F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883


nijdas
Spreekwoorden: (1914) Een nijdas,
d.i. een gemelijke vent, een ontevreden mensch, een neetoor2); zie o.a. Menschenw. 436; Mgdh. 210; Jong. 143; V.v.d.D. 54. Vermoedelijk is dit woord ontstaan uit 'n (= een) eidas3), d.i. een hagedis, hd. Eidechse, welk diertje in het volksgeloof voor vergiftig wordt gehouden4). Vgl. het Geldersche eene kwaoje tisse (= hagetisse) van en wîf. ...

Nijdig als een spin
Spreekwoorden: (1914) Nijdig (of kwaad) als eene spin
ook wel: het is een nijdige spin; kwaadaardig of boos als eene spin; ook hij was spin; spinnijdig (in Jord. II, 355), d.i. geweldig boos. ‘Het is bekend, dat de groote vrouwelijke spin, na de paring, somtijds het kleine mannetje doodt en opeet’ (vgl. Volkskunde, 23, 29; Chomel, II, 1017: De spinnen zich onder elkander opvreten; vooral ...

Nimrod
Spreekwoorden: (1914) Een Nimrod,
d.i. een jager, aldus genoemd naar den koning van Babylonië en Assyrië, waarvan in Gen. X, vs. 9 vermeld wordt, dat hij een geweldig jager was voor het aangezicht van Jahwe1). ‘Zij, die in vervolg van tijd zijn voetspoor drukten en zich bij jagttooneelen door heldenfeiten beroemd maakten, hoorden zich vaak met hem vergelijken, daar...

Nolens volens
Spreekwoorden: (1914) Nolens volens,
eig. niet willende, wel willende; vandaar goed- of kwaadschiks, met of tegen iemands zin. De uitdr. komt in de 18<sup>de<-sup> eeuw voor bij Spaan, 142: Ik stoof vliegens overend, rukte het mes uit, en zat 'er Abram zoo gezwind me agter de vodden, dat hy nolens volens van 't Theather sprong. In het hd. is de uitdr. opgeteekend in 1667 ...

nood
Spreekwoorden: (1914) De nood gaat (of komt) aan den man.
‘Dat is, het geld de huid, of het leven. Dan klemt het gevaar allermeest; en daarvoor zal men alles doen, lijden, en wagen’ (Tuinman I, 317). Vandaar: het wordt ernst, het begint er ernstig uit te zien. In de 17<sup>de<-sup> eeuw te lezen bij Cats I, 460; Klucht v.d. Pasquil-maecker, 15; Van Lummel, 754; Gew. Weeuw. III, 18...

Nood breekt wet
Spreekwoorden: (1914) Nood breekt wet,
d.w.z. de nood dwingt somtijds de wet te schenden; gezegd ‘ter verklaring en verontschuldiging van iets, dat eigenlijk ongeoorloofd is of tegen de gewoonte indruischt, doch alleen door de bijzondere omstandigheden als gewettigd wordt’; Ndl. Wdb. III, 1238; lat. necessitas ante rationem est (Otto, 241). In de middeleeuwen: noot breect e...

nood gaat aan de man
Spreekwoorden: (1914) De nood gaat (of komt) aan den man.
‘Dat is, het geld de huid, of het leven. Dan klemt het gevaar allermeest; en daarvoor zal men alles doen, lijden, en wagen’ (Tuinman I, 317). Vandaar: het wordt ernst, het begint er ernstig uit te zien. In de 17<sup>de<-sup> eeuw te lezen bij Cats I, 460; Klucht v.d. Pasquil-maecker, 15; Van Lummel, 754; Gew. Weeuw. III, 18...

