Natuurinformatie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716
Mais
De belangrijkste groep van gedomesticeerde planten is die van de graangewassen. Ze hebben een hoge voedingswaarde en zijn rijk aan gluciden. De domesticatie van deze gewassen vond plaats in verscheidene gebieden: tarwe in het Nabije Oosten, maïs in Mexico, gierst en sorghum in Afrika. Net zoals bij dieren verschillen de gedomesticeerde planten vaak aanzienlijk van hun wilde voorouders. Het meest spectaculaire geval is dat van maïs. Waarschijnlijk is maïs afkomstig van een wilde plant, de teosinte. Een maïsplant heeft slechts een sterke stengel met een of twee grote aren van ongeveer 25 cm. Lengte waarop zich een twintigtal rijen zaadkorrels bevindt. (illustratie) Een teosinteplant heeft een zestal dunne stengels waarop een groot aantal aren, niet langer dan zeven centimeter, bevestigd zijn, elk met een enkele rij zaadkorrels. (illustratie) Deze zaadkorrels hebben een driehoekige vorm en verschillen dus duidelijk ven de vierhoekige maïskorrel. De morfologische verschillen tussen de maïsplant en de teosinteplant zijn zodanig verschillend, dat ze voorheen als verschillende planten werden gezien. Maïs werd Zea mays en teosinte Euchlena mexicana. (illustratie)
Makreel
Makreel eet voornamelijk plankton. Ze zwemmen in de zomermaanden in grote scholen in de oppervlakkige waterlagen, op jacht naar roeipootkreeftjes, vlokreeftjes, vislarven en dergelijke. Vooral na de paaitijd jagen ze ook op haring, sprot en zandspiering. Daarbij komen ze in de zomer tot dicht aan de kust. Men heeft melding gemaakt van scholen makreel die 9 km lang, 4 km breed en 40 meter diep waren. Makreel wordt met trawlers gevist in de noordelijke Noordzee en de noordoost-Atlantische wateren; de soort is van groot commercieel belang. Makrelen kunnen 60 cm lang en twintig jaar oud worden.
Als het zeewater kouder wordt laat de makreel zich naar de zeebodem zakken en gaat daar in een soort `winterslaap`: ze eten dan erg weinig.
Makrelen hebben geen zwemblaas. Dit stelt ze in staat om snel te duiken in diep water of om snel naar de wateroppervlakte te stijgen. Het zijn bijzonder snelle zwemmers, die veel zuurstof nodig hebben. Daarvoor moeten ze continu blijven zwemmen om er voor te zorgen dat er voortdurend zuurstofrijk water door hun kieuwen stroomt. Het totale oppervlak van die kieuwen is tien keer zo groot als het oppervlak van het hele lichaam van de makreel.
Verspreiding van makreel
De makreelstand
De makreelstand (west-Atlantische makreel) ligt boven het veilig biologisch minimum (2.300.000 ton), maar de visserijdruk is volgens de visserijbiologen te hoog. Men adviseerde voor 2004 niet meer dan 545.500 ton te vangen.
Namen: Ned: Gewone makreel (makreel) Lat: Scomber scombrus Eng: MackerelDui: Makrele Fra: Maquereau (maquereau de l`Atlantique) Dan: Makrel Nor: Makrell
Weblink
Foto`s en filmpjes van de makreel: http://www.
Makreel
Wetenschappelijke naam: Scomber scombrus
Behoort tot de Vissen Baarsachtige beenvissen, Makreelachtigen Komt voor aan beide zijden van de noordelijke Atlantische Oceaan
De Makreel is een sprinter
De Makreel is een snelle jager. Hij zwemt dicht onder de oppervlakte. De Makreel is gebouwd op snelheid. Met zijn borstvinnen kan hij een korte draai maken. Zo vangt hij snelle vissen, die minder wendbaar zijn dan hijzelf.
De Makreel leeft in grote scholen. Door de flitsende beweging en zilverachtige schittering van zo`n school raken achtervolgers in verwarring. Elke vis op zichzelf is daardoor betrekkelijk veilig.
makreelhaai
De makreelhaai of mako is mogelijk de snelste haai ter wereld. In ieder geval staat het wereldrecord hoogspringen op zijn naam: 7,6 meter.
Deze haai jaagt op snelle vissen als makreel en tonijn. Zijn gekielde staart (verdikte randen in de lengterichting aan weerszijden van de staartsteel) is kenmerkend voor snelle vissoorten. Ook zijn spitse snuit zorgt voor een goede stroomlijn. De niet-gezaagde puntige tanden geven een goede grip op glibberige prooi.
Deze haai is eierlevendbarend.
Andere namen: mako; spitssnuitharinghaai
Wetensch. naam: Isurus oxyrinchus
Engelse naam: shortfin mako; blue pointer; mackerel shark; snapper shark
Verspreiding: gematigde en tropische oceanen
Voedsel: vis
Lengte: 4 m
Gewicht: minstens 570 kg
Status: thans niet bedreigd
Maleise kantjil
De dwergherten of kantjils verschillen van de andere herten doordat ze een stuk kleiner zijn, geen gewei dragen en de mannetjes verlengde bovenhoektanden hebben, die als slagtanden uit hun mond steken.
De Maleise kantjil is iets groter dan de Javaanse kantjil. Hoewel deze dieren hoofdzakelijk planteneters zijn, is er in de magen van dwergherten vaak vlees gevonden. Ze eten onder andere vis en insecten. Ook in gevangenschap eten ze graag vlees.
Wetensch. naam: Tragulus napu
Engelse naam: larger Malayan chevrotain
Verspreiding: Zuidoost Azië, met uitzondering van Java
Voedsel: afgevallen fruit, bladeren
Lengte: 50 - 60 cm, staart 8 cm, schouderhoogte 35 cm
Gewicht: 4 - 6 kg
Status: algemeen
Maleise tapir
Wetenschappelijke naam: Tapirus indicus
Engelse naam: Malayan Tapir
Duitse naam: Schabrackentapir
Franse naam: Tapir a dos blanc
INDELING
Klasse: Zoogdieren (Mammalia)
Orde: Onevenhoevigen (Perissodactyla)
Familie: Tapirs (Tapiridae)
Geslacht: Tapirs (Tapirus)
Soort: Maleise tapir (Tapirus indicus)
Maleise tapir
KENMERKEN
Lengte: Tot 250 cm, plus 5 tot 10 cm staart
Gewicht: 250 tot 300 kg
Levensduur: Tot 30 jaar
Geslachtsverschillen: Geen
IN DE NATUUR
Biotoop: Dichte primaire regenwouden
Verspreidingsgebied: Van Birma en Thailand tot aan Maleisië en Sumatra
Paartijd: Geen vaste paartijd
Voortplanting: Na een draagtijd van 390 tot 395 dagen wordt één jong geboren
Voedsel: Plantaardig, vooral bladeren
Bedreiging: De soort is bedreigd
IN DIERENTUINEN
Aantal: Op 31 december 1996 waren er 42 Maleise tapirs in 17 Europese dierentuinen aanwezig.
Voedsel: Paardebrokken, appel, peen, sla, andijvie, brood, lucerne, tomaten, gekookte rijst, gekookte aardappelen, wilgetakken
Stamboeken: Het internationale stamboek voor de Maleise tapir wordt in Orlando (VS), en het EEP in Neurenberg gecoördineerd IN BLIJDORP
Aantal:
Meestal 3 dieren.
Nageslacht:
De eerste geboorte in Blijdorp vond in 1975 plaats. in totaal zijn er nu acht Maleise tapirs in Rotterdam geboren, die zijn verhuisd naar Antwerpen, Neurenberg, Twycross, Philadelphia en Memphis.
Lees meer in het essay over tapirs
Mammoeten uit de Nederlandse bodem
Alle mammoeten komen oorspronkelijk van het Afrikaanse continent. Aan het eind van het Plioceen zagen ze kans hun territorium naar Eurazië en Noord-Amerika uit te breiden. Van bladeters met een laagkronig gebit ontwikkelden zij zich tot ware grazers met een hoogkronig gebit. Met een schofthoogte van ruim vier meter zijn de eerste mammoeten extreem groot. De Wolharige mammoeten zijn gemiddeld niet groter dan een Aziatische olifant. De mammoet stierf pas 3700 jaar geleden uit.
In de Nederlandse ondergrond zijn drie soorten mammoeten gevonden. Uit het Vroeg-Pleistoceen is dat de grote Zuidelijke mammoet, Mammuthus meridionalis, die tegen het eind van de periode evolueerde tot de Steppemammoet, Mammuthus trogontherii. Omstreeks 300.000 jaar geleden ontwikkelde deze zich vervolgens tot de Wolharige mammoet, Mammuthus primigenius. De stieren hadden grote, gekrulde slagtanden, een dikke wollen vacht en kleine oren.
In Europa zijn miljoenen harde resten van voornamelijk Wolharige mammoeten gevonden. Vooral ook in en rond Nederland zijn veel vondsten gedaan. Zo worden veel van deze resten van de Noordzeebodem opgevist. De zuidelijke bocht van de Noordzee was in het Laat-Pleistoceen een uitgestrekte, koude en relatief droge rivierdelta. Ondanks de droogte waren er drinkplaatsen, die de vlakte tot een uitgelezen plek voor kuddes mammoeten maakten. De laatste mammoet die tot op heden in de Nederlandse ondergrond is gevonden heeft 21.000 jaar geleden geleefd.
In de permafrostgebieden van Siberië en Noord-Amerika zijn volledige, bevroren exemplaren van Wolharige mammoeten bewaard gebleven.
mandarijneend
© Martin Kramer
In zijn prachtkleed ziet een mannetje mandarijneend er erg mooi uit. Hij heeft afhangende kuifveren en een soort `manen`. Vooral de twee eigenaardig gevormde goudbruine veren aan zijn vleugels die hij als zeilen omhoog staan zijn uniek.
Mandarijneenden zoeken hun voedsel vooral op het land. Ze slapen vaak in bomen. De scherpe nagels aan hun poten zorgen voor houvast op de tak. Ook broeden doen ze doorgaans in een boom. Met hun lange staart kunnen ze vlak voor een landing snel afremmen.
In zijn oorspronkelijk leefgebied (Oost-Azië) is de mandarijneend zeldzaam geworden. In West-Europa wordt deze eend veel in parken gehouden en is daar op sommige plaatsen verwilderd.
Wetensch. naam: Aix galericulatus
Engelse naam: mandarin
Verspreiding: China
Voedsel: noten, zaden, insecten, slakken
Lengte: 41 - 49 cm
Gewicht: 600 gram
Status: plaatselijk algemeen
mandril
Het mannetje van de mandril is een van de grootste en opvallendste apensoorten. Van de voorkant vallen zijn rode neus, blauwe wangen en gele baard sterk op. Terwijl van de achterkant zijn paarse tot lichtblauwe billen onmiskenbaar zijn. De felle kleuren komen in het donkere oerwoud waarin deze apen leven goed van pas om met elkaar en eventuele vijanden te communiceren. Daarnaast gebruiken ze knorgeluiden.
Mandrillen leven in groepjes van ongeveer 20 dieren, die zich soms aaneensluiten tot troepen van meer dan 200. Door de vernietiging van het oerwoud en de jacht zijn de mandrils sterk in aantal achteruit gegaan.
Wetensch. naam: Mandrillus sphinx
Engelse naam: mandrill
Verspreiding: Kameroen, Nigeria
Voedsel: vruchten, zaden, insecten, paddestoelen
Lengte: kop-romp 60 - 80 cm, staart 7 - 10 cm
Gewicht: circa 30 kg (mannetje), vrouwtje 10 kg
Status: kwetsbaar
Mandø
Mandø is het kleinste bewoonde waddeneiland van Denemarken en ligt tussen Rømø en Fanø. De oppervlakte is 8 km2. Het eiland is bijna volledig omgeven door een dijk. Het is er rustig, want bij hoogwater is het eiland niet te bereiken. Men bereikt het eiland via twee wegen op die alleen bij laagwater toegankelijk zijn. Het zijn zogenaamde `ebbewegen`: de Liningsvejen en de Ebbevejen. Op Mandø wonen ongeveer 70 mensen.
Op Mandø ligt slechts een enkele duinenrij. Deze is ongeveer 100 tot 200 meter breed en bevindt zich aan de westkant van het eiland. Deze duinen beschermen de bewoners van het huidige dorp tegen de zee. Verder beschermt een dijk de lager gelegen weilanden tegen overstromingen. Langs de Liningsvejen wordt met behulp van rijshout en greppels land gewonnen.
