Natuurinformatie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716
Heidevlinder
De heidevlinder komt algemeen voor in droge duingraslanden met stukken kaal zand. In de duinen vliegt hij op de duinheide maar ook in de buitenduinen. Het is een vrij grote, donkere vlinder met camouflagekleuren op de onderkant van de vleugels. Zij zonnen graag op de warme, open stukken zand, waarbij ze de voorvleugels in de achtervleugels trekken, en in het verlengde van hun schaduw gaan staan. Heidevlinders leggen de eieren op schapengras, buntgras of struisgras.
Namen: Ned: Heidevlinder Lat: Hipparchia semeleDui: Ockerbindiger Samtfalter (Rostbinde) Eng: Grayling Fr: Agreste
Heikikker
De heikikker komt in de hele kuststreek voor, maar is vrij zeldzaam. Op de Friese waddeneilanden leven geen heikikkers. Hij is gebonden aan laag, vochtig terrein, en heeft open water nodig voor de voortplanting. Heikikkers worden bedreigd door grootschalige ingrepen in het landschap ( landbouw, natuurbouw) en zijn gevoelig voor verdroging en verzuring van hun leefgebied.
Op Texel is de heikikker een behoorlijk talrijke soort. Waarschijnlijk is de heikikker hier terecht gekomen toen het eiland nog met het land verbonden was. De andere waddeneilanden zijn nooit met het vaste land verbonden geweest. Sinds 1994 worden er op Texel steeds meer groene kikkers op het eiland aangetroffen, waardoor natuurbeheerders bang zijn dat de heikikker op den duur uit de natte duinvalleien verdrongen zal worden.
Namen: Ned: Heikikker Lat: Rana arvalis Eng: Moor frogDui: Moorfrosch Dan: Spidssnudet frø
heilige ibis
© Martin Kramer
Net als de andere ibissen heeft deze een lange omlaaggebogen snavel. Hij heeft een overwegend wit verenkleed, zwarte poten en een zwarte kale nek en kop. Ook de toppen van de slagpennen zijn zwart.
De heilige ibis werd in het oude Egypte vereerd.
Wetensch. naam: Threskiornis aethiopicus
Engelse naam: sacred Ibis
Verspreiding: Afrika zuidelijk van de Sahar, Madagaskar, Zuidoost-Irak
Voedsel: ongewervelde dieren
Lengte: 65 - 90 cm
Gewicht: 1,5 kg
Status: plaatselijk algemeen
Heksenkringen
Wie wel eens buiten wandelt heeft vast wel eens een ring van paddestoelen in gezien, de zogenoemde heksenkringen. In de Middeleeuwen bracht men dit verschijnsel in verband met het bovennatuurlijke en met hekserij. De verklaring is echter simpel. Het ontstaan van een heksenkring
Paddestoelen zijn geen op zichzelf groeiende organismen, maar de vruchtlichamen van een onderaardse zwamvlok of mycelium, dat bestaat uit talloze fijne schimmeldraden. We kunnen de zwamvlok vergelijken met een appelboom, en de paddestoelen met de aan de buitenkant van de bladkroon rijpende appels. Een zwamvlok ontstaat na ontkieming van een spore en groeit in principe in alle richtingen even hard. Bij het ouder worden sterft het centrale gedeelte af. Omdat alleen het buitenste, resterende deel van de zwamvlok paddestoelen vormt, staan deze logischerwijs in een ring gerangschikt.
Natuurlijke barrières, sterfte van bepaalde delen van de zwamvlok, overdekking door vegetatie, en de vorming van weinig vruchtlichamen in `slechte paddestoeljaren`, kunnen het ringbeeld verstoren. Overigens zijn er ook veel paddestoelsoorten waarvan de zwamvlok zich anders ontwikkelt, en die we jaarlijks op dezelfde plaats kunnen terugvinden. Afmetingen en leeftijd van heksenkringen
De heksenkringen die wij doorgaans tegenkomen hebben een doorsnede van één tot enkele meters. Aan de hand van luchtfoto`s heeft men echter heksenkringen ontdekt, waarvan de doorsnede honderden meters tot bijna een kilometer bedraagt. Bij een jaarlijkse groei van de zwamvlok van bijvoorbeeld één meter, wat heel veel is, leert een eenvoudig rekensommetje dat zulke kringen honderden jaren oud moeten zijn.
Heksenmelk
De plant heksenmelk bevat, net zoals veel andere planten van de wolfsmelkfamilie, wit melksap dat giftig is. Vandaar zijn naam. Hij komt langs dijken en in weilanden voor.
De plant is waarschijnlijk naar Texel meegekomen met klei voor de dijken en is daar onder meer bij `t Horntje te zien.
Namen: Ned: Heksenmelk Lat: Euphorbia esula Eng: Leafy Spurge Fra: Euphorbe esuleDui: Eselswolfsmilch; Scharfe Wolfsmilch
Hektrawl-visserij
Hektrawlers behoren tot de grote zeevisserij. In 2001 telde de Nederlandse visserijvloot 16 grote trawlers. Deze trawlervloot beschikt over een totale bemanning van ruim 400 koppen. Ze vissen in de Noordzee en het Kanaal op haring, horsmakreel en makreel. Langere reizen gaan onder meer naar West-Afrika, de Falkland-eilanden en IJsland. De vangstverwerking vindt plaats aan boord, waar men de beschikking heeft over visverwerkings- en diepvriesinstallaties. De ruimen zijn ingericht om de vangst diepgevroren of gekoeld te bewaren. Dat is nodig omdat de reizen die deze schepen maken soms maanden lang duren.
Helm
Helm is het forse, taaie grijsgroene gras dat overal in pollen langs de Nederlandse kust op de jonge duinen groeit. Hij maakt lange wortelstokken die diep in de bodem doordringen en zo verstuiving tegengaan. Daarom wordt helm op grote schaal aangeplant. Helm kan goed tegen de extreme omstandigheden in de zeereep, maar niet tegen zout water. Per jaar kan helm een meter zandaanwas aan. Helm vormt de tweede essentiële stap van duinvorming.
De soort behoort tot de pioniers. Als één van de eerste soorten vestigt helm zich op duintjes. De grote beperking van de soort is dat het niet goed tegen zout kan. Er moet zich dus eerst een zoetwaterreservoir gevormd hebben voordat de plant kan overleven. Zodra biestarwegras duintjes met zo`n reservoir heeft gemaakt, volgt helm hem op. De kracht van helm zit in de grote tolerantie wat betreft onderstuiven.
Namen: Ned: Helm Lat: Ammophila arenaria Eng: Marram grass Fra: OyatDui: Strandhafer (Helm) Dan: Sandhjælme
helmkasuaris
© WWF-Canon-MHarvey
De helmkasuaris is de grootste van de drie soorten kasuarissen. Deze grote loopvogel leidt een verborgen leven in het regenwoud. Behalve lopen kan hij met zijn sterke poten ook gevaarlijke trappen uitdelen, vooral doordat aan elke poot een teennagel dolkachtig is uitgegroeid.
Het mannetje maakt een dreunend geluid om een vrouwtje te lokken. De eieren zijn donkergroen gekleurd. Buiten het broedseizoen leven kasuarissen solitair.
Wetensch. naam: Casuaris casuaris
Engelse naam: Southern cassowary
Verspreiding: Nieuw-Guinea, Noordoost-Australië
Voedsel: vruchten
Lengte: tot 170 cm
Gewicht: tot 60 kg
Status: kwetsbaar
Helmkrab
Helmkrabben leven bij voorkeur op zandige bodems, rond de laagwaterlijn en dieper. Zij graven zich in in de zeebodem. Bij dat ingraven kan de helmkrab zijn voelsprieten samenvoegen tot een zuigbuis, zodat hij ook zuurstofrijk water kan opnemen als hij in de bodem zit. Helmkrabben worden tot 4 cm lang en 3 cm breed en zijn bleekrood tot witgeel van kleur. Ze komen algemeen voor in de Noordzee, maar niet in de Waddenzee.
Van de helmkrab zijn de mannetjes en vrouwtjes makkelijk van elkaar te onderscheiden. De mannetjes hebben namelijk scharen die twee keer zo lang zijn als het lichaam; bij de vrouwtjes zijn de scharen even lang als het lichaam.
Namen: Ned: Helmkrab Lat: Corystes cassivellaunos Eng: Masked crab (helmet crab)Dui: Antennenkrabbe (Helmkrabbe) Dan: zie Latijnse naam
Helwerder wierden
De eerste predikers die in Noord-Groningen het Christendom kwamen brengen, trokken van wierde naar wierde. Helwerd hebben ze ook aangedaan, dat is zeker. In de negende eeuw genas Liudger, de latere bisschop van Münster hier de heidense zanger Bernlef van zijn blindheid. Helwerd zal in die tijd een boerennederzetting zijn geweest. De laatste boerderij verdween in de 19e eeuw.
Nu staan aan de voet van de wierde de boerderijen Helwerd en Nieuw-Helwerd. In de reeks wierdedorpen: Westerwijtwerd, Middelstum, Toornwerd, Kantens, Usquert, is Helwerd als nu onbewoonde tweekoppige wierde vrij gaaf bewaard gebleven. Vooral in herfst en winter zijn de `heuvels` vanaf de weg en het pad ernaar toe goed waar te nemen.
Hengelsport
Hengelen in de kustwateren is een populaire sport. Veel visliefhebbers gaan een dagje mee op een kotter of vissen aan de dijk, op een strekdam of op het strand. In het waddengebied bestaat de vangst vooral uit bot, schar en puitaal; in de kustwateren worden ook andere soorten zeevis gevangen. Vroeger werd ook veel op geep gevist, maar sinds de opening van de sluizen bij Kornwerderzand loopt de vangst van geep in de Waddenzee terug.
Weblinks:
Over vissen op zee: http://zeevissen.pagina.nl/http://home.wanadoo.nl/zeevissen
Hengst
De Hengst is een grote, droogvallende wadplaat ten noordoosten van Texel. De bodem is op veel plekken rond de plaat slikkig, zodat er een rijke bodemfauna voorkomt. Dit trekt weer veel wadvogels en schelpdiervissers aan. Ten noorden en ten oosten van de plaat ligt het zeehondenreservaat van het Eierlandse gat.
heremietibis
Net als de andere ibissen heeft de heremietibis een lange, omlaaggebogen snavel. Zijn verenpak is granzend groen-zwart en de voorkant van zijn kop kaal en rood, net als zijn snavel en poten. Hij heeft achter op zijn kop en nek een kuif en kraag van lange veren.
Deze ibis kwam vroeger veel voor in Zuid-Europa, Noord-Afrika en West-Azië maar is nu erg zeldzaam geworden. Hij broedt alleen nog op een paar plekken in Marokko en Turkije. Hij bouwt een nest van twijgen en gras op rotsen in steile kloven.
Deze soort is nauw verwant met de gladnekibis, die in Zuid-Afrika leeft.
Andere namen: kaalkopibis; kuifibis
Wetensch. naam: Geronticus eremita
Engelse naam: Northern bald ibis
Verspreiding: Noordwest-Afrika, Turkije
Voedsel: kleine dieren
Lengte: 80 cm
Status: ernstig bedreigd
Heremietkreeft
Heremietkreeften hebben een week achterlijf zonder uitwendig skelet. Zij gebruiken een leeg slakkenhuis als pantser. De kop, de looppoten en de stevige scharen steken uit de opening. Heremietkreeften worden tot 35 millimeter lang, ze moeten tijdens de groei regelmatig een groter slakkenhuis opzoeken. Heremietkreeften leven in poelen en onder stenen laag in de getijdenzone en spoelen af en toe in grote aantallen op het strand aan.
Heremietkreeften worden in de hele Noordzee aangetroffen. Ze voeden zich op verbazingwekkend veel manieren. In de bek bevindt zich een zeef waarmee ze plankton kunnen filteren uit het water. Ook kunnen ze een slijmnet uit de bek laten hangen waarmee ze het plankton vangen. De piepkleine diertjes die tussen de zandkorrels op de zeebodem leven worden opgeveegd met behulp van de borstels aan hun mond. Wormen, kleine kreeftachtigen en andere dieren eet de heremietkreeft met zijn kleinere linkerschaar. Heremietkreeften eten daarnaast alle soorten aas, zolang het niet tot ontbinding overgegaan is. De grote rechterschaar sluit als een soort deksel de ingang van het slakkenhuis van de kreeft af en wordt ook gebruikt voor zelfverdediging en het kraken van kleine schaaldieren. Bij gevaar kan de heremietkreeft zich in de schelp terugtrekken. De achterste poten van de heremietkreeft zijn ontwikkeld tot haken waarmee de kreeft zich in het slakkenhuis kan verankeren.