Nood leert bidden
Spreekwoorden: (1914) Nood leert bidden.
Zie Winschooten, 167: ‘Nood leerd bidden: dat is, menssen, die in noodweer, en ongestuimig weer sijn: die sijn soo week om haar hart, dat sij als dan alder bequaamst schijnen, om de aanstaande nooden, en gevaarlijkheeden met klemmende reedenen en woorden van God almagtig af te bidden: eeveneens gelijk verliefde minnaars, dan alder welspreeke...

noorderzon
Spreekwoorden: (1914) Met de noorderzon vertrekken,
d.w.z. in den nacht of ook wel bij dag stil heengaan, ongemerkt, dikwijls met veel schulden; er vandoor gaan; de breêveertien opgaan (zie n<sup>o<-sup>. 349). In die landen, waar de zon gedurende een tijd van het jaar niet ondergaat, schijnt zij, wanneer het bij ons nacht is, uit het noorden; vandaar dat men in de 17<sup>de...

nopjes
Spreekwoorden: (1914) Hij is in zijn nopjes (of knopjes)
d.w.z. hij is in zijn schik; eig. in die kleeren, waar noppen of knoppen1), pluisjes op zitten (vgl. nopjesgoed, nopjeslaken en Heemsk. Arcadia, 21: De onderrok was van witte nopjes); dus in zijne mooie kleeren, in feestgewaad, en vandaar bij overdracht: hij is verheugd; vgl. n<sup>o<-sup>. 281 en 656. De eigenlijke beteekenis blijkt n...

Noppes
Spreekwoorden: (1914) Noppes,
d.i. niets, neen; zie Onze Volkstaal III, 197; Köster Henke, 48: noppes poen, geen geld; ik wou een sjaans (kans) bij haar hebben maar noppes, hoor je ('t gaf niets); Teirlinck, Barg. 49: noppis, ook noppe, hetzelfde als nobis, niets, neen, niemand, niet; Nkr. III, 3 Oct. p. 6: Onder dak voor noppes krijg je niet; Kokad. 60: In Holland kriege...

nou breekt mijn klomp
Spreekwoorden: (1914) Nu (of nou) breekt mijn klomp!
Dit wordt gezegd, wanneer plotseling iets onverwachts geschiedt of gezegd wordt, waarover men zijn uiterste verbazing te kennen geeft. Vgl. Leersch. 121: Nou breek me klomp, zei de Scheele; Handelsblad, 26 Nov. 1913, p. 6 k. 4 (ochtendbl.): Op een moment dat een Hollander zeggen zou: ‘daar breekt mijn klomp’, breekt deze Cyrono een Gou...

Nu breekt mijn klomp
Spreekwoorden: (1914) Nu (of nou) breekt mijn klomp!
Dit wordt gezegd, wanneer plotseling iets onverwachts geschiedt of gezegd wordt, waarover men zijn uiterste verbazing te kennen geeft. Vgl. Leersch. 121: Nou breek me klomp, zei de Scheele; Handelsblad, 26 Nov. 1913, p. 6 k. 4 (ochtendbl.): Op een moment dat een Hollander zeggen zou: ‘daar breekt mijn klomp’, breekt deze Cyrono een Gou...

Nu was Leiden ontzet
Spreekwoorden: (1914) Nu was Leiden ontzet,
d.w.z. nu was de nood geleden, nu was men uit den nood, de verlegenheid; eene herinnering aan het ontzet van Leiden (3 Oct. 1574). Zie het Ndl. Wdb. X, 2063; Witsen, 98; Van Effen, Spect. XI, 35 en XII, 142; Br. v. Abr. Bl. I, 336 en vgl. het fri. Leijen (of de boarch) is ontset.

Nuchter blijven van iets
Spreekwoorden: (1914) Nuchter(en) blijven van iets,
d.w.z. iets niet krijgen, zijn mond kunnen afvegen (zie Ndl. Wdb. I, 1741), ergens geen aandeel in hebben, iemands neus voorbij gaan. In de 17<sup>de<-sup> eeuw nuchter zijn van iets, geen deel hebben aan iets, eig. er niet van proeven. Thans uitsluitend ‘nuchter blijven van iets’; o.a. Amst. 74: Als jelui zoo dringen en du...