Ontstaansgeschiedenis
Mandø bestond vroeger uit twee eilanden die halverwege de jaren dertig van de vorige eeuw door een dijk met elkaar werden verbonden. Oorspronkelijk zou Mandø nog veel groter geweest zijn.
Bezienswaardigheden op Mandø
In het `Mandø Centret` is een tentoonstelling over het eiland ingericht. In het plaatsje Mandø bevindt zich het `Mandøhuset`, een rond 1831 gebouwde kapiteinswoning. Hierin is tegenwoordig het streekmuseum ondergebracht. In Mandø zijn verder een kerk uit 1639 en een oude molen uit 1860 gevestigd. In de tentoonstelling `Ornitologisk Samling` zijn meer dan 300 verschillende soorten vogels van het eiland te zien. Aan de zeezijde van de duinen staat een zuil waarop de waterstand van de stormvloed van 1634 aangegeven is.
manenrob
© 1998 Marina Brink
Het mannetje van de manenrob is een imposante verschijning vanwege de grote, zwaargebouwde kop. In het wild is de orka een van de grootste belagers van deze zeeleeuw. In Patagonië (Argentinië) komen orka`s zelfs het strand op om jonge manenrobben te grijpen.
Wetensch. naam: Otaria byronia
Engelse naam: Southern sea lion
Verspreiding: rondom zuidelijk Zuid-Amerika: van Peru tot Rio de Janeiro
Voedsel: vis, kreeftachtigen en schelpdieren
Lengte: 2,6 m (mannetje), vrouwtje 2 m, bij geboorte 80 cm
Gewicht: 300 kg (mannetje), vrouwtje 150 kg, bij geboorte 10 - 15 kg
Status: algemeen
manenwolf
De manenwolf lijkt op een vos - waar hij ook het meest verwant mee is - maar heeft veel langere poten en lange haren in zijn nek. Zijn vacht is roodbruin met een witte vlek op de keel en hij heeft een witte staart. De leefwijze van een manenwolf lijkt ook veel op die van een vos. Het zijn solitaire nachtdieren die op kleine beesten jagen, maar ook graag vruchten verorberen.
Wetensch. naam: Chrysocyon brachyurus
Engelse naam: maned wolf
Verspreiding: centraal en oostelijk Zuid-Amerika
Voedsel: kleine zoogdieren, vogels, reptielen, insecten, vruchten
Lengte: 1,2 - 1,3 m, staart 35 cm
Gewicht: 20 - 23 kg
Status: thans niet bedreigd
Mangrove
Belangrijkste kenmerken
Mangrovebossen komen voor in de tropen en sub-tropen op de overgang van land naar zee, bijvoorbeeld in estuaria, bij lagunes of koraalriffen. Ze komen daar voor waar geen sterke stroming staat of sprake is van golfwerking. Daardoor kan fijn slib, aangevoerd door rivieren, bezinken.
Positie
Op het noordelijk halfrond komen mangrovebossen voor tot bij de Bermuda`s en Japan (32 graden noorderbreedte), op het zuidelijk halfrond bij Australië en Nieuw-Zeeland (38 graden zuiderbreedte). Ook treffen we mangrove aan langs de westkusten van Afrika en Zuid-Amerika. Klimaat
Mangrovebossen hebben een watertemperatuur nodig tussen 24 en 27 graden Celcius. Daarom vinden we ze voornamelijk in de gordel waar ook het tropische regenwoud groeit, maar ook in gebieden met een warme golfstroming.
Planten en dieren
Mangroven zijn enorm belangrijk als `kraamkamer` van de oceaan. Veel vissoorten brengen hun jeugd in het ondiepe, voedselrijke water door. Zij weten zich tussen de wirwar van wortels van de mangrovebomen beschermd tegen roofvissen.
Leven in het tropisch regenwoud
Moeilijke omstandigheden voor het leven in mangrove zijn: grote verschillen in zoutgehalten, door de aanvoer van zoet water in zee (afname zoutgehalte) of door verdamping van water (toename zoutgehalte) sterke sedimentatie
Karakteristieke bewoners van het mangrovebos zijn slijkspringers en wenkkrabben.
Er zijn twee belangrijke groepen mangrovebossen: Rhizopora (rode mangrove) en Avicenna (zwarte mangrove).
Mangrove
Wetenschappelijke naam: Rhizophora spec. Behoort tot de Tweezaadlobbigen Roosachtige bloemplanten, Mangrovefamilie
Komt voor in:tropische kustgebieden
De mangrove is een boomkiemer
Mangrovebomen groeien aan tropische kusten. Ze vormen bossen op moddervlakten die bij laag water droogvallen. Van hoog water heeft een mangroveboom geen last, doordat hij op stelt-vormige wortels staat.
Ook de zaden van mangrove zijn ingesteld op het getijdemilieu: ze kiemen al aan de boom. Als de kiemplant van de boom valt, kan ze meteen wortel schieten en uitgroeien. Of de kiemplanten worden door het water meegevoerd en spoelen ergens anders aan. Zo hebben mangroves alle modderige kustgebieden van de tropen bereikt.
manoel
De manoel is een niet zo grote maar wel compact gebouwde kat met korte poten en een dichte, langharige vacht. Hij heeft een brede kop met wijduitstaande oorschelpen. Het is een goede klimmer die voorkomt op grote hoogten onder andere in de Himalaya.
Andere namen: pallaskat
Wetensch. naam: Felis manul
Engelse naam: manul
Verspreiding: van de Himalaya tot in Siberië
Voedsel: knaagdieren, vogels
Lengte: 50 - 65 cm, staart 21 tot 31 cm
Gewicht: 2,5 - 5 kg
Status: thans niet bedreigd - risico
mantelbaviaan
Bavianensoort waarvan de volwassen mannetjes een opvallende zilvergrijze `mantel` hebben op de schouders en een rode, onbehaarde huid op gezicht en billen. Hun imposante verschijning helpt ze om een belangrijke positie in de goep te verkrijgen.
Mantelbavianen leven in groepen van 10 tot 100 dieren, waarbij bijna elke volwassen man een eigen harem heeft van 1 tot circa 6 vrouwtjes.
Wetensch. naam: Papio hamadryas
Engelse naam: hamadryas baboon
Verspreiding: Ethiopië, Somalië, Arabië
Voedsel: planten, fruit, insecten, kleine zoogdieren
Lengte: kop-romp 75 cm, staart 60 cm
Gewicht: 18 kg (mannetje), vrouwtje 10 kg
Status: thans niet bedreigd
mantelbrulaap
De mantelbrulaap lijkt veel op de zwarte brulaap. Op zijn rug heeft hij wat roodbruin haar, wat op een mantel lijkt. Net als de andere brulapen kan hij een behoorlijke keel opzetten en heeft hij een grijpstaart.
Wetensch. naam: Alouatta palliata
Engelse naam: mantled howler onkey
Verspreiding: Zuid-Mexico tot noordwestelijk Zuid-Amerika
Voedsel: bladeren, ook fruit, knollen, bloemen en vruchten
Lengte: 36 - 60 cm, staart 60 cm
Gewicht: 6 - 7 kg (mannetje), vrouwtje 4 - 5 kg
Status: algemeen
Manteldieren
Wetenschappelijke naam: Tunicata, Urochordata (subfylum of fylum binnen de Chordadieren, Chordata)
De oudste fossiele overblijfselen van deze dieren zijn afkomstig uit het Ordovicium(ca. 500 tot 440 miljoen jaar geleden). Ze stammen af van de Hoefijzerwormen. Manteldieren omvatten de Zakpijpen (Ascidiacea), de Salpen (Thaliacea) en de Mantelvisjes (Larvacea, Appendicularia).
Manteldieren leven solitair of kolonievormend. De meeste soorten zitten vastgehecht op de bodem, sommige soorten zijn vrijlevend. Ze filteren voedseldeeltjes uit het water.
Manteldieren zijn zeedieren met een veelal zakvormig lichaam met een in- en uitstroomopening. De larven zijn vrijzwemmend en hebben in hun staart een staaf van gelatineus materiaal (notochord of chorda dorsalis), die aan een ruggengraat doet denken. Deze chorda zorgt voor versteviging van het lichaam.
mantelgrondeekhoorn
(c) Wereld Natuur Fonds
De mantelgrondeekhoorn komt voor in de Rocky Mountains. Hij is daar niet erg populair, omdat hij vaak de gewassen opeet die voor mensen bedoeld waren. Hij komt ook vaak in de buurt van huizen en soms zelf in huizen.
Wetensch. naam: Citellus lateralis
Engelse naam: golden mantled ground squirrel
Verspreiding: Verenigde Staten
Status: plaatselijk algemeen
mara
De mara wordt wel de Patagonische haas genoemd. Hij is echter geen familie van de hazen, maar van de cavia. Wat uiterlijk betreft lijkt een mara meer op kruising tussen een haas en een hert. Hij heeft lange oren en een korte snuit als van een haas en ongewoon lange poten als een hert. De jongen van verschillende ouders verblijven in één hol. Bij toerbeurt komen ouders langs, de moeder om haar jongen te voeden terwijl het mannetje een oogje in het zeil houdt.
Andere namen: Patagonische haas
Wetensch. naam: Dolichotis patagonum
Engelse naam: mara
Verspreiding: Argentinië
Voedsel: gras, bladeren
Lengte: 45 - 75 cm, staart 2,5 cm
Gewicht: 2 kg
Status: thans niet bedreigd
Maren en kanalen
Er is veel water in het noordelijk deel van Groningen. Geen meren en plassen, maar in de vorm van veelal bekoorlijke kronkelende kanalen. Op z`n Gronings heten die kanalen `maren`. De kronkelingen geven aan dat ze vaak op een natuurlijke manier zijn ontstaan. Het zijn de resten van de diep ingesneden waddengeulen en -prielen en de kronkelende rivieren die vanuit Drenthe het Waddengebied binnenstroomden. Later werden ze onderling verbonden en werden sommige bochten rechtgetrokken.
Veel is echter bewaard gebleven van de vroegere situatie. Voor watersporters en schaatsers is Noord-Groningen dan ook een prachtig gebied om tochten te maken. De `Noorderrondrit` is minder bekend dan de Elfstedentocht, maar ook aan deze `marenklassieker` nemen in koude winters duizenden mensen deel.
Marenzelleria
Marenzelleria kan 10 cm lang worden en heeft een voorkeur voor brak water. Daarom worden deze soort wel aangetroffen in sommige delen van de Waddenzee, maar niet in de Noordzee. Hun leefwijze lijkt op die van zandkokerwormen, alleen bouwen ze geen zandkoker. Net als de meeste wormen kunnen Marenzellaria`s delen van hun lichaam vervangen indien nodig (bijvoorbeeld als ze gedeeltelijk opgegeten zijn). Zelfs hun kop is vervangbaar, met als gevolg dat soms 2-koppige Marenzellaria`s gevonden worden.
Marenzelleria is een exoot die afkomstig is uit Amerika. Waarschijnlijk is de worm meegevoerd met het ballastwater van schepen. De Waddenzee werd van oost naar west door deze soort gekoloniseerd. In de Dollard kwam Marenzelleria in de jaren `90 in overweldigende aantallen voor. Tegenwoordig vind je er tot 250 exemplaren per vierkante meter, zodat Marenzelleria in de Dollard nu net zo algemeen is als de zager. Op het Balgzand, in de westelijke Waddenzee, is Marenzelleria na 1995 erg algemeen geworden met dichtheden tot wel 10,000 individuen per vierkante meter, vooral vooral in de buurt van spuipunten van zoet water. Na 2003 is ook daar de populatie inelkaar gestort.
Namen: Ned: zie Latijnse naam Lat: Marenzelleria wireni Eng: zie Latijnse naamDui: zie Latijnse naam Dan: zie Latijnse naam (spionider)
margay
Deze kat lijkt op de ocelot, maar is iets kleiner. Het is een uitstekende klimmer die veel te vinden is in beboste gebieden. Ze jagen vooral op dieren die hoog in de bomen leven. Als een margay via de stam van een boom naar beneden klimt, doet hij dat met zijn kop omlaag. De meeste katten gaan andersom naar beneden.
Wetensch. naam: Felis wiedi
Engelse naam: margay
Verspreiding: Zuid-Amerika, Midden-Amerika tot en met het zuiden van de Verenigde Staten
Voedsel: knaagdieren, apen, vogels, opossums, luiaards
Lengte: 45 - 80 cm, staart 35 - 50 cm
Gewicht: 2,5 - 4 kg
Status: kwetsbaar
marmerkat
Deze kat uit het Aziatische laagland-regenwoud heeft een lange staart en een zachte vacht met een mooie marmerachtige tekening. Het is een bijzonder goede klimmer, die `s nachts eekhoorns, vogels en andere in bomen slapende dieren weet te vangen. Ze jagen ook op de grond.