Namen: Ned: Heremietkreeft Lat: Pagurus bernhardus Eng: Hermit crabDui: Einsiedlerkrebs (Bernhardskrebs) Dan: Eremitkrebs
hermelijn
De hermelijn is een klein marterachtig roofdiertje met een opvallende zwarte punt op zijn staart, wat hem van de (tevens kleinere) wezel onderscheidt. In de zomer is hij van boven bruin en vanonder wit gekleurd.
De wintervacht (die alleen de dieren in het noordelijk deel van het verspreidingsgebied krijgen) is geheel wit, op die zwarte punt na. Hij komt in bijna alle biotopen voor, inclusief af en toe een tuin. In het verleden zijn hermelijnen fel bejaagd vanwege hun vacht: het befaamde bont voor koningsmantels.
Wetensch. naam: Mustela erminea
Engelse naam: ermine; stoat
Verspreiding: Noord-Amerika, Europa, Azië
Voedsel: konijnen, muizen, ratten, vogels
Lengte: 24 - 29 cm (mannetje), vrouwtje 21-26 cm, staart 10 cm
Gewicht: 150 - 445 g (mannetje), vrouwtje 140-260 g
Status: algemeen
Herrerasauridae
Herrerasauridae is de familie waarin we de voorlopers van de Theropoden tegenkomen. Samen met Eoraptor en de Guaibasauridae zijn het de Herrerasauridae die paleontologen een beter inzicht geven in de vroege evolutie van de dinosauriërs.
Herrerasaurus is genoemd naar Victorino Herrera, de boer die de eerste skeletten van deze oerdinosaurus ontdekte. Er zijn inmiddels van meer dan 11 exemplaren van Herrerasaurus bekend, waaronder redelijk complete skeletten. Het waren slanke, licht gebouwde tweevoeters, die 3 tot 6 meter lang konden worden. Ze hadden een slanke nek, relatief korte voorpoten, en een lange hand. De scherpe tanden en sterke, scherpe klauwen maakten Herrerasaurus een gevaarlijke rover. Zijn flexibele onderkaken zijn aangepast aan het naar binnen schrokken van grote stukken vlees.
In de loop van de evolutie van de vleesetende dinosauriërs (de Theropoda) ontstonden steeds snellere sooren met minder tenen. Herrerasaurus heeft nog vijf tenen, maar twee daarvan zijn al sterk verkleind. Allosaurus had nog maar vier tenen; bij Tyrannosaurus zijn dat er nog maar drie.
In Dino Argentino is een skelet van Herrerasaurus te zien, afkomstig uit de Ischigualasto-vallei in Argentinië.
Hersenbalk
Hersenbalk
Ook corpus callosum genoemd. De hersenbalk vormt de hoofdverbinding tussen beide hersenhelften en zorgt ervoor dat informatie ter beschikking komt aan allebei de hemisferen. Hij bevat ongeveer 200 miljoen zenuwuitlopers. Wanneer bijvoorbeeld een tekening alleen door de rechterhemisfeer is gezien, herkent de linkerhemisfeer hem ook direct. Dit is niet meer het geval wanneer de hersenbalk door een chirurg is doorgesneden (split-brainoperatie). De hersenbalk is bij vrouwen aan de achterzijde volumineuzer dan bij mannen. De hersenbalk heeft het uiterlijk van een in de breedte uitgerekt hoe.jzer. Ruwweg geldt de regel dat de voorste delen van de hersenbalk ook de voorste hersendelen met elkaar verbinden en de achterste de achterste.
Hersenkwabben
Achterhoofdskwab
Ook Occipitaalkwab genoemd. Van opzij gezien: het aan de achterzijde gelegen deel van de hersenschors. Dit is de kleinste hersenkwab, die betrokken is bij het zien.
Frontaalkwab
Ook voorhoofdskwab genoemd. Dit is de grootste van de vier hersenkwabben en neemt eenderde deel van de totale hersenschors in beslag. Dit deel van de hersenen wordt gezien als het meest geavanceerde deel, verantwoordelijk voor het menselijke zelfbewustzijn. Pariëtaalkwab
Ook wandbeenkwab genoemd. Van opzij gezien: het aan de achter-bovenzijde gelegen deel van de hersenschors. Dit deel van de schors is betrokken bij zintuiglijke en cognitieve functies, zoals aandacht, ruimtelijk inzicht, lezen en rekenen. Het voorste deelte van de pariëtaalkwab ontvangt zintuiglijke informatie van de thalamus.
Hersenletsel
De hersenen kunnen tegen een stootje. Schedel, hersenvliezen en hersenvocht zorgen voor bescherming. Toch kan een harde klap letsel veroorzaken.
Poliklinisch neurologisch onderzoek
Poliklinisch neurologisch onderzoek is na een harde klap aan te raden. Na het onderzoek kan de patiënt meestal naar huis. Het advies is dan rust houden en de eerste 24 uur controleren of de patiënt goed wakker te maken is. Controle is nodig omdat er een kleine kans is dat er een langzaam voorschrijdende aderlijke hersenbloeding optreedt.
Hersenkneuzing
Wanneer iemand langer dan een kwartier bewusteloos is, er aantoonbare hersenschade is en er daarna ernstige geheugenklachten voorkomen, spreken we in de meeste gevallen over hersenkneuzing (contusio cerebri). Door een klap kan er een beurse plek in de hersenen ontstaan waar zich bloed en vocht ophoopt. Het vocht neemt ruimte in beslag waardoor de hersenen worden weggedrukt. Het herstel na een hersenkneuzing varieert enorm, van volledig herstel tot blijvende ernstige handicaps. Mogelijke restverschijnselen zijn verdeeld in vier categorieën: cognitie (taal, geheugen, concentratie en waarneming), emotionele en persoonlijkheidsveranderingen (angst, depressie en irritatie), motorische stoornissen (trillen) en psychosociale problemen (vereenzaming en relatieproblemen). Opvallend is de grote behoefte aan structuur in het dagelijkse leven.
Coma
Hersenstam
Hersenstam
Evolutionair gezien het oudste deel van de hersenen. De hersenstam bestaat grofweg uit de onderste helft van het brein en ligt aan de bovenzijde van het ruggenmerg. Tot de hersenstam behoren het verlengde merg, de pons en de middenhersenen. Soms worden ook de thalamus en de hypothalamus tot de hersenstam gerekend. De hersenstam vormt de verbinding tussen de grote hersenen, het ruggenmerg en de kleine hersenen. In dit gebied ontspringen ook de hersenzenuwen, verantwoordelijk voor de zintuiglijke waarneming van de huid en de gewrichten van de nek, het gezicht en het hoofd, en voor speciale zintuigen zoals horen, smaak en evenwicht. Tevens geven zij de opdrachten door aan de spieren van het aangezicht en de nek. Een belangrijke structuur in de hersenstam is de reticulaire formatie, die verspreid ligt in alle drie de delen van de hersenstam. Zij is verantwoordelijk voor de alertheid van het individu. Ook lopen er verbindingsbanen door de hersenstam tussen grote hersenen en ruggenmerg. De hersenstam heeft onder andere de volgende taken: het reguleren van de slaapwaakcyclus, het maken van re.exmatige en willekeurige oogbewegingen, het controleren van de pupilgrootte, het sturen van meer re.exmatige lichaamsbewegingen en - houdingen, het voelen van beweging en zwaartekracht, huilen, proeven, plassen, kauwen en slikken, vormen van speeksel, overgeven, reguleren van spijsvertering en hongergevoelens, ademhalen, sturen van de bloedsomloop en basale vormen van horen.
Hersentumor
Een tumor is een gezwel dat ontstaat wanneer lichaamscellen door ongecontroleerde celdeling gaan woekeren.
Voorbeelden van hersentumoren
Hersenweefsel in de verdrukking
Algemeen gesteld verstaan we onder een gezwel `abnormale nieuwe weefselvorming` ergens in het lichaam. Deze kan goedaardig of kwaadaaardig zijn. Een tumor is kwaadaardig wanneer hij de neiging heeft zich naar andere delen van het lichaam uit te zaaien. Bij een hersentumor is dit onderscheid minder van belang: ook een goedaardig gezwel neemt ruimte in de schedel in waardoor hersenweefsel in de verdrukking raakt. Er bestaan verschillende soorten hersentumoren. Metastase in de hersenen en astrocytomen komen het meeste voor. Metastase is een uitzaaiing van een kwaadaardig gezwel elders in het lichaam. Astrocytomen ontstaan uit snelgroeiende stervormige gliacellen (astrocyten) die vooral in de grote hersenen voorkomen. Door de vele uitlopers is de kwaadaardige tumor soms moeilijk in zijn geheel operatief te verwijderen.
Klachtenpatroon loopt uiteen
Een hersentumor kan zeer uiteenlopende klachten geven. Deze zijn afhankelijk van de plaats en de grootte van de tumor. Mogelijke verschijnselen zijn hoofdpijn, misselijkheid, verlammingen, epilepsie, slaperigheid, gehoor- en gezichtsstoornissen. Afhankelijk van de plaats van de tumor kunnen de gevolgen onder andere ongeremde emoties zijn, afasie, apraxie (het onvermogen complexe handelingen in de juiste volgorde te verrichten), neglect en hemianopsie.
Hersenvliesontsteking
Hersenvliesontsteking wordt ook wel nekkramp of meningitis genoemd. Het betreft hier een ontsteking van de vliezen die de hersenen omgeven.
De drie vliezen die de hersenen omgeven
Twee vormen van hersenvliesontsteking
Virale hersenvliesontsteking
Ontsteking veroorzaakt door een virus. Dit is de minder ernstige variant die meestal binnen een à twee weken vanzelf geneest. Verschijnselen zijn onder meer hoofdpijn, koorts en lichte nekstijfheid.
Bacteriële hersenvliesontsteking
Ontsteking van de hersenvliezen door één van de drie bacteriën: meningokok, pneumokok of `Hib`. De laatste komt sinds 1993 steeds minder voor vanwege een vaccin dat kinderen meekrijgen bij de DKTP-prik. Het betreft bacteriën die (onschuldig) in de neus-keelholte zitten maar die bij verminderde weerstand via het bloed in de hersenvliezen terecht komen.
Voorbeelden van huidbloedinkjes
Kenmerken van een bacteriële hersenvliesontsteking
Deze kenmerken zijn: huidbloedinkjes (paarsrode vlekjes die niet verdwijnen als je erop duwt), ernstige hoofdpijn, stijve nek, koorts, overgeven, veranderd bewustzijn (slaperig of zelfs bewusteloos). Bij pasgeborenen zijn deze verschijnselen moeilijker waar te nemen, ze vertonen vaak een prikkelbaar of juist lusteloos gedrag. Snel handelen is nodig: direct naar het ziekenhuis waar de bacterie met antibiotica kan worden gedood. De bacterie kan nauwelijks buiten het lichaam leven en is daarom alleen besmettelijk bij dicht menselijk contact (scholen, militairen, gezinsleven).
Hersenvocht
Hersenvocht
Ook liquor genoemd. Kleurloze heldere vloeistof in de ventrikels en de subarachnoïdale ruimte (de ruimte tussen het binnenste en middelste hersenvlies).Het hersenvocht wordt gevormd door gespecialiseerde cellen in de ventrikels en wordt door het bloed afgevoerd. Het hersenvocht beschermt de hersenen en het ruggenmerg tegen schokken. Daarnaast voert het hersenvocht afvalstoffen af en is het behulpzaam bij het handhaven van een goede temperatuur.
hertmuizen
Peromyscus minuculatus © Wereld Natuur Fonds
Hertmuizen of witpootmuizen komen vrij algemeen voor in Amerika, van Alaska tot en met Mexico. Er zijn zeker 55 verschillende soorten hertmuizen. Ze lijken sterk op de Europese bosmuis. Ze hebben een duidelijke bruine rug en witte buik en poten. Ze zijn doorgaans `s nachts actief.
