Houtsnip Eng: Woodcock Fra: Bécasse des boisDui: Waldschnepfe Dan: Skovsneppe Nor: Rugde Fries: Houtsnip Ital: Beccaccia Lat: Scolopax rusticola
Houtsnip
Wetenschappelijke naam: Scolopax rusticola
Aantal broedparen in Nederland: 2000-3000 (1998-2000)
Biotoop: grotere boscomplexen met open plekken en dichte ondergroei, vochtige humusrijke grond
Geluid: Houtsnip
Bron: Atlas van de Nederlandse Broedvogels, SOVON, 2002
Hudson-eekhoorn
De Hudson-eekhoorn wordt ook wel rode eekhoorn genoemd. Een verwarrende naam, want zo heet `onze` eekhoorn al. Deze soort is een slag kleiner dan onze rode eekhoorn en heeft veel kortere pluimen aan zijn oren.
Hoewel ze voornamelijk plantaardig voedsel eten, vangen Hudson-eekhoorns ook wel eens kleine dieren zoals jonge konijnen.
Er wordt soms op deze dieren gejaagd vanwege hun vacht. Men beschouwt deze dieren in de VS als schadelijk voor jonge aanplanten omdat ze vaak schors van jonge bomen afknagen. Eén ondersoort - de Mount Graham-eekhoorn - is ernstig bedreigd.
Andere namen: rode eekhoorn; Amerikaanse rode eekhoorn
Wetensch. naam: Tamiasciurus hudsonicus
Engelse naam: American red squirrel
Verspreiding: Noord-Amerika: van Alaska en Quebec tot Nieuw-Mexico
Voedsel: vooral zaden (van dennen) en noten
Lengte: 18 - 20 cm, staart 10 - 15 cm
Status: algemeen
Huia
Nog voordat de eerste Europeanen in 1642 in Nieuw-Zeeland arriveerden, werd er al op grote schaal jacht gemaakt op de huia Heteralocha acutirostris (Gould, 1836). De staartveren van deze vogel werden gebruikt in de traditionele dracht van de Maori`s, de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland. De huia is nooit algemeen geweest. De vogel kwam alleen voor in het zuidelijke deel van het Noordereiland. Het zal dan ook niemand verbazen dat de huia snel verdween, toen ook de Europeanen de jacht op hem openden.
Huia (mannetje).
Huia (vrouwtje). Populair bij verzamelaars
De populariteit die de huia genoot bij Europese verzamelaars was vooral het gevolg van het merkwaardige verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. De snavel van de vrouwtjes is twee keer langer dan die van de mannetjes. De korte snavel van de mannetjes diende hetzelfde doel als de snavel van spechten: oude bomen werden ermee opengehakt. De vrouwtjes gingen wat fijnzinniger te werk: hun snavels waren geschikt om insecten onder de bast van bomen los te peuteren. De insecten werden vervolgens onder de tenen van de huia geplet en verorberd. In de vorige eeuw, toen men gek was op allerlei rariteiten, mocht de huia niet in de collecties ontbreken. Alleen al in Nieuw-Zeeland zijn 119 museumexemplaren bewaard gebleven. Afgezien van deze verzamelwoede, kreeg de huia te maken met concurrentie van geïntroduceerde vogels, die allerlei ziektes droegen waartegen huia`s geen weerstand hadden. Ook de achteruitgang van de leefomgeving speelde een rol.
Huiskat
Wetenschappelijke naam: Felis sylvestris catus (= Felis domesticus) Behoort tot de Zoogdieren Roofdieren, Katachtigen Komt voor overal waar mensen voorkomen De kat is een soepele sluiper
De Huiskat stamt af van de Wilde kat (Felis sylvestris sylvestris). In zijn bouw en levenswijze zijn nog alle eigenschappen van de Wilde kat te zien.
De kat jaagt op kleine prooidieren, die verborgen leven of snel kunnen vluchten. Achtervolgen heeft dan weinig zin. De kat is een meester in de overvaltechniek: hij besluipt zijn prooi en trekt een korte, snelle sprint. Daarbij komt het aan op geduld, behendigheid en kracht.
huismuis
De huismuis is de meest bekende en meest verspreide muis. Het zijn in principe wilde dieren die zich graag in huizen ophouden, maar ze kunnen gemakkelijk tam gemaakt worden. Ze worden dan in verschillende kleuren gefokt en verkocht in dierenwinkels of in laboratoria gebruikt. Wilde huismuizen zijn altijd bruin, met een iets lichtere onderkant. Het zijn voornamelijk nachtdieren die goed kunnen klimmen.
Wetensch. naam: Mus musculus
Engelse naam: house mouse
Verspreiding: wereldwijd
Voedsel: granen, zaden
Lengte: 7 - 10 cm, staart 7 - 10 cm
Gewicht: 10 - 30 gram
Status: algemeen
huismus
huismus, vrouwtje © Wereld Natuur Fonds
De huismus is een van de meest bekende vogels ter wereld. Zijn naam wordt meestal afgekort tot mus. In Nederland komt nog een andere mussensoort voor: de ringmus, waarbij (anders dan de huismus) de mannetjes en vrouwtjes er hetzelfde uitzien. Van oorsprong komt de huismus uit Azië, maar ze hebben zich in navolging van de mens over de hele wereld verspreid. De weinig schuwe vogels houden zich graag op bij mensen omdat ze daar gemakkelijk wat etensresten kunnen meepikken en nestgelegenheid vinden onder dakpannen of andere holtes in huizen. De laatste tijd is hun aantal in veel steden en dorpen achteruitgegaan, waarschijnlijk doordat er minder broedgelegenheid is bij de huidige huizen. Maar ook omdat mensen minder snel broodkruimels strooien en door concurrentie met andere vogels die zich aan het stadsleven hebben aangepast.
Wetensch. naam: Passer domesticus
Engelse naam: house sparrow
Verspreiding: Europa, Azië, Afrika, Noord-Amerika
Voedsel: zaden, vruchten en andere plantenonderdelen
Lengte: 15 cm
Status: algemeen
Huismus
Wetenschappelijke naam: Passer domesticus
Aantal broedparen in Nederland: 500.000-1.000.000(1998-2000))
Biotoop: dorpen en steden
Geluid: Huismus
huisspin
Hoewel er meer spinnen van het geslacht Tegenaria zijn die `huisspin` genoemd worden, is dit de soort die het vaakst in huis en in schuurtjes wordt aangetroffen. Het is een forse bruine spin die snel kan lopen met zijn poten die ongeveer driemaal zo lang zijn als zijn lijf.
De huisspin behoort tot de trechterspinnen. Hij bouwt een trechtervormigweb van dicht opeen geweven draden, vaak in de hoek van een vertrek. Het web is een schuilplaats en niet bedoeld om insecten in te vangen: dat doet de huisspin lopend. Tijdens zijn nachtelijke rooftochten kan hij wel eens in een badkuip verzeild raken waar hij niet meer uitkomt.
Wetensch. naam: Tegenaria atrica
Engelse naam: house spider
Voedsel: insecten
Lengte: lichaamslengte: tot 18 mm (vrouwtje), mannetje tot 14 mm
Huisstofmijt
Huisstofmijt (Dermatophagoides pteronyssinus) eet van dode huid
De huisstofmijt is bleek en klein: slechts 0,3 mm lang. Haar uitwerpselen meten slechts 10 tot 40 µm (micrometer) (1 µm = 1-1000 mm).
Bij een relatieve vochtigheid onder 45 % kunnen stofmijten niet overleven, ze drogen gewoon uit. Daarom houden ze van warme matrassen: daar is immers veel vocht en voedsel. Ze eten huidschilfers van mensen. Gelukkig maken ze geen geluid, want anders zou je waarschijnlijk geen oog dicht doen. In één bed zitten soms meer dan 100 000 mijten.
Huisstofmijten zijn op zich niet schadelijk, maar hun uitwerpselen wel. Heel veel mensen zijn er allergisch voor.De allergische reacties veroorzaken jeukende ogen, een verstopte neus, een loopneus, huiduitslag of ademhalingsproblemen. Deze reacties verergeren meestal wanneer mensen in bed liggen of wanneer ze schoonmaken, omdat de uitwerpselen dan rondvliegen.
Om zoveel mogelijk van stofmijten verlost te worden, moet je elke dag je kamers luchten, de luchtvochtigheid laag houden en minstens één keer per week grondig schoonmaken.
huisvlieg
De huisvlieg is een overbekend en vaak lastig insect. Hij is donkergrijs met een aan de onderkant geelbruin achterlijf en heeft roodbruine ogen.
Deze vlieg heeft een stempelvormige zuigsnuit waarmee hij alleen vloeibaar voedsel kan opnemen. Vast voedsel maakt hij vloeibaar door ze in speeksel op te laten lossen: een voor ons onhygiënische eetgewoonte.
Het vrouwtjes legt 100 tot 150 eitjes die vaak al binnen 24 uur uitkomen. De geelwitte, pootloze larven (maden) groeien vooral op in mest maar ook in andere voedselbronnen zoals etensresten. In gunstige omstandigheden verpoppen ze zich binnen een week tot stevige roodbruine `tonnetjes`. Enkele dagen later kruipt daar een vlieg uit die al binnen 3 dagen geslachtsrijp is.
Andere namen: kamervlieg; gewone kamervlieg
Wetensch. naam: Musca domestica
Engelse naam: house fly
Verspreiding: wereldwijd
Voedsel: liefst voedselresten
Lengte: 6 - 9 mm
Huiszwaluw
Op Texel zijn huiszwaluwen vooral in het oude cultuurland te vinden. Een verschil met boerenzwaluwen is, dat de huiszwaluw niet in, maar aan gebouwen nestelt. Onder de daklijst maken ze een nest van klei. Vaak broeden ze in kolonies bij elkaar. In goede jaren kunnen er tientallen bijeen zitten. Na de broedtijd trekken alle zwaluwen naar Afrika, om in april-mei weer terug te keren.
De laatste jaren is het aantal huiszwaluwen flink achteruit gegaan Dit komt waarschijnlijk door veranderde landbouwmethoden, waardoor er veel minder insecten rond boerderijen voorkomen. Maar ook problemen in het overwinteringsgebied kunnen meespelen. Bovendien is het voor de vogels soms moeilijk om geschikt nestmateriaal te vinden. Ze hebben klei of modder nodig van precies de goede samenstelling. Bijna alle huiszwaluwen nestelen in de dorpen.
Namen: Ned: Huiszwaluw Eng: House Martin Fra: Hirondelle de fenêtreDui: Mehlschwalbe Ital: Balestruccio Lat: Delichon urbica
Huiszwaluw
Wetenschappelijke naam: Delichon urbica
Aantal broedparen in Nederland: 60.000-125.000 (1998-2000)
Biotoop: dorpen nabij open gebied
Geluid: Huiszwaluw
Huntington
De ziekte van Huntington gaat gepaard met afsterving van bepaalde hersengebieden en wordt gekenmerkt door drie symptomen: motorische problemen, gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen en dementie.
Motorische problemen
Vaak openbaart de ziekte zich het eerst door spierstijfheid en bewegingsarmoede, op een leeftijd na het dertigste jaar. De onwillekeurige, dansachtige bewegingen worden ook wel de chorea van Huntington genoemd - chorea is oud-Grieks voor dans. Daarnaast kunnen slik- en spraakstoornissen optreden.
Gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen
Onder de gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen vallen bijvoorbeeld wisselende stemmingen, irritaties en dwangmatig gedrag. In een later stadium kunnen wanen en psychoses ontstaan, agressie en verstandelijke achteruitgang.
Dementie Dementie is de verzamelnaam voor stoornissen waarbij de hogere verstandelijke vermogens achteruit gaan.
Erfelijke aandoening
De ziekte is een autosomaal dominante erfelijke aandoening: dit betekent dat ieder kind van een ouder met de ziekte van Huntington een kans van 50 procent heeft op het krijgen van de ziekte. Wanneer een grootouder de ziekte heeft en van de ouders is het nog niet bekend is de kans voor het (klein-)kind 25 procent. Als blijkt dat de ouders de ziekte niet onder de leden hebben dan krijgen de kleinkinderen de aandoening ook niet.
DNA-onderzoek zinvol
De snelle afsterving van hersencellen zorgt voor atrofie (verschrompeling) van de hersenen. In 1993 vonden wetenschappers het verantwoordelijke gen op chromosoom 4.
huzaaraap
De huzaaraap kan met zijn slanke lichaam en lange poten voor een aap bijzonder snel rennen. Het mannetje is een stuk groter en feller gekleurd dan het vrouwtje. Bovendien heeft hij een opvallend witte snor, waaraan ze de naam `huzaar` te danken hebben. Huzaarapen leven over het algemeen op open vlaktes in groepen van 6 tot 30 dieren.
Andere namen: patas
Wetensch. naam: Erythrocebus patas
Engelse naam: patas monkey
Verspreiding: West-Afrika tot Soedan, Oeganda en Noordwest-Kenia
Voedsel: gras, vruchten, zaden, bessen, paddestoelen
Lengte: kop-romp 60 - 90 cm, staart 70 cm
Gewicht: 10 - 13 kg (mannetje), vrouwtje 5 - 7 kg
Status: thans niet bedreigd
hyacinthara
De hyacinthara is de grootste papegaai. Hij heeft een prachtig, diep kobaltblauw verenkleed met sterk contrasterende gele ringen rond de ogen en de ondersnavel.
Door zijn spectaculaire uiterlijk is het een zeer geliefde soort voor verzamelaars. Geen wonder dat deze ara uiterst zeldzaam is geworden in het wild. Inmiddels is de jacht en handel op de deze en de meeste andere papegaaien streng verboden, maar de illegale vangst en handel blijft een behoorlijke bedreiging. Het Wereld Natuur Fonds zet zich dan ook in om de papegaaien te beschermen. Onder meer door de zwarte handel aan te pakken.
Wetensch. naam: Anodorhynchus hyacinthinus
Engelse naam: hyacinth macaw
Verspreiding: centraal Zuid-Amerika
Voedsel: vruchten en zaden
Lengte: 90 - 100 cm
Gewicht: 1,5 kg
Status: bedreigd
hyenahond
De hyenahond lijkt wat uiterlijk betreft wel wat op een hyena, maar is er niet direct verwant aan.
Hyenahonden leven in bijzonder grote groepen van soms wel 30 dieren. Een jagende meute kan prooien bemachtigen die zeker tien keer zo zwaar zijn als zijzelf, zoals een gnoe of een zebra. Ze putten hun prooi compleet uit en trekken hem dan naar beneden.
De hyenahond is zeer zeldzaam. Er zijn nog slechts 2000 tot 3000 exemplaren over in geïsoleerde populaties, voornamelijk in Zimbabwe, Zuid-Afrika (Krugerpark) en Tanzania. In de Selous in Tanzania bevindt zich op het ogenblik de grootste populatie ter wereld, namelijk ongeveer 700 exemplaren.
Andere namen: Afrikaanse wilde hond
Wetensch. naam: Lycaon pictus
Engelse naam: African wild dog; painted hunting dog
Verspreiding: Afrika ten zuiden van de Sahara met uitzondering van regenwoud
Voedsel: hoefdieren als antilopen
Lengte: 80 - 110 cm, staart 40 cm
Gewicht: 20 - 35 kg
Status: bedreigd
Hypofyse
Hypofyse
Ook hersenaanhangsel genoemd. Een halve gram wegend aanhangsel van de hypothalamus, dat vanwege zijn enorm belangrijke rol in het menselijk lichaam ook wel de meesterklier genoemd wordt. De hypofyse is opgebouwd uit drie kwabben. De hypofyse zit vast aan de hypofysesteel en regelt de uitscheiding van de endocriene of hormoonproducerende klieren in het lichaam. Zij staat op haar beurt weer onder invloed van de hypothalamus. De hypofyse vormt de schakel tussen het centrale zenuwstelsel en het hormoonstelsel. De activiteit van de hypofyse wordt afgeremd door negatieve feedback. Als een klier een hoeveelheid hormoon heeft afgescheiden, stijgt de concentratie in het bloed en dit is voor de hypofyse een teken om de betreffende klier minder te gaan stimuleren.
Hypofyse/Acromegalie/Cushing
De hypofyse is een aanhangsel aan de onderzijde van de hersenen (onder de hypothalamus), ter grootte van een erwt. Een tumor aan de hypofyse kan voor diverse ziektebeelden zorgen.
MRI-scan. Linkerfoto: tumor aan de hypofyse. Rechterfoto: tumor zo goed als verdwenen na vijf maanden behandeling met medicijnen.
Functie van de hypofyse
De hypofyse controleert de werking van een aantal hormoonproducerende klieren zoals de bijnieren en de schildklier, bij vrouwen de eierstokken en bij mannen de zaadballen. De hypofyse produceert zelf ook hormonen. Hormonen zijn boodschapperstoffen in het bloed die onder andere de stofwisseling, de groei en de voortplanting stimuleren. De hypofyse vormt zo de schakel tussen het centrale zenuwstelsel en het hormoonstelsel.
Ziektebeelden veroorzaakt door de hypofyse
Acromegalie
Als door een tumor teveel groeihormoon wordt geproduceerd ontstaat acromegalie. Omdat volwassenen niet meer in de lengte kunnen groeien, zijn het bij hen vooral de ledematen die groter worden. Verder verandert, door een verdikking van de botten, het gezicht.
Prolactinoom
Een prolactinoom is een goedaardige tumor in de voorkwab van de hypofyse waar het hormoon prolactine (melkklierhormoon) geproduceerd wordt dat zowel bij vrouwen als mannen aanwezig is. Doordat de tumor zelf prolactine aanmaakt wordt er meer van dit hormoon afgescheiden dan normaal. Prolactinomen kunnen de aanmaak van geslachtshormonen nadelig beïnvloeden. Een prolactinoom veroorzaakt bij vrouwen onder andere ongewenste melkafscheiding en menstruatiestoornissen; bij mannen komen verminderde geslachtsdrift, impotentie en, zelden, borstvorming voor.
Hypothalamus
Hypothalamus
Het regelcentrum dat zorgt voor het handhaven van het interne milieu (homeostase). Dit gebeurt zowel direct als indirect. Direct door de aansturing van het autonome zenuwstelsel en indirect door het organisme te motiveren bepaald gedrag te vertonen, bijvoorbeeld eten als de hypothalamus een hongergevoel veroorzaakt. De hypothalamus ligt aan de voor- en onderzijde van de thalamus, weegt vier gram en neemt minder dan één procent van het hersenvolume in beslag. Een belangrijke taak van de hypothalamus is de besturing van het hormonale systeem. Dit gebeurt op twee manieren, direct door de aanmaak van de hormonen, en indirect via de bloedbaan door beinvloeding van de hypofyse. De hypothalamus speelt daarnaast een hoofdrol bij het reguleren van het autonome zenuwstelsel. Het draagt bij aan het klaarmaken van het lichaam voor actie en aan het herstel tijdens de rust. De hypothalamus regelt ook gevoelens van honger, dorst en verzadiging en daarmee de energiehuishouding. Tot slot bevat de hypothalamus de biologische klok via de nucleus suprachiasmaticus. De hypothalamus bestaat uit meer dan tien afzonderlijke kernen en heeft nauwe verbindingen met het limbisch systeem en de hersenschors van de grote hersenen.
Hypsilophodontidae
De Hypsilophodontidae was een diverse groep ornithopoden. Ze leefden van halverwege de Jura tot en met het eind van het Krijt.
Het waren kleine tot middelgrote tweevoeters, tussen de één en de vier meter lang. Fossielen van Hypsilophodontidae zijn bekend uit Europa, Noord-Amerika, China, Antarctica en Australië. De groep is vooral goed bekend van de dinosauriër Hypsilophodon, waarvan prima bewaard gebleven fossielen zijn opgegraven uit het Onder-Krijt van Groot-Brittannië en Spanje.
Hypsilophodon betekent `hoog-geribbelde tand`, en dat heeft betrekking op zijn gebit. Een batterij tanden, geplaatst in een set beweeglijke kaken maakte Hypsilophodon een effectieve grazer van varens en andere lage begroeiing. Met hun redelijk atletische achterpoten konden ze zich bij gevaar vrij snel uit de voeten maken, maar ondanks dat zullen ze regelmatig bij de grotere theropoden op het menu gestaan hebben.
ICES
ICES (International Council for Exploration of the Seas, gevestigd in Kopenhagen) is een internationaal samenwerkingsverband van visserijbiologen en opgericht in 1902. In de praktijk houdt de ICES zich voor een groot deel bezig met visserij-onderzoek. Ze heeft echter ook onderzoek gedaan naar de effecten van zand- en grindwinning en doet doorlopend onderzoek naar de gevolgen van diverse vormen van verontreiniging. Daarnaast geeft ICES aanbevelingen voor visquota aan de EG.
Momenteel zijn 19 landen, waaronder alle Noordzee-kuststaten, lid van ICES.
Weblinks:
Nadere informatie over ICES bijeenkomsten en publicaties: http://www.ices.dk.
Identieke reageerbuiskoeien
Holly en Belle zijn een kunstmatige ééneiige tweeling. Ze hebben exact dezelfde genen. De genen zijn afkomstig uit de celkern van een koeieneicel. Die kern is ingebracht bij een bevruchte eicel van een andere koe, waar eerst de eigen celkern uit verwijderd was. In het laboratorium is deze cel gaan delen. De cellen zijn vervolgens in twee verschillende draagmoederkoeien geplaatst.
Stap vooruit?
Het ontwikkelen van de kloneringstechniek bij koeien maakt het mogelijk om heel gericht en snel koeien te fokken met nuttige eigenschappen. Ze kunnen bijvoorbeeld medicijnen voor menselijke patiënten in hun melk maken.
Stap achteruit?
Het kloneren van koeien gaat veel mensen te ver. De dieren worden in hun ogen zo teruggebracht tot een fabriek die stoffen maakt. De waardigheid van het dier wordt ermee aangetast.
Lees hier meer over kloneren in het algemeen Lees hier verder over Holly & Belle en biotechnologie
Meer artikelen over dit onderwerp
Gekloonde mensen
Menselijke stamcellen uit embryo
Iepenfamilie
De iepenfamilie kent wereldwijd 100 tot 150 soorten, waarvan er in Europa maar vier voorkomen. In Nederland kennen we de veldiep, de bergiep en de steeliep. De veldiep is hiervan het meest algemeen. Ook komen er kruisingen voor, zoals de Hollandse iep (kruising tussen de veld- en de bergiep). Iepen zijn makkelijk te herkennen aan de `ongelijke bladvoet`, die in de tekening hier rechtsonder afgebeeld is.