Nul op het request geven
Spreekwoorden: (1914) Nul op het request krijgen (- geven),
d.w.z. een weigerend antwoord ontvangen op een verzoekschrift; het tegengestelde van bon op 't request krijgen. Vgl. Kil. 852: Nihil op de requeste geven, postulatori abscindere spem impetrandi; Sartorius III, 7, 38: nihil op 't request; en de Verm. Avant. I, 240: Nogtans wierd ik met menigvuldige brieven van hem ontrust, ofschoon hy gedurig nihil...

Nul op het request krijgen
Spreekwoorden: (1914) Nul op het request krijgen (- geven),
d.w.z. een weigerend antwoord ontvangen op een verzoekschrift; het tegengestelde van bon op 't request krijgen. Vgl. Kil. 852: Nihil op de requeste geven, postulatori abscindere spem impetrandi; Sartorius III, 7, 38: nihil op 't request; en de Verm. Avant. I, 240: Nogtans wierd ik met menigvuldige brieven van hem ontrust, ofschoon hy gedurig nihil...

Nummer honderd
Spreekwoorden: (1914) Nummer honderd,
benaming van het heimelijk gemak, omdat dit in hotels op de deur veelal met het cijfer 100 gemerkt is; vertaling van het fr. numéro cent, le n<sup>o<-sup>. 100, waarin cent een woordspel is met den werkwoordsvorm sent van het ww. sentir, ruiken. Zie verder Tante Meijer.

Oele
Spreekwoorden: (1914) Oele!
Dit wordt als antwoord gegeven aan iemand ‘die een wensch, een plan of eene verwachting heeft uitgedrukt, en dan aanduidende dat hij zich met ijdele hoop vleit’, in den zin van och kom! 't mocht wat! gekheid! larie! Dit gebruik van oele is sedert de 18<sup>de<-sup> eeuw bekend; zie Langendijk, Don Quichot, vs. 159. Thans ko...

Olie in het vuur
Spreekwoorden: (1914) Olie in het vuur,
d.w.z. in oneigenlijken zin nieuwe brandstof in het vuur der hartstochten, nieuwe opwakkering van driften. Ontleend aan het lat. oleum igni (of camino) addere (Otto, 253); vgl. Sp. Hist. III<sup>1<-sup>, 41, 16; Servilius, 181*: men en zal gheen olye int vier gieten; Sart. bl. 149: oly in 't vier gieten; Roemer Visscher, Sinnep. 3<s...

Oliedom zijn
Spreekwoorden: (1914) Oliedom zijn,
d.w.z. bij uitstek dom, uiterst onverstandig zijn: te dom of stom om voor den duivel te dansen (fri. to dom om foar de duvel to dounssen); amper of even voor vuur en licht bewaard zijn (dial.); hij is te dom, om alleen bij het vuur te zitten (Harreb. II, 427); fri. oaljedom. Deze uitdrukking komt sedert de 18<sup>de<-sup> eeuw voor o.a...

olifant
Spreekwoorden: (1914) Van een mug (of een vlieg) een olifant maken
d.i. een kleinigheid belachelijk overdrijven (Ndl. Wdb. X, 121; IX, 1194), hetzelfde als van een luis een schildpad maken (Harreb. II, 41);

Om de doden dood niet
Spreekwoorden: (1914) Om den (dooden) dood niet.
Gewoonlijk verbonden met het ww. willen in den zin van volstrekt niet, in geen geval, al moest men er anders ook om sterven; zie Tuinman II, 236: Hij wil dat om den dood niet laten (of doen). ‘Dit drukt uit eene zeer groote onverzettelykheid, om iets te doen. 't Is dan te zeggen, hy wil dat niet nalaten, al zou het hem 't leven kosten’...