Andere namen: witpootmuizen
Wetensch. naam: Peromyscus
Engelse naam: deer mice; white footed mice
Verspreiding: Noord-Amerika
Voedsel: zaden, vruchten, insecten, larven, aas
Lengte: 8 - 18 cm, staart 4-20 cm
Gewicht: 15 - 40 gram
Status: algemeen
Hesslandona`s
Wetenschappelijke naam: Hesslandona
Hesslandona is een geslacht van uitgestorven geleedpotigen, die leefden gedurende het Laat-Cambrium (ca. 510-500 miljoen jaar geleden). Het waren kreeftachtige diertjes, die leken op de Mosselkreeftjes van tegenwoordig. Tussen de tweekleppige schaal, staken aanhangsels met lange haren uit. Volgens sommige onderzoekers behoren de Hesslandona`s tot de Fosfaatmosselkreeftjes, die in dezelfde tijd leefden. Hesslandona`s leefden in zee.
Het Armhuis
Een kleine gemeenschap als Vlieland kende een betrekkelijk groot Diaconiehuis, waar men zich ontfermde over de wezen en de ouden van dagen zonder inkomsten. Dit pand is op het eiland bekend als het Armhuis.
Hoofdbron van bestaan op het eiland was de zee: vrijwel de gehele mannelijke bevolking ouder dan 12 jaar bestond uit zeelieden. De gevaren van het werk op zee weerspiegelden zich dan ook in een betrekkelijk hoog percentage weduwen en wezen.
De bouwgeschiedenis van het Armhuis ligt nog wat in nevelen gehuld. Een theorie luidt dat het gebouwd werd na een ruime schenking van predikant Abraham Ursinus in 1632. Het kreeg in 1678 zijn huidige vorm. Tot 1950 bleef het als armenhuis in gebruik. Van de oorspronkelijke inventaris is zo goed als niets bewaard gebleven.
Weblink:
Meer informatie over het Armhuis: http://www.armhuis.com/
Het auditieve systeem
Geluid dat je oor binnenkomt, wordt 1-100 seconde later al gehoord. Nadat geluid door het slakkenhuis is omgezet in een elektrische prikkel, gaat die prikkel via de auditieve snelweg naar de hersenen. Die snelweg kent vele bochten en splitsingen:
Terwijl het door de hersengebieden zoeft, wordt de gehoorprikkel stukje bij beetje bewerkt. Zo is er vrijwel aan het begin een gebied dat achterhaald uit welke richting het geluid kwam. Maar het echte werk gebeurt in de auditieve cortex. Daar wordt betekenis aan het geluid gegeven door een enorm ingewikkeld herkenningssysteem. Wetenschappers over de hele wereld proberen stukje bij beetje te achterhalen hoe ons brein dat precies voor elkaar krijgt.
Slapen
Ook als we slapen komt er geluid binnen. Ons brein beslist dan onbewust of het geluid belangrijk genoeg is om wakker te worden. Zo kan het zijn dat een moeder wel wakker wordt van haar huilende baby, maar doorslaapt de buurman aan het klussen slaat met een drilboor. Een moeder die eenmaal wakker is geworden, neemt het geluid weer meer bewust waar. Toch blijft een groot deel onbewust: het brein werkt hier volledig op de automatische piloot.
Het Boven-Carboon
Vrijwel overal in Nederland bedekt een dik pakket jongere, overwegend continentale zand- en kleisteen de sedimenten van de Kolenkalk Groep. Juist dit soms meer dan 5000 meter dikke pakket van de Limburg Groep bevat vooral in de middelste delen vaak koollagen. Vrijwel al het Nederlandse aardgas is uit de koollagen van deze groep afkomstig. Deze gesteenten dateren uit het Namurien, Westfalien en Stefanien (alledrie etages uit het Carboon).
Gas- en-of oliemoedergesteente uit de Limburg-Groep; boorkern op een diepte van 899 meter © TNO-NITG
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Boven-Jura
De Nedersaksen Groep dateert uit het Boven-Jura. De eenheid omvat hoofdzakelijk kleistenen, maar ook mergels, kalkstenen. Onderin bevinden zich ook evaporieten. In de Nedersaksen Groep komen lacustriene `hot shales` voor, waaruit de aardolie in het grootste onshore oliereservoir van Noordwest-Europa, het Schoonebeek-veld is ontstaan. De maximaal aangetoonde dikte van deze eenheid bedraagt 360 meter.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Boven-Krijt
Sedimenten van de Krijtkalk Groep dateren uit het Laat-Krijt. De groep bevat in het zuiden van ons land goed gecementeerde, lichtgekleurde, fijnkorrelige en mergelige kalken. Ze bestaan vrijwel uitsluitend uit de skeletten van mariene micro-organismen. Tussen de kalksteenlagen komen vaak vuursteenbanken voor. Inversietektoniek zorgde voor een sterk variërende dikte van de Krijtkalk Groep. De maximale dikte bedraagt 1800 meter.
Een van de formaties van de Krijtkalk Groep is de formatie van Maastricht. Klik hier voor meer informatie over de etage het Maastrichtien.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Boven-Trias - Keuper
De jongste Trias-eenheid uit de Boven-Germaanse Trias Groep is de Keuper Formatie. Deze bestaat uit een afwisseling van kleisteen- en evaporietpakketten. De formatie bevindt zich in de Centrale Noordzee Slenk, in het Breevertien Bekken, het Eems Diep en in delen van Noord-Holland, Flevoland en de Veluwe. Zoals het geval is met alle Trias-afzettingen is ook de Keuper Formatie het dikst in de Centrale Noordzee Slenk. De dikte bedraagt daar meer dan duizend meter.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het deltagebied (algemeen)
Het deltagebied vormde vanaf de oorsprong een ecologisch uniek gebied. Het is het snijpunt van drie grootschalige ecologische verbindingsassen: de oost-Atlantische trekroute voor watervogels, het mondingsgebied van de Rijn, Maas en Schelde en de instroom van Atlantisch Oceaanwater via het Kanaal. Deze ligging geeft het gebied voor veel soorten planten en dieren een bijzondere functie. In zijn oorspronkelijke staat bestond het deltagebied uit enkele vertakte estuaria met uitgestrekte schorren, platen, slikken en watervlakten.
Het noordelijk estuarium was zelfs meervoudig vertakt, wat verder nergens in Europa voorkomt. De uitgestrekte intergetijdezone werd onderhouden door de dynamiek van het getij en de invloed van de rivieren. Karakteristiek waren de zeer geleidelijke overgangen tussen zoet en zout, diep en ondiep, hoog en laag, zandig en slikkig.
Het deltagebied is al vele eeuwen lang ook een woonplaats voor mensen. In een voortdurende strijd tegen het water zijn daarom vanaf ongeveer het jaar 1000 dijken aangelegd en is buitendijks gebied ingepolderd. De natuurlijke meandering van de rivieren in het landschap werd hiermee aan banden gelegd. Toch had het deltagebied tot de jaren vijftig van de vorige eeuw nog een hoge mate van natuurlijkheid. Dat veranderde met de uitvoering van de Deltawerken en de verdergaande regulering van de afstroom van rivierwater. Toen alle stuwen, dammen, sluizen en een stormvloedkering waren gebouwd, was in een groot deel van de Delta het getij verdwenen en daarmee ook aanzienlijke oppervlakten aan zoet, brak en zout intergetijdengebied.
Het doel van domesticatie
De mens heeft planten en dieren gedomesticeerd om permanent over hun nuttige eigenschappen te kunnen beschikken.
In de eerste plaats heeft de mens planten en dieren gedomesticeerd om te kunnen beschikken over een betrouwbare voedselbron. Het is natuurlijk veel handiger om planten en dieren binnen de menselijke omgeving te halen dan om er steeds achteraan te jagen.
Andere nuttige eigenschappen
Behalve als voedselbron hebben planten en dieren veel andere nuttige eigenschappen: trekkracht jachtinstinct zaadproductie vleesproductie melkproductie gezelschap bewaking genezende werking bouwmateriaal wolproductie eiproductie
Gedomesticeerde dieren
In de loop van de tijd is op verschillende plaatsen op de wereld een groot scala aan soorten gedomesticeerd: hond kat knaagdieren (witte muis, witte rat, goudhamster, konijn en cavia) geit kip koe schaap paard varken kameel dromedaris lama alpaca jak waterbuffel vogels reptielen (schildpad, slang) aquariumvissen zijderups honingbij etc.
Gedomesticeerde planten
In de loop van de tijd is op verschillende plaatsen in de wereld een groot scala aan soorten gedomesticeerd: rogge rijst maïs tarwe gierst sla kool ui biet ardappel bosbes appel banaan kiwi framboos sinaasappel peterselie valeriaan tulp narcis hyacint bamboe etc.
Klik hier voor een overzicht van gedomesticeerde dier- en plantesoorten
Klik hier voor slide shows van huisdierrassen en landbouwgewassen
Het dorp Schiermonnikoog
Schiermonnikoog kent één dorp. Ooit waren er twee dorpen en enkele buurtschappen, maar alle bebouwing ten westen van het huidige dorp is ten prooi gevallen aan de zee of aan stuivend duinzand. De Vleet beschrijft de ontwikkelingsgeschiedenis van het huidige dorp, de eilanderhuizen, Hotel van der Werff, het gebouw Rijsbergen, de hervormde kerk en de beide vuurtorens.
Het eind van het eeuwige ijs
Het klimaat op aarde is aan het veranderen. De temperatuur stijgt in een tempo dat de mensheid nooit heeft gekend. Hoewel klimaatveranderingen van nature altijd bij onze planeet horen, levert de menselijke activiteit een belangrijke bijdrage aan de huidige temperatuursstijging.
Klik hier voor een vergelijkbare animatie van het Groenlandse ijs.
De temperaturen zijn de afgelopen decennia in het grootste deel van de noordpool regio sterk gestegen, vooral in de winter. In Alaska en westelijk Canada is de laatste anderhalve eeuw de gemiddelde wintertemperatuur met drie tot vier graden toegenomen. Daarnaast is er duidelijk meer neerslag gaan vallen. Er is alle aanleiding om aan te nemen dat deze trend zich de komende honderd jaar zal voortzetten.
De linker foto van de McCall gletsjer in Alaska is in 1958 gemaakt door de poolonderzoeker Austin Post en is decennialang in een schoenendoos bewaard samen met talloze andere kiekjes. Bijna vijftig jaar later neemt de onderzoeker Matt Nolan een afdruk van de foto mee als hij hetzelfde gebied bezoekt. Na een tocht van zes uur vanaf z`n basiskamp vindt hij de precieze plek waar Post een halve eeuw eerder z`n foto had gemaakt. De twee foto`s laten zien wat de metingen uit de ruimte en computermodellen ook suggereren: het poolijs is aan het smelten.
Het einde van het eeuwige ijs?
Klimaatmodellen die op basis van de huidige trends proberen de toekomst te voorspellen laten zien dat aan het eind van deze eeuw het zee-ijs `s zomers vrijwel geheel zou kunnen verdwijnen.
Het Eoceen
Aan het begin van het Eoceen opent zich de oosttak van de Noordelijke Atlantische Oceaan en drijft Groenland van Eurazië weg. Hierdoor blijft het rekregime gehandhaafd en kan het Noordzeebekken verder dalen. Op de noordelijke Noordzee, in de voormalige Centrale Noordzeeslenk, treedt weer de grootste bodemdaling op.
In het Midden-Eoceen daalt de zeespiegel fors. Transgressies en regressies wisselden elkaar ook in het Laat-Eoceen af. Tegen het eind van het Eoceen is deze compressiefase afgelopen en ontstaat het Rijn-Rhône-slenkssysteem. Dit systeem begint vanuit de omgeving van Bazel het gebied ten noorden en westen van de Tethys geleidelijk aan te doorsnijden.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Gerritsland
Tussen de Koger polders en de Rozendijk lag in de late Middeleeuwen een tijd lang nog een verbinding tussen de Noordzee en de Waddenzee: de Entegeul. Met het dieper worden van het Marsdiep koos steeds minder zeewater deze weg. De Entegeul verzandde verder en kon met een dam ter hoogte van de huidige Kogerweg worden afgesloten. De polder die daarmee ontstond wordt nu het Gerritsland genoemd.
Vroeger heette het Gerritsland `Monnikenland` omdat de grond in de late Middeleeuwen eigendom was van een Friese kloosterorde. De Texelaars konden echter niet goed opschieten met de monniken. De baljuw Gerrit van Oosterwijk heeft een tijd lang het beheer over het kloosterbezit gevoerd. Deze Gerrit was wel populair omdat hij ook veel heeft gedaan voor de kustbescherming op het eiland. Dit verklaart waarom de Texelaars de polder `Gerritsland` zijn gaan noemen.