Zoals overal in Nederland bezwijken de laatste jaren op Texel veel iepen aan de iepziekte. Dat is een schimmelinfectie die door een kever verspeidt wordt. Iepen bepalen onder meer het karakter van de Molenlaan, de zuidelijke toegangsweg van De Cocksdorp.
Iers mos
Iers mos is een roodwier dat in groepen voorkomt op stenen en rotsen tot in ondiep water. Het wier is te vinden in de Atlantische Oceaan, de Noordzee en komt soms ook voor in de Baltische Zee. De soort heeft een bladvormig thallus, dat uitloopt in brede vertakkingen. Iers mos wordt gebruikt om carrageen te winnen, een stof die in de farmaceutische industrie gebruikt wordt.
Namen: Ned: Iers mos Lat: Chondrus crispus Eng: Irish moss, (carragheen moss)Dui: Knorpeltang
Iguanodontidae
De Iguanodontidae waren middelmatig grote tot grote, zwaargebouwde plantenetende dinosauriërs. De groep is genoemd naar de zeer goed bekende dinosauriër Iguanodon - de naam betekent `leguaan-tand`, wat betrekking heeft op de geribbelde, typisch leguaan-achtige tanden. Ondanks die overeenkomst met leguaantanden hebben Iguanodonten weinig met de leguaan te maken. De iguanodontidae is de volgende stap in de ontwikkeling van de primitievere ornithopoden als Dryosaurus en Camptosaurus naar de Hadrosauridae. Zo hadden de Iguanodonten meer tanden dan de Camptosauridae gekregen, en ontwikkelden ze relatief grotere voorpoten.
De zwaar gebouwd Iguanodonten waren tweevoetige dieren, die eventueel ook op alle vier de poten konden lopen. Ze hadden een vrij grote kop, een lange snuit, en de voorkant van de bek was tandeloos. Ze hadden een goed ontwikkelde vijfvingerige `hand`, en de grote klauwen op hun duim vormden een extra verdediging tegen vleesetende dinosauriërs. Iguanodonten leefden vermoedelijk in kuddes.
Iguanodonten werden vier tot negen meter groot en wogen maximaal vier à vijf ton. Ze zijn bekend uit het Vrioeg-Krijt van Noord-Amerika, Europa, Afrika en Azië.
In België zijn tientallen skeletten van Iguanodons gevonden bij het plaatsje Bernissart. De skeletten zijn te zien in het museum in Brussel.
IJsbeer
Feiten en cijfers IJsbeer leven IJsbeer weetjes Buren van de ijsbeer Familie van de ijsbeer
Feiten en cijfers IJsbeer in cijfers
gewicht man: 350 tot 600 kilo; record: 1002 kilo gewicht vrouw: 150 tot 400 kilo geboortegewicht: 450 tot 900 gram schouderhoogte (op vier poten): ongeveer 1 meter 40 lengte (zonder staart): ongeveer 2 meter 30; record: 3 meter maximum snelheid: 40 kilometer per uur IJsbeer onder de loep
Staartje nauwelijks langer dan een potlood. Onder de huid zit een speklaag. Soms zo dik als vijf jaargangen TamTam. Zijn oren zijn rond, klein en dichtbehaard. Zo vriezen ze niet snel van zijn kop. Vooral de mannen hebben een gespierde nek. Ook onder water houdt hij zijn ogen open. Prima neus. Werkt zelfs bij veertig graden onder nul. Sterk, scherp gebit. Kiezen puntiger dan bij bruine beer. De langste haren (tot 25 centimeter) groeien aan de binnenkant van de voorpoten. Grootste deel van de zolen behaard. Goed tegen uitglijden en voor warme voeten. Sterke, kromme nagels. Dodelijk op een zeehondenschedel. Verspreiding
IJsberen leven het liefst aan de rand van het ijs, bij de zee. Op het kaartje zie je waar ze het meest voorkomen. Hun sneeuwholen liggen meestal op het land. Lievelingskostje
Het belangrijkste voedsel voor de ijsbeer is: zeehond. Hoe vetter, hoe lekkerder. Als hij genoeg zeehonden kan vangen, eet de ijsbeer alleen het spek en de huid. De rest laat hij liggen. De ijsbeer kan onvoorstelbaar goed ruiken. Bij gunstige wind ruikt hij een zeehond van kilometers afstand, al zegt dat soms ook wel iets over die zeehond.
IJsbeer
Wetenschappelijke naam: Ursus maritimus
Engelse naam: Polar Bear
Duitse naam: Eisbär
Franse naam: Ours blanc
INDELING
Klasse: Zoogdieren (Mammalia)
Orde: Roofdieren (Carnivora)
Familie: Grote beerachtigen (Ursidae)
Geslacht: Beren (Ursus)
Soort: IJsbeer (Ursus maritimus)
IJsbeertje
KENMERKEN
Afmetingen:
De ijsbeer is net niet de grootste soort beer; dat zijn twee ondersoorten van de bruine beer (de Kodiakbeer en de Kamtsjatkabeer). De ijsbeer wordt maximaal 2½ meter lang. De ijsbeer kan wel zwaarder worden dan alle andere beren: bij uitzondering tot 1000 kg. Vrouwtjes blijven een stuk kleiner en lichter: tot ongeveer 2,10 meter en 450 kg. De Blijdorp-ijsberen halen die grootte niet.
Levensduur:
De twee in Blijdorp levende vrouwtjes zijn in 1971 geboren. Ze zijn nu dus al 28 jaar oud. Waarschijnlijk kunnen ijsberen tussen de 30 en 40 jaar oud worden.
Geslachtsverschillen: Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes.
IN DE NATUUR
Biotoop: Drijvende ijsvelden en ijsschotsen (het leefgebied van verschillende soorten zeehonden) en kustgebieden binnen de noordpoolcirkel (waar in de zomer besdragende heide groeit en waar `s winters een dik paksneeuw ligt om te overwinteren).
Verspreidingsgebied: Het kustgebied van de Noordelijke IJszee; dat zijn dus de eilanden en de randen van het drijfijs rondom de noordpool
Paartijd: De dieren paren meestal in april.
Voortplanting:
IJsberinnen kunnen als ze vier jaar zijn zelf jongen krijgen; mannelijke ijsberen pas met een jaar of zeven.
ijsbeer
IJsberen zijn de grootste roofdieren op aarde, al komen sommige bruine beren bijna tot hetzelfde maximumgewicht.
Ze zijn erg goed aangepast aan de extreme kou van de noordpool. Hun vacht en speklaag zorgt voor isolatie. Ze hebben behaarde zolen, zodat ze niet uitglijden op het ijs. IJsberen kunnen uitstekend zwemmen en hebben geen last van het ijskoude water.
IJsberen jagen vooral op zeehonden. Soms wachten ze doodstil geduldig bij een ademgat. Een andere jachttechniek is de sluipjacht, waarbij de ijsbeer op zijn schutkleur en snelheid (tot 55 km-uur!) vertrouwt. Op zoek naar prooi en aas maakt de ijsbeer gebruik van zijn uitstekende reukvermogen.
Wetensch. naam: Ursus maritimus
Engelse naam: polar bear
Verspreiding: noordpool
Voedsel: zeehonden, kleine walvissen, walrussen, aas
Lengte: 2,1 - 3,4 meter
Gewicht: 400 - 680 kg (max. 1000 kg)
IJsberen eten geen pinguïns
IJsberen en pinguïns zijn alle typische poolbewoners. Toch zullen ze elkaar nooit tegenkomen. De IJsbeer leeft op de noordpool, terwijl pinguïns bewoners zijn van het zuidelijk halfrond.
Met zijn lengte van 2 tot 2,5 meter en zijn gewicht van bijna een halve ton, vormt de IJsbeer een indrukwekkende verschijning. De dikke, witte vacht verraadt meteen dat we hier met een poolbewoner te maken hebben. IJsberen leven dan ook op en rond de poolkap van de noordpool. De beren zijn uitstekende zwemmers. De letterlijke vertaling van de wetenschappelijke naam Ursus maritimus is dan ook `zeebeer`.
IJsberen jagen vooral op zeehonden. Maar ze eten ook vis, rendier, gestrande walvissen en bessen. We weten van ijsberen in de Hudson Bay, dat ze ook regelmatig zeevogels vangen, die op het water dobberen. Pinguïns staan echter niet op het menu van de ijsbeer, om de doodeenvoudige reden dat er geen pinguïns voorkomen op de noordpool. Pinguïn, niet alleen een koude
Bij pinguïns denken we ook meteen aan pooldieren. Inderdaad vinden we op Antarctica grote kolonies van deze vogels. Door hun dichte verenkleed kunnen ze zeer lage temperaturen weerstaan. Toch komen pinguïns niet alleen op de zuidpool voor. De Galapagospinguïn leeft zelfs op de evenaar. Ten noorden van de evenaar vinden we geen pinguïns meer.
Het is dus duidelijk dat pinguïns op de zuidpool zich niet druk hoeven te maken over ijsberen. Daarentegen hebben ze des te meer te vrezen van de Zeeluipaard, Hydrurga leptonyx. Het menu van deze behendige jager bestaat voor tien procent uit pinguïns.
ijsduiker
Hoewel de ijsduiker een zomerkleed met uitsluitend zwart en wit heeft, is het prachtig getekend. Ze broeden vooral in Noord-Amerika, maar ook op IJsland.
IJsduikers jagen meestal alleen of in paren waarbij ze tot grote diepte kunnen duiken. Ook als ze door een roofvogel belaagd worden, ontsnappen ze onder water om op grote afstand weer op te duiken. In Nederland is deze vogel zelden te zien.
Wetensch. naam: Gavia immer
Engelse naam: great northern diver; common loon
Verspreiding: Noorden van Europa, Noord-Amerika
Voedsel: vis
Lengte: 70 - 90 cm
Gewicht: 3 - 4,5 kg
Status: algemeen
IJsvogel
Wetenschappelijke naam: Alcedo atthis
Aantal broedparen in Nederland: 70-300 (1998-2000)
Biotoop: stilstaand en stromend, helder en visrijk water met steile oevers in bossige of halfopen omgeving
IJsvogel biedt visje aan
IJsvogel (Alcedinidae)
De balts van ijsvogels begint met een soms urenlange achtervolging in de lucht. Op een zeer luidruchtige manier vliegen het mannetje en wijfje achter elkaar aan, scherend over het water, dan weer heel hoog in de lucht, tot ze een geschikte nestgelegenheid hebben gevonden. Samen graven ze een nesttunnel door met hun snavels tegen de oeverwand aan de slaan. Wanneer de tunnel af is, begint het baltsvoeren. Het ijsvogelmannetje biedt dan het wijfje een versgevangen visje aan, waarmee hij bewijst dat hij een goede jager is. Het wijfje weet zo dat hij de jongen van voedsel kan voorzien, waardoor ze goed kunnen opgroeien. Bovendien heeft het wijfje door het bruidsgeschenk genoeg energie gekregen om na de paring eieren te leggen.