Om de dood niet
Spreekwoorden: (1914) Om den (dooden) dood niet.
Gewoonlijk verbonden met het ww. willen in den zin van volstrekt niet, in geen geval, al moest men er anders ook om sterven; zie Tuinman II, 236: Hij wil dat om den dood niet laten (of doen). ‘Dit drukt uit eene zeer groote onverzettelykheid, om iets te doen. 't Is dan te zeggen, hy wil dat niet nalaten, al zou het hem 't leven kosten’...

om de kaars vliegen
Spreekwoorden: (1914) In (of om) de kaars vliegen
d.w.z. ‘zich eindelijk aan rechtsvervolging blootstellen’; in het verderf loopen, verloren geraken, in het Westvl. er aan vliegen; eene uitdr. die

Om de keur niet van de balk willen vallen
Spreekwoorden: (1914) Om de keur niet van de balk willen vallen,
d.w.z. geene voorkeur hebben in eene zaak; het eene al even slecht als het andere vinden. Zie Con. Somme, 156: Ic en viele om die core van den balke niet; Sart. III, 1, 12: Ick viel om die keur van die balk niet, de duplici malo dici solitum, ut non magni referat utrum elegeris; ook bij Coster, 519, vs. 717; Brederoo III, 237, 25; Lichte Wigger, 7...

om de tuin leiden
Spreekwoorden: (1914) Iemand om den tuin leiden,
vroeger ook iemand omleiden (lat. circumducere aliquem1)) of bij den neus omleiden (Pers, 1 b; 629 a; 796 a), d.i. iemand beetnemen, bij den neus hebben (zie n<sup>o<-sup>. 1619), onder den vlinder lee'n (De Bo, 1337). Tuin heeft hier nog de oorspr. bet. van omheining (vgl. n<sup>o<-sup>. 1078 en omtuinen, houttuinen, teert...

om de vinger kunnen winden
Spreekwoorden: (1914) Iemand om den vinger kunnen winden,
d.i. iemand geheel in zijne macht hebben en met hem kunnen handelen naar welgevallen, evenals men een doekje om den vinger windt (Harreb. II, 381 b). De uitdrukking komt in het mnl. voor in de Ovl. Ged. I, 83 vs. 749: Al dustenege wijf machtu leren ende om dine vingher keren; vgl. verder Sart. I, 8, 3: Auricula infima mollior est, ghy soudt hem om...

Om der wille van het smeer likt de kat de kandeleer
Spreekwoorden: (1914) Om der wille van het smeer likt de kat den kandeleer,
d.w.z. ter wille van een voordeel vleit men dikwijls iemand of doet men dingen, die men anders liever zou laten; hd. aus Liebe zum Fett leckt die Katze den Teller oder die Katze leckt den Leuchter aus Liebe zum Talg; ital. per amor del sevo lecca la gatta il candeliere. De zegswijze, die waarschijnlijk aan een oud verhaal ontleend is, vinden we bi...

om een dakschaar sturen
Spreekwoorden: (1914) Iemand om een dakschaar sturen.
Eene hier en daar nog voorkomende uitdrukking voor: iemand vergeefs laten loopen; iemand afschepen. Volgens Plantijn was een dackscheere un instrument ou tenailles de couvreur à couper la chaume, forfex calamarius, arundinarius. Kiliaen stelt dack-schere gelijk met een tuyn-schere, dus een haagschaar, en Campen, 121 citeert: hy sendt hem om...

Om een haverklap
Spreekwoorden: (1914) Om een haverklap,
d.w.z. om eene nietigheid, eene beuzeling, en vervolgens: ieder ogenblik, telkens, klak veur keer (Teirl. II, 136), ieder klipklap, klikkebik (vgl. Sjof. 167: Elke haverklap was t ie weer terug). In het Zaansch: om 't haverslag, om een haverklap (Boekenogen, 209). Misschien beteekent klap in haverklap eig. klapvlies, zaadhulsel, dus kleinigheid,...

Om een haverstro
Spreekwoorden: (1914) Om een haverstroo,
d.w.z. om eene kleinigheid, eene nietigheid, eene beuzeling; eig. om het stroo of kaf van uitgedorschte haver. Sedert de middeleeuwen is het woord in dezen zin bekend, blijkens Ovl. Lied. en Ged. 122, vs. 18: Wine achtens jo een averstroo. Zie De Jager, Latere Versch. 89; Sartorius I, 4, 6; Bredero, Sp. Brab. 1296; Spaan, 114; 158; 229; Sewel, 320...