Wetensch. naam: Felis marmorata
Engelse naam: marbled cat
Verspreiding: Zuidoost-Azië
Voedsel: knaagdieren, vogels
Lengte: 45 - 55 cm, staart 45 - 55 cm
Gewicht: 2 - 5 kg
Status: kwetsbaar
MARPOL-verdrag
Het MARPOL-verdrag is een internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen. MARPOL staat voor `MARine POLution` (zeevervuiling). Het verdrag is door de IMO (de scheepvaartorganisatie van de Verenigde Naties) opgesteld en in 1973 van kracht geworden. In het verdrag staan regelingen voor het lozen van olie en sanitair en huishoudelijk afval door schepen en het lozen van chemicaliën door tankers. Een regeling voor de luchtverontreiniging door schepen kwam in 1997 tot stand. In april 2005 zijn de enkelwandige olietankers verbannen.
Het verdrag bestaat uit zes bijlagen, die afzonderlijk door landen geratificeerd kunnen worden. In de bijlagen staat hoe omgegaan moet worden met het lozen van stoffen die bij normale bedijfsvoering op schepen ontstaan, zoals ladingsresten (Bijlagen I en II), resten van brandstoffen en smeerolie (Bijlage I), afvalwater (Bijlage IV), vuilnis (Bijlage V) en luchtverontreiniging (Bijlage VI). Behalve een algeheel verbod op het lozen van kunststoffen (Bijlage V), is lozing meestal toegestaan onder bepaalde voorwaarden.De bijlagen over ladingsresten (Bijlage I en II) zijn in 2005 geratificeerd door 130 landen die samen 97% van het tonnage van de wereldhandelsvloot bezitten. Nederland geeft aan het MARPOL-verdrag uitvoering via de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen (WVVS)
Dubbelwandige tankers
In april 2005 is de regeling van kracht gegaan waarin staat dat enkelwandige tankers verboden zijn. In de praktijk wil dit zeggen dat bepaalde tankers inderdaad in 2005 niet meer mogen varen, terwijl andere type schepen nog wel een paar jaar mogen doorgaan.
Marrella-achtigen
Wetenschappelijke naam: Marrellomorpha (klasse of onderklasse binnen de Geleedpotigen). Marrella-achtigen zijn uitgestorven geleedpotigen (Arthropoda, de groep waartoe bijvoorbeeld ook de spinnen, insekten en duizendpoten behoren). Ze leefden van het Cambrium tot en met het Devoon (ca. 540 tot 360 miljoen jaar geleden). Fossielen uit deze groep zijn onder andere gevonden in de Burgess Shale-laag in Canada. Ze zijn waarschijnlijk ontstaan uit de Platwormen.
Ze hadden een geleed lichaam, wat wil zeggen dat het lichaam was opgebouwd uit losse segmenten. De huid was verstevigd met chitine. De pantsers van bijvoorbeeld spinnen zijn van hetzelfde materiaal gemaakt. Aan hun lichaam hadden zij tweetakkige aanhangsels met kieuwen. De kop droeg stekels en twee paar aanhangsels en de ogen zaten aan de zijkant van de kop. Marrella-achtigen waren vrijzwemmende zeedieren.
Marskepoeltjes
Ten noorden van Hippolytushoef ligt aan de Waddendijk een aantal kleine poeltjes met een rijke rietbegroeiing. Vooral in het voorjaar ziet het gebied er prachtig uit en kan men er een keur aan interessante rietbeesten aantreffen.
Martiniquehuiswinterkoning
De laatste Martiniquehuiswinterkoning Troglodytes aedon martinicensis Sclater, 1866 werd in 1886 gezien. Het is een ondersoort van de in Noord-Amerika nog algemeen voorkomende huiswinterkoning, een nauwe verwant van onze eigen winterkoning. Het vogeltje leefde in de heuvels en rivierdalen van het Caraïbische eiland Martinique. Verrassend genoeg meed het de gebieden waar de mens zich gevestigd had. Zijn soortgenoten van het vasteland komen juist rond de steden voor. Mogelijk kreeg de Martiniquehuiswinterkoning domweg niet de tijd om zich aan de aanwezigheid van de mens aan te passen. Geïntroduceerde ratten, katten en mangoesten waren de winterkoning toen al fataal geworden. De uitbarsting van de Pelée vulkaan had ongetwijfeld rampzalige gevolgen voor het dierenleven op Martinique. Daardoor is bijvoorbeeld de Martiniquemuskusrat uitgestorven. Het is waarschijnlijk niet zo dat deze vulkaan ook het uitsterven van de huiswinterkoning veroorzaakt heeft, zoals wel gesuggereerd is. De uitbarsting vond namelijk plaats in 1902 toen de winterkoning al verdwenen was.
Martiniquehuiswinterkoning. Museumcollectie
Exemplaren van de Martiniquehuiswinterkoning liggen in musea in Tring, Chicago, New York en Cambridge (Massachusetts). Het Nationaal Natuurhistorisch Museum bezit één huid. Het is niet bekend hoe het hieraan gekomen is.
Martiniquereuzenrat
Het eiland Martinique in het Caraïbisch gebied had zijn eigen soort reuzenrat. Een nauw verwante soort, Megalomys luciae, leefde op het nabijgelegen Saint Lucia, en aan de hand van een fossiele kaak weten we dat er ook een soort, Megalomys audreyae, voorkwam op Barbuda.
Martiniquereuzenrat. Dodelijke uitbarsting
De Martiniquereuzenrat Megalomys desmarestii (Fischer, 1829) werd het eerst vermeld in 1654 door Du Tertre, in zijn reisverhaal `Histoire Générale des Isles de S. Cristophe, de la Guadéloupe, de la Martinique, et Autres dans l`Amérique.` Hij beschreef daarin hoe de bevolking het dier bereidde. Hoewel de reuzenrat gegeten werd, was het rond 1890 nog een algemene verschijning in de plantages van het eiland. Het uitsterven van de soort is dan ook niet veroorzaakt door de mens. Bij de uitbarsting van de vulkaan Mont Pelée in 1902, waarbij 20.000 mensen omkwamen door een giftige gaswolk die van de helling naar beneden kwam, is vermoedelijk ook de hele populatie reuzenratten verdwenen.
Martiniquereuzenrat. Museumcollectie
Er zijn slechts enkele exemplaren van de Martiniquereuzenrat bewaard gebleven. Bijna de helft daarvan is verzameld door Auguste Plée, die tussen 1821 en 1826 Martinique enkele malen bezocht. Hij was ook de verzamelaar van het exemplaar in het Nationaal Natuurhistorisch Museum dat via het museum in Parijs in 1825 naar Leiden is gekomen.
Martinssonia
Wetenschappelijke naam: Martinssonia elongata
Martinssonia is een uitgestorven geleedpotige, die leefde gedurende het Laat-Cambrium (ca. 510-500 miljoen jaar geleden). Het was een zeer klein (tot 1,5 millimeter groot) kreeftachtig diertje. Zijn lichaam bestond uit segmenten. De kop had een klein kopschild en het langgerekte achterlijf was aan het uiteinde gevorkt. Martinssonia leefde in zee.
maskerwever
© Martin Kramer
Deze zangvogel behoort tot de de wevervogels (waar ook de huismus toe behoort) en binnen die familie tot de onderfamilie van de `zuivere wevers` (ruim 100 soorten). De mannetjes van de wevers bouwen vernuftig in elkaar geweven hangende nesten waarmee ze een vrouwtje lokken.
Bij de maskerwever heeft het mannetje in de broedtijd een gele borst en kop met een zwart masker. Hij nestelt in kleine kolonies in het riet of in bomen, vaak in de buurt van menselijke bewoning.
Wetensch. naam: Ploceus velatus
Engelse naam: black fronted weaver
Verspreiding: tropisch Afrika
Voedsel: plantaardig, vooral zaden
Lengte: 15 cm
Matkop
Wetenschappelijke naam: Parus montanus
Aantal broedparen in Nederland: 20.000-30.000 (1998-2000)
Biotoop: vochtige bossen met veel dode bomen
Matschieboomkangoeroe
Boomkangoeroes leven in bossen en kunnen erg goed klimmen. Hun poten zijn vrij dik en de voor- en achterpoten ongeveer van gelijke lengte. Ze `hoppen` dan ook niet, zoals normale kangoeroes, maar lopen meer als apen door de bomen en op de grond. Bijna alle boomkangoeroes worden bedreigd doordat hun leefgebied in snel tempo afneemt door het kappen van oerwoud. Daarnaast worden ze ook wel bejaagd om hun vlees. De Matschieboomkangoeroe komt alleen voor in Nieuw-Guinea. Hij is roodbruin met lichte snuit, staart en poten.
Wetensch. naam: Dendrolagus matschiei
Engelse naam: Matschie`s tree kangaroo
Verspreiding: Nieuw-Guinea
Voedsel: bladeren en lianen
Lengte: 55 - 63 cm, staart 55 - 62 cm
Gewicht: 6 - 13 kg
Status: bedreigd
ME
ME staat voor Myalgische Encephalomyelitis. Het wordt ook het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) genoemd omdat er sprake is van abnormale vermoeidheid. CVS is een verzamelnaam voor een klachtenpatroon dat het gevolg is van een groot tekort aan energie. Maar er is meer aan de hand.
Myalgie betekent spierpijn, encephalomyelitis ontsteking van hersenen en ruggenmerg. Onderzoekers dachten aanvankelijk aan een ontsteking van het hersen- en ruggenmerg, vandaar de naam `myalgische encephalomyelitis`. Maar ME is (nog) geen medisch vast te stellen aandoening. Er zijn geen aantoonbare neurologische afwijkingen.
Symptomen
ME-CVS is een syndroom: een ziektebeeld dat wordt gekenmerkt door een combinatie van ziekteverschijnselen. Patiënten kampen met ernstige vermoeidheid, met spierpijn en hebben verder problemen met geheugen en concentratie. Bij veel van hen functioneert het immuunsysteem niet goed waardoor ze vaak last hebben van infecties. Daarnaast kunnen er gewrichtsklachten, hoofd- en keelpijn, opgezette lymfeklieren en slaapstoornissen voorkomen. De oorzaak van ME blijft onbekend. Sommigen vermoeden dat het te maken heeft met de nasleep van een virusinfectie aangezien ME vaak optreedt na bijvoorbeeld Pfeiffer of griep. Omdat ME drie keer zo vaak vrouwen treft dan mannen wordt ook gezocht naar hormonale oorzaken.
Diagnose
De diagnose wordt gesteld door alle andere mogelijke aandoeningen uit te sluiten. Net als bij whiplash kan het ontbreken van een duidelijke diagnose problemen geven met bijvoorbeeld werk en verzekeringen.
Mediterrane bosjes
Belangrijkste kenmerken
Typisch voor het mediterrane bosjes-ecosysteem zijn het altijdgroene, dichte struikgewas met harde blaadjes, met hier en daar nog restanten bos. Het meeste bos is verdwenen door begrazing door vee en door branden.De vegetatie is zo karakteristiek dat er locale namen bestaan: in het Middellandse Zeegebied spreekt men bijvoorbeeld van Maquis en in Californië van Chaparral. Positie
Mediterrane bosjes zijn te vinden langs de subtropische, westelijke randen van de continenten. Er zijn vijf van elkaar geisoleerde gebieden op aarde: rondom de Middellandse Zee, Californië, Chili, Zuid-Afrika en aan de zuidkant van Australië. Klimaat
Het mediterrane bosjes-ecosysteem komt voor in gebieden met duidelijke seizoenswisselingen: er heersen hete, droge zomers en koele, natte winters. Planten en dieren
De winter- en voorjaarsregens zorgen voor een grote vochthoeveelheid in de bodem, waardoor in de lente een weelderig bloeiende vegetatie tot ontwikkeling komt. Tijdens de zomer sterft de vegetatie door droogte af en stopt de groei van de altijdgroene struiken. Elk gebied heeft zijn eigen soorten, maar in structuur en uiterlijk lijken ze zeer sterk op elkaar. In het Middellandse zeegebied bepalen grazers zoals geiten en schapen het beeld. In Californië zien we herten, muilezels, konijnen en de coyote. In Chili leven de guanacos en Chileense vos en roofvogels zoals de valk, havik en wouw. In Zuid-Afrika komen kleine antilopesoorten voor en knaagdieren zoals de hyrax.