Meer voorbeelden van rituelen als versiermanier
IJsvogelachtigen
Wetenschappelijke naam: Coraciiformes (orde binnen de Moderne vogels, Neornithes)
IJsvogelachtigen hebben drie tenen, die geheel of gedeeltelijk met elkaar vergroeid zijn. Het zijn vaak felgekleurde landvogels. Ze nestelen in holtes of graven nesten. IJsvogelachtigen komen overwegend voor in (sub)tropische gebieden. Tot deze groep behoren o.a. IJsvogels, Bijeneters, Hoppen, Neushoornvogels en Scharrelaars.
IJszee
Belangrijkste kenmerken
De ijszeeën grenzen aan het poolijs en hebben daardoor een zeer lage watertemperatuur. Positie
De ijszeeën bevinden zich zowel op de Noordpool als de Zuidpool. Planten en dieren
Ondanks het ruige, koude klimaat is de zee rondom Antarctica rijk aan leven: we vinden er uitgebreide populaties van zeevogels, pinguïns, robben en walvissen. Het plantaardig leven bestaat uit eencellige algen die worden gegeten door eencellige diertjes en krill. In de ijszeeën op de Noordpool komen geen pinguïns voor, wel ijsberen en walrussen. Geologisch gezien is dit gebied veel korter geleden net zo koud geworden als de Zuidpool, en kent daardoor een veel jongere levensgemeenschap. Leven in de ijszee
Veel vissen die leven in de ijszee hebben weinig rode bloedlichaampjes en een laag hemoglobinegehalte omdat het bloed bij de lage temperaturen waarin ze leven zeer stroperig (visceus) is. Als resultaat hiervan zijn de vissen traag: het zijn geen actieve zwemmers. Krill is wellicht één van de meest bekende bewoners van de ijszeeën. Deze kleine garnaaltjes komen in alle oceanen voor, en vormen vooral in de ijszee een belangrijke voedselbron voor vissen, pijlinktvissen, robben, vogels en walvissen. Krill leeft in grote scholen die een dichtheid van 50.000 garnaaltjes per kubieke meter zeewater kunnen bereiken! In de zomer leeft het krill van de algenflora die de onderkant van het ijs bedekt. Wat ze in de winter eten is niet precies bekend.
Illaenide trilobieten
Wetenschappelijke naam: Illaenida, Illaenina (orde of onderorde)
Illaenide trilobieten zijn uitgestorven geleedpotigen die leefden van het Ordovicium tot en met het Devoon (ca. 500-360 miljoen jaar geleden). Ze bezaten een even grote kop als staartdeel en 6-10 lichaamssegmenten, en hadden geen oogranden. Net als andere trilobieten had hun lichaam een duidelijke driedeling, zowel in de lengterichting (kop, lichaam, staart), als in de dwarsrichting (een duidelijk afgescheiden middendeel). Trilobieten leefden in zee.
In de keuken van de evolutiebioloog
De grote verdienste van Darwin was dat hij - door zorgvuldig waarnemen en vergelijken van de planten en dieren die hij op zijn reizen tegenkwam - kon aangeven hoe de evolutie te werk gaat. Dat er evolutie had plaatsgevonden was eigenlijk geen strijdpunt onder de leidende onderzoekers in het midden van de negentiende eeuw, hoe verrassend dat ook moge klinken. De tegenstanders van de evolutiegedachte bevonden zich ook toen al in het religieuze en het politieke kamp.
Evolutie wordt volgens Darwin gestuurd door natuurlijke selectie. Die theorie staat nog recht overeind. In feite is het wel zeker dat er evolutie plaatsvindt. Sinds de tijd van Darwin heeft de wetenschap zich sterk ontwikkeld en de mogelijkheden om evolutie aan te tonen - te betrappen - nemen nog steeds toe. Ruim een eeuw na de dood van Darwin is het evolutiebiologisch onderzoek daardoor springlevend. In dit boek zal een aantal biologen dat laten zien.
Beter, mooier, sterker
Darwin ging uit van het bekende feit dat de meeste soorten planten en dieren veel meer nakomelingen produceren dan er uiteindelijk volwassen worden. Hij besefte dat de sterfte van nakomelingen niet volkomen willekeurig was. De best aangepaste individuen winnen vaker de concurrentie met soortgenoten om voedsel of andere levensbronnen, terwijl minder goed aangepaste nakomelingen eerder ten prooi vallen aan roofdieren, parasieten en infectieziekten.
De selectieve overleving van organismen noemde Darwin natuurlijke selectie, naar ana-logie van de selectie die door veredelaars wordt toegepast.
Indigo
Iedereen kent indigo van de spijkerbroek. Indigo geeft jeans namelijk zijn blauwe kleur. Indigo kan worden gewonnen uit verschillende soorten van het plantengeslacht Indigofera, maar ook uit de wede (Isatis tinctoria), een plant die inheems is in Nederland.
Kleur
Indigopigment heeft een diep donkerblauwe kleur.
Herkomst
De indigoplant Indigofera tinctoria is inheems in Azië, Afrika, Midden- en Zuid-Amerika. Wede (Isatis tinctoria) is te vinden in streken met een gematigder klimaat zoals in Europa.
Productie
Indigo wordt gewonnen uit bladeren en takken van planten die indigotine bevatten.
De belangrijkste indigotinehoudende planten zijn: Indigofera tinctoria (Azië) Indigofera tinctoria (Midden- en Zuid-Amerika) Polygonum tinctorium (China en Japan) Lonchocaropus cyanescenos (Afrika) Isatis tinctoria (Europa)
Sommige planten komen in het wild voor, maar in de meeste landen worden de indigoplanten speciaal gekweekt.
De productie van indigoverf is nogal gecompliceerd: de bladeren worden op een hoge temperatuur geweekt in water, zodat ze gaan gisten. Dat noemt men fermentatie. Bij het gistingsproces komt een gelige vloeistof vrij, die wordt gezuiverd en afgetapt. In deze vloeistof is nog geen spatje blauw te zien. Daarvoor is eerst nog een bewerking nodig: de vloeistof moet een chemische reactie aangaan met zuurstof (oxidatie). De gelige vloeistof verandert hierdoor in blauw. Vervolgens wordt het bezinksel gezuiverd en tot koeken gedroogd.
Indisch geel
Indisch geel is onlosmakelijk verbonden met mangobladeren en koeien. Het pigment indisch geel kan worden verkregen door koeien jonge mangobladeren te voeren. Hierdoor maken zij in hun urine het pigment aan. Een `bal` Indisch geel
Kleur Er zijn verschillende soorten indisch geel. De kleurtinten variëren van donkergeel tot goudgeel.
Herkomst
Het pigment komt oorspronkelijk uit Perzië.
Productie
Indisch geel kan worden verkregen door jonge mangobladeren aan koeien te voeren. Als gevolg hiervan wordt hun urine dikker en geler. Vervolgens kan de urine in een aantal stappen tot pigment verwerkt worden. Eerst moet men de de urine verdampen. Als restproduct blijft een onoplosbare gele substantie over, waarvan ballen kunnen worden gekneed. Na zuivering en droging is hieruit het pigment Indisch geel te winnen.
Toepassing
Indisch geel werd in het verleden toegepast in waterverf of temperaverf. Temperaverf is een verf waarin een natuurlijk bindmiddel zoals ei of honing is verwerkt. Karakteristiek voor het schilderen met deze verfsoort is dat hij snel in een matte tint opdroogd en niet meer in water oplosbaar is, waardoor overgangen zichtbaar blijven.
Indisch geel werd in Europa vanaf de 19de eeuw gebruikt, in India al vanaf de 15de eeuw. Het pigment was tot ongeveer 1920 in gebruik. Tegenwoordig is het door de dierenbescherming en om religieuze reden (in het hindoeïsme is de koe heilig) verboden. Het is nog niet gelukt het pigment kunstmatig in grote hoeveelheden te vervaardigen.
Indische borstelrat
De borstelrat dankt zijn naam aan zijn borstelachtige vacht. Deze grote rat komt voor in Birma en India, waar hij niet populair is. Hij brengt gevaarlijke ziekten over en heeft in het verleden voor verschillende plagen gezorgd. Als hij in het nauw gedreven wordt, blaast hij als een kat en zet zijn haren overeind.
Wetensch. naam: Bandicota indica
Engelse naam: Bengali bandicoot rat
Verspreiding: India en Birma
Voedsel: plantaardig voedsel
Status: algemeen
Indische bruinvis
De Indische bruinvis is een van de kleinste walvisachtigen. Deze bruinvissen hebben een opvallend stompe kop en geen rugvin. Ze leven veelal in troebele, modderige kustwateren en zwemmen geregeld een eindje landinwaarts via een estuarium of een rivier.
Wetensch. naam: Neophocaena phocaenoides
Engelse naam: Finless porpoise
Verspreiding: kustwateren van de Indische en Westelijke Stille Oceaan
Voedsel: kleine vissen, garnalen en inktvis
Lengte: 1,2 - 1,9 m, bij geboorte 60 - 90 cm
Gewicht: 30 - 45 kg, bij geboorte 7 kg
Status: geen gegevens beschikbaar
Indische civetkat
Civetkatten zijn soepele, slanke dieren die een eigen familie vormen binnen de roofdieren. De Indische civetkat is iets kleiner dan de Afrikaanse- en de Aziatische civetkat en heeft een wat minder contrastrijk vachtpatroon.
Het is een behendige jager van kleine zoogdieren en vogels, die hij besluipt als een kat. Maar als hij de gelegenheid krijgt, pakt deze civetkat wat hij tegenkomt, inclusief insecten en fruit.
Wetensch. naam: Viverricula indica
Engelse naam: little Chinese civet
Verspreiding: Zuid-China, Ceylon, Indonesië
Voedsel: insecten, kleine zoogdieren, krabben, kikkers, vogels en eieren.
Lengte: 75 cm, staart 45 cm
Gewicht: 7 - 11 kilo.
Status: algemeen
Indische griend
De Indische griend - ook wel kortflippergriend genoemd - is een forse dolfijn. Deze soort is nauw verwant met `de griend` die ter onderscheiding ook wel langflippergriend genoemd wordt omdat zijn borstvinnen aanziendlijk langer zijn. Verder lijken de beide dolfijnachtigen veel op elkaar, zowel wat uiterlijk als gedrag betreft.
Ze jagen voornamelijk op inktvis, waarbij ze tot meer dan 500 m diep duiken. De Indische griend komt in iets warmere streken voor dan de griend. Ze zijn vaak te zien bij bekende vakantiebestemmingen zoals Hawaiï en de Canarische Eilanden.
Andere namen: kortflippergriend
Wetensch. naam: Globicephala macrorhynchus
Engelse naam: short-finned pilot whale
Verspreiding: wereldwijd in tropische en subtropische zeeën
Voedsel: vooral inktvis
Lengte: 5 - 7 m, bij geboorte 1,4 - 1,8 m
Gewicht: 1000 - 4000 kg, bij geboorte 60 kg
Status: thans niet bedreigd
Indische neushoorn
De Indische neushoorn heeft maar één hoorn en een dikke, geplooide huid. Dat heeft hem zijn andere naam `pantser-neushoorn` opgeleverd.
Ooit kwam deze soort in heel Zuid-Azië voor, maar aan het begin van de 20e eeuw was hij bijna uitgeroeid. Hoewel zijn hoorn nog steeds gewild is als ingrediënt van traditionele oosterse medicijnen, wordt de Indische neushoorn tegenwoordig effectief beschermd.