Om een luchtje gaan
Spreekwoorden: (1914) Om een luchtje gaan,
doodgaan, om zeep gaan; eig. uitgaan om een luchtje te scheppen (en niet weerom komen); vgl. fr. se donner de l'air, er vandoor gaan;

Om hals brengen
Spreekwoorden: (1914) Om hals brengen,
d.w.z. om het leven (vgl. hd. Hals) brengen, eene beteekenis, die we thans nog terugvinden in enkele samenstellingen als halsrecht, halszaak, halsmisdaad, halsgeding, halsstraf; fri. om 'e hals, om 'e nekke bringe. De uitdr. om den hals brengen komt in de 16<sup>de<-sup> eeuw voor bij Kiliaen: Om den hals brengen, obtruncare, necare, t...

Om zeep gaan
Spreekwoorden: (1914) Om zeep gaan (of raken)
d.i. doodgaan, om chajes (hebr. chajoes, leven1)) gaan (Köster Henke, 18); mortje gaan (Jord. 48); ook: in zwijm vallen, den wind kwijt raken (in N. Taalgids XII, 149), in katzwijm vallen2). De uitdrukking wil eig. zeggen: uitgaan om zeep te halen, eene boodschap te doen, daarna: dit voorwenden om weg te kunnen gaan, en vervolgens weggaan, ve...

Om zeep raken
Spreekwoorden: (1914) Om zeep gaan (of raken)
d.i. doodgaan, om chajes (hebr. chajoes, leven1)) gaan (Köster Henke, 18); mortje gaan (Jord. 48); ook: in zwijm vallen, den wind kwijt raken (in N. Taalgids XII, 149), in katzwijm vallen2). De uitdrukking wil eig. zeggen: uitgaan om zeep te halen, eene boodschap te doen, daarna: dit voorwenden om weg te kunnen gaan, en vervolgens weggaan, ve...

Ome Jan
Spreekwoorden: (1914) Oom(e) Jan,
d.i. een ironische naam voor den lommerd; ook wel Jan Snotneus geheeten (Boekenogen, 1321); in Gron. de lange lepel.3) In de 16<sup>de<-sup> eeuw bij Zuidndl. schrijvers alleen mijn oom (oomken, oompjen) genoemd, dat thans in Zuid-Nederland nog de gewone benaming is (De Bo, 749), terwijl thans in Noord-Nederland gebruikt wordt oom(e) ...

Omega
Spreekwoorden: (1914) De Alpha en de Omega.
De alpha is de benaming der eerste letter van het Grieksche alphabet, de omega die der laatste (ô). De uitdrukking beteekent derhalve het begin en het einde, en is ontleend aan den bijbel, waar Openb. XXI, 6 van Christus gezegd wordt: Ick ben de Alpha ende de Omega, het begin ende het eynde. ‘Men meent hier een navolging te vinden van ...

Omgekeerd als een blad
Spreekwoorden: (1914) Omgekeerd (of veranderd) als een blad
d.w.z. geheel van karakter, van gezindheid veranderd zijn; eig. veranderd, of omgedraaid als een blad op een boom, zooals ook wel gezegd wordt (zie Harreb. I, 60 en vgl. beven als een blad naast nml. al die werlt bevede gelijc een blat op enen boom.4) Zie Van Effen, Spect. V, 219: Dog nauwlyks vond ik my door zo eene langduurige ondervinding harer...

omkoud
Spreekwoorden: (1914) Er om koud (of omkoud) zijn (of raken)
d.w.z. verloren zijn, het leven kwijt zijn, een kind des doods zijn; in Drente: om koud zijn. Volgens De Vries, Taal- en Letterbode I, 43 vlgg. en Ndl. Wdb. X, 350, is deze uitdr. van vreemden oorsprong en ontleend aan het Deensche at falde (styrte, tumle) omkuld, omvallen, -storten, -tuimelen, eig. over den kop vallen, zoodat omkoud letterlijk zo...

omstaan leren
Spreekwoorden: (1914) Iemand omstaan leeren.
Eigenlijk: ‘Iemand leeren zich zoo te wenden en te keeren als men verkiest; doch bij uitbreiding: iemand weten te drillen, hem dwingen naar zijn wil te handelen, naar zijn pijpen te dansen; met het denkbeeld, dat de persoon onwillig of weerspannig is. Figuurlijke zegswijze, vermoedelijk aan den drilmeester ontleend, die de recruten op comman...