Mediterrane monniksrob
Deze zeehond is donkerbruin tot lichtgrijs van kleur. De pups hebben een wollige zwarte vacht met een lichte vlek op de buik.
De monniksrob is gevoelig voor verstoring en is daardoor uit veel gebieden verdreven. Ze komen nu alleen nog voor in afgelegen gebieden, waar ze hun jongen krijgen in grotten in de rotskust. In de meeste gebieden komen slechts enkele tientallen monniksrobben voor.
Onlangs is een grote sterfte onder de monniksrobben van Mauretanië opgetreden, veroorzaakt door een giftige algenbloei of mogelijk een virusinfectie.
Wetensch. naam: Monachus monachus
Engelse naam: Mediterranean monk seal
Verspreiding: Middellandse Zee, Madeira, zuidwestelijke Zwarte Zee, Atlantische kust van Marokko tot Mauretanië
Voedsel: vis, inktvis
Lengte: 2,4 - 2,8 m
Gewicht: 250 - 400 kg, bij geboorte 16 - 18 kg
Status: ernstig bedreigd
medusester
© WWF-Canon - Ian Hudson
Medusesterren nemen een bijzonder plaats in binnen de slangsterren. Anders dan veel andere slangsterren leven ze solitair. `s Nachts spreiden ze hun sterk vertakte armen dwars op de stroming uit om zoveel mogelijk plankton uit het water te vangen. Overdag zitten ze als een prop ineengevouwen.
Andere namen: mandster
Wetensch. naam: Gorgonocephalus caput-medusae
Engelse naam: basket star
Voedsel: plankton
Meekrap
Meekrap is een 60-90 centimeter hoge plant, die in het verleden veel op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden werd geteeld. Uit de wortelstokken, die 50 centimeter tot één meter in de grond steken, wordt een rode kleurstof gewonnen die meekrap wordt genoemd.
Een veldje meekrap Kleur
Uit het pigment dat uit de meekrapplant wordt gewonnen zijn roze tot donkerrode kleuren te verkrijgen. Het kleurende bestanddeel is de stof alizarine.
Herkomst Meekrap is afkomstig uit de meekrapplant Rubia tinctorum. Deze plant is inheems in West-Azië en in Zuid-Europa. Vanaf de vijftiende eeuw was in Nederland Zeeland ,vooral de omgeving van Goeree-Overflakkee,het belangrijkste productiegebied van de meekrap.
Productie
Het pigment meekrap wordt uit de gedroogde wortel van de meekrapplant gewonnen. De wortel wordt na drie jaar geoogst. Vervolgens moet hij drogen. In warme landen gaat dat vanzelf, in onze streken werd daarvoor een meestoof gebruikt. Een meestoof is een rechthoekig gebouw met verschillende ruimtes voor het droogproces. Na het drogen werd de wortel tot poeder gestampt. Dat gebeurde in het stamphuis. Zes houten stampers van 150 kilogram per stuk verpulverden als een soort heimachine de wortels in een eikenhouten bak van drie meter lang. Er werd alleen `s nachts gestampt, omdat men dacht dat de kwaliteit van de kleur onder invloed van het daglicht achteruit zou gaan. Het poeder werd vervolgens met waterdamp en zuur behandeld. De laatste stap in de bewerking was het toevoegen van aluminium- en-of tinhoudende zouten.
meer dan 0,8 cm hoog
het slakkenhuis heeft een gootje aan de onderkant van de mond het slakkenhuis heeft geen gootje aan de onderkant van de mond
meerkoet
© Martin Kramer
Deze zwarte watervogel met zijn witte snavel en witte `bles` heeft een groot verspreidingsgebied. Ook in Nederland komt hij algemeen voor.
Om zijn voedsel te bemachtigen - voornamelijk waterplanten en kleine waterdieren - duikt de meerkoet veelvuldig. Zijn poten hebben eigenaardige zwemvliezen. Deze zitten niet tussen de tenen maar elke teen heeft aan weerszijden een flap. Bij een achterwaartse beweging van de poot gaan de flappen wijd uit staan. Wordt de poot naar voren bewogen, dan klappen de flapjes weer dicht.
In de paartijd zijn meerkoeten vaak agressief naar soortgenoten of belagers. Mannetje en vrouwtje bouwen samen een nest, meestal tussen het riet. Ze broeden om beurten en brengen ook samen de jongen groot. De jongen verlaten al als ze een paar dagen oud zijn het nest. Het zijn dan grappige zwart-donzen bolletjes met een rood gezichtje. Na acht weken zijn ze volledig zelfstandig.
Wetensch. naam: Fulica atra
Engelse naam: coot; common coot
Verspreiding: Europa, Azië, Australië
Voedsel: waterplanten, gras, weekdieren, wormen
Lengte: 36 - 41 cm
Gewicht: 600 - 900 gram
Status: algemeen
Meerkoet
Wetenschappelijke naam: Fulica atra
Aantal broedparen in Nederland: 130.000-180.000 (1998-2000)
Biotoop: moerassen, maar ook in parken, grachten, sloten en vaarten
Geluid: Meerkoet
meervleermuis
De meervleermuis lijkt veel op de watervleermuis. Hij is iets groter en komt meer specifiek in waterrijke gebieden voor. Een meervleermuis vliegt na zonsondergang tot zonsopkomst en jaagt boven open water. Overdag rusten ze in kolonies tot 400 dieren.
In Nederland verblijven ze in de zomer vooral op kerkzolders, tussen muren en onder dakpannen. De winter brengen ze in een diepe winterslaap door in groeven, grotten en kelders. Ze trekken soms meer dan 300 km om bij hun overwinteringsplaats te komen.
Wetensch. naam: Myotis dasycneme
Engelse naam: pond bat
Verspreiding: Europa, Noord-Azië
Voedsel: muggen, vliegjes, motten
Lengte: 6 - 7 cm, spanwijdte 20 - 30 cm
Gewicht: 14 - 23 gram
Status: kwetsbaar
Meeuwen
Vrijwel iedereen denkt aan meeuwen bij het horen van de term `zeevogel`. Toch zijn de meeste soorten meeuwen, zoals de stormmeeuw, de zilvermeeuw, de kokmeeuw en de grote en kleine mantelmeeuw eerder kust- dan zeevogels. Zeldzamere meeuwensoorten zijn de zwartkopmeeuw en de dwergmeeuw. De drieteenmeeuw is eigenlijk de enige die zich met recht `zeemeeuw` mag noemen.
Meeuwen zijn de meest opvallende kustvogels in Nederland. Ze zijn alleseters, die weten te profiteren van allerlei menselijke afvalbronnen, zoals vuilnisbelten, om hun natuurlijk dieet aan te vullen.
De meest voorkomende meeuwensoorten in het waddengebied zijn de zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw en de kokmeeuw.
Weblinks
Wikipedia over meeuwen http://nl.wikipedia.org-wiki-Meeuwen
Portretten van meeuwen en sterns: http://photo.zootrotters.nl/thumbnails.php?album=28http://www.naturfoto-online.de-galerie-m%F6we-1.htm
Meidoorn
De meidoorn is een zeewindbestendige struik en is daarom veel aangeplant in de duinstreken. Deze plant uit de rozenfamilie bloeit in mei en juni uitbundig met witte bloemtrossen. In en op de meidoorn zijn daarop gespecialiseerde motvlinders, kevers en wespen te vinden. Lijsters, merels en hun verwante wintergasten de kramsvogels en koperwieken, zijn dol op meidoornbessen.
In de duinen kunnen alleenstaande meidoorns waaiboom worden. Door de zuidwestenwind zijn ze dan krom gebogen met de kruin naar het noordoosten, in dezelfde richting als de afgeknotte kant van Texelse schapenboeten. Bij mistig weer kun je die struiken evenals de boeten als kompas gebruiken.
Namen: Ned: Eenstijlige Meidoorn Lat: Crataegus monogyna Eng: Hawthorn Fra: AubepineDui: Weissdorn
meikever
Deze forse bruine kever is de laatste jaren weer iets vaker in Oost- en Midden-Nederland te zien. Vroeger waren meikevers in het hele land zeer algemeen en vormden soms een plaag door eikenbomen kaal te vreten.
De larven (engerlingen) leven onder de grond van plantenwortels. Ze ontwikkelen zich in 3 tot 4 jaar tot volwassen meikevers. Ze ontpoppen zich meestal in mei en vallen in die maand en in juni het meest op als ze met veel lawaai vliegen.
Het mannetje heeft langere voelsprieten (reukorganen) dan het vrouwtje met 7 bladen (bij het vrouwtje 6) die als een waaier aan het uiteinde staan.
Andere namen: gewone meikever
Wetensch. naam: Melolontha melolontha
Engelse naam: cockchafer; common cockchafer; may bug
Voedsel: eikenblad; larven: plantenwortels
Lengte: 20 - 30 mm
melkslang
Deze Amerikaanse slang vertoont veel variatie in kleurpatroon. De meeste zijn echter felgekleurd met rode, gele en zwarte banden. Deze kleuren duiden doorgaans op giftigheid en dienen als waarschuwing voor potentiële belagers en zo als verdediging voor de slang. Sommige melkslangen lijken sprekend op de dodelijk giftige koraalslang. De melkslang is echter niet ongevaarlijk. Hij lift mee op de gevaarlijke reputatie van de koraalslang.
De melkslang gaat `s nachts op jacht. Overdag houdt hij zich schuil. Het vrouwtje legt ongeveer 17 eieren in een hol of tussen rottende vegetatie.
Wetensch. naam: Lampropeltis triangulum
Engelse naam: milksnake
Verspreiding: Noord- en Midden-Amerika, noordelijk Zuid-Amerika
Voedsel: ongewervelde dieren, kikkers, knaagdieren, andere slangen
Lengte: 0,4 - 2 m
Status: algemeen
Mellum
Mellum is een onbewoond duineiland aan de noordelijke punt van de `Hohe-Weg-Wattrücken` tussen de rivieren Jade en Weser. Het eiland ontstond pas tegen het eind van de 19e eeuw. Het hoort bij Nedersaksen en is een vogelreservaat dat het gehele jaar gesloten is voor het publiek.
In het begin van de 20e eeuw hebben twee bewoners van Oldenburg, Dr. Heinrich Schütte en Karl Satorius, de ontwikkeling en veranderingen van het eiland Mellum nauwkeurig beschreven. Met hun werk hebben zij de basis gelegd voor het huidige wetenschappelijk onderzoek.
Ontstaansgeschiedenis
De vloedstroom uit het Noordwesten vormde een zandrif. De branding heeft vervolgens het zand verder opgestuwd waardoor een strandwal ontstond. De wind en waterstromingen verhoogden de zandplaat. Planten gingen er groeien. Zo ontstonden de duinen. In het luwte van de duinen ontstond een kwelder die van 7 ha in 1903 tot circa 75 ha in 2000 gegroeid is.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vond de enige kunstmatige ingreep in de natuurlijke ontwikkeling van het eiland plaats. Om het zuidelijke gedeelte werd een ringdijk gebouwd. Zo ontstond de 4 ha grote polder `Das Eingedeichte`. Bunkers uit de Tweede Wereldoorlog zijn tegenwoordig de stille getuigen van een voormalig luchtafweergeschut.
Het eiland verandert voortdurend. Zandbanken ontstaan en verdwijnen. Duinen worden weggeblazen door de wind. Stormvloeden slaan stukken kust weg. Het aangewaaide zand verhoogt het eiland op bepaalde plaatsen. Kwelders ontstaan en breiden zich uit.
Meloenkwal
De meloenkwal is een soort ribkwal, die zich met trilplaatjes langs de randen voortbeweegt. Ze zijn wat groter dan zeedruifjes en veel slapper van structuur. Meloenkwallen hebben een grote ronde opening aan de onderkant. Ze verschijnen meestal in het voorjaar, als er ook veel zeedruifjes zijn. Ze voeden zich voornamelijk met zeedruifjes.
Membraan Organellen
Celmembraan
Het beschermend omhulsel van de cel Als de cel niet goed is afgesloten van zijn omgeving, kunnen invloeden van buitenaf de werking van de cel verstoren. Zo kan bijvoorbeeld een hoge zuurgraad de cel ontregelen, met niet goed functionerende celonderdelen tot gevolg. Daarom is de cel omgeven door een fysiek omhulsel die de binnenwereld van de cel afsluit: het celmembraan.