In het door het Wereld Natuur Fonds gesteunde reservaat Chitwan (zuidelijk Nepal) is hun aantal zelfs zo toegenomen, dat er van daaruit weer een aantal in een ander natuurgebied kon worden teruggebracht.
Andere namen: Aziatische neushoorn; pantserneushoorn
Wetensch. naam: Rhinoceros unicornis
Engelse naam: Indian rhinoceros
Verspreiding: India, Nepal
Voedsel: gras, fruit, bladeren, takken
Lengte: tot 3,8 m
Gewicht: 1800 - 2300 kg (max. 2700)
Status: bedreigd
Indische zandboa
Zandboa`s zijn vrij kleine slangen, zeker vergeleken met hun verwante soorten als de netpython en anaconda. Hun kop gaat zonder duidelijke overgang over in de rest van hun lichaam.
De Indische zandboa leeft in woestijnen in Azië. Een groot deel van zijn tijd zit hij (deels) onder het zand verborgen. Als het kouder wordt, zoeken ze holen van knaagdieren op die ze in één moeite door verorberen.
Wetensch. naam: Eryx johnii
Engelse naam: brown sand boa
Verspreiding: droge gebieden van Iran tot India
Voedsel: knaagdieren
Lengte: tot 1 m
Indo-Chinese tijger
© WWF-Canon - MKemf
Met naar schatting tussen de 1200 en de 1800 exemplaren is de Indo-Chinese tijger na de Bengaalse tegenwoordig de meest talrijke ondersoort van de tijger. De meeste leven in de regenwouden van Thailand. Door het verdwijnen van zijn leefgebied en stroperij is deze tijger echter zeker niet buiten gevaar.
Deze tijger is wat kleiner dan de Bengaalse. De grondkleur van de vacht is donkerder, maar wel lichter dan bij de Zuid-Chinese tijger.
Andere namen: Achterindische tijger
Wetensch. naam: Panthera tigris corbetti
Engelse naam: Indo-Chines tiger; Indochinese tiger
Verspreiding: vaste land Zuidoost-Azië (Thailand, Cambodja, Laos, Myanmar, Maleisië, Vietnam, Zuidoost-China)
Voedsel: zwijnen, herten, runderen
Lengte: tot 2,6 m (zonder staart)
Gewicht: tot 180 kg
indri
© Martin Kramer
De Indri is de grootste halfaap. Hij heeft een kort staartje maar erg lange achterpoten waarmee hij flinke sprongen kan maken. Zijn tekening - zwart met witte velden - is markant. Indri`s zijn overdag actief en leven in gezinsverband: een paartje met hun jongen. In tegenstelling tot veel andere halfapen eet de Indri vooral jonge bladeren. Ze zitten ook vaak te rusten in de bomen om hun maal te verteren.
Andere namen: babakoto
Wetensch. naam: Indri indri
Engelse naam: indri
Verspreiding: Noordoost-Madagaskar
Voedsel: bladeren, vruchten, bloemen, zaden
Lengte: 60 cm, staart 5 cm
Gewicht: 7 kg
Status: bedreigd
Industrievisserij
De industrievloot vangt in de Noordzee voornamelijk sprot, kever en zandspiering. Dit zijn kleine, kort levende soorten vis, die in grote scholen in de Noordzee voorkomen. Het gaat jaarlijks om ongeveer een miljoen ton vis: dat is ruim de helft van alle vis die er op de Noordzee wordt gevangen. Deze vis wordt verwerkt tot veevoer, vislijm en visolie.
In de Noordelijke Atlantische Oceaan vangt de industrievloot ook lodde, blauwe wijting en haring. Omdat het gaat om grote scholen kleine vis gebruikt men grote, zeer fijnmazige netten. Critici spreken wel eens van `nylonkousen`. Het gaat om zwevende sleepnetten ( pelagische trawls) of om ringzegens (netten die wel 2 km lang en 150 meter diep kunnen zijn). De vis wordt aan boord direct vermalen tot een soort pulp die in de haven gemakkelijk uit het schip gepompt kan worden. Deze pulp wordt in de haven verder verwerkt tot vismeel of visolie. Het vismeel is vooral bestemd als diervoeder (varkens, pluimvee, pelsdieren en visteelt). De visolie wordt onder meer gebruikt in de margarine-industrie.
De industrievisserij op de Noordzee is voornamelijk in handen van de Denen met als belangrijkste thuishaven Esbjerg. De Deense industrievloot staat voor circa 90% van het totale gevangen volume. Naast Denen zijn op de Noordzee nog enkele Noorse en Britse industrievissers actief.
Esbjerg, thuishaven van de Deense industrievloot
Informatie in een stamboom
Verwantschap
Stambomen tonen eerst en vooral hoe verschillende groepen met elkaar verwant zijn. In figuur A zijn bijvoorbeeld 2 en 3 nauwer verwant dan 1 en 2, want hun gemeenschappelijke voorouder leefde korter tijd geleden. Figuur B gaat minder ver dan figuur A; de verwantschap tussen de vijf linker groepen onderling wordt niet aangegeven. Wél is duidelijk dat ze één gemeenschappelijke voorouder hebben.
Tijdschaal
De vertikale as van een stamboom is een tijdschaal. Soms wordt een echte tijdschaal aangebracht, zoals in figuur B, met bovenaan het heden. In figuur A is wel duidelijk dat groep 4 ouder is dan groep 3, maar er wordt niet aangegeven hóe oud.
Inktvissen
Inktvissen zijn hoog ontwikkelde weekdieren. Dit is vooral goed te zien aan hun ogen, waarmee ze bijzonder goed details kunnen onderscheiden. Het zijn jagers die het voorzien hebben op kreeftachtigen, schelpdieren, vissen en andere inktvissen. Binnen de inktvissen onderscheidt men twee hoofdgroepen: de achtarmigen en de tienarmigen. Een achtarmige die voorkomt in de Noordzee is de kleine achtarm. Verder komen vrijwel alleen tienarmige soorten voor in de Noordzee: de zeekat, de gewone pijlinktvis, de dwergpijlinktvis en de grote pijlinktvis.
Inktvissen staan op het menu van vele soorten roofvissen, dolfijn-achtigen en de mens. Ze hebben drie manieren om zich te beschermen tegen belagers. Ten eerste kunnen zij pijlsnel achteruit weg zwemmen door hun lichaamsspieren te gebruiken als een soort straalmotor. Ten tweede kunnen zij een wolk kleurstof (inkt) uitstoten en ten derde hebben ze een groot vermogen tot camouflage: ze nemen de kleur van de omgeving aan. Vooral de zeekat is hier bekend om, die wordt dan ook wel de `kameleon van de zee` genoemd. Zeebiologen wijzen er graag op dat zeekatten veel sneller van kleur kunnen wisselen dan kameleons. Die laatste dieren zouden dus eigenlijk de `zeekatten van het land` genoemd moeten worden.De inkt van een inktvis dient niet alleen om belagers het zicht te ontnemen, maar schakelt waarschijnlijk ook de reukzin van de aanvaller uit.
Vooral in de diepzee worden nog steeds spectaculaire nieuwe soorten gevonden. Zo werd in de Golf van Mexico een inktvissoort ondekt met tien armen van zeven meter lang.
Inktvissen
Andere naam: Koppotigen Wetenschappelijke naam: Cephalopoda (klasse binnen de Schelpdieren, Conchifera)
Inktvissen zijn weekdieren (mollusken) met vangarmen aan de kop. Het aantal armen en de aan- of afwezigheid van zuignappen, is afhankelijk van de soort. Ze hebben een inwendige of uitwendige schelp. Bij Inktvissen is de voet omgevormd tot een slurfje (`sipho`), waaruit water wordt gespoten voor de voortbeweging. De kaken hebben de vorm van een snavel: zeer geschikt om schelpdieren mee te `kraken`. Bij gevaar spuiten ze `inkt`. Tot de Inktvissen behoren de grootste ongewervelde dieren, met name de tot 25 meter lange Reuzenpijlinktvis (Architeuthis dux). Het is een oude groep, bekend sinds het Laat-Cambrium (ca. 510-500 miljoen jaar geleden). Er zijn ongeveer 10.000 fossiele en 650 hedendaagse soorten bekend. Uitgestorven groepen zijn bijvoorbeeld Ammonieten en Belemnieten.
inleiding
In de Noordzee leven meer dan 20 soorten walvisachtigen. Tot de walvisachtigen behoren walvissen, dolfijnen en bruinvissen.
witsnuitdolfijn
potvis dwergvinvis
Illustraties: Rob van Assen - © ArtBoutique
De kleinste van de groep is de bruinvis. Met zijn 1,5 meter lengte zie je hem makkelijk over het hoofd maar het is de meest algemene walvisachtige voor de Nederlandse kust. De bruinvis is niet bruin maar heeft een donkergrijze of blauwe rug en een grijswitte buik.
De laatste jaren spoelen er steeds meer bruinvissen aan op het Nederlandse strand. In 1996, tien jaar geleden, waren dat er nog 33. In 2006 worden dat er waarschijnlijk tienmaal zoveel, zeg maar gemiddeld eentje per dag. Onderzoekers willen graag weten waarom er zoveel bruinvissen aanspoelen (stranden). Is het een slecht teken en neemt het aantal bruinvissen af door de hoge sterfte? Of is het juist een goed teken en stranden steeds meer bruinvissen omdat er gewoon meer bruinvissen zijn?
inleiding
Zie je het al voor je? Een kudde wolharige mammoeten trekkend over de noordelijke steppen van Siberië. Of een dodo, die op zoek naar voedsel rondscharrelt op het eiland Mauritius. Die tijd is helaas voorbij..., of toch niet? In Nederland herleven oude tijden met oeros en tarpan in de vorm van Heckrund en Konikpaard. En in Zuid-Afrika is men druk doende om de uitgestorven bruine zebra, de quagga, terug te fokken.
Moderne reconstructie van de dodo.
© Channel 4
inleiding
Tussen de 230 en 65 miljoen jaar geleden werd het leven op aarde overheerst door grote reptielen. Zowel te land, ter zee als in de lucht waren zij de opvallendste verschijningen. Ook in Nederland zijn fossielen gevonden van reuzenreptielen.
Kudde Edmontosaurussen
Inleiding Archaeïcum
Archaeïcum: ca. 3700 tot 2500 miljoen jaar geleden.
De vroege aarde was omgeven door een dikke laag giftig gas met veel kooldioxide, stikstof en water. De zon scheen minder krachtig dan tegenwoordig, maar door de isolerende gaslaag was het erg warm. Onderzeese vulkaanuitbarstingen kwamen vaak voor. De hete lava stolde in zee en werd gesteente. Deze gesteenten klonterden samen en vormden de eerste kleine continenten, die hier en daar boven water uitstaken. Leven op dit land was niet mogelijk, want er was nog geen ozonlaag in de atmosfeer, die de schadelijke ultraviolette straling tegenhield. Bacteriën in zee vormden het eerste leven op aarde. Het waren eencelligen zonder kern, die vermoedelijk waren ontstaan bij diepzee-vulkanen, waar warmte en voedingsstoffen vrij kwamen.
De ontwikkeling van de aarde en het leven
Vernieuwingen in het leven
Inleiding biotechnologie
Wat is biotechnologie?
Biotechnologie is een verzamelnaam voor technieken waarbij levende organismen worden gebruikt om allerlei producten te maken.