Het Kenozoïcum
Met het Kenozoïcum begint het laatste deel van de aardgeschiedenis. Een catastrofale meteorietinslag in Yucatan, Mexico, en de daarmee verbonden omslag in flora en fauna, markeert wereldwijd de overgang van het Mesozoïcum naar het Kenozoïcum. Dat dergelijke inslagen van buitenaards materiaal ook in onze nabijheid voorkwamen, bewijst de vondst van een iets jongere inslagkrater in het Britse deel van de Noordzee. Dergelijke inslagen leiden tot milieurampen van enorme omvang en hebben meestal grote invloed op de ontwikkeling van het leven.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het kleinste natuurreservaat
Eén klein poeltje voor de vroedmeesterpad
In het Zuid-Limburgse Epen ligt, in het centrum van het dorp, het kleinste natuurreservaat ter wereld. Het bestaat uit een natuurlijke bron: een poel tussen de straat en het kerkhof, en is door een hek gescheiden van de weg.
Het reservaatje is ingesteld om de voortplanting van de vroedmeesterpadAlytes obstetricans veilig te stellen. Dit kleine padje voelt zich goed thuis onder de grafzerken van het kerkhof en komt hier in flinke aantallen voor. `s Zomers is het gekwaak van de mannetjes goed te horen. Ze doen hun Limburgse naam `klungelke` alle eer aan: hun geluid lijkt wat op een belletje of een fluittoon.
De naam `vroedmeesterpad` dragen de dieren met ere. De mannetjes bevruchten de eisnoeren in het water. Daarna wikkelen ze de eisnoeren om hun achterpoten en dragen die een tijdlang met zich mee op het land.
Na enige tijd gaan ze weer naar het water, waar de larven (kikkervisjes) uit de eieren kruipen. Die ontwikkelen zich in het water. In Epen gebeurt dat in de poel aan de straat. Het water heeft een oppervlakte van enkele tientallen vierkante meters en is nergens dieper dan een meter. Er komen ook alpenwatersalamanders Triturus Triturus alpestris in voor.
Het konijn
Waarschijnlijk is de orde van de haasachtigen ontstaan in Amerika. Tot de echte haasachtigen of Lepidoridae behoren o.a. de Europese haas (Lepus europaeus) en het konijn (Oryctolagus cuniculus). Beide soorten leefden voor de ijstijden overal in europa. De konijnen die overbleven na de ijstijden vormden een restpopulatie ten zuiden van de Pyreneeën. De haas overleefde de ijstijden overal in Europa en ging een belangrijke rol spelen in het volksgeloof. De haas werd toegewijd aan de Germaanse godin Ostara, de godin van de aarde, de lente en de vruchtbaarheid. Het grote lentefeest werd later het christelijk Pasen. De haas overleefde deze verandering van religie als paashaas. De haas was al op weg huisdier te worden toen de Feniciërs het konijn ontdekten in Spanje. Spanje heeft zijn naam hieraan te danken: De Feniciërs dachten dat de konijnen klipdassen waren. De Hebreeuwse benaming voor klipdas is shaphan. Het land waar de konijnen werden aangetroffen werd i-shaphan-im genoemd, wat kust of eiland van de klipdassen betekent. Door de Romeinen werd de benaming samengetrokken tot Hispania, dat wij Spanje noemen. De Romeinen deden een eerste poging om het konijn te domesticeren. Zij waardeerden het konijn om zijn vlees en wilden een vleesvoorraad aanleggen. Ze merkten echter snel dat de vleesvoorraad door de vruchtbaarheid van de konijnen vanzelf aangroeide. Nadat er in 1859 in Australië enkele huiskonijnen werden uitgezet ontstond door de hoge voortplanting een konijnenplaag. Om dit te bestrijden heeft men het myxomatosevirus tussen de konijnen verspreid.
Het Landschap Noord-Holland
Voor de in 1936 opgerichte stichting het Landschap Noord-Holland is het aankopen, beheren en beschermen van natuurgebieden de belangrijkste taak. Om de natuur goed te kunnen beschermen vindt de stichting ook het geven van voorlichting heel belangrijk. Het Landschap Noord-Holland heeft zo`n 2700 hectare natuurgebied in 66 terreinen in bezit en wordt gesteund door ruim 40.000 beschermers.
Terreinen van het Landschap Noord-Holland langs de kust zijn onder andere: de Grafelijkheidsduinen, het Balgzand en het Nollenland bij Abbestede.
Het Landschap Noord-Holland is te bereiken op het volgende adres: Dorpsstraat 65, Castricum, postbus 257, 1900 AG Castricum. Telefoon: (0251) 362 762.
In de InformatieWinkel van het Landschap Noord-Holland kunt u allerlei informatie krijgen over de natuur in Noord-Holland. Er zijn natuurboeken, CD-roms en andere artikelen te koop, ook kunnen hier diverse excursies geboekt worden. De Informatiewinkel is te vinden op het volgende adres:
Dorpsstraat 72c, 1901 EM Castricum. Telefoon: 0251-362 762. E-mail: info@landschapnoordholland.nl
Weblinks:
De homepage van Landschap Noord-Holland: http://www.landschapnoordholland.nl
Het lichaam in kaart
Het lichaam van mensen en dieren bestaan uit veel verschillende weefsels en organen. Ook in planten worden verschillende onderdelen onderscheiden. Al deze onderdelen werken met elkaar samen in het uitvoeren van verschillende functies.
Tussen de verschillende soorten organismen bestaan grote verschillen. Toch moeten ze in veel opzichten dezelfde taken kunnen vervullen. Mensen, sprinkhanen en boterbloemen halen adem, planten zich voort en gaan op zoek naar nieuwe leefgebieden.
Klik hieronder om te zien wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen deze drie soorten organismen.
Op de volgende pagina maken we een korte reis door het menselijk lichaam.
Het lichtgevende visje
Het lichtgevend visje zou een goed voorbeeld kunnen zijn voor een huisdier van de toekomst. Mensen hebben over tien of twintig jaar misschien wel zo een visje in hun aqaurium rondzwemmen.
Deze fluoriserende diertjes zijn in Taiwan, Japan, Hongkong en Maleisië te koop voor ongeveer zestien euro. De visjes dragen een uit kwallen afkomstig gen, het GFP-gen. Dit gen zorgt ervoor dat kwallen groen oplichten onder een black light. In Azië worden ze `Night pearls` genoemd. Volgens het bedrijf Taikong in Taiwan worden er inmiddels per maand zo een honderd duizend exemplaren van de visjes geproduceert.
In Europa kijkt men met verbazing en afschuw naar deze genetisch gemodificeerde vis. Genetische modificatie ter vermaak van de mens roept ethische en maatschappelijke vragen op. In de westerse wereld wordt het visje `Frankenfish` genoemd. Het lichtgevende visje, ook wel TK-1 visje, genoemd is eigenlijk een medaka of rijstvisje (Oryzias latipes). Rijstvisjes worden veel in laboratoria gebruikt voor onderzoek. In het Nederlandse klimaat zou dit visje zich niet buiten het aqaurium kunnen handhaven en waarschijnlijk in Azië ook niet. Het GFP-gen biedt in de tropen geen concurentievoordeel in het wild.
In Taiwan zijn ook al vergevorderd met een TK-2 visje. Dit is een rood fluorescerende albino zebravis die een gen uit een tropisch koraal erbij heeft gekregen. Het TK-3 visje zal een combinatie krijgen van beide kleuren. Van fluorescente markers bestaat ene regenboog aan kleurvarianten, van groen tot geel naar rood.
Het marmeren tafelblad
In opdracht van Zijne Majesteit Koning Willem I heeft de luitenant-kolonel J.E. Humbert in 1828 in het Italiaanse Livorno voor 350 gulden een tafel laten maken naar een voorbeeld dat hij in Florence had gezien. De tafel werd later aan het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden geschonken en is in 1904 door de toenmalige directeur overgedragen aan het `s Rijks Geologisch en Mineralogisch Museum. Het tafelblad bestaat uit de bekende witte marmer die in Carrara voorkomt, de Carrara Statuara. Het is ingelegd met 151 stukjes gesteente die op een bijbehorende lijst bijna alle `marmer` worden genoemd. Die handelsbenaming komt echter zelden of nooit overeen met de wetenschappelijke naam. Zo zit er ook albast in, dat uit gips bestaat, en verder stukken graniet, porfier en gabbro. Het echte marmer is chemisch gezien een calciumcarbonaat. Gips is een calciumsulfaat en de andere genoemde gesteenten zijn opgebouwd uit diverse mineralen die alle silicaten zijn.
Marmeren tafelblad met in het midden het monogram van koning Willem I. Diverse vindplaatsen
Voor deze tafel is gebruik gemaakt van materiaal dat vroeg in de vorige eeuw in Italië ontgonnen werd (de eerste 108 nummers op de lijst) en ook van zogenaamde antieke gesteenten uit andere streken van Italië of daarbuiten (de nummers 109 t-m 151). Zo is er ook een stuk zwarte graniet uit Egypte in het blad verwerkt. Een aantal ingelegde stukjes is in de loop van de tijd verloren gegaan en vervangen door witte marmer. Er wordt nog geprobeerd origineel materiaal hiervoor terug te krijgen.
Het Mesozoïcum
De middentijd van de aardgeschiedenis, het Mesozoïcum, duurde ongeveer 185 miljoen jaar. Catastrofen markeren zowel het begin als het einde van deze periode. Nederland was tijdens het Mesozoïcum langere tijd door de zee bedekt. Vooral Laat-Mesozoïsche gesteenten komen in onze ondergrond veel voor. Alleen in Zuid-Limburg en in het uiterste oosten van ons land komen deze aan de oppervlakte. Door opheffing en erosie zijn de oudere Mesozoïsche gesteenten grotendeels verdwenen. Hoewel veel beter bekend dan het Paleozoïcum blijft ook het beeld van de Mesozoïsche geschiedenis van ons land nog fragmentarisch.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Midden-Jura
De Werkendam Formatie dateert uit de Midden-Jura. Deze eenheid bestaat uit grijze, mergelige kleisteen met middenin een meer kalkig, siltig tot zandig deel. Waar de formatie compleet ontwikkeld en bewaard bleef, bedraagt de dikte maximaal vijfhonderd meter.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Midden-Trias - Muschelkalk
De Muschelkalk Formatie bestaat uit een onderste en bovenste kalkige eenheid, gescheiden door een evaporitisch en een mergelinterval. De lichtgroene tot grijze kalken zijn rijk aan schelpen. De Muschelkalk Formatie is voornamelijk bekend uit de voormalige Mesozoïsche bekkens en bereikt in de Centrale Noordzee Slenk een maximale dikte van vijfhonderd meter. Bij Winterswijk zijn afzettingen van het bovenste deel van de Muschelkalk Formatie ontsloten. Ze bestaan daar uit een 31 meter dik pakket dolomitische kalken, mergels en kleistenen. Naast fossielen van ongewervelde dieren zijn in deze sectie onlangs ook pootafdrukken en fossielen van gewervelde dieren aangetroffen.
De Muschelkalkgroeve nabij Winterswijk © TNO-NITG Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het milieu op Schiermonnikoog
Op een kleinschalig eiland als Schiermonnikoog spelen zaken als energie- en drinkwatervoorzieningen, afvalbeheer en verkeer en vervoer vaak een andere rol dan op de vaste wal.
Het Nieuwlandsreid
In het zuidoostelijke deel van Ameland ligt het Nieuwlandsreid. Een voor de Wadden uniek kweldergebied van 400 hectare groot.
Tegen het eind van de 19e eeuw was het Nieuwlandsreid nog een stuivende zandvlakte waarop duinvorming plaats vond. Het gebied had toen nog te lijden van aanvallen van de Noordzee en de Waddenzee.
In 1893 werd de Kooi-oerdstuifdijk aangelegd die de Kooiduinen ten westen van het gebied, en de Oerderduinen aan de oostkant, met elkaar verbond. De opening van de Noordzee was nu afgesloten. Het hele gebied kwam nu onder invloed van de Waddenzee te liggen.
Afgezien van wat lage duinkopjes is het Nieuwlandsreid nu één groene vlakte, begroeid met kweldergras en andere kwelderplanten. `s Zomers wordt het intensief gegraasd door schapen en jongvee en in de winter door smienten en ganzen.
Het noorderlicht
Hoe ontstaat het noorderlicht?
Het noorderlicht of `aurora borealis` is een verschijnsel dat zowel bij de noord- als bij de zuidpool kan worden waargenomen.