Bouw Het celmembraan is een dun vliesje dat zorgt voor de scheiding tussen de cel en zijn omgeving. De cel moet echter niet geheel afgesloten zijn van zijn omgeving, nuttige stoffen moeten namelijk de cel in kunnen en schadelijke stoffen moeten naar buiten. De eiwitten in het membraan zorgen hiervoor. Het membraan bestaat voor het grootste gedeelte uit een vetachtig stof. De flexibiliteit van het membraan wordt bepaald door de samenstelling van de vetachtige stof. Dit is van belang bij het bewegen van de cel.
Functie Het celmembraan laat selectief stoffen door, zodat uitwisseling van stoffen tussen de cel en zijn omgeving plaats kan vinden. De eiwitten die de membraanporiën vormen, handhaven de inwendige omstandigheden door actief en passief stoffen te transporteren. Daarnaast kunnen speciale membraaneiwitten reageren op externe signalen, zodat de cel zich aan zijn omgeving kan aanpassen. Zo kan een cel bij gebrek aan zuurstof overschakelen op de productie van melkzuur. Dit veroorzaakt verzuring van de spieren.
Ook binnenin de cel zijn er afscheidingen nodig, waarbij de celonderdelen afgesloten worden.
Memmert
Memmert is vooral bekend als vogeleiland. Het hoort bij Nedersaksen en ligt ongeveer 1 kilometer ten zuidwesten van Juist en 5 kilometer ten oosten van Borkum, aan de oostkant van de Oostereems. Het strand van Memmert loopt in tegenstelling tot de Oostfriese eilanden niet van west naar oost, maar van noord naar zuid. Het eiland is onbewoond en zonder vergunning niet toegankelijk. Er is alleen een eilandbeheerder, die altijd aanwezig is.
Ontstaan
De naam `Memmert` betekent zoiets als `zand` en geeft aan wat Memmert tot het begin van de 20e eeuw was: een zandbank met hoogstens wat jonge duintjes. Afslag in het westen en aanzanding in het oosten hielden zich tot dan toe in evenwicht. Sinds 1908 is de duinvorming dankzij hulp van de mens toegenomen. Tussen 1891 en 1966 ` wandelde` het eiland 500 meter naar het oosten. Geen plek op het eiland is ouder dan 80 jaar.
Mendel: pionier van de genetica
De erfelijkheidsleer of genetica, en met name de moleculaire genetica, is vandaag de dag van groot belang bij onze visies op het leven, de natuur en de mens. Aan de basis van deze explosieve groei van kennis staat een eenzame pionier: Gregor Mendel. Zijn grote verdienste was dat hij wiskunde ging toepassen bij zijn waarnemingen.
Gregor Mendel
Voor Darwins evolutionaire visie op het leven was het begrip erfelijkheid van cruciaal belang. Erfelijkheid bewerkstelligt immers de overdracht van biologische kenmerken van ouders naar kinderen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de algemene kenmerken van de soort: nakomelingen zijn altijd van dezelfde soort als de ouders. Maar erfelijkheid heeft ook betrekking op individuele kenmerken die binnen de soort variabel kunnen zijn. Denk aan haarkleur en -type, kleur van de ogen, vorm van neus, lippen, of andere lichaamsdelen, intelligentie en andere mentale vermogens.
Gregor Mendel (1822-1884)
Mendel was een monnik in een klooster te Brno (Hongarije) waar men natuurwetenschap hoog in het vaandel had staan. De monniken werden er geselecteerd op vaardigheid en interesse in de natuurwetenschappen. Mendel was erg geïnteresseerd in wiskunde en in botanica. In de kloostertuin deed hij allerlei kruisingsexperimenten tussen verschillende variëteiten van erwten. Hij wilde vaststellen of er door hybridisatie nieuwe soorten kunnen ontstaan.
Mendels geniale gedachte was om de atomistische natuurvisie toe te passen op de erfelijkheid.
Meniere en tinnitus
De voornaamste kenmerken van de ziekte van Ménière zijn blijvend gehoorverlies en aanvallen van duizeligheid (plotselinge valneigingen) in combinatie met misselijkheid.
Symptomen
De ziekte van Ménière is genoemd naar een 19e eeuwse Franse arts. De symptomen treden op in aanvallen. In eerste instantie lijken deze symptomen op een hersenaandoening te wijzen zoals een tumor of epilepsie. Het gaat om gehoorverlies, oorsuizen en aanvallen van draaiduizeligheid in combinatie met misselijkheid, braakneigingen en zweten. Daarnaast kan er nystagmus ontstaan. Nystagmus slaat op een onwillekeurige, ritmische beweging van beide ogen. Dit gebeurt onafhankelijk van de willekeurige oogbewegingen en kan niet bewust worden onderdrukt. Het gevolg is een trillend beeld en een lagere gezichtsscherpte. De ernst en de frequentie van de aanvallen kunnen sterk wisselen maar tussen de aanvallen door zijn er geen klachten. Veel patiënten hebben in het verleden migraine gehad. Wetenschappelijk gezien is er echter nog geen verband aangetoond.
Teveel binnenoorvloeistof
De symptomen van Ménière worden veroorzaakt door een overmaat aan binnenoorvloeistof. De reden voor die vochtophoping is onbekend. Het blijvende gehoorverlies en de duizeligheid kan de kwaliteit van leven aantasten. Naar schatting zijn er in Nederland 10.000 à 15.000 mensen met deze ziekte. Door dit geringe aantal en de aard van de symptomen zijn bijvoorbeeld huisartsen niet altijd goed bekend met Ménière. De behandeling is in handen van een KNO-arts.
Menkemaborg
De singels van de Menkemaborg zijn het terrein van de voorjaarshelmbloem. Vooral het gedeelte aan de westkant van het landhuis ziet in april roze-paars van de duizenden planten van deze soort. Maar er zijn meer börgbloumkes te vinden. Dikke pakketten daslook staan op stille dagen hier hun uiengeur te verspreiden. Ook ziet men in het vroege voorjaar de speervormige bladeren van de aronskelk al tussen het massaal aanwezige speenkruid door priemen.
Er staan veel eiken op het borgterrein, waarin een kleine reigerkolonie. Sta niet verbaasd als je tijdens het gekras van deze beesten ook het geroffel van de grote bonte specht hoort. Op het Hogeland, waar bomen schaars zijn, is zo`n bosje als rondom de Menkemaborg natuurlijk een verplicht wandelnummer voor de stinsenplanten-liefhebber.
Mens
Wetenschappelijke naam: Homo sapiens
Behoort tot de Zoogdieren Primaten, Mensachtigen, Mensen
Komt voor in de gehele wereld
De mens is een tweevoeter
De mens is zeer veelzijdig; hij werkt met hoofd en handen. Hij leeft van een grote verscheidenheid aan voedsel en bedenkt voor alles een technische oplossing.
Samenwerking is voor de mens van levensbelang. Daarvoor hebben mensen een verfijnd stelsel van sociaal gedrag. Dit heeft mede geleid tot het ontstaan van allerlei culturen.
Het rechtop staan is een uitzondering binnen de zoogdierwereld. De voordelen zijn niet geheel duidelijk. In ieder geval hebben wij daardoor een goed uitzicht en de handen vrij.
Mens en energie
Mensen gebruiken energie. Sinds het ontstaan van de industrie gebruien we zelfs heel erg veel energie. Van oudsher gebruiken we vooral opgeslagen zonne-energie: hout, turf, steenkool, aardolie en gas. Die voorraden zonne-energie raken eens op. Bovendien beïnvloeden ze het milieu. In de toekomst moeten we naar duurzame vormen van (zonne-)energie uitzien.
Door de eeuwen heen heeft de mens telkens nieuwe vormen van energie leren gebruiken.
van prehistorie tot middeleeuwen nieuwe energiebronnen: hout, spierkracht, wind, water, zon
gouden eeuw Een nieuwe energiebron: turf
van de 18e naar de 20e eeuw Steenkool en stoommachines
na 1950 olie, gas en kernenergie
de toekomst duurzame energie
Mens en Milieu
visserij
scheepvaart
waterbeheer en kustbeheer
delfstoffenwinning
boomkorvisserijwalvisvangstvisserijbeleid
tankersscheepvaartroutesbeleidmeer
watersnoodrampenzandsuppletieerosie van de kust
oliewinningaardgaswinningpijpleidingen en kabels
lozen en storten
veiligheid op zee
energie
natuurbeheer
olielozingenscheepsafvalmeer
ongelukken op zeePrestige
windenergiegetijden- en golfenergie
Schotse hooglandersrode lijsten
landbouw en veeteelt
recreatie en toerisme
militaire activiteiten
vervuiling
schapenbloembollenbiologische landbouwmeer
erecode watersporterswadlopenkustrecreatie
oefenterrein de Vliehorsbommen op de zeebodemvervuiling
vervuiling Noordzeevervuiling Waddenzee
Mens en milieu op Vlieland
De relatie tussen mens en milieu is op een eiland, en dan met name op een klein eiland als Vlieland, anders dan aan de wal. De bevolking is over het algemeen meer betrokken bij zaken als afvalbeheer, watervoorziening, waterzuivering en energievoorziening. Dit komt vooral omdat al deze zaken direct zichtbaar en merkbaar invloed hebben op het leven op het eiland. Ook het verkeer is iets wat de mensen, en dan met name de gasten, door de promotie van Vlieland als auto-arm eiland snel opvalt.
Mens en wolf
Het staat vast dat de hond het eerste gedomesticeerde dier is. In Europa zijn skeletresten van wolven opgegraven met duidelijk hondachtige kenmerken. Ze zijn ongeveer 16.000 jaar oud. Recent DNA-onderzoek laat echter zien dat de wolf nog eerder gedomesticeerd moet zijn, niet in Europa maar in het Verre Oosten.
Een nog onopgeloste vraag is hoe de wolf tam werd: is hij door de mens getemd of heeft hij zichzelf gedomesticeerd?
Waar komt de hond vandaan?
Lange tijd werd de Europese wolf Canis lupus gezien als stamvader van de hond. Deze kennis is gebaseerd op botten die in een grot bij Bonn (Duitsland) zijn opgegraven. In de schedel zijn duidelijke hondenkenmerken te zien, zoals een verhoogd voorhoofd en een iets verkorte snuit. Met een ouderdom van ongeveer 16.000 jaar vormden ze tot dusver de vroegste aanwijzing van onze trouwe viervoeter.
Recent onderzoek door het Royal Institute of Technology uit Stockholm (Zweden) geeft echter aan dat de hond al veel eerder moet zijn gedomesticeerd, niet in Europa maar in het Verre Oosten. Als stamvader komt de Indische wolf Canis lupus pallipes in aanmerking. De Zweedse onderzoekers vergeleken het mitochondriaal DNA van 654 huishonden, afkomstig uit alle belangrijke hondenpopulaties op de wereld. Zoals de naam al aangeeft, zit mitochondriaal DNA in de mitochondriën: de fabriekjes in de cel die zuurstof verwerken en die energie leveren. Anders dan DNA uit de celkern wordt mitochondriaal DNA alleen via de moeder overgeërfd. Het blijft in principe constant omdat het niet samensmelt met het DNA van de vader en het is minder vatbaar voor mutaties.
Mensapen
Wetenschappelijke naam: Pongidae (familie binnen de Aapachtigen, Primates)
De Mensapen zijn aan het eind van het Tertiair(ca. 2,5 miljoen jaar geleden) ontstaan uit de Apen van de oude wereld. Mensapen komen voor in Afrika en Zuidoost-Azië. Het zijn planteneters, die vooral in bomen leven.
Mensapen zijn aapachtigen met armen die langer zijn dan de achterpoten. Zowel hun eerste teen als duim kan tegenover de andere worden geplaatst. De voet fungeert tevens als grijporgaan. Ze lopen meestal in een opgerichte houding, waarbij ze alleen nog op de knokkels van hun hand steunen. Ze hebben geen staart.
Menselijk lichaam in de toekomst
Hoe zal het menselijk lichaam er in de toekomst uitzien? Wordt science-fiction werkelijkheid? Over de biologische toekomst van de menselijke soort lopen de verwachtingen sterk uiteen. Het is lastig om een helder onderscheid te maken tussen science fiction-achtige toekomstvisies en wetenschappelijk verantwoorde voorspellingen.
Optimisten zien ons - dat wil zeggen onze nakomelingen - alsmaar mooier, gezonder en verstandiger worden, terwijl pessimisten daarentegen een veel somberder toekomstbeeld voor ogen zien. Wel kunnen we een aantal zaken op een rijtje zetten die het toekomstige uiterlijk van de mens mede kunnen bepalen.