Biotechnologie is niet nieuw. Planten, dieren en micro-organismen worden al eeuwen gekweekt en veredeld of gefokt om ze aan te passen aan onze behoeften. De maïs, bloemkool en varkens van tegenwoordig lijken nauwelijks nog op hun wilde voorouders. Ook gebruiken we al eeuwen bacteriën en gist om bijvoorbeeld kaas en bier te maken.
Maar: de moderne biotechnologie is een fundamenteel andere fase ingegaan. De afgelopen decennia is onze kennis over erfelijkheid, de werking van DNA en genen enorm toegenomen. Hierdoor zijn wetenschappers zelfs in staat om de eigenschappen van organismen aan te passen door hun DNA rechtstreeks te veranderen.
Biotechnologie in Naturalis
Deze tentoonstelling toont een kleine selectie van voorbeelden uit de biotechnologie waar onderzoekers op dit moment aan werken. Er bestaan veel verschillende soorten toepassingen. Sommigen daarvan worden al op grote schaal in de praktijk gebruikt, anderen worden nu ontwikkeld en getest. Weer anderen bestaan nog grotendeels in de hoofden van de onderzoekers.
De ontwikkelingen gaan razendsnel; wat vandaag nog als toekomstvisie op de tentoonstelling staat kan binnenkort al werkelijkheid zijn.
De grote vraag: moet het ook allemaal?
Biotechnologie opent deuren naar spectaculaire nieuwe toepassingen op het terrein van gezondheid, milieu en voedselvoorziening.
Inleiding Cambrium
Cambrium: ca. 540 tot 500 miljoen jaar geleden
Er was een eind gekomen aan de barre ijstijden van het Laat-Proterozoïcum. De temperatuur nam weer toe. Door het smelten van het ijs steeg het zeeniveau: aan het einde van het Cambrium lag het tientallen tot enkele honderden meters hoger dan tegenwoordig. Op het land kwamen nog geen planten of dieren voor. Wel waren er bacteriën en schimmels, die de rotsen kleurden. In de warme kustzeeën nam het dierlijk leven explosief toe. De meeste diergroepen die nu nog voorkomen waren al aanwezig. Veel nieuwe soorten die ontstonden waren ongewerveld: ze hadden nog geen inwendig skelet. Een aantal van hen had een uitwendig pantser, dat bescherming bood. Sommige van deze nieuwe diergroepen stierven aan het eind van deze periode uit, andere legden de basis voor de bouw van de diergroepen van tegenwoordig. Er was zelfs een diertje met een primitieve ruggengraat, Pikaia. Dit diertje stond aan het begin van de ontwikkeling van de gewervelde dieren.
De ontwikkelingen van de aarde en het leven
Vernieuwingen in het leven
Inleiding Carboon
Carboon: ca. 360 tot 290 miljoen jaar geleden
Aan het begin van het Carboon was het nog steeds warm op aarde. Halverwege dit tijdperk begoner een ijstijd. Met het periodieke afsmelten en weer aangroeien van de zuidelijke landijskappen steeg en daalde de zeespiegel vele malen sterk. In de kustgebieden ontstonden weelderige moerasbossen, die gonzden van het leven. Vooral reusachtige insecten waren hier opvallend. Uit bepaalde amfibieën ontwikkelden zich de eerste reptielen. Reptielen waren de eerste landdieren die voor hun voortplanting geen water nodig hebben. Hun eieren waren namelijk bestand tegen uitdroging. Zo konden zij het land verder veroveren. Op het land kwamen bijna alle hoofdgroepen van de tegenwoordige planten voor, behalve de bloemplanten. Net zoals nu hadden tropische gebieden een weelderige plantengroei. Rond de polen was de vegetatie schaars en vertoonden de planten dwerggroei of wierpen in de winterhun bladeren af.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding Devoon
Devoon: ca. 410 tot 360 miljoen jaar geleden
De aarde werd nog steeds warmer en het zeeniveau steeg. Er ontstond een grote verscheidenheid aan vissen en ongewervelden, zoals bijvoorbeeld de ammonieten. Uit bepaalde vissen (de oerkwastvinnigen) ontstonden de eerste amfibieën. In plaats van kieuwen hadden zij longen voor ademhaling op het land. Om zich voort te planten moesten amfibieën nog steeds naar het water om hun eieren te leggen, omdat deze anders uitdroogden. De landplanten werden steeds talrijker en groter. Sommige ontwikkelden nu echte bladeren. In plaats van sporen ontstonden bij sommige planten zaden voor de voortplanting (zaadplanten). Deze zaden waren beter bestand tegen uitdroging dan sporen. Ze konden door wind of water verspreid worden om ergens anders te ontkiemen. Aan het einde van het Devoon stierven veel dieren en planten uit door afkoeling en een daling van het zeeniveau.
De ontwikkeling van de aarde en het leven
Vernieuwingen in het leven
Inleiding geluid
Geluid is van levensbelang voor mens en dier. Zo versiert de tsjirpende krekelman met zijn gezang de mooiste krekelvrouwtjes, lokaliseren vleermuizen er de lekkerste muggen mee en horen wij auto`s aankomen vanachter een heg. Maar wat is geluid precies? En welke eigenschappen heeft het?
Inleiding gevoeligheid
Hoe dunner een kristallen wijnglas, hoe mooier het klinkt. Maar het gaat ook sneller kapot. Gevoeligheid en schade gaan helaas hand in hand. Dat geldt ook voor ons gehoor. Onze oren zijn extreem gevoelig, maar daarom ook extra kwetsbaar voor lawaai. Maar hoe gevoelig is ons gehoor precies? En hoe kwetsbaar? Hoe klinkt geluid als je gehoor slijt door ouderdom? Wat zijn de gevolgen van lawaaischade? En hoe kun je het voorkomen?
Inleiding Hadeïcum
Hadeïcum: ca. 4.700 tot 3.700 miljoen jaar geleden
Het Hadeïcum begon met het ontstaan van de aarde, zo`n 13.250 miljoen jaar na de oerknal. In het begin werd de aarde geteisterd door meteorietregens, waardoor de aarde een gloeiende bol bleef. Toen de meteorietregens afnamen kon het eerste gesteente blijven bestaan. De oeratmosfeer bestond uit grote hoeveelheden waterdamp, stikstof, ammonia, waterstof, methaan, zwavelwaterstof en koolmonoxide. Dit zijn voor het huidige leven giftige gassen. Er was nog geen leven op aarde. Wel werden er in de oersoep (oceanen met allerlei opgeloste anorganische moleculen) de bouwstoffen voor het leven gevormd. Deze bouwstoffen waren organische moleculen, zoals eiwitten en RNA.
De ontwikkeling van de aarde en het leven
Vernieuwingen in het leven
Inleiding Jura
Jura: ca. 210 tot 240 miljoen jaar geleden
Het klimaat was nog steeds warm. In vergelijking met het Trias was het vooral vochtig. Het zeeniveau steeg, waardoor grote delen van de continenten overstroomden. In de voedselrijke, ondiepe kustzeeën was het leven soortenrijk. De dinosauriërs vormden een overheersende groep reptielen op het land. Ze vertoonden veel verschillende vormen en levenswijzen. Er waren snelle jagers en trage planteneters bij. Uit een bepaalde dinosauriërgroep ontstonden de eerste vogels. De bloemplanten ontwikkelden zich als nieuwe plantengroep; hun zaden werden omhuld door voedzame vruchten. Met geuren en kleuren lokten deze planten insecten en andere dieren, die een rol speelden in de bestuiving en zaadverspreiding.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding Krijt
Krijt: ca. 140 tot 65 miljoen jaar geleden
Dit was een periode van uitersten. De temperatuur was hoog en het zeeniveau lag enkele honderden meters boven het huidige niveau. Door het bijzonder hoge zeeniveau lagen veel kustgebieden onder water. Dit waren warme, voedselrijke gebieden, waar jagende reptielen zich te goed deden aan vissen, inktvissen en ammonieten. Reptielen overheersten nog steeds op het land. Vooral dinosauriërs waren talrijk. Sommige soorten volgden in grote kuddes bepaalde trekroutes op zoek naar voedsel. Aan het eind van het Krijt stierven de dinosauriërs uit, evenals verschillende andere levensvormen zoals ammonieten. Dit viel samen met een enorme meteorietinslag. De zoogdieren waren schuwe diertjes, die in holen en bomen leefden. Meestal hadden zij een nachtelijke levenswijze. De bloemplanten, die gedurende de Jura waren ontstaan, ontwikkelden zich tot een soortenrijke groep.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding Kwartair
Kwartair: ca. 2,5 miljoen jaar geleden tot nu.
Het Kwartair, of Quartair, was een tijdperk waarin koude en warme perioden elkaar afwisselden. Tijdens een `interglaciaal` (een periode tussen twee ijstijden) was het warm. Tropische bossen strekten zich uit over grote oppervlakten aan weerszijden van de evenaar, soms zelfs tot in de huidige Sahara. Koude grassteppen kwamen alleen nog dicht bij de polen voor. Tijdens de warmere perioden van het Kwartair hadden de dieren uit warmere streken een groot verspreidingsgebied.
Tijdens een `glaciaal` (een ijstijd) was het koud. Tropische bossen vormden slechts een smalle strook rond de evenaar. De plantengroei, die we in een ijstijd van het Quartair in Nederland aantroffen, kwam overeen met die in de koude steppen van het tegenwoordige Alaska. De bodem van de Noordzee was drooggevallen. Er groeiden planten en er liepen mammoeten en wolharige neushoorns rond. De moderne mens was ontstaan en verspreidde zich vanuit Afrika over de hele wereld. Hij had zich aan verschillende klimaten weten aan te passen.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding middenoor
De gehoorbeentjes zijn de kleinste botjes in ons lichaam. Hoewel ze slechts 5 millimeter groot zijn, nemen ze een belangrijke taak op zich. Geluid bestaat namelijk uit extreem kleine drukverschillen. Om die verschillen te kunnen waarnemen, moeten die verschillen worden vergroot. De gehoorbeentjes kunnen in één soepele beweging het opgevangen geluid 35 maal versterkt doorgeven aan het slakkenhuis. Hoe ze dat doen? En waarom we niet doof worden als we heel hard schreeuwen?
Inleiding natuurvisies
Wie zijn we? Waar komen we vandaan? Waar gaan we heen? (Paul Gauguin)
Vanaf het moment dat de mens over bewustzijn en denkvermogen beschikte, heeft hij vragen gesteld over zichzelf, en over de natuur. Als antwoord op die vragen ontwikkelde de mens allerlei visies: visies op het leven, op de natuur en op de mens. Vragen zoals Wat is de mens? of Wat is leven? of Wat is de natuur? behoren ongetwijfeld tot de oudste filosofische vragen van de mensheid. In iedere tijd en in iedere samenleving werden - en worden - deze vragen opnieuw opgeworpen en opnieuw beantwoord.
Vandaag de dag, aan het begin van de 21ste eeuw, zijn deze vragen actueler en belangrijker dan ooit. De natuurwetenschap heeft namelijk in de afgelopen jaren een historische mijlpaal bereikt: we weten in grote lijnen hoe ons DNA in elkaar zit. We zijn volop bezig met het leren van de taal waarin God het leven heeft geschapen, aldus de Amerikaanse president Bill Clinton op 26 juni 2000, ter gelegenheid van de voltooiing van menselijk genoom-project. Binnenkort beschikken we over voldoende kennis en knowhow om God en Moeder Natuur opzij te schuiven en zélf de rol te gaan spelen van ontwerpers van onze eigen soort.