Zo`n aurora borealis is een spectaculaire lichtshow, waarbij hoog in de lucht groene en rode banden ontstaan. Het noorderlicht valt altijd samen met hoge activiteit van de zon. Daardoor ontdekten wetenschappers dat de zon iets te maken had met het noorderlicht. Regelmatig ontstaan op de zon de zogenaamde zonnevlammen. Dat zijn reusachtige uitbarstingen met een energie die gelijk staat aan tien miljard kernproeven. Door zo`n zonnevlam wordt een groot aantal geladen deeltjes de ruimte ingeslingerd. Een aantal van deze deeltjes bereikt enige dagen later de aarde. Dan kan het noorderlicht ontstaan. Een magneet
De aarde is een grote magneet. Als de geladen deeltjes in het magnetisch veld van de aarde terechtkomen, worden ze automatisch in de richting van de polen getrokken. Daar komen ze terecht in de atmosfeer. Als de deeltjes botsen met gasmoleculen in de lucht, komt er energie vrij in de vorm van licht. Dat gebeurt op precies dezelfde manier als in TL- en neonlampen. De meest voor-komende gassen in onze atmosfeer zijn zuurstof en stikstof. Botsingen met zuurstofatomen leveren groen en rood licht op, botsingen met stikstofatomen rood licht. Daarnaast ontstaat ook violet licht, maar die kleur kan ons oog niet goed zien. Doordat het aard- magnetisch veld de deeltjes van de zon naar de polen transporteert, kunnen we de aurora borealis alleen boven de poolcirkel regel-matig bewonderen.
Het Oligoceen
In het begin van het Oligoceen verandert de geografische situatie aanzienlijk. Amerika drijft dan sneller van Eurazië weg en brengt onze plaat weer in een rekgregime. Het Noordzeebekken daalt daardoor verder, met een nieuwe, zeer grote transgressie in het Rupelien tot gevolg. De zee overspoelt Nederland en de noordelijke helft van België. Het Midden-Nederland-Hoog zakt in en er vormt zich een zeer omvangrijk, relatief ondiep zeegebied tot aan de randen van het Rijns- en het Brabant-Massief.
De breuken langs de Roerdalslenk zijn vanaf die tijd zeer actief. De forse daling van deze slenk blijkt duidelijk uit de grote dikte van de opeenvolgende sedimentpakketten in dit slenkgebied. Op de overgang van het Rupelien naar het Chattien daalt de zeespiegel weer scherp. Hoewel minder warm dan het Eoceen, was het Oligoceen gemiddeld toch wat warmer dan tegenwoordig. Aan het eind van dit tijdvak trad een relatief koele periode op, waarbij de zeespiegel ongeveer zestig meter daalde.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Onder-Carboon
Onder Zuid-Nederland liggen mariene afzettingen uit het Onder-Carboon. Ze bestaan uit dikke, lichtgrijze tot bruine en zwarte kalksteenpakketten en dolomieten. Tussen de kalklagen liggen vaak niveaus met vuursteen. Daarnaast komen ook kleisteenlagen voor, vooral in de onderste en bovenste laagpakketten. Plaatselijk kunnen deze kalken later boven water zijn gekomen, door erosie zijn aangetast en gedeeltelijk opgelost ofwel verkarst. Daardoor zijn in de kalk holtes ontstaan, die het gesteente goede reservoirpotenties heeft gegeven. Ondanks de naam bevat de Kolenkalk zelf geen steenkool.
Zandsteenbanken van Carboon ouderdom in de Heimansgroeve in Zuid-Limburg © TNO-NITG
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Onder-Jura
Gesteenten van Jura-ouderdom bestaan vooral uit mariene, grijze kalksteen, donkere kleisteen en schalies. Daarnaast bevat onze ondergrond ook zand- en kleisteenpakketten met steenkoollagen uit een continentaal milieu uit dit tijdvak. Een groot deel van de oorspronkelijk afgezette sedimenten uit de Onder-Jura is tijdens de Midden-Jura of daarna door erosie verdwenen.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Onder-Krijt
De Rijnland Groep dateert uit het Onder-Krijt. Het bestaat uit glauconiethoudende zand-, silt en kleistenen en mergels. De zandstenen van de Rijnland Groep vormen de reservoirgesteenten voor de meeste aardolie die in Nederland wordt gewonnen. De afzettingen van de Rijnland Groep zijn, behalve in Zuid-Nederland en op het Texel-IJsselmeer Hoog, oorspronkelijk in vrijwel heel Nederland afgezet. De groep is maximaal ruim zevenhonderd meter dik in het Vlieland bekken.
Oliehoudende zandsteen © TNO-NITG
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Onder-Perm - Rotliegend
Perm gesteenten komen in de Nederlandse Ondergrond veel voor en zijn relatief goed bekend. Het Rotliegend bestaat uit twee groepen; de Onder-Rotliegend Groep en de Boven-Rotliegend Groep.
Onder-Rotliegend Groep
Deze groep bestaat uit dungelaagde, roodbruine tot grijsgroene basalten, vulkanische tuffen en grof- tot fijnkorrelige, sterk kiezelhoudende klastische lagen. Het voorkomen is in ons land beperkt tot zuidoostelijk Groningen en noordoostelijk Drenthe. Daarnaast komen Permische vulkanische gesteenten voor in het noordelijk deel van de Noordzee. De maximale dikte van deze vulkanische eenheid bedraagt in ons land ongeveer tachtig meter.
Boven-Rotliegend Groep
Sedimenten van de Boven-Rotliegend Groep zijn in een continentaal milieu afgezet. Deze groep beslaat onder andere ook de Slochteren Formatie, welke het Slochteren aardgasveld in Groningen huisvest, het grootste gasveld in West-Europa. Het zijn paarse tot roodbruine en geelgrijze, permeabele zandstenen en conglomeraten met inschakelingen van dunne, roodbruine en grijze, siltige kleisteenlagen.
Boorkern van de Slochteren Formatie uit de Boven-Rotliegend Groep in Groningen op een diepte van 3580 meter © TNO-NITG
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Onder-Trias - Bondzandsteen
De Bondzandsteen Groep bestaat uit een drietal dikke, naar boven toe fijnere klei-, silt- en zandsteenpakketten. In Zuid-Nederland is de groep geheel zandig ontwikkeld. De gezamenlijke dikte kan aanzienlijk variëren. Het maximum bedraagt meer dan vijfhonderd meter in de Centrale Noordzee Slenk.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het ontstaan van grotten
Grotten zijn ondergrondse holtes in de aarde die door natuurlijke processen zijn gevormd. Ze variëren in grootte van een ruimte waar nauwelijks iemand in kan, tot een honderden kilometers lang gangenstelsel.
Gewoon water bevat in de natuur meestal zuren, zoals koolzuur. Door dat zuur kan water kalk oplossen. In kalkhoudend gesteente sijpelt het water door spleetjes van de oppervlakte naar beneden en lost daarbij kalksteen op. Er ontstaan op den duur steeds bredere spleten. Zodra de grondwaterspiegel is bereikt, gaat het water horizontaal stromen. Dikwijls wordt na verloop van tijd een soort hoofdkanaal gevormd, waar het meeste water door stroomt, zodat daar het gesteente het snelst wordt opgelost. Zo ontstaan in de loop der tijd grotten.
Veel grotten hebben verschillende etages als gevolg van verandering in de hoogte van de grondwaterspiegel. Wordt deze lager, dan zoekt het water in de grot eveneens een lager niveau en begint het oplossen van een grot op dat niveau opnieuw. Andere typen grotten
Een enkele keer komen ook in vulkanische gebieden grotten voor. Die kunnen een gevolg zijn van gedeeltelijke afkoeling van lava, waardoor een `lavabuis` werd gevormd. Als daar geen lava meer door stroomde, bleef een tunnelvormige ondergrondse holte over. Ook in het ijs van gletsjers kunnen grotten ontstaan door smeltwater en warme wind. Deze laatste zijn echter bijzonder gevaarlijk door plotselinge instortingen en mogelijke overstromingen door smeltwater.
Kleinere en ondiepe grotten kunnen in een droog klimaat ontstaan door de uitschurende werking van zand- en siltdeeltjes die door de wind worden meegevoerd.
Het ontstaan van het leven
Hoe is het leven ontstaan?
De eerste antwoorden op vragen over het ontstaan van het leven nemen de vorm aan van scheppingsverhalen. In deze verhalen worden goden, demonen en oerkrachten aangevoerd als verklaring voor het ontstaan van de aarde en het leven. Ook natuurverschijnselen werden toegekend aan de kracht van de goden.
Darwin publieerde in 1859 zijn boek over het ontstaan van soorten. Hierin stelde hij dat soorten geleidelijk uit elkaar zouden zijn ontstaan: De soorten zouden steeds iets meer ontwikkeld zijn. Darwin dacht aan een primitieve levensvorm als eerste leven waaruit al het andere leven zich zou hebben ontwikkeld. De allereerste levensvormen zouden bacteriën zijn geweest, die in de oersoep zouden zijn ontstaan. Darwin stelde deze oersoep als een warme, voedingsrijke, ondiepe binnenzee voor.
In de jaren twintig van de vorige eeuw bedachten twee wetenschappers onafhankelijk van elkaar dat uit de oeratmosfeer de bouwstoffen van het leven zouden kunnen zijn ontstaan. Naast allen chemische stoffen die in de atmosfeer zaten, zoals waterdamp, waterstof, stikstof, methaan, ammonia, zwavelwaterstof en koolmonoxide, was daarvoor veel energie nodig. Volgens hun theorie kwam deze energie van ultraviolette straling van de zon, van elektrische ontlading (bliksem), radioactiviteit of vulkanische warmte.
Het experiment van Miller
In 1953 maakte de Amerikaan Stanley Miller de oeratmosfeer na in een laboratorium. Hij liet vervolgens elektrische vonken overspringen in het gasmengsel.
Het ontstaan van Texel en omgeving
De bovenstaande serie kaartjes toont de kustlijnontwikkeling rond Texel gedurende de afgelopen 7500 jaar. De animatie laat een deel van die periode in detail zien.
Het Paleozoïcum
Het Paleozoïcum toont via fossielen een uitbundige ontwikkeling van complex leven. Nederland ligt midden op de Euraziatische plaat die in dit tijdperk is ontstaan. Aan het eind van het Paleozoïcum was er sprake van een unieke situatie. Alle platen waren naar elkaar toegeschoven en vormden samen het supercontinent Pangea. Het uitsterven van veel dierfamilies markeert de grens tussen het Paleozoïcum met het Mesozoïcum.
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het Pleistoceen
Het Pleistoceen valt uiteen in drie delen (subseries). Elke subserie kent meerdere kortere tijdseenheden ofwel etages, die voor het merendeel vernoemd zijn naar Nederlandse locaties. De indeling in etages berust overwegend op veranderingen in de vegetatiepatronen, afgeleid uit onderzoek aan fossielstuifmeel (pollen) in Kwartaire sedimenten.
Hieronder volgt de indeling in subseries en etages van het Pleistoceen. Klik op de naam van de subserie of etage om naar het desbetreffende artikel te gaan.
Subserie Etage
Vroeg-Pleistoceen Pretiglien
Tiglien
Eburonien
Waalien
Menapien
Bavelien
Midden-Pleistoceen Cromerien
Elsterien
Holsteinien
Saalien
Laat-Pleistoceen Eemien
Weichselien
Klik hier voor een overzicht van alle perioden uit de algemene geologische tijdschaal.
Het ploegen en telen (datering)
De eerste boeren bezaten al het rund dat als last- en trekdier afgericht was. Toen de ossen voor de ploeg gespannen werden kon de boer met ploegen beginnen. Dit gebeurde 5.000 jaar geleden aan de Indus. De oudste ploegen die door ossen voorgetrokken werden moeten logischerwijze bestaan hebben uit een spitsstok vastgezet op een ploegboom of trekstang. De ploegboom werd bevestigd aan het ossejuk. Deze allerprimitiefste ploeg raakte verspreid van aan de Indus tot in Turkestan, China en Noord-Afrika. Nadat de grond door de ploeg min of meer geopend was en losgewoeld en door een meer geperfectioneerde ploeg zelfs omgedraaid, werden de zaadkorrels met een brede zwaai uitgezaaid. Daarna werden de zaden in de grond getrappeld door een kudde schapen of varkens die over het gezaaide veld heen en weer gedreven werden. Op sleden werd de oogst naar de omgeving van het huis gesleept en op een open plaats uitgespreid om gedorst te worden. Hiervoor gebruikte men ezels en ossen die door over de aren te lopen de korrels uit de eromheen zittende kalfjes deden springen. Het graan werd daarna gemalen en door de vroege boeren tot brijspijzen bereid. Later leerde men de gemalen granen tot broden te bakken. Behalve ossen werden ook ezels, muilezels en zelfs dromedarissen voor de ploeg gespannen.