Onbekend maakt onbemind
Spreekwoorden: (1914) Onbekend maakt onbemind,
d.w.z. wien of wat men niet kent, heeft men niet lief; daar houdt men niet van. Vgl. in de middeleeuwen: Onkinne (of onconde) maect onminne; onkinscap maeckt onminscap (Tijdschrift XXI, 203; 204); Con. Somme, bl. 328: Watmen niet en bekent, dat en wort ghehaet noch begheert; Sartorius I, 3, 22: Onbekent maeckt onbemint; Hooft, Ged. II, 11: Onkunde...

Onbekookt
Spreekwoorden: (1914) Onbekookt.
Eig. van spijzen niet door koken tot voldoende gaarheid gebracht; overdr. van gevoelens, meeningen, plannen enz. niet rijpelijk doordacht, oppervlakkig; zie Ndl. Wdb. II, 1615; X, 979 en vgl. fri. on-, unbikôge, ondoordacht; V. Janus, 364: halfbekookte plannen; het lat. coquo, koken, overleggen, overdenken, en ons bvn. gaar op personen toege...

onbemind
Spreekwoorden: (1914) Onbekend maakt onbemind,
d.w.z. wien of wat men niet kent, heeft men niet lief; daar houdt men niet van. Vgl. in de middeleeuwen: Onkinne (of onconde) maect onminne; onkinscap maeckt onminscap (Tijdschrift XXI, 203; 204); Con. Somme, bl. 328: Watmen niet en bekent, dat en wort ghehaet noch begheert; Sartorius I, 3, 22: Onbekent maeckt onbemint; Hooft, Ged. II, 11: Onkunde...

onbestorven weduwe
Spreekwoorden: (1914) Een onbestorven weduwe (- weduwnaar).
D.i. ‘eene vrouw die niet door den dood van haren echtgenoot tot den staat van weduwe gebracht is, maar door zijne langdurige afwezigheid, uitlandigheid, of door scheiding, enz. als 't ware als weduwe is achtergelaten, inzonderheid eene vrouw, wier man van haar verwijderd is zonder hoop op hereeniging, zoodat zij, ofschoon haar man niet gest...

Ondank is 's werelds loon
Spreekwoorden: (1914) Ondank is 's werelds loon.
‘Het goede wordt in de wereld veelal met kwaad vergolden’; hd. Undank ist der Welt Lohn; de. utak et Verdens Lon (Wander IV, 1422); zie Tuinman I, 258; 316; II, 174; Joos, 183; Waasch Idiot. 166 a; Harreb. II, 36 b; Villiers, 89; fri. ontank is 't lean fen 'e wrâld, en vgl. de platte uitdr. stank voor dank; fri. stank is wrâ...

onder appèl houden
Spreekwoorden: (1914) Iemand onder appèl houden.
Onder appèl, fr. appel, een afleiding van appeler, verstaat men het beroep op een hoogeren rechter, of in het krijgswezen: het sein tot verzameling der troepen, door trompet of trom gegeven; de verzameling der troepen in de kamers of buiten, waarbij de namen der manschappen worden afgelezen, om te zien of allen tegenwoordig zijn; fr. faire ...

Onder dak zijn
Spreekwoorden: (1914) Onder dak zijn,
d.w.z. zich onder het dak bevinden, in huis zijn, veilig en beschermd tegen regen en wind; goed geborgen, bezorgd zijn; het tegenovergestelde van het mnl. buten dake, in de open lucht. Vgl. Bank. II, 325: Laet ons dan den reghen niet verwachten, maer ons onder 't dack begheven, eer het nat valt; Molema, 66 a: Onder dak wezen, in 't algemeen: een h...