Overschrijden we daarmee een magische grens? Doorbreken we een oeroud taboe? Die vragen komen feitelijk al te laat. Als er zo`n grens bestond, ís die al overschreden. Als er werkeljk sprake was van zoiets als een taboe, dan ís die allang doorbroken. De snelle ontwikkelingen in de biologie en de biomedische technologie plaatsen ons voor voldongen feiten.
Inleiding oorschelp
Hondenoren, vleermuisoren of flaporen. Ook al lijken ze totaal verschillend, toch hebben ze allemaal dezelfde functie. Misschien denk je dat ze er alleen maar zijn om geluid mee op te vangen. Maar ze doen veel meer dan dat. En waarom hebben we er eigenlijk twee?
Inleiding Ordovicium
Ordovicium: ca. 500 tot 440 jaar geleden
In de loop van het Ordovicium werd de temperatuur op aarde lager. Aan het eind van dit tijdperk ontstond een ijstijd, waardoor veel soorten uitstierven. Veel zeewater werd toen opgeslagen in de vorm van landijs. Daardoor daalde de zeespiegel en kwamen veel kustgebieden droog te liggen. Het land werd voor een groot deel overdekt met gletsjers. Nog steeds kwamen op het land alleen schimmels en algen voor. In de ondiepe kustzeeën ontwikkelde het leven zich verder. Naast trilobieten kwamen vooral zeelelies, mosdiertjes, graptolieten en armpotigen voor. De eerste vissen waren diertjes zonder kaken. Om zich tegen grotere roofdieren - zoals zeeschorpioenen - te beschermen, schoten ze de modderbodem in. Een beenpantser rond de kop maakte deze vissen minder kwetsbaar. Naast vrij zwevende algen ontwikkelden zich nu ook plantjes in zee. Zij vestigden zich in ondiepe kustgebieden.
De ontwikkeling van de aarde en het leven
Vernieuwingen in het leven
Inleiding Perm
Perm: ca. 290 tot 250 miljoen jaar geleden
De ijstijd, die halverwege het Carboon begon, ging door. Aan het eind van het Perm warmde het klimaat langzamerhand weer op. Mede door het bijzonder lage zeeniveau trad de grootste uitstervinggolf van de geschiedenis op.
De zaadplanten veroverden de continenten. Boomsoorten pasten zich aan de droogte aan door óf in de winter hun bladeren af te werpen, óf door kleine, leerachtige bladeren te vormen. Zo gingen ze uitdroging tegen. Veel amfibieën stierven uit. Hun overheersende rol werd overgenomen door de reptielen. Er ontstonden reptielen, die beter in staat waren om hun lichaamstemperatuur te regelen dan de huidige amfibieën en reptielen. Zij worden zoogdierreptielen genoemd.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding Proterozoïcum
Proterozoïcum: ca. 2.500 tot 540 miljoen jaar geleden
De aarde koelde in het Vroeg- en Midden-Proterozoïcum (ca. 2.500 tot 900 miljoen jaar geleden) sterk af en beleefde haar eerste ijstijd. Bacteriën koloniseerden de ondiepe zeeën. Zij vormden dikke, ronde matten op de zeebodem (stromatolieten). Tijdens hun stofwisseling zetten ze kooldioxide om in zuurstof. Daardoor steeg het zuurstof-gehalte in de atmosfeer. Om het voedsel zo goed mogelijk te benutten, namen sommige bacteriën andere in hun lichaam op. Die hielpen bijvoorbeeld bij het verteren van voedsel. Zo ontstonden de eerste eencelligen met kern, waarvan onze lichaamscellen in feite verre afstammelingen zijn.
Het Laat-Proterozoïcum (ca. 900 tot 540 miljoen jaar geleden) werd gekenmerkt door ijstijden, afgewisseld met warmere periodes. Rond 600 miljoen jaar geleden vond de grootste ijstijd uit de geschiedenis van de aarde plaats. Het land was kaal en leeg. Tot op de evenaar was het koud. Door de activiteit van de stromatolieten nam het zuurstofgehalte in de atmosfeer verder toe. In zee waren verschillende meercellige dieren ontstaan, die de Ediacara-fauna worden genoemd naar de eerste vindplaats in Australië. Deze bijzondere dieren leefden in ondiepe warme kustzeeën. Ze leken erg op neteldieren, zoals kwallen. De meeste soorten van de Ediacara-fauna waren aan het einde van het Laat-Proterozoïcum uitgestorven.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding Siluur
Siluur: ca. 440 tot 410 miljoen jaar geleden
Na de ijstijd aan het eind van het Ordovicium werd het weer warmer. Doordat het zuurstofgehalte in de atmosfeer verder steeg, ontstond een ozonlaag. Deze ozonlaag beschermde de aarde tegen ultraviolette straling. Ongewervelde dieren, zoals bijvoorbeeld reuzenschorpioenen, waren nu in staat om de getijdezones te koloniseren. In zee leefden veel bodemdieren, zoals mosdiertjes en armpotigen. Er scharrelden ook kaakloze pantservissen rond op zoek naar voedsel. Door het ontstaan van kaken konden vissen zich ontwikkelen tot succesvolle jagers. In deze tijd kwamen de eerste haaiensoorten voor. De beschermende ozonlaag maakte het land geschikt voor plantengroei.
De ontwikkeling van de aarde en het leven
Vernieuwingen in het leven
Inleiding slakkenhuis
Muziek, een goed gesprek of hard gekrijs. Geluid bevat een heleboel informatie. Maar hoe wordt die informatie uit het geluid gehaald? En omdat onze hersenen elektrisch werken, moet die informatie vertaald worden in elektrische pulsen. Dit alles doet het slakkenhuis. Maar hoe precies? Als je gezien hebt hoe het slakkenhuis dit allemaal voor elkaar krijgt, besef je pas wat een wonder ons gehoor eigenlijk is.
Inleiding Tertiair
Tertiair: ca. 65 tot 2,5 miljoen jaar geleden.
Het Tertiair is te verdelen in twee periodes: De periode van 65 tot 25 miljoen jaar geleden wordt aangeduid als het Paleogeen. Het Neogeen loopt van 25 miljoen jaar geleden tot 2,5 miljoen jaar geleden.
Aan het begin van het Paleogeen werd het broeikaseffect minder. De samenstelling van de atmosfeer begon steeds meer op die van tegenwoordig te lijken. Na de bijzonder hoge temperaturen van het Krijt werd het op de aarde langzaam koeler. De tropische zone was breder dan tegenwoordig. Nederland had een subtropisch klimaat en werd overdekt door bossen. Hier leefden veel verschillende zoogdieren. Deze zagen er heel anders uit dan tegenwoordig. De voorouders van het paard waren bijvoorbeeld kleine, wendbare diertjes. De zoogdieren, die altijd in de schaduw van de reptielen hadden geleefd, veroverden na het uitsterven van de dinosauriërs de vrijgekomen leefgebieden. Er waren bijvoorbeeld vliegende zoogdieren (vleermuizen), terwijl andere zoogdieren, zoals walvissen, in zee leefden. Door het warme klimaat strekten vlaktes met struiken en loofbomen zich uit tot dichtbij de poolstreken. Deze moerassige gebieden boden voedsel aan een grote verscheidenheid van planten en dieren. Gedurende het Neogeen ontstonden de grote grasvlakten van tegenwoordig. Uit wendbare bosdiertjes, zoals het oerpaardje, ontstonden snelle hoefdieren, die aan het leven op de grasvlakte waren aangepast. De Afrikaanse grasvlakten waren het leefgebied van de eerste mensachtigen.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding Trias
Trias: ca. 250 tot 210 miljoen jaar geleden
De droogte van het Perm duurde voort. Zelfs bij de poolcirkels was het vrij warm: er waren geen ijskappen. R eptielen kwamen in veel verschillende leefmilieus voor. In deze tijd ontstonden de eerste vliegende reptielen en de eerste dinosauriërs. Op het land ontstonden uit de zoogdierreptielen nieuwe diersoorten die hun jongen zogen. Dit waren de eerste zoogdieren. De plantengroei werd overheerst door naaldbomen, cycas-achtigen en ginkgos, die `s winters hun bladeren verloren. Deze planten konden goed tegen de droogte. Hun zaden waren bestand tegen uitdroging. In zee had de dramatische vermindering in het oppervlak van ondiepe kustzeeën gedurende het Perm zijn tol geëist: veel diergroepen waren uitgestorven. De opengevallen plaatsen werden ingenomen door andere groepen. Zo ontstonden de koraalgroepen van tegenwoordig en was er een enorme toename van het aantal soorten weekdieren. De ammonieten wisten zich na de moeilijke omstandigheden goed te herstellen. In een wapenwedloop tussen prooien en roofdieren ontstonden nieuwe diergroepen met een steeds snellere manier van voortbewegen.
De ontwikkeling van de aarde en het leven Vernieuwingen in het leven
Inleiding verwerking
Muziek en spraak prikkelen ons brein. Want geluid is voor onze hersenen meer dan een verzameling klanken. Die klanken betekenen iets. Daarom probeert ons auditieve centrum zoveel mogelijk verbanden te ontdekken tussen die klanken. Dat maakt ons brein enorm krachtig, maar daardoor kun je het ook goed voor de gek houden. Probeer maar eens te ontdekken hoe krachtig jouw grijze massa is. En hoe je het kunt foppen!
Inrichting en onderhoud van tuinen
Voordat u begint met het aanleggen of veranderen van uw tuin, moet u eerst allemaal bedenken wat u er in wilt hebben: pade, zitplekjes, een schuurtje, steunbouwsels voor klimrozen.... Wilt u een moestuin, of een sier- of gemengde tuin, moet er een plekje komen voor kruiden en bessenstruiken of fruitbomen? Wordt de tuin omheind? Wellicht is het handig om een plattegrond te maken om daarop in te tekenen wat er allemaal is of nog moet komen. ook belangrijk om te weten is welke grondsoort er is, hoe rijk, vast en schoon deze is en hoe hoog het grondwater staat.
Naast de inrichting van de tuin speelt het beheer een belangrijke rol. Dit heeft betrekking op bemesting, maaien, snoeien, kappen wieden, etc. het beheer kan op een natuurvriendelijke manier gedaan worden. Niet in de laatste plaats komt voor de tuinier het genoegen, dat hij of zij aan de tuin beleeft. In de natuurlijke tuin is naast dieren, veel plaats voor bloemen, geurende kruiden, mooie boompjes en besloten plekjes, wat de tuin in zijn geheel ten goede komt.