Het schaap
Men mag van de veronderstelling uitgaan dat het schaap de mensen inzicht bijgebracht heeft in het domesticatieproces. Het schaap kon dit inzicht verschaffen omdat herders en boeren heel intens met de schapenkudden bezig waren en omdat de schapen zich gemakkelijk leenden tot het uitselecteren van vele rassen, dit weer in tegenstelling tot de geiten. De rammen werden naar alle waarschijnlijkheid eerst en vooral gehouden en geselecteerd voor gevechten. Ook rammen, ooien en lammeren werden sinds de alleroudste tijden gehouden als offerdieren (bijbelverhaal Abraham en Isaak). Schapen zijn veel meer ingesteld op kuddevorming dan geiten. Schapen zijn ook geen bergdieren, het zijn veeleer dieren van de vlakte. De oudste rassen vind men nu nog bij de Aziatische en Afrikaanse herders, die samen met hun schapen duizenden jaren getrotseerd hebben. Deze oude rassen zijn bijzonder gehard tegen ziekten en ongemakken hen opgelegd door bodem en klimaat. Er bestonden drie vormen van het wilde schaap (Ovis ammon), de voorouder van het huisschaap: de moeflon (Nabije Oosten), de urial (Turkmenistan) en de argali (?). (illustraties) Zawi Chemi Shanidar zou de vindplaats met de oudste sporen van het begin van domesticatie van het schaap zijn. Deze vindplaats ligt in het noorden van Irak, datering 9000 v. C.. De grot van Zawi Chemi Shanidar ligt op de helling van de vallei van de Grote Zab. Er zijn hier sporen gevonden die duiden dat daar een hoog percentage jonge schapen heeft geleefd. Terwijl het wilde schaap niet veel in deze vallei voorkwam.
Het strand van Schiermonnikoog
Het strand van Schiermonnikoog is een van de breedste stranden van Europa. En het breedste van alle Nederlandse waddeneilanden. Dit komt omdat de zee er niet zo diep is. Daardoor kunnen er vaak zandbanken aan het eiland vastgroeien. Ook nu ligt er weer een zandbank bij de vuurtoren. Op de zandbank zijn sinds 1982 regelmatig tientallen zeehonden te zien.
Badstrand
In de loop der tijd hebben er geregeld zandbanken voor de kust van Schiermonnikoog gelegen. Ook nu is dit het geval. Het effect van deze zandbank is opmerkelijk. De bank voorkomt dat er zware golfslag op het strand plaatsvindt. Hierdoor worden jonge duintjes, die in de zomer ontstaan, in de winter niet meer weggeslagen. Als het zeewater over het strand spoelt, breken de duintjes de snelheid. In plaats van zand wordt er fijner slib afgezet. Regenwater zakt door dat fijne slib niet snel de bodem in. Hierdoor is er vaak langdurig zoet water op het strand. Aanvankelijk zorgde dit voor algengroei, maar al snel deden ook hogere planten, zoals zeekraal en melkkruid hun intrede. De ontwikkelingen op het strand gaan de laatste jaren razend snel. Ieder jaar krijgt het strand een groener uiterlijk en ieder jaar groeit de plantenlijst. Strandduizendguldenkruid en sierlijk vetmuur zijn inmiddels vrij algemeen. Op plekken met zoet kwelwater staan lisdodde en kattenstaart. Ook zijn wel eens broedende kieviten gezien op het strand.
Het zandstrand is nu nog beperkt tot een smalle strook langs de zee. Sommige eilanders en toeristen zien deze ontwikkeling met lede ogen aan.
Het strand van Vlieland
Het strand van Vlieland wordt vooral gekenmerkt door de strekdammen. Vanaf het midden van de 19e eeuw heeft men een groot aantal van deze strekdammen aangelegd om de stroming langs de kust af te remmen. Op de strekdammen verblijven doorgaans grote aantallen vogels als eiders, zilvermeeuwen, kleine mantelmeeuwen, scholeksters en aalscholvers. Veel vogels komen af op de hier aanwezige mosselen.
Ter hoogte van de Meeuwenduinen verblijven vaak grote groepen meeuwen uit de aldaar gevestigde kolonie op het strand. Vooral ook de jonge meeuwen klitten in sociale groepen hier op het strand bij elkaar.
Paarse strandlopers
Op strekdammen verblijven ook vaak paarse strandlopers. De Vlielander bioloog G. Th. de Roos doet al jarenlang onderzoek naar deze soort. De dieren worden `s nachts op de strekdammen geringd. De Roos zoekt de vogels ook op in hun broedgebieden rond de poolcircel
Het taoïsme
De filosofische traditie van het taoïsme is tussen de vijfde en derde eeuw voor Christus in China ontstaan. Twee literaire werken vormen de basis van het taoïsme: de Tao-te ching door Lao Zi en een bundel essays, gedichten en verhalen, de Zhuangzi.
Geschiedenis
Door de eeuwen heen heeft het taoïsme zich vermengd met allerlei andere disciplines, zoals alchemie, geneeskunde en geomantie. Tegelijk is het taoïsme uitgegroeid tot een religie, compleet met tempels, rituelen en priesters.
Het klassieke taoïsme uitte zich hoofdzakelijk in literatuur en kunst. Maar taoïsme kan ook zo praktisch zijn dat het uitmondt in daadwerkelijke natuurbescherming, zoals door boerengemeenschappen in het oude China gebeurde.
Er zijn vele taoïsmes. Zoveel, dat de gemeenschappelijke factor misschien het beste omschreven kan worden als een geesteshouding. De taoïst is nieuwsgierig, meditatief, tolerant, en stelt groot belang in zijn natuurlijke omgeving.
Chinese driepoot
Het taoïsme is in veel opzichten tegengesteld aan een andere invloedrijke leer binnen de Chinese cultuur: het confucianisme. Confucianisme, genoemd naar zijn grondlegger, de filosoof Confucius, houdt zich bezig met ethiek, morele verplichtingen en hiërarchische verhoudingen in het maatschappelijke leven en de familie. Daartegenover stelt het taoïsme individualiteit, vrijheid, mystiek en het afwijzen van overheidsinmenging. Vandaar dat het taoïsme altijd in oppositie is geweest tegen de officiële cultuur van het land, terwijl het confucianisme door de eeuwen heen voor de machthebbers wel bruikbaar was.
Het trommelvlies
Na een reis door de gehoorgang komt het geluid op het trommelvlies terecht. Daar trommelt het letterlijk op een heel dun vlies dat zo groot is als een vingernagel. Hoe harder het geluid, hoe harder het getrommel. Door het getrommel van de drukgolven [zie: geluid] gaat het trommelvlies trillen. Het geluid wordt dus omgezet in een mechanische trilling. Maar de uitwijkingen van die trillingen zijn extreem klein. De kleinst mogelijk uitwijkingen zijn slechts 0,0000000001 meter, oftewel 10 keer kleiner dan het kleinste atoom!
Het trommelvlies is ook heel gevoelig. Als je een keer oorontsteking hebt gehad, dan weet je genoeg. Maar je merkt het ook als je te diep onder water gaat. Dan drukt het water hard tegen het vlies dat daardoor te ver uitrekt. Duikers moeten daarom klaren. Ze persen dan lucht in hun dichtgeknepen neus.
Doordat de neusholte via het buisje van Eustachius in verbinding staat met de andere kant van het trommelvlies, wordt de druk daar groter zodat het trommelvlies minder ver uitrekt. Je kunt via dit ventiel ook een beetje druk laten ontsnappen, bijvoorbeeld tijdens het slikken in een vliegtuig.
Vreemde krekeloren
Krekelmannetjes wrijven hun vleugels over elkaar om met hun snerpende geluid vrouwtjes te lokken. Of ze tsjirpen agressieve songs om hun territorium mee af te bakenen. Maar krekels hebben geen oren zoals wij. Wel hebben ze een primitief trommelvlies waarmee ze geluid kunnen opvangen. Net als bij sprinkhanen zitten deze vliezen op de gekste plekken, bijvoorbeeld op de knieën:
Foto: Wildrik Verwimp
Het tweede leven van de gorilla
Dit indrukwekkende mannetje, een Oostelijke laaglandgorilla (Gorilla gorilla graueri), leefde gedurende lange tijd in de Antwerpse Zoo. Hij stierf er in augustus 1995. Aangezien dit een uitzonderlijk dier was, besloot de directeur van de dierentuin het lichaam te schenken aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.
Oostelijke laaglandgorilla
Apen zijn de moeilijkste zoogdieren om op te zetten. Voor een goed resultaat werd van alle onbehaarde delen van de huid (gezicht, borst, handpalmen en voetzolen) een gietvorm gemaakt. Daarvan werden afgietsels van plastic gemaakt. De huid werd bewerkt met een zilverzoutoplossing.
Oostelijke laaglandgorilla
Aangezien het publiek onmiddellijk interpreteert wat het ziet, is het van belang dat de juiste karaktertrekken van een dier worden getoond. Om die reden hebben we dit dier geen agressieve houding gegeven. Dat zou niet stroken met het vredige karakter van deze grote apen. Daarom hebben we besloten hem in een ontspannen houding te plaatsen. Bibliografie
Rowe, N., 1996, The pictorial guide to the living primates., Pogonias Press, New York.
Metcalf, J.C., 1981, Taxidermy. A complete manual., Duckworth, London.
Het Waddenplan
De watersnoodramp van 1953 leidde niet alleen tot het Deltaplan. De waterstaatkundige ingenieurs tekenden ook een plan waarbij grote delen van de Waddenzee zouden worden afgesloten en ingepolderd. Op die manier zou de kustlijn aanzienlijk verkort worden. Bovendien zou Nederland er weer een groot areaal aan landbouwgrond bij krijgen. Toen men tegen 1965 aan de eerste stap van een soortgelijk plan wilde beginnen stuitte dit op enorm veel protest van natuurliefhebbers, wadlopers en vissers. De bundeling van dit protest leidde tot de oprichting van de Waddenvereniging. Langzaamaan ontstond het besef dat dit soort plannen te veel schade aan de natuur zouden aanrichten. De overheid besloot de bestaande dijken langs de waddenkust op deltahoogte te brengen.
Hete diepzeebronnen
Belangrijkste kenmerken
Hete diepzeebronnen of `black smokers` bevinden zich op de bodem van de diepzee. Ze worden gevormd door op schoorstenen gelijkende warmwaterbronnen waaruit water van meer dan 350 graden Celsius stroomt. Het water uit deze geisers is afkomstig uit het binnenste van de aarde. Er zitten opgeloste mineralen in die het water een zwarte kleur geven. Aan de zwartgekleurde uitstoot van water danken de black smokers hun naam. Positie
Black smokers komen op een aantal plaatsen in de diepzee voor. De belangrijkste diepzeetroggen vinden we voor de westkust van Noord- en Zuid-Amerika, in het midden van de Atlantische Oceaan (Mid-Atlantische rug) en bij de Filippijnen. Planten en dieren
De leefomstandigheden bij black smokers zijn extreem vijandig voor levende organismen. In de volkomen duisternis is plantaardig leven onmogelijk. Daarnaast veroorzaken de hoge druk en watertemperatuur omstandigheden waaronder maar weinig organismen kunnen overleven. Leven bij hete diepzeebronnen
Levende organismen die voorkomen bij black smokers zijn aangepast aan de heersende duisternis, grote druk en hitte. In de diepzee heerst voedselschaarste. De dieren die er voorkomen blijken voornamelijk te leven van de mineralen die via de geisers uit het inwendige van de aarde komen. De basis van de voedselkringloop wordt gevormd door bacteriën die de in het water voorkomende zwavelverbindingen benutten. Tijdens hun stofwisseling produceren de bacteriën voedsel voor andere dieren die bij de black smokers voorkomen.
Heterodontosauridae
Heterodontosauridae waren kleine (1-2 meter lange) plantenetende dinosauriërs, die alleen bekend zijn uit de Vroege Jura van Zuid-Afrika. Ze worden beschouwd als de meest primitieve Ornithopode dinosauriërs.