Voeding
Goede voeding is een allereerste voorwaarde voor een gezonde lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Het is welbekend dat de eerste drie levensjaren van cruciale betekenis zijn. Ondervoeding tijdens de zwangerschap en gedurende die eerste drie cruciale levensjaren veroorzaakt geestelijke en lichamelijke onderontwikkeling. Eenzijdige voeding kan zogenaamde deficiëntieziekten doen ontstaan, bijvoorbeeld door vitaminegebrek.
Ondervoeding is, gezien de huidige bevolkingsexplosie, een wereldwijd probleem met natuurwetenschappelijke, economische, sociale en politieke aspecten. Welke voorspellingen kunnen we wat dit betreft doen? Dat is moeilijk te zeggen. De vraag is of wij erin zullen slagen om een oplossing te vinden voor de armoede in de landen van de Derde Wereld. Vooralsnog is armoede het grootste probleem van de mensheid.
Leefgewoonten
Een waarheid als een koe: slechte leefgewoonten zijn nadelig voor de gezondheid en leiden tot een voortijdige dood.
Menselijke eiwitten in koeien
De vrouwelijke nakomelingen van stier Herman zouden het eiwit lactoferrine in hun melk gaan produceren. Dit experiment is niet helemaal geslaagd, omdat de productie van lactoferrine in de koeien niet groot genoeg was. Maar in principe moet het wel degelijk mogelijk zijn om koeien in melk nieuwe stoffen aan te laten maken.
Kaasfabrikanten zouden hun productiekosten flink kunnen verlagen als er meer eiwitten in de melk zouden zitten. In Nieuw Zeeland lopen gekloonde koeien rond die ongeveer dertien procent meer eiwit in hun melk maken dan normaal. Ze hebben extra genen voor de aanmaak van het eiwit caseïne. Hierdoor kunnen de fabrikanten met minder melk meer kaas en yoghurt maken.
De genetisch veranderde melk mag nog niet voor de productie van kaas worden gebruikt, maar tot nu toe is nog geen risico aangetoond. De koe maakt namelijk geen nieuwe eiwitten aan, maar meer eiwitten dan normaal. Toch blijven de onderzoekers voorzichtig, want het feit blijft dat de veranderingen aan de genen van de koe een effect hebben op het metabolisme van het dier, en de gevolgen daarvan moeten goed onderzocht worden.
terug naar `Stier met een menselijk gen`
Menselijke stamcellen uit embryo
Zuid-Koreaanse onderzoekers zijn er begin 2004 in geslaagd om gekloonde menselijke eicellen op te kweken tot een embryo van een week oud. Hieruit hebben ze stamcellen gehaald. Deze stamcellen kunnen gebruikt worden om erfelijke ziektes mee te behandelen.
Het is niet voor het eerst dat onderzoekers gekloonde embryo`s in een laboratorium gekweekt hebben. In 2001 slaagde het Amerikaanse bedrijf ACT er ook al in om een gekloonde eicel te laten delen. Bij die poging gingen de cellen dood voordat er stamcellen uit gehaald konden worden.
Het onderzoek van de Koreanen is dus een volgende, belangrijke stap in het stamcelonderzoek. Wie bang is dat het klonen van complete menselijke babies nu een feit is hoeft zich nog even geen zorgen te maken. De onderzoekers hadden maar liefst 242 eicellen tot hun beschikking. Bij maar dertig daarvan lukte het om de eitjes te laten delen en slechts eentje groeide lang genoeg door om er stamcellen uit te halen.
lees hier meer over kloneren en stamcellen
Mensen
Wetenschappelijke naam: Homininae (onderfamilie binnen de Mensachtigen, Hominidae)
De Mensen zijn ontstaan aan het eind van het Tertiair(ca. 2,5 miljoen jaar geleden) en stammen af van de Vroege mensen. Ondanks verschillen in uiterlijk tussen volkeren, bestaat de hedendaagse mens uit één soort: Homo sapiens. De mens komt overal ter wereld voor, en is in staat om zijn leefomgeving te beïnvloeden.
Mensen zijn de enige zogende organismen die op twee benen lopen (tweevoeters of bipeden). De duim kan tegenover de andere vingers geplaatst worden, de eerste teen (de zogenaamde grote teen) niet. De lichaamsbeharing is gereduceerd, vooral bij vrouwen. Mensen hebben een grote herseninhoud dan de Vroege mensen. Mede hierdoor is de mens in staat om abstract te denken en uiting te geven aan cultuur en wetenschap.
Verder lezen:
De evolutie van de mens
Mensen en het wad
Mensen oefenen invloed uit op het wad. De invloed van de visserij, vervuiling, recreatie en winning van delfstoffen ( aardgas, zand) op het wad, maar ook de invloed van overbemesting, de zeespiegelstijging en de militaire oefenterreinen op de Waddenzee komen aan bod. Ook is er informatie over het nationaal en internationaal waddenzeebeleid.
Mensenetende krokodillen
Een Ethiopiër in de buurt van Lake Abaya wordt weggedragen nadat hij door een krokodil is gebeten. Bron: crocodile specialist group newsletter.
Waarschuwing: ga niet het water in!
In gebieden waar krokodillen leven waarschuwt de politie mensen om voorzichtig te zijn en vooral niet het water in te gaan. Krokodillen kunnen er immers onzichtbaar op de loer liggen. Ze zien mensen als `gewoon` voedsel en zullen niet schromen je te pakken als je in het water zwemt. De kans hierop is het grootst in gebieden waar de mens flink jaagt of stroopt: er zijn dan te weinig wilde prooidieren voorhanden zodat krokodillen veel moeite moeten doen om voedsel te vinden. Elk voorbijkomend hapje zullen ze pakken.
Aanvallen van krokodillen zijn beslist geen zeldzaamheid, maar de meeste slachtoffers komen er `genadig` vanaf, dat wil zeggen met zware beetwonden. Dat is altijd nog beter dan opgegeten worden. Slechts een enkeling heeft die pech. Als de dader dan gepakt wordt, is het bepaald geen prettig tafereel. Over het opensnijden van een grote nijlkrokodil in Ethiopië vertelt grootwild-jager Karl Luthy: `We vonden zijn benen, intact vanaf de knieën en lager, bij de heup nog aan elkaar. Zijn hoofd was in kleine stukjes gekraakt, een bijna onherkenbare kluwen van haar en vlees, en we vonden andere stukjes onherkenbaar weefsel. De krok had hem klaarblijkelijk als voedsel in stukjes gescheurd, en achtergelaten wat hij niet kon doorslikken.`
Op haar website meldt de Ethiopische crocodile specialist group dat in 2002 in minder dan drie maanden 8 mensen door krokodillen zijn aangevallen in de meren Abaya en Chamo en de Harre Rivier.
Mentaal scherpstellen
Net zoals we onze blik kunnen werpen op een aantrekkelijke cafébezoeker, kunnen we ook scherpstellen op het gesprek dat die bezoeker voert. Bij zien is dit letterlijk het scherpstellen van het beeld op het netvlies, maar bij horen is dit een zuiver mentaal proces. Omdat onze oren het geroezemoes opvangen van een heel café, moeten we ons goed concentreren om er één bepaald gesprek uit te halen. Sluit je ogen maar eens en probeer de volgende gesprekken uit elkaar te halen:
Zoals je merkt, ging dit vrij moeilijk. Dit komt doordat het geluid aangeboden wordt als mono ofwel: hetzelfde geluid in beide oren. Hierdoor kunnen je hersenen niet goed scherpstellen. Iemand die doof is aan één oor heeft dit probleem dus ook. Zoveel makkelijker gaat dit scherpstellen in stereo:
Stereo
Ook in de muziek maken ze graag gebruik van het feit dat je twee oren hebt. Door de muziek te verdelen over twee oren -basgitaar links, piano rechts enzovoort- klinkt het namelijk veel ruimtelijker en dus interessanter.
Merel
Wetenschappelijke naam: Turdus merula
Aantal broedparen in Nederland: 900.000-1,2 miljoen (1998-2000)
Biotoop: bosrijke streken, ook in stedelijke omgeving
Geluid: Merel
Meren en rivieren
Belangrijkste kenmerken
Overal op de wereld waar de geologische en klimatologische omstandigheden zo zijn dat water kan samenstromen en zich verzamelen, zijn meren. Er zijn ook veel kunstmatige, door mensen aangelegde meren. In een meer wordt het ecosysteem vrijwel altijd zeer sterk beïnvloed door zijn (wijde) omgeving. Drainage vanuit een groter gebied via grondwater, stroompjes en rivieren, waarbij sedimenten en voedingsstoffen worden aangevoerd, bepalen de waterkwaliteit en de natuurlijke processen die zich in het meer afspelen.
De term `rivier` staat voor een groot, stromend volume zoet water. Klimaat en geologie bepalen de vegetatie en de bodemontwikkeling van de rivier. Hierdoor worden de rivierbedding, de stroomsnelheid en waterhoeveelheid, het transport van bodemmateriaal en de chemische samenstelling van het water bepaald. Positie
Slechts 0,009% van al het water op aarde bevindt zich in zoetwatermeren. Een nog kleiner gedeelte daarvan stroomt als rivierwater terug naar zee. Het zoete water is dus vergeleken met de wereldzeeën maar een heel klein gedeelte van al het water op aarde. Echter, wegens de noodzakelijkheid voor het leven op aarde, is het toch het belangrijkste water dat er is. Van het zoete water in de meren bevindt zich 40% in de grote merengebieden van Siberië, Noord-Amerika en Oost-Afrika. Klimaat
Meren en rivieren komen in alle klimaatgebieden voor, maar vooral op het noordelijk halfrond, in de gematigde streken.
Planten en dieren
In meren worden dieren en planten in hun verspreiding vaak beïnvloed door het al dan niet aanwezig zijn van een zogenaamde `spronglaag`.
mesheften
de schelp is tot 21 cm lang en de achterrand is breder dan de voorrand de schelp is tot 15 cm lang en de achterrand is nauwelijks breder dan de voorrand
Mesozoïsche naaldbomen
Wetenschappelijke naam: Cheirolepidiaceae (familie binnen de orde der Denachtigen, Pinales)
Mesozoïsche naaldbomen zijn uitgestorven naaldbomen, die leefden gedurende het Laat-Trias tot en met het Krijt (ca. 210-65 miljoen jaar geleden). Ze hadden een bladvorm die vergelijkbaar is met die van Cipresachtigen. De bladen bedekten de takken en waren spiraalsgewijs rond de stam gerangschikt. De kegels hadden schubben ter bescherming van de zaadknoppen.
Mesozoïsche zaadvarens
Wetenschappelijke naam: Peltaspermales + Caytoniales + Corystospermales (drie orden binnen de klasse der Zaadvarens, Pteridospermopsida)
Mesozoïsche zaadvarens zijn uitgestorven naaktzadigen, die leefden gedurende het Trias en Jura (ca. 250-140 miljoen jaar geleden). Ze hadden varenachtige bladeren, die soms twee tot drie keer vertakt (geveerd) waren. De mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen bevonden zich op aparte delen van de plant.
Met huid en haar
Het lichaam heeft zijn eigen levende jas: de huid. Ze is één van de grootste organen van je lichaam, voorzien van allerlei gevoelige ontvangers.
Je huid is nog geen twee millimeter dik en bestaat uit twee lagen: de opperhuid met de hoornlaag en daaronder de lederhuid.
De opperhuid
Het bovenste laagje van de opperhuid bestaat uit dode cellen. Deze zijn hard geworden en ze laten bijna geen water door. Deze cellen schilferen voortdurend af en worden weer vervangen door nieuwe. Elke minuut verliest de huid ongeveer 50.000 schilfertjes!
De lederhuid
In de lederhuid zitten de gevoelige meetinstrumentjes. Op die manier kun je warmte of kou, pijn, een aanraking, iets zachts of iets hards voelen. Ook vind je daar talgklieren die voor huidsmeer zorgen, zweetklieren, haarzakjes en de uiteinden van de zenuwen. Verder lopen er nog bloedvaten doorheen. Onderaan verbindt deze laag de huid met het onderhuidse bindweefsel.
Gevoelige ontvangers
Wist je dat je huid kleine gebiedjes heeft die heel gevoelig zijn voor warmte of kou? Maar niet voor allebei tegelijk. Deze gebiedjes zijn ongeveer één millimeter in doorsnee. Boven de 45 graden Celsius voel je geen warmte meer, maar pijn.