Insecten als voedsel voor de mens
Insecten lusten elkaar vaak rauw. Ook vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren eten graag insecten. Alleen wij, de superalleseters, wij trekken onze neus ervoor op. Sterker nog, we griezelen alleen al bij de gedachte. Dat komt echter vooral door de cultuur waarin we leven. Sommige insecten smaken uitstekend. Een voedzame hap
We krijgen niet alles van een insect verteerd. De huid bijvoorbeeld, inclusief de vleugels, bestaat uit een zeer resistente stof, chitine, waar onze spijsverteringsorganen weinig mee kunnen beginnen. Chitine is misschien wel goed voor de spijsvertering, net als vezels. Maar binnen die huid zitten organen voor de opslag van vet of bijvoorbeeld het produceren van eieren. De eierstokken van een volwassen vrouwtje kunnen bijna haar hele achterlijf vullen. En laten we de eiwitrijke spieren niet vergeten. Al met al vormt een insect een heel voedzaam, misschien alleen wat bescheiden hapje. Is het dan niet vreemd dat wij garnalen en kreeften als een lekkernij beschouwen, waar we veel geld voor over hebben, terwijl wij andere geleedpotigen zoals de insecten verafschuwen als voedsel? Zijn vogelnestjes, door zwaluwen voornamelijk van speeksel gemaakt, niet een veel vreemder lekkernij? Verschillen tussen culturen
Het eten van insecten is vaak cultuurgebonden, maar van alle tijden. In de bijbel wordt al verhaald hoe Mozes het volk Israël leert dat ze bepaalde sprinkhanen en kevers kunnen eten. Vooral sprinkhanen vormen een wijd verspreid onderdeel van het voedselpakket.
Insecten en het microklimaat
Voor ons gevoel maakt het verschil in temperatuur tussen de boven- en onderkant van een blad aan een boom niet veel uit. Voor insecten luistert dit zogenaamde microklimaat erg nauw. Opwarmen
Ons lichaam verwarmt zichzelf en eventueel trekken we warmere kleding aan. Insecten en vele andere dieren missen deze mogelijkheden. Ze zijn koudbloedig en daardoor voor hun activiteiten afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Bovendien hebben zij ten opzichte van hun inhoud een groot huidoppervlak, waardoor ze sneller warmte verliezen. Vele gevleugelde insecten kunnen hun lichaamstemperatuur iets omhoog brengen door de vleugels te laten trillen. Toch is zonnebaden vaak een noodzaak om warm genoeg te worden om te kunnen vliegen. Dagvlinders doen dat door de vleugels geheel of gedeeltelijk te spreiden, of de onderkant van de opgeklapte vleugels dwars op de straling van de zon te houden. In het bos vechten territoriaal ingestelde vlinders, zoals het bonte zandoogje, om de zonbeschenen plekjes. Op een verticale boomstam kan de zonbeschenen zijde wel 12°C warmer zijn liggen dan de omringende lucht. Hier vinden we dan ook niet voor niets vaak vliegen en andere insecten. Leven op grondniveau
Insecten die op open zandgrond leven, zoals zandloopkevers, maken extreme temperatuurschommelingen mee. `s Zomers kan het in een heldere nacht vriezen, terwijl overdag de temperatuur 40°C of meer bereikt. Zandloopkevers kruipen voor de nacht dan ook in de grond. Ze komen tevoorschijn als de temperatuur in de grond tot 19°C is gestegen.
Insecten in de kruin
Insecten zijn heel lang bestudeerd vanaf de grond. Vlinders werden met een vlindernet gevangen, rupsen op het oog gezocht, en mestkevers uit paarden- en koeienmest gepeuterd. Het leven in de boomkruin bleef buiten schot. Pas in de jaren zeventig kwam daar grondig verandering in. Een wereld ging open. Een revolutionaire methode
De boomkruinen bleven niet voor niets onbekend terrein. Ze zijn immers moeilijk toegankelijk. In de jaren zeventig echter werd een benevelingsmethode ontwikkeld (`fogging`). Hierbij wordt een snel afbreekbaar insecticide met rook uit een dieselmotor verstoven in de boomkruin. De insecten raken verdoofd, een deel sterft onmiddellijk en alles wat niet echt vastzit, valt omlaag. Daar worden de dieren opgevangen in trechters. Zo kon men, met name in het Amazonegebied, ongekende aantallen soorten vangen, waaronder talloze die nog niet beschreven waren. Een aselectieve methode als fogging blijkt geen grote schade toe te brengen aan het milieu. Experimenten toonden aan dat binnen 10 tot 30 dagen dezelfde bomen weer dezelfde hoeveelheden insecten leveren. Tegenwoordig is de boomkruin door zogenaamde canopy walks (bruggen door de kruinen), hoge kranen, bergsportuitrusting en zelfs `vlotten` van gaas, die op de kruinen worden gelegd en waar we overheen kunnen lopen, veel gemakkelijker bereikbaar. Enorme aantallen
De ongelooflijke aantallen insecten die men op diverse plaatsen in de tropen met fogging uit de bomen haalde, bleken voor het grootste deel nog onbeschreven.
Insectenetende vleermuizen
Wetenschappelijke naam: Microchiroptera (onderorde binnen de Vleermuizen ofwel Handvleugeligen, Chiroptera)
Insectenetende vleermuizen zijn vliegende zoogdieren, die zich hoofdzakelijk voeden met insecten. Hun voorpoten hebben de functie van vleugels. De vlieghuid wordt ondersteund door verlengde vingers, en loopt van voor- tot achterpoten. De tenen zijn naar achteren gericht en worden gebruikt om te hangen. In tegenstelling tot Vruchtenetende vleermuizen beschikken Insectenetende vleermuizen over sonar voor hun oriëntatie en het opsporen van hun prooi (echolocatie). Ze hebben ingewikkeld gebouwde oren, kleine ogen en scherpe tanden. Insectenetende vleermuizen komen overal ter wereld voor.
Insecteneters
Wetenschappelijke naam: Insectivora (orde binnen de Placentale zoogdieren, Eutheria of Placentalia)
Insecteneters zijn zoogdieren die leven van insecten. Het zijn meestal kleine dieren, met korte poten. Ze hebben kleine ogen, een lange, spitse snuit en een groot aantal spitse tanden. Insecteneters komen over de hele wereld voor, behalve in Zuid-Amerika en Australië. Tot deze groep behoren zeer verschillend uitziende soorten, zoals de Egel, Stekelvarken, Mol en Spitsmuizen. Het kleinst bekende zoogdier is de 1,5 tot 2 gram wegende Wimperspitsmuis (Suncus etruscus), die rondom de Middellandse Zee leeft.
Insuline kweken
Bacteriën met een ingebouwd menselijk gen maken insuline voor suikerpatiënten. In 1983 verscheen dit medicijn na uitgebreide tests op de markt, nadat het enige jaren eerder was ontwikkeld. Het was het eerste voorbeeld van een medicijn dat gemaakt werd door een organisme genetisch te veranderen.
De alvleesklier: een insulinefabriek
Perfect medicijn
Voordat bacteriën menselijk insuline konden maken waren patiënten aangewezen op insuline uit varkens, die van mindere kwaliteit is. Varkensinsuline is niet precies dezelfde als die van mensen. Hierdoor krijgen patiënten na verloop van tijd allerlei lichamelijke klachten.
Toch bezwaren?
Het genetisch veranderen van organismen is volgens sommigen niet natuurlijk, de gevolgen op langere termijn zijn nooit precies te voorspellen. Lees verder over bacteriën die insuline maken
Integraal Beheersplan Noordzee 2015
Het Integraal Beheersplan Noordzee (IBN) 2015 vervangt de Beheersvisie Noordzee 2010. Omdat de Noordzee steeds intensiever gebruikt wordt, komen er steeds meer gebruikersfuncties bij. IBN 2015 moet sturing geven aan deze toenemende druk. De nadruk zal liggen op de concretisering van beleid naar beheer. Dit zal worden gedaan in de vorm van een integraal afwegingskader, waarin met de belangen van de verschillende gebruikers rekening wordt gehouden. De Nota Ruimte is richtgevend voor het beheersplan.
In het IBN 2015 worden de plannen uit de Nota Ruimte verder uitgewerkt. Zo krijgen een deel van de kustwateren, het Friese Front, de Klaverbank en de Doggersbank extra bescherming. Vissers zullen moeten aantonen dat hun activiteiten geen schade aanrichten aan de gebieden. De visserij maakt zich bezorgd over de economische gevolgen die de beschermmaatregelen zullen hebben. Ook vrezen ze dat er door de bouw van windmolenparken op zee minder ruimte overblijft om te vissen.
Weblinks:
Meer informatie over het Integraal Beheersplan Noordzee 2015: http://www.noordzeeloket.nl/ibn-
Intensieve veehouderij
Onder `intensieve veehouderij` verstaat men de vormen van veehouderij die niet direct aan gras- of bouwland zijn gebonden. Het gaat vooral om de varkens- kalver- en pluimveehouderij. Langs de kust en op de waddeneilanden stellen deze sectoren niet veel voor. Zij zijn voor de natuur en het milieu in zee en langs de kust vooral van belang als bron van meststoffen.
Internationaal Waddenzeebeleid
De eerste Trilaterale Regeringsconferentie tussen Duitsland, Denemarken en Nederland over de bescherming van de Waddenzee werd in 1978 gehouden in Den Haag. Deze conferentie betekende het officiële begin van de samenwerking, waarvan de formele grondslag de Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de Bescherming van de Waddenzee is. Deze verklaring is ondertekend tijdens de in 1982 in Kopenhagen gehouden Derde Waddenzee Conferentie. De ministers met natuur- en milieuzaken in hun portefeuille komen iedere drie jaar bij elkaar. Het doel van deze conferenties is het waddenbeleid in de drie waddenlanden op elkaar af te stemmen.
In de Gemeenschappelijke Verklaring van de Trilaterale Waddenzee Samenwerking spreken de drie landen de intentie uit om overleg met elkaar te plegen en activiteiten en maatregelen te coördineren. Door wettelijke maatregelen, zo wordt gehoopt, zal een samenhangende bescherming van de Waddenzeeregio als geheel met inbegrip van flora en fauna bereikt worden. Het gaat om het Ramsar-verdrag (Wetlands Conventie), de EU-Vogelrichtlijn en andere van toepassing zijnde richtlijnen. In 1992 is daar de EU-Habitatrichtlijn bijgekomen.
De internationale afspraken hebben geen kracht van wet. Zij moeten in de drie landen worden verwerkt in beleidsdocumenten en wettelijke regelingen. Die regelingen zijn in de drie landen behoorlijk verschillend.
De drie landen hebben afgesproken de contacten tussen de verantwoordelijke bestuursorganen te intensiveren en verbreden, onder andere door regelmatig Ministersconferenties te houden.
Internationaal zeerecht
Het internationale zeerecht omvat een groot aantal verdragen die in de afgelopen eeuwen tot stand zijn gekomen. Wijzigingen en aanvullingen komen sinds de Tweede Wereldoorlog doorgaans tot stand onder de koepel van de Verenigde Naties. De Vleet behandelt het MARPOL-verdrag, het verdrag van Londen en de verdragen van Oslo en Parijs. Meer dan een halve eeuw is er internationaal geredetwist over de vraag wie de zeggenschap heeft over welk stuk zee. Daarbij ging het ook om de zeggenschap over dat deel van de zee dat direct aan het land grenst, de territoriale wateren. Met het VN-verdrag van 1982 is aan de strijd om de zee een voorlopig einde gekomen. Dit verdrag verdeelt de zee in diverse zones zoals de twaalfmijlszone, de uitgebreide zone, de exclusieve economische zone, de visserijzone, de milieuzone en de regels met betrekking tot het Nederlandse deel van het Continentaal Plat (NCP).
Weblink:
Nederlands Institute for the law of the Sea (NILOS): http://www.uu.nl/uupublish-homerechtsgeleer-onderzoek-onderzoekscholen-nilos-19460main.html