Heterodontosaurus betekent zoveel als `verschillende-tanden-saurus`, en dat heeft alles te maken met het zeer opvallende, gespecialiseerde gebit. Vóórin scherpe tanden in de bovenkaak, daarna lange, puntige hoektanden, gevolgd door een batterij hoge kiezen.
Hetereodontosauridae zijn niet erg goed bekend. Uit Zuid-Afrika zijn drie genera bekend, Heterodontosaurus, Lycorhinus en Abrictosaurus, waarvan alleen Heterodontosaurus met een compleet skelet bekend is.
Ook deze groep is niet te zien in Dino Argentino.
Himalayakwartel
Van het Aziatische vasteland zijn slechts drie uitgestorven vogels bekend. Twee daarvan komen van het Indiase subcontinent: de rozekopeend en de Himalayakwartel Ophrysia superciliosa (Gray, 1846).
Himalayakwartel. Schuwe vogel
De Himalayakwartel werd in 1846 beschreven aan de hand van een exemplaar dat in Liverpool in gevangenschap leefde. Deze schuwe vogel had zijn leefgebied in het voorgebergte van de westelijke Himalaya tussen Naini Tal in Kumaon, India en Mussooree in de oostelijke Punjab. De meeste huiden die nu in musea bewaard worden, zijn rond 1870 verzameld in de omgeving van Mussooree op een hoogte tussen de 1500 en 1800 meter. Alhoewel de soort voor het laatst in 1876 met zekerheid werd waargenomen, komen er nog altijd waarnemingen binnen. De meest recente melding dateert van juli 1993. Geen van deze waarnemingen is echter ooit bevestigd in de vorm van waterdicht bewijsmateriaal zoals foto`s of geschoten vogels, maar het is niet uit te sluiten dat deze kleine kwartel zich nog steeds ergens in de Himalaya schuilhoudt.
Himalayakwartel. Museumcollectie
We weten niet wie de verzamelaar is van het mannetje van de Himalayakwartel in het Nationaal Natuurhistorisch Museum. Het is één van een tiental exemplaren dat in verschillende musea te vinden is. Het museum in Tring, Engeland, bezit met vijf kwartels de grootste collectie. Verder zijn er exemplaren in musea in Liverpool en New York.
Himalayakwartel.
Hippolytushoef
Hippolytushoef is het grootste dorp van Wieringen met ruim 4500 inwoners. Het is gelegen op een langgerekte lage stuwwal. Hier bevindt zich ook een aantal centrale voorzieningen als het gemeentehuis, de openbare bibliotheek (waarin ook de VVV is gevestigd), en het zwembad De Venne.
Weblinks:
Meer informatie over Hippolytushoef en de tijd dat het bekend stond als `Klein Parijs` http://www.pagowirense.nl/wr-hippo.asp
Hippolytushoeverkoog
Dit gebied ligt tussen Oosterklief en de Elft ten zuiden van de N99. Het is een open weidelandschap dat uitstekend geschikt is voor weidevogels. Het wordt doorsneden door de Hippolytushoeverkruisweg die een prachtig uitzicht biedt over het gehele gebied.
De meest interessante stukken zijn de weilanden ten zuiden van de Elft, het natuurontwikkelingsgebied aan de Wierdijk ten westen van de Julianalaan en het kooibosje. Dit bosje is ontstaan uit een voormalige eendenkooi. Het is recent flink onder handen genomen en er is nu een prachtig bosje ontstaan met in het midden de voormalige eendenplas. Het wemelt het hele jaar door in het bosje van de vogels, in de zomer is vooral de plas geliefd bij vleermuizen en er is een grote variatie aan planten en bomen.
Tussen Westerklief en de Haukes (goed te zien vanaf de Hoelmer Wierdijk) en ten oosten van Hippolytushoef ( Stroeërkoog) bevinden zich nog twee kooien. Alle eendenkooien dateren uit de 17e eeuw. De twee laatstgenoemde zijn nog steeds in gebruik, maar fungeren ook als natuurreservaat (de kooi in de Stroeërkoog is eigendom van Staatsbosbeheer). Het `kooirecht` houdt onder andere in dat in de omgeving van deze kooien geen lawaai mag worden gemaakt - zo mag de plaatselijke Harmonie uit Hippolytushoef niet musiceren ten oosten van de Slingerweg...
Ho Bugt
De Ho Bugt en het Blivandshuk vormen de noordelijke afsluiting van de Waddenzee. De Ho Bugt is een van de meest natuurlijke, weinig door mensen beïnvloede landschappen in het gehele waddengebied. Het eiland Langli, de zijgeul Hobo Dyb en de kleipolders op het schiereiland Skallingen, die tot de regio Ho Bugt horen, zijn daarom sinds 1982 beschermde gebieden.
Ho Bugt, Blivandshuk
De Ho Bugt is een interessant gebied voor wetenschappers, omdat de natuurlijke processen hier nog ongestoord verlopen. Het eiland Langli en omgeving is bovendien als Referentiegebied voor de Waddenzee aangewezen.
Het schiereiland Skallingen
De Noordzee-kant van Skallingen bestaat uit zandstrand en duinen. Richting Waddenzee strekken de polders en buitendijkse kleigronden met hun natuurlijke geultjes zich uit.
De brede lage kwelder van Skallingen is pas in de 20e eeuw op natuurlijke wijze ontstaan. Tot 1900 leek het schiereiland op een hoog gelegen zandplaat. In korte tijd vormde zich uit de zandbank Skallingen het gelijknamige schiereiland met zijn brede kleigronden. Deze kwelders werden deels intensief beweidt. In 1976 werd Skallingen door het Deense ministerie voor milieuzaken aangekocht en kreeg het een status als beschermd natuurgebied.
De rivier Varde Š
De rivier Varde Šmondt via de Ho Bugt in de Waddenzee uit. Deze riviermonding is de enige in het waddengebied die niet door dammen en dijken gereguleerd wordt. Tot 12 km stroomopwaarts kunnen de effecten van het zoute zeewater waargenomen worden.
Hoffmanns tweevingerige luiaard
Er bestaan 5 soorten luiaards, waarvan 3 `drievingerige` en 2 `tweevingerige`. De tweevingerige hebben aan elke voorpoot twee haakvormige klauwen, aan hun achterpoten hebben ze er drie, net als alle andere luiaards. De tweevingerige luiaards hebben geen staart in tegenstelling tot de drievingerige die een kort staartje hebben.
Luiaards kunnen moeiteloos aan een tak hangen. Alleen om zich te ontlasten (ongeveer één keer per week) of om naar een andere boom te gaan komen ze naar de grond.
Wetensch. naam: Choloepus hoffmanni
Engelse naam: Hoffman`s two-toed Sloth
Verspreiding: Zuid-Amerika
Voedsel: twijgen, bladeren en fruit
Lengte: 46 - 86 cm
Gewicht: 8 kg
Status: onbekend
Holenduif
Wetenschappelijke naam: Columba oenas
Aantal broedparen in Nederland: 50.000-70.000 (1998-2000)
Biotoop: bossen en oude parken met holle bomen nabij akkers en weilanden; broedt ook in konijnenholen
Geluid: Holenduif
Hollen of stilstaan
Er bestaan zeer grote verschillen in evolutiesnelheid binnen uiteenlopende groepen van organismen. Sommige bouwplannen bleven zeer langdurig vrijwel ongewijzigd voortbestaan. Men noemt zo`n langdurige stilstand, het ogenschijnlijk ontbreken van evolutie, `stasis`. Een overtuigende verklaring voor dit fenomeen kan niet worden gegeven. Zo zijn de Priapulida sinds hun verschijnen in de Burgess afzettingen gedurende ruim 500 miljoen jaar vrijwel niet in uiterlijk veranderd. Het genus Pikaia, het begin van de Chordata markerend, stamt uit dezelfde periode en heeft in de evolutielijn die naar het bekende lancetvisje voert weinig verandering laten zien, terwijl in andere groepen van de Chordata aanzienlijk dramatischer veranderingen tot Homo sapiens leidden.
Dit soort extreme contrasten kan in een schematische stamboom niet goed tot uitdrukking worden gebracht, al probeert men het soms door evolutielijnen meer of minder sterk van de centrale stam weg te laten divergeren.
Holly en Belle vraag 1
Hoe oud zijn Holly en Belle?
Holly en Belle zijn geboren op 17 februari 1998. Ze zijn even oud. De maximale leeftijd van een koe is 15 tot 20 jaar, maar er zijn weinig koeien in Nederland die zo oud zijn. Dit komt doordat ze gebruikt worden in de veehouderij en meestal eerder worden geslacht.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 10
Worden Holly en Belle gemolken?
Holly en Belle hebben geen kalfjes gekregen. Daarom geven ze geen melk en kunnen ze niet gemolken worden.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 2
Tot welk runderras horen Holly en Belle
Holly en Belle horen tot het runderras Belgisch Witblauw.
Terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 3
Waarom heten Holly en Belle zo?
Hun namen zijn een zinspeling op het samenwerkingsverband tussen Nederland (Holly) en België (Belle) dat een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de dieren.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 4
Wat is er zo bijzonder aan Holly en Belle?
Holly en Belle zijn gewone koeien, maar ze zijn eveneens heel bijzonder: ze zijn een ééneiige tweeling die kunstmatig tot stand is gekomen. Ze beschikken over precies dezelfde erfelijke eigenschappen (genen). Dit noemen we klonen.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 5
Waarom zijn Holly en Belle gekloneerd?
Het kloneren van runderen wordt niet toegepast in de traditionele vorm van veehouderij. Holly en Belle zijn het resultaat van onderzoek naar de mogelijkheid om koeien te kloneren. De gebruikte techniek kan worden benut om op een efficiënte manier genetisch veranderde koeien tot stand te brengen, die bijvoorbeeld worden gebruikt voor medicijnproductie in hun melk.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 6
Zijn Holly en Belle op dezelfde manier tot stand gekomen als het gekloneerde schaap Dolly?
De techniek is hetzelfde, maar het type cel waaruit het erfelijk materiaal kwam verschilde. Bij Dolly is gebruik gemaakt van erfelijk materiaal uit de kern van een uiercel van een schaap van zes jaar oud, bij Holly en Belle kwam het erfelijk materiaal uit een embryo.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 7
Zijn Holly en Belle precies gelijk aan elkaar?
Omdat Holly en Belle klonen zijn beschikken zij over hetzelfde genetische materiaal. Toch zien ze er net als natuurlijke ééneiige tweelingen niet precies hetzelfde uit. Hun vlekkenpatroon is net iets anders. Dat komt doordat de genen die de vachtkleur bepalen kunnen verschillen in activiteit. Holly is de koe met oornummer 8827, Belle heeft oornummer 8829.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 8
Hebben Holly en Belle er last van dat ze klonen zijn?
Omdat Holly en Belle gezond zijn en zich net zo gedragen als andere koeien, zijn er geen aanwijzingen om te denken dat ze last hebben van het feit dat ze klonen zijn. Van andere gekloneerde dieren is echter wel bekend dat ze tijdens hun leven gezondheidsproblemen kunnen krijgen. Daarom wordt de gezondheid van Holly en Belle goed in de gaten gehouden.
terug naar de vragen
Holly en Belle vraag 9
Is het kloneren van dieren in Nederland toegestaan?
Het kloneren van dieren volgens de methode van Holly en Belle is verboden, tenzij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij hiervoor een vergunning afgeeft. Dit gebeurt alleen wanneer het kloneren niet op onacceptabele wijze ten koste gaat van de gezondheid of het welzijn van het dier, er geen alternatieven zijn én er geen zwaarwegende ethische bezwaren tegen de toepassing bestaan. Dit wordt het nee, tenzij beleid genoemd.
terug naar de vragen
Hondshaai
Hondshaaien zijn kleine (tot één meter), voor mensen ongevaarlijke, bodembewonende haaien die leven van kreeftachtigen, visjes ( zandspiering, jonge haring), schelpdieren en wormen. In de Noordzee komen ze vrij algemeen voor, maar de haai vermijdt het ondiepe kustwater. De eieren van de hondshaai spoelen geregeld aan op het strand. Hondshaaien komen `s zomers regelmatig is vissersnetten terecht, hoewel men niet doelgericht op deze soort vist. Men neemt aan dat ze `s winters in zuidelijker wateren overwinteren. De filet van deze haai wordt vaak als `zeepaling` of `zalm` verkocht.
eikapsel van de hondshaai
Enkele haaiensoorten, zoals de hondshaai en de kathaai, leggen in het voorjaar eieren die ze aan een steen, scheepswrak of wier bevestigen met gekrulde uiteinden aan de hoekpunten. Regelmatig worden losgeslagen eikapsels op het strand gevonden. Eikapsels van ongeveer 2,5 bij 6 cm zijn hondshaai-eieren. Na 8 tot tien maanden kruipen de jongen uit het eikapsel, die tot die tijd van het eidooier leven. Gotere eikapsels van 4 bij 10 cm behoren toe aan de kathaai en worden maar zelden gevonden. De holle uitsteeksels aan de uiteinden van het eikapsel dienen behalve voor de bevestiging ook voor de zuurstofvoorziening van het jong.