Andere functies
Je huid vormt een beschermende, waterdichte laag die verhindert dat bacteriën het lichaam binnendringen. Verder speelt de huid een belangrijke rol bij het regelen van je lichaamstemperatuur. Ook kan ze iets over je gezondheid vertellen. Slechte voeding of verstoringen in het spijsverteringssysteem bijvoorbeeld hebben invloed op de huid: je huid ziet er niet gezond uit; je kunt zien dat het niet goed met je gaat.
met navel
het slakkenhuis is kegelvormig met een stompe top het slakkenhuis is bol met een spitse top en is tot 1,5 cm hoog het slakkenhuis is bol met een spitse top en is tot 4 cm hoog
met opvallend driehoekje
de schelp is groot en dun - van top naar rand lopen vaak vage strepen
de schelp is groot en langwerpig, vrij dun met de top uit het midden
de schelp is zeer plat, vrij dun en rond
de schelp is stevig en relatief klein - komt zeer veel voor op het strand
met ribben
de schelp heeft concentrische ribben
de schelp heeft vlakke ribben
de schelp heeft duidelijke ribben zonder uitsteeksels
de schelp heeft hoge ribben met uitsteeksels
Metamorfe gesteenten
Marmer is een metamorf gesteente. Het is ontstaan uit kalksteen. Veranderend gesteente
Metamorfose betekent `verandering`. In de geologie verstaan we onder metamorfose: de verandering van de mineralen en-of de structuur en-of de chemische samenstelling van gesteenten. Een extra voorwaarde is dat het gesteente in vaste toestand blijft. Smelten is dus geen metamorfose. Gesteenten bestaan uit één of meer soorten mineralen en bevatten bijna altijd wel een beetje water. In dit water kunnen verschillende stoffen en zouten zijn opgelost. De mineralen zijn samen stabiel bij de temperatuur, de druk en de watersamenstelling waarbij het gesteente werd gevormd. Door allerlei oorzaken kunnen de temperatuur, de druk en-of de samenstelling van het water veranderen. Zo`n verandering kan zo ver gaan dat de mineralen niet meer stabiel zijn. De mineralen zullen zich moeten aanpassen aan of herschikken naar de nieuwe omstandigheden. Dit kan betekenen dat nieuwe mineralen gaan groeien of dat bestaande mineralen een andere samenstelling krijgen. Het resultaat is een metamorf gesteente. Wat is geen metamorfose?
Niet iedere verandering van een gesteente valt onder metamorfose. Verwering, bijvoorbeeld, is een ander proces. Ook het begin van de gesteentevorming uit een sediment is geen metamorfose. Dat proces, bijvoorbeeld de verharding van strandzand tot een zandsteen door bedekking met nieuwe lagen sediment, heet diagenese (`gesteentevorming`). De grens tussen diagenese en metamorfose is niet scherp te trekken.
Metamorfose: hoe het werkt
Gesteente kan veranderen
a: Als twee tektonische platen botsen, wordt de druk in het gesteente groter en neemt de temperatuur toe. Hierdoor veranderen sommige mineralen, waardoor het gesteente er heel anders uit gaat zien. b: Hoe dieper in de aardkorst, hoe hoger de druk en temperatuur en hoe groter de verandering in het gesteente. De verandering van gesteenten bij hoge druk en-of temperatuur wordt metamorfose genoemd.
Methaanbacteriën
Andere naam: methanogene bacteriën Wetenschappelijke naam: Methanocreatrices (niet geldig gepubliceerd)
Methaanbacteriën zijn staaf-, bol- of spiraalvormige archaebacteriën. Sommige kunnen zich voortbewegen door middel van eenvoudige zweepharen (flagellen). Ze kunnen niet tegen zuurstof. In verband daarmee komen ze voor in moerassen, bodems van rivieren en zeeën, en het darmkanaal van planteneters (inclusief de mens). Tijdens hun stofwisseling zetten deze bacteriën methanol, mierenzuur of azijnzuur om in methaangas. Alle methaan in onze atmosfeer wordt door deze bacteriën gemaakt. Het zijn de belangrijkste (archae)bacteriën in rioolzuiveringsinstallaties. Volgens recent onderzoek vormen de methaanbacteriën geen homogene groep, maar dienen ze ondergebracht te worden in verschillende klassen binnen de afdeling Euryarchaeota van de Archaebacteriën. Afstammingslijst van de methaanbacteriën
Methaanbacteriën Oer-archaebacteriën Oerbacteriën Ontstaan van het leven
Mexicaanse draadwormslang
De Mexicaanse draadwormslang lijkt op een grote worm. Zijn ogen zijn nauwelijks ontwikkeld. Deze slang kan zeer goed graven en brengt het grootste deel van zijn leven onder de grond door waar hij op mieren en termieten jaagt.
Wetensch. naam: Leptotyphlops humilis
Engelse naam: Western blind snake
Verspreiding: zuidwesten van de Verenigde Staten
Voedsel: mieren en termieten
Lengte: 18 - 38 cm
Mexicaanse wormsalamander
Deze pootloze salamander is grijs, bruin of olijfgroen. Door zijn ringvormige groeven doet hij aan een worm denken. Maar meer nog lijkt hij op de wormhagedissen die in hetzelfde gebied voorkomen. De Mexicaanse wormsalamander graaft door zich met zijn puntige kop een weg door de bodem te banen. Hij leeft vrijwel permanent onder de grond.
De eieren en larven ontwikkelen zich binnen het lichaam van het vrouwtje. Ze brengt volledig ontwikkelde jongen ter wereld.
Wetensch. naam: Dermophis mexicanus
Engelse naam: Mexican caecilian
Verspreiding: Mexico tot noordelijk Zuid-Amerika
Voedsel: ongewervelden, ook hagedisssen
Lengte: 10 - 60 cm
Status: plaatselijk algemeen
Mica`s
Mica`s, glimmers, bladsplijters: allemaal namen voor een groep veel voorkomende mineralen in de gesteenten van de aardkorst. De naam glimmers is niet zomaar gegeven, de kleine plaatvormige kristalletjes glanzen je vaak tegemoet. Platte kristallen
Mica`s zijn mineralen met een heel opmerkelijke vorm. Ze vormen platen die een oppervlakte van wel vijf vierkante meter kunnen bereiken. Vroeger werden deze grote platen als ze doorschijnend waren, gebruikt als brandwerend materiaal in ruitjes van kolenkachels. Mica is goed bestand tegen de hoge temperaturen in een kachel. Meestal zijn de kristallen echter kleiner: enkele millimeters. De kristallen bestaan uit pakketjes van allemaal losse blaadjes, net als de bladzijden in een boek. Mica`s zijn daardoor gemakkelijk met een nagel te splijten, vandaar de naam bladsplijters. Blaadjes in een steen
Mica`s komen voor in magmatische en in metamorfe gesteenten. Er zijn verschillende soorten. Zwarte mica bijvoorbeeld, oftewel biotiet, komt veel voor in graniet. Een andere glimmer is muscoviet, deze is wit. Muscoviet komt vooral in metamorfe gesteenten voor. Het verschil in kleur van deze twee glimmers zit in de scheikundige samenstelling. Biotiet bevat ijzer en muscoviet aluminium. Sommige metamorfe gesteenten bestaan bijna helemaal uit mica`s. Dit zijn de zogenaamde glimmerschisten. Het gesteente splijt heel gemakkelijk als gevolg van de allemaal evenwijdig aan elkaar liggende muscoviet- en biotiet-kristallen. Tweedimensionale silicaten
Het plaatvormig uiterlijk van mica`s is al aanwezig op atomaire schaal in de kristalstructuur.
Microkreeftjes
Wetenschappelijke naam: Tantulocarida (onderklasse of klasse binnen de Kreeftachtigen)
Microkreeftjes behoren tot de geleedpotigen. Het zijn kleine (tot 0,5 millimeter grote) kreeftachtigen. Volwassen dieren hebben een ongesegmenteerd, zakvormig borststuk en gereduceerd achterlijf. Microkreeftjes leven in zee. Ze hebben een parasitaire levenswijze. Met een soort stilet op de kop, dringen ze hun gastheer (andere kreeftachtigen) binnen.
Middelste Zaagbek
Wetenschappelijke naam: Mergus serrator
Aantal broedparen in Nederland: 35-45 (1998-2000)
Biotoop: Waddeneilanden en Zeeuws deltagebied
Middendiertjes
Wetenschappelijke naam: Mesozoa
Middendiertjes zijn de eenvoudigst gebouwde, meercellige dieren, zonder weefsels of organen. Ze hebben een wormvormig lichaam van enkele millimeters klein (vaak minder dan 50 cellen), met trilharen (ciliën) aan de buitenzijde. Middendiertjes zijn inwendige parasieten van andere ongewervelde dieren. De Middendiertjes zijn onder te verdelen in twee groepen (Rhombozoa en Orthonectida), die tegenwoordig als zelfstandige, onderling niet-verwante hoofdafdelingen (fyla) worden beschouwd. De ca. 75 soorten Rhombozoa leven in de nieren van Inktvissen, de ca. 20 soorten Orthonectida parasiteren op o.a. Platwormen, Borstelwormen, Tweekleppigen en Stekelhuidigen.
Middenhersenen
Middenhersenen Ook mesencephalon genoemd. Het bovenste deel van de hersenstam. De middenhersenen zijn betrokken bij de regulatie van zintuiglijke en motorische functies en spelen bijvoorbeeld een rol bij de totstandkoming van oogbewegingen. Tevens worden hier visuele en auditieve re.exen gecoördineerd. De elektrische stimulatie van een deel van de middenhersenen, het peri-aquaductale grijs, leidt tot volledig defensieve reacties, die zowel uit aanvallen als verdedigen kunnen bestaan. Beschadigingen van de middenhersenen kunnen het versterken of verzwakken van verdedigingsreacties tot gevolg hebben.
Migraine
Bij migraine ontstaat een plotselinge hoofdpijn die gepaard kan gaan met misselijkheid en braken. Daarnaast is men overgevoelig voor licht en geluid.
Oorzaak Migraine treedt op als bloedvaten in de hersenen zich eerst vernauwen en vervolgens wijder worden. De precieze oorzaak hiervan is nog onbekend maar zou een gevolg kunnen zijn van een verstoring in de concentratie van de neurotransmitter serotenine. Neurotransmitters zijn chemische stoffen in ons lichaam die zorgen voor informatieoverdracht, ook naar de bloedvaten. Vlak voor een migraineaanval stijgt namelijk de concentratie serotenine, direct erna daalt hij weer. Deze wisselende concentratie veroorzaakt vernauwing en verwijding van de bloedvaten in de hersenen.
Erfelijkheid speelt bij migraine een, nog onduidelijke, rol. Er zijn aanwijzingen dat een groep hersencellen in de hersenstam zich abnormaal gaat gedragen. Er zijn verschillende medicijnen die aanvallen kunnen helpen voorkomen.
Duur van een migraineaanval
Een migraineaanval kan uitgelokt worden door verschillende factoren zoals bijvoorbeeld stress, medicijnen, bepaalde voedingsmiddelen of slaapgebrek. Het verloop kan voor iedereen verschillend zijn met symptomen als pijn, duizeligheid, gestoord gezichtsvermogen, overgevoeligheid voor licht en geluid, misselijkheid of braken. Een aanval duurt minimaal vier uur en is meestal na een dag (soms twee tot drie dagen) over. Het aantal aanvallen varieert sterk; bij vrouwen treden aanvallen vaak op tijdens de menstruatie.
Mijnbouw op zee
In dit algemene hoofdstuk over mijnbouw op zee behandelt de Vleet de algemene productiegegevens, opsporingsmethodes, booreilanden, pijpleidingen en de vervuiling door de offshore. Aan de winning van aardgas, aardolie en overige delfstoffen zijn aparte hoofdstukken gewijd. Ook het beleid rond de mijnbouw en de verschillende organisaties die actief zijn in deze sector komen in aparte hoofdstukken aan de orde.
Weblinks:
Meer info over mijnbouw op zee: http://www.noordzeeloket.nl/beleid_en_regelgeving-wetten-mijnbouwwet.asp
Mijten
Wetenschappelijke naam: Acari, Acarida, Acarina (onderklasse of orde binnen de Spinachtigen, Arachnida)
Mijten behoren tot de Geleedpotigen (Arthropoda). Het zijn kleine spinachtigen, met vier paar poten. Het kopborststuk en achterlijf vormen één geheel. Door de grote variatie in de bouw van hun monddelen, kennen mijten een gevarieerd menu. Er zijn veel plaagsoorten bij, bijvoorbeeld voor de landbouw en voor mens en dier. Zo zijn spintmijten verantwoordelijk voor spint bij planten, kan de huisstofmijt huisstofallergie bij de mens veroorzaken en kunnen teken de ziekte van Lyme overbrengen. De meeste mijtensoorten leven op het land of in zoet water.