Onder de bloten hemel
Spreekwoorden: (1914) Onder den blooten hemel,
d.i. in de open lucht. In de middeleeuwen en in de 17<sup>de<-sup> eeuw, evenals nu nog in Vlaanderen, onder den blauwen hemel of onder de blauwe lucht; oorspr. bij onbewolkte lucht, bij helder daglicht, daarna: in de open lucht. Tegen het einde der vorige eeuw schijnt het bijv. naamw. blauw door bloot te zijn vervangen, toen men gevoe...

onder de duim
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) onder den duim hebben
d.w.z. iemand of iets in zijne macht hebben, veelal van een gedeelte der wetenschap, dat men beheerscht. De duim als de sterkste vinger, wordt hier genomen als het zinnebeeld van macht. Of bewaart deze uitdr. eene herinnering aan den Romeinschen worstelstrijd, waarbij de overwinnaar den overwonnene, als teeken van de behaalde zege, den duim op het...

onder de duim hebben
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) onder den duim hebben
d.w.z. iemand of iets in zijne macht hebben, veelal van een gedeelte der wetenschap, dat men beheerscht. De duim als de sterkste vinger, wordt hier genomen als het zinnebeeld van macht. Of bewaart deze uitdr. eene herinnering aan den Romeinschen worstelstrijd, waarbij de overwinnaar den overwonnene, als teeken van de behaalde zege, den duim op het...

Onder de geboden staan
Spreekwoorden: (1914) Onder de geboden staan (of zijn)
d.w.z. ondertrouwd zijn; fri. ûnder 'e geboadens stean. Het znw. gebod heeft in deze zegswijze nog de verouderde beteekenis van bekendmaking, bepaaldelijk de openbare, wettelijke bekendmaking van een voorgenomen huwelijk, dus huwelijksafkondiging (fr. les bans; hd. das Aufgebot; eng. the banns). Vgl. in de middeleeuwen Leid. Keurb. 485, 7 (a...

Onder de geboden zijn
Spreekwoorden: (1914) Onder de geboden staan (of zijn)
d.w.z. ondertrouwd zijn; fri. ûnder 'e geboadens stean. Het znw. gebod heeft in deze zegswijze nog de verouderde beteekenis van bekendmaking, bepaaldelijk de openbare, wettelijke bekendmaking van een voorgenomen huwelijk, dus huwelijksafkondiging (fr. les bans; hd. das Aufgebot; eng. the banns). Vgl. in de middeleeuwen Leid. Keurb. 485, 7 (a...

Onder de hamer komen
Spreekwoorden: (1914) Onder den hamer komen,
d.w.z. in het openbaar verkocht of verpacht worden, wat men vroeger noemde met den stock verkoopen, publica auctione vendere (Kil.). Deze uitdr. vindt wellicht haren oorsprong in de Noorsche mythologie, volgens welke Thor of Donar door middel van zijnen hamer bijv. wijding gaf aan een gesloten huwelijk. De Germanen wijdden eveneens verschillende v...

Onder de hand
Spreekwoorden: (1914) Onder de hand,
d.w.z. niet openlijk, in het geheim; mnl. onder (den) dume; ndl. en zuidndl. ook uit de hand (17<sup>de<-sup> eeuw; mnl. uter hant); hd. unter der Hand; fr. sous main; eng. underhand(ed). Van eene verkooping gezegd: zonder tusschenkomst van een openbaar ambtenaar, onder(s)hands, hetzelfde als uit de hand (hd. aus der Hand; fr. de la (o...

onder de leden hebben
Spreekwoorden: (1914) Iets onder de leden hebben,
van eene ziekte gezegd, de kiem met zich omdragen, waarin men leden opvatte in den zin van de gezamenlijke lichaamsdeelen, het lichaam. In de middeleeuwen in het Volksboek van de Seven Wisen, 57 v: Dat ick een hemelijcke siecte onder mine leden hebbe2); Scaecspel, 132: Vrouwen dicwijl heymelicke zuucten onder haer leden hebben; zie ook Hooft, Ned....

onder de ogen zien
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) onder de oogen zien
d.w.z. iemand niet vreezen; een gevaar, eene moeilijkheid, vergeleken bij een persoon, die vrees inboezemt, van naderbij durven beschouwen, er niet tegen opzien, niet vreezen1). Vgl. Pers, 678 a: Zy waren afgerechter om papen en monnicken te knevelen, als hunne vyanden onder oogen te sien; Vondel III, 401: Die durreven wel sien soo eerelyck (d.i. ...