Namen: Ned: Hondshaai (ashaai, asselhaai, bonte haai, hashaai, tigerhaai, zeehond) Lat: Scyliorhinus canicula Eng: Dogfish (common dogfish)Dui: Kleingefleckter Katzenhai Fra: Petite roussette Dan: Smiplettet rødhaj
hondshaai
Deze kleine, slanke haai komt ook voor de Nederlandse kust voor. Het is de meest algemene haaiensoort in Europa.
Hondshaaien leven bij voorkeur in de buurt van zand- en modderbodems. Het vrouwtje zet haar eieren af in wiervelden. Aan de hoeken van de rechthoekige kapsels zitten gekrulde draden om ze aan de wieren te verankeren. Ze raken echter vaak los en spoelen dan aan op de kust.
Wetensch. naam: Scyliorhinus canicula
Engelse naam: smallspotted catshark, dogfish
Verspreiding: Noordzee, Middellandse Zee, Noorden Atlantische Oceaan
Voedsel: kleine visjes, kreeftachtigen, weekdieren, wormen
Lengte: tot 1 m
Gewicht: 3 kg
Status: algemeen
Hondsroos
Wetenschappelijke naam: Rosa canina
Behoort tot de Tweezaadlobbigen Roosachtige bloemplanten, Rozenfamilie Komt voor in Europa en West-Azië De hondsroos is een bijenplant
De hondsroos is een sterk vertakte struik, die `s zomers overdekt is met bloemen. Rozenbloemen produceren rijkelijk nectar en stuifmeel. De hondsroos is niet gericht op een bepaalde bestuiver, maar wordt veel bezocht door honingbijen.
Honingbijen leven in grote volken en leggen wintervoorraden aan. Ze hebben dus veel voedsel nodig. Binnen hun uitgestrekte werkterrein richten ze zich vooral op plaatsen waar veel bloemen tegelijk in bloei staan.
Hondsroos
Hondsroos is één van de minst kieskeurige struiken van de Rozenfamilie. Deze plant staat op plaatsen met zon of enige schaduw en hij groeit op alle bodemtypen, behalve op heel voedselarm en zuur zand en veen. In de duinen zie je hondsroos juist op die plaatsen, waar veel plantaardig materiaal wordt afgebroken. Deze roos heeft oranje bottels.
Namen: Ned: Hondsroos Lat: Rosa canína Eng: Dog roseDui: Hundsrose Fra: Rose de chiens
Hondsviooltje
Hondsviooltjes komen overal in Nederland voor in gebieden met droog zand. In de duinen zie je hem regelmatig staan, net als in zandige wegbermen en rivierduinen. Op Texel groeit dit plantje ook op de tuinwallen. Door zijn bloemkleur is hij gemakkelijk van het duinviooltje te onderscheiden. Hij bloeit in mei en juni. Hondsviooltje gaat achteruit door bemesting, ontginning en zure regen.
Namen: Ned: Hondsviooltje Lat: Viola canina Eng: Heath Dog Violet Fra: Violette des chiensDui: Hundsveilchen
honingbeer
De honingbeer is een kleine zwarte tot donkerbruine beer met witte tot gele vlek op zijn borst. Zijn vacht is opmerkelijk kort en glad. Hij komt alleen in de tropen voor: in de regenwouden van Zuidoost-Azië.
Honingberen klimmen erg goed en zijn - zoals hun naam aangeeft - dol op honing. Met hun sterke klauwen breken ze een bijennest open en likken de honing met hun bijzonder lange tong op. Ze eten ook eieren en kleine dieren, maar het grootste deel van hun dieet bestaat uit vruchten.
Andere namen: Maleise beer
Wetensch. naam: Helarctos malayanus; Ursus malayanus
Engelse naam: sun bear; Malayan sun bear; Malay bear; honey bear; dog bear
Verspreiding: Zuidoost-Azië inclusief Borneo en Sumatra
Voedsel: vruchten, eieren, insecten, kleine gewervelde dieren, honing
Lengte: 1,1 - 1,4 m
Gewicht: 50 - 65 kg
Status: bedreigd
Honingbij
Honingbijen zijn de insecten die honing en was maken. Ze worden door imkers in korven of kasten gehouden. Een volk bestaat uit soms 50.000 dieren: de meeste zijn werksters, er zijn enkele honderden darren (mannetjes) en één koningin. In de zomer zwermen de volken. Op de waddeneilanden geldt een vervoersverbod voor bijen. Door deze maatregel is het oorspronkelijke Nederlandse ras, de zwarte bij, nog aanwezig op Texel en Terschelling.
Kwelderhoning
Op de Nederlandse waddeneilanden zijn ook imkers actief. In de zomer brengen zij de volken naar de kwelders. Daar wordt dan gevlogen op de lamsoor. Lamsoorhoning heeft een kenmerkende, wat zilte smaak en ziet er enigszins groengeel uit. Op veel plaatsen op de waddeneilanden wordt deze honing aangeboden.
Het aantal volken in de Slufter op Texel is beperkt. Staatsbosbeheer heeft bepaald dat er niet meer dan 50 volken binnen dit gebied mogen staan. Deze volken staan er vanaf eind juli tot eind augustus. De Texelse imkers zijn lid van een Texelse bijenvereniging. Buiten de reservaatgrenzen zijn ongeveer 30 volken, die ook op de lamsoor van de Slufter kunnen vliegen.
Namen: Ned: Honingbij Lat: Apis mellifera Eng: Honey beeDui: Honigbiene
honingbij
Honingbijen zijn de enige echt gedomesticeerde insecten. Ze leven in een nest waarin ze van een vetachtige uitscheiding van hun achterlijf (was) kunstige raten bouwen. Deze raten bestaan uit zeskantige cellen waarin de bijen voedsel opslaan (honing en zetmeel) en jongen grootbrengen.
In een volk - van vaak tienduizenden bijen - is maar één vruchtbaar vrouwtje. Die `koningin` heeft een duidelijk langer achterlijf dan de andere bijen en legt tot 1500 eitjes per dag.
De meeste bijen zijn onvruchtbare vrouwtjes. Tijdens hun levensloop vervullen deze `werksters` verschillende taken, eerst binnen het nest (zorgen, schoonmaken), later erbuiten (nectar en stuifmeel verzamelen). De mannetjes (darren) zijn wat forser en plomper dan de werksters, hebben grotere ogen en geen angel. Ze komen alleen in actie als het tijd is voor de bruidsvlucht.
Andere namen: bij
Wetensch. naam: Apis mellifera
Engelse naam: honeybee
Verspreiding: oorspronkelijk zuidelijk Azië, vanuit Europa door de mens wereldwijd geïntroduceerd
Voedsel: nectar, stuifmeel
Lengte: 11 - 18 mm
honingdas
De honingdas is nauw verwant aan `onze` das en de Amerikaanse das. Honingdassen zijn eveneens goede gravers die voornamelijk `s nachts actief zijn en overdag rusten. Ze gebruiken daarvoor vaak een verlaten hol van een ander dier.
Honingdassen staan bekend om het feit dat ze af en toe bijennesten plunderen. Vaak werken ze daarbij samen met een vogel: de honingwijzer. De vogel wijst de weg, de das opent het nest en samen smullen ze van de honing (de das), de larven (beiden) en de bijenwas (de vogel).
Andere namen: ratel
Wetensch. naam: Mellivora capensis
Engelse naam: honey badger; ratel
Verspreiding: Afrika, West- en Zuid-Azië
Voedsel: wormen, termieten, bijenlarven, schorpioenen, stekelvarkens, hazen, vruchten en... honing
Lengte: 60 - 75 cm, staart 25 cm
Gewicht: 7 - 13 kg
Status: thans niet bedreigd
Hoofdluis
Hoofdluis (Pediculus humanus capitis) zuigt bloed uit je hoofdhuid
Hoofdluizen zijn er het hele jaar door, maar de herfst is hun drukste seizoen. Vroeger werd algemeen geloofd dat hoofdluizen op ongewassen hoofden leefden. Maar dat is niet waar: luizen zitten zowel in schoon als vuil haar. Ze willen alleen het bloed uit je hoofdhuid. Ze moeten niets hebben van haar dat korter is dan 0,5 cm, maar voor de rest kan het ze niet schelen of je haar lang of kort is. Hun eitjes, die we neten noemen, kleven ze vooral op je haar achter je oren of in je nek. Hoofdluizen veroorzaken hevige jeuk. Dit komt door het speeksel dat ze inspuiten om het bloed bij het opzuigen niet te laten klonteren.
Hoofdluizen zullen je hoofd niet zomaar verlaten, tenzij er een andere aantrekkelijke hoofdhuid voorbijkomt. Luizen worden door persoonlijk contact doorgegeven, bijvoorbeeld wanneer kinderen spelen of wanneer mensen elkaar omhelzen. Ze overleven slechts enkele dagen als ze geen bloed kunnen zuigen. Een luis die op vrijdag achterblijft in een kleutertuin of een school die in het weekeinde niet gebruikt wordt, is dus maandag zeker dood.
Om luizen te vermijden, kun je het beste één keer per week een luizenkam door je haren halen. Zo ontdek je luizen vóór ze zich verspreiden en andere mensen besmetten. Het vermindert ook het risico dat je zelf opnieuw besmet wordt.
Een volwassen luis is ongeveer 3 mm lang. De kleine poppen zijn 1 tot 2 mm lang en de neten zijn 0,8 mm groot.
Luizen hebben geen vleugels en kunnen niet vliegen of springen.
Hooggebergtetoendra
Belangrijkste kenmerken
Toendra is afgeleid van het finse woord `tunturi` wat `boomloze hoogte` betekent. Met een hooggebergte toendra wordt een type toendra aangeduid dat boven de boomgrens ligt. Vanwege de hoogteligging is de groei van bomen hier onmogelijk. In tegenstelling tot arctische toendra`s is de bodem in hooggebergte toendra`s niet permanent bevroren, en bestaat hij uit grof, goed gedraineerd materiaal.
Positie
Hooggebergte toendra`s komen voor in gebieden met hoge gebergten. Naarmate de ligging dichter bij de evenaar is, moet de top hoger reiken om toendra-achtig te zijn.
In Europa komen hooggebergtetoendra`s voor in de Alpen, Pyreneeën en Kaukasus. In Noord-Amerika treffen we dit type toendra aan in de Rocky Mountains, de Cascades en Sierra Nevada. In Azië vormt de Himalaya een bekende hooggebergtetoendra. In de gematigde streken op het zuidelijk halfrond is hooggebergte zeldzaam. We kennen hier alleen de Andes en de Nieuw-Zeelandse Alpen.
Klimaat
Vanwege de hoogteligging heerst er op de hooggebergte toendra`s een koud klimaat. De temperatuur neemt af naarmate de hoogte toeneemt. Per 100 meter stijging in de bergen daalt de temperatuur met ongeveer een halve graad Celcius. Planten en dieren
Omdat de hooggebergte toendra boven de boomgrens ligt, komen er geen bomen voor. De plantengroei van hooggebergtetoendra`s komt in grote lijnen overeen met die van arctische toendra`s. De vegetatie bestaat voornamelijk uit mossen en korstmossen die de bodem gedeeltelijk bedekken.
Hoogpotige amfibieën
Wetenschappelijke naam: Seymouriamorpha (onderorde binnen de Anthracosauria)
Hoogpotige amfibieën zijn uitgestorven amfibieën die leefden gedurende het Perm (ca. 290-250 miljoen jaar geleden). Door hun lichaamshouding, leken ze enigszins op reptielen: ze hielden hun lichaam hoger van de grond dan de meeste amfibieën van die tijd. Ze hadden krachtige poten. Hoogpotige amfibieën leefden op het land en in het water. Een bekende landbewoner was Seymouria, die 60 centimeter lang werd.