Milieu(actie-)organisaties
De Vleet behandelt de Waddenvereniging, de Stichting De Noordzee en het internationale samenwerkingsverband Seas at Risk.
Weblinks:
Andere milieuorganisaties:
Greenpeace: http://www.greenpeace.org-
Seasheperd, de organisatie van Paul Watson (een van de mede-oprichters van Greenpeace) tegen de walvisvangst: http://www.seashepherd.org-
Waterpakt (een samenwerkingsverband van vier Nederlandse waterorganisaties die elk op hun eigen terrein actief zijn: Stichting De Noordzee, Stichting Reinwater, Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer en de Waddenvereniging) - ook engelstalig: http://www.waterpakt.nl.
Militaire activiteiten op Texel
Op Texel is het amfibisch oefenkamp de Mok van de marine gevestigd. Vanuit dit kamp worden regelmatig oefeningen gehouden in de Mokbaai, op de Razende Bol en in het Marsdiep.
Vroeger heeft de marine luchtvaartdienst de Hors lange tijd gebruikt als oefenterrein. In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn is met deze oefeningen gestopt. Nu wordt nog een enkele keer op de Hors geoefend, hoewel dit volgens het geldende bestemmingsplan buitengebied van Texel geen militair oefenterrein is. Het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied spreekt overigens weer wel van militair medegebruik. Incidenteel oefent Defensie ook op het Texelse strand (vroeger ook in de duinen). Hiervoor is speciale toestemming van de gemeente nodig.
Deze militaire activiteiten leidden tot verstoringen: verstoringen in het kweldertje zuidoostelijk van de kazerne, verstoringen door helikopters van de lepelaars in de Geul, verstoring van broedende dwergsterns. Er is nu regelmatig overleg tussen de militairen en de natuurbeherende instanties om de kwetsbare natuur in het gebied te beschermen.
Militaire oefenterreinen
In het internationale waddengebied liggen oefen- en schietterreinen voor de land- en luchtmacht, testgebieden voor militair materieel en gebieden voor laagvlieg- en luchtdoeloefeningen. De meeste activiteiten vinden plaats in het westelijk deel van het Nederlands waddengebied. De laatste tien jaar is er een vermindering van deze activiteiten en zijn enkele oefenterreinen opgeheven.
Nederlandse oefenterreinen
De Vliehors op Vlieland en de Marnewaard in het Lauwersmeergebied zijn de grootste militaire oefenterreinen van Nederland. Daarnaast wordt ook het zeegebied rond de Noorderhaaks gebruikt als schietrange vanuit het Zeefront bij Den Helder. De Mok op Texel is een amfibisch oefenkamp. Op Breezanddijk worden wapens getest. Een aanzienlijk deel van de oostelijke Waddenzee is aangewezen als laagvliegroute.
Noorderhaaks (de Razende Bol)
De Koninklijke Marine gebruikt de onbewoonde zandplaat Noorderhaaks ( de Razende Bol), ten westen van het Marsdiep, als schietgebied. Vanuit het zeefront van Den Helder wordt op de zandplaat geschoten.
In het Structuurschema Militaire Oefenterreinen is vastgelegd dat de Razende Bol voorlopig ter beschikking van Defensie zal blijven. De militaire oefeningen verstoren de dieren op de plaat. Ook blijft er nogal wat munitie op de plaat liggen, met daarin veel zware metalen. Evenals voor de recreanten is ook voor Defensie de westelijke helft van de plaat taboe.
Zeefront
Dit zijn een aantal kleine oefenterreintjes, binnendijks bij Den Helder.
Miljoenpoot
Miljoenpoot (Diplopoda)
Thuis zie je normaal niet veel miljoenpoten. Toch reizen deze dieren in enorme `zwermen` die toevallig in huizen terechtkomen. Maar daar sterven ze vlug door de droge lucht. Ze verkiezen donkere, vochtige plekken. Hun typisch leefmilieu is de losse aarde onder stenen en onder de schors van dode bomen. Daar kan je er massa`s van vinden: meer dan duizend op één vierkante meter. Miljoenpoten zijn vooral `s nachts actief. Zij zijn heel nuttig omdat ze, net als regenwormen, dood plantenmateriaal afbreken tot het uiteindelijk humus wordt.
Miljoenpoten hebben een lang, wormachtig lichaam dat verdeeld is in tot wel 350 segmenten. Op elk segment staan twee paar poten. De soort die je wellicht het vaakst ziet, is de Archijulus sabulosus, een van onze grootste miljoenpoten. Hij heeft twee gele strepen op zijn rug en kan 5 cm lang worden.
Miljoenpoten
Wetenschappelijke naam: Diplopoda (klasse binnen de Duizendpootachtigen of Veelpoten, Myriapoda)
Miljoenpoten behoren tot de geleedpotigen. Ze kennen een grote variatie in vorm en afmeting (maximaal 30 centimeter lang), maar de meeste soorten zijn langwerpig. Ze hebben een geleed lichaam, met meestal twee paar poten per segment. Op hun kop dragen ze gelede voelsprieten. Miljoenpoten leven op de bodem. Ze eten planten en plantaardig afval.
Mimicry
Mimicry van Bates
Mimicry is het verschijnsel dat een soort lijkt op een andere, niet verwante soort en daar voordeel van heeft. Het is één van de vele gevallen van misleiding in de natuur. Andere gevallen zijn bijvoorbeeld camouflage (niet opvallen in de omgeving) of het nabootsten van plantendelen door dieren (bijvoorbeeld rupsen die op een takje lijken). Er worden verschillende vormen van mimicry onderscheiden.
De bekendste vorm van mimicry is genoemd naar de Engelse onderzoeker Bates, die dit verschijnsel in 1862 voor het eerst beschreef. Hierbij bootst een ongevaarlijke soort een gevaarlijke soort na. Het komt veel voor, ook in onze directe omgeving. Wespen zijn een gevaarlijke prooi voor vogels. Ze smaken vies en kunnen pijnlijk steken. Een vogel leert dus snel van een wespachtig diertje af te blijven. Daar maken sommige andere insecten, die eigenlijk een eetbare en ongevaarlijke prooi zijn, gebruik van. Er zijn zweefvliegen en kevers die wespen nabootsen. Mimicry van Müller
Ook voor niet-eetbare dieren is het voordelig om op elkaar te lijken. Zij vallen dan immers minder snel ten prooi aan een onervaren roofdier dat nog moet leren wat wel of niet eetbaar is. Dit wordt de mimicry van Müller genoemd. Er kunnen hele groepen van niet aan elkaar verwante soorten ontstaan die sterk op elkaar lijken en waarvan sommige wel en andere niet eetbaar zijn. Een dergelijke groep wordt een mimicry-ring genoemd. Het is in zulke gevallen moeilijk aan te geven wie nu eigenlijk wie nabootst.
Minerale pigmenten
De grootste schakering aan kleuren is te vinden in mineralen. Veel mineralen zijn één brok pigment. Meestal hoeft men het mineraal alleen te vermalen en te mengen met een bindmiddel om verf te krijgen.
Venetiaans rood
Terra di Siena
Groene aarde
Bruine aarde
Oker
Auripigment
Realgaar
Cinnaber
Azuriet
Ultramarijn
Minsener Oog
Het onbewoonde eiland Minsener Oog ligt ten Noorden van de plaats Schillig (district Friesland) en ten Oosten van het eiland Wangerooge in het Nationale Park `Niedersächsisches Wattenmeer`. Het is een vogelreservaat. Slechts een klein stuk van dit eiland mag bezocht worden.
Op Minsener Oog staat een radartoren en een schuilplaats die door de dienst voor water en scheepvaart wordt beheerd. Om de houten palen en dammen te onderhouden zijn er altijd twee mensen op het eiland. Ook komt er regelmatig een groep bouwvakkers.
Ontstaansgeschiedenis
Minsener Oog is een duineiland dat oorspronkelijk is gevormd uit het poolwoestijnzand van de laatste ijstijd. Op de zandbanken ontstonden de duinen en in hun luwte zijn de kleigronden ontstaan. Duineneilanden ` wandelen` als ze geen kustbescherming hebben.
Daar waar tegenwoordig 12 meter hoge duinen liggen, bevonden zich honderd jaar geleden nog zandbanken. Deze werden verder en verder naar het oosten verplaatst door wind- en waterstromingen. In 1909 begon men met de bouw van strekdammen uit rijen palen, om zo de vaargeul naar Wilhelmshaven tegen verzanding te beschermen. Tussen iedere dam ontstond een klein eiland met een oppervlakte van circa 0,7 hectare. Tussen 1970 en 1980 werd het eiland door zandsuppleties uit de Jadegeul tot circa 210 ha vergroot. Er ontstond een duingebied met duinvalleien, een zoetwatermeer en hoog gelegen duinen die niet meer overspoeld werden.
Weblinks
Informatie over Minseneroog: http://www.
Missie DELTA
D.E.L.T.A. is de codenaam voor de ruimtevlucht van André Kuipers naar het internationaal ruimtestation, op vierhonderd kilometer boven de aarde. In gewichtloze omstandigheden voert Kuipers vijftien wetenschappelijke experimenten uit, merendeels van Nederlandse onderzoeksinstellingen.
D.E.L.T.A. is de afkorting van Dutch Expedition for Life Science, Technology and Atmospheric research, een serie dus van biologische, fysiologische en technisch natuurkundige proeven.
Het International Space Station waar André Kuipers van 19 t-m 30 april 2004 verblijft, draait op 400 kilometer hoogte elke 90 minuten een rondje om de aarde. Foto: NASA
SRON intensief betrokken bij Missie DELTA
Het Nationaal Instituut voor Ruimteonderzoek (SRON) speelt bij Missie DELTA een belangrijke rol.
SRON is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Het SRON programmabureau extern onderzoek coördineert en subsidieert het grootste deel van het Nederlandse wetenschappelijke experimentenpakket op de vlucht van André Kuipers.
Andere betrokkenen
Daarnaast is ook het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) nauw bij de missie betrokken.
Het totale project wordt uitgevoerd door de European Space Agency (ESA). De ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dragen een groot deel van de kosten.
Achter elk aan boord van het ruimtestation uitgevoerd experiment staat een heel team van wetenschappers van verschillende Nederlandse en Europese instanties.
Mississippi-alligator
De Mississippi-alligator is een grote, donkere krokodil-achtige met een brede, stompe snuit. Het is een echte moerasbewoner en graaft in tijden van droogte zijn eigen poel. De Mississippi-alligator legt 25 tot 60 eieren in een enorm nest van planten en modder. Als ze haar jongen hoort roepen, graaft de moeder het nest weer open. Ze bewaakt haar jongen soms nog enkele jaren lang.
Vanwege de jacht om zijn huid dreigde deze soort rond 1950 uit te sterven. Zijn bescherming kwam net op tijd en is succesvol geweest: de soort is buiten gevaar.
Andere namen: Amerikaans alligator
Wetensch. naam: Alligator mississippiensis
Engelse naam: American alligator; `gator
Verspreiding: Zuidoosten van de VS
Voedsel: slakken, schelpdieren, vis, kleine zoogdieren
Lengte: tot 6 m
Gewicht: tot 450 kg
Status: plaatselijk algemeen
Mitochondrion
Energieleveranciers van de cel Voor de uitvoering van alle celprocessen is energie nodig. Het mitochondrion is de energiecentrale van de cel, waarvan er honderden in iedere cel voorkomen. In het mitochondrion worden suikers en ander brandstoffen stapsgewijs afgebroken waarbij energie vrijkomt.
Bouw Het mitochondrion is ovaal van vorm en bestaat uit een buiten- en binnenmembraan. Het buitenmembraan omvat het binnenmembraan, dat dankzij instulpingen een sterk vergroot oppervlak heeft. Tussen de instulpingen van het binnenmembraan bevindt zich de matrix - de vloeistof waarin de brandstoffen worden afgebroken.
Voor meer informatie over de cel: De levende cel - Rondreis in een microscopische wereld, Cristian de Duve Natuur en Techniek 1987, ISBN: 90-70157-59-4
November 2006
Mitochondrion
Energieleveranciers van de cel.
Een mitochondrion haalt energie uit koolhydraten en vetzuren door ze af te breken. Energie die zo vrijkomt wordt voor tal van processen in de cel gebruikt. De afbraak van koolhydraten en vetzuren levert daarnaast ook nuttige bouwstenen op voor onderdelen van de cel.