Onder de pantoffel staan
Spreekwoorden: (1914) Onder de pantoffel zitten (of staan)
d.w.z. zich door zijne vrouw laten beheerschen; onder de plak van zijne vrouw zitten, onder Kapitein Rondhemd2) dienen (Tuinman I, 92), pantoffelheid (fr. pantouflard; hd. Pantoffelheld, Pantoffelritter) zijn. Ook in 't algemeen onder de plak zitten; zie Sjof. 56: Nou zat ze nog onder de pantoffel van d'r moer. - De pantoffel draagt de vrouw in hu...

Onder de pantoffel zitten
Spreekwoorden: (1914) Onder de pantoffel zitten (of staan)
d.w.z. zich door zijne vrouw laten beheerschen; onder de plak van zijne vrouw zitten, onder Kapitein Rondhemd2) dienen (Tuinman I, 92), pantoffelheid (fr. pantouflard; hd. Pantoffelheld, Pantoffelritter) zijn. Ook in 't algemeen onder de plak zitten; zie Sjof. 56: Nou zat ze nog onder de pantoffel van d'r moer. - De pantoffel draagt de vrouw in hu...

Onder de plak zitten
Spreekwoorden: (1914) Onder de plak zitten,
d.w.z. zoo beheerscht worden, als vroeger de kinderen door den ‘schoolmeester’ met de roede en de plak4); niets te zeggen hebben. Iemand onder de plak houden of hebben, hem in zijne macht hebben, geheel beheerschen. Vgl. De Brune, Bank. II, 365: Kinderen onder de placke houden; Van Effen, Spect. III, 24: Hy durft zyn patroon in 't aanz...

Onder de roos
Spreekwoorden: (1914) Onder de roos,
d.w.z. in het geheim; vertaling van het lat. sub rosa, eene sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw bekende uitdrukking, die we lezen bij Kiliaen: Onder de roose, sub rosa dictum aut factum, dicitur, quod silentii fide stipulata inter lepidos sodales sit aut dicitur; Goedthals, 127: tis onder die roosen gheseyt; Campen, 122: tis onder die Reese...

onder de sim hebben
Spreekwoorden: (1914) Iemand onder de (of het) sim hebben
d.w.z. iemand onder den duim, in zijne macht hebben (Boekenoogen, 925). Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw is de uitdr. onder sim hebben bekend, blijkens Kluchtspel III, 262; zie verder Tuinman I, 328; Sewel, 718: Iemand onder sim houden (in bedwang houden), to keep one in aw; Halma, 810: Iemand onder 't zim houden, tenir quelqu'un dans la...

Onder de voet
Spreekwoorden: (1914) Onder de(n) voet raken (of vallen)
d.i. op den grond vallen; bezwijken; ook: ziek worden. Wellicht is deze uitdrukking ontleend aan een gevecht, waarbij degeen, die valt, onder de voeten der paarden en der krijgslieden raakt; vgl. Parth. 6610: Want hi M. van den orse daer neder stac, dat hi onder die voete lach. Zoo ook enen onder voet(e) riden, - steken, - slaen; onder voet(e) val...

Onder de voet raken
Spreekwoorden: (1914) Onder de(n) voet raken (of vallen)
d.i. op den grond vallen; bezwijken; ook: ziek worden. Wellicht is deze uitdrukking ontleend aan een gevecht, waarbij degeen, die valt, onder de voeten der paarden en der krijgslieden raakt; vgl. Parth. 6610: Want hi M. van den orse daer neder stac, dat hi onder die voete lach. Zoo ook enen onder voet(e) riden, - steken, - slaen; onder voet(e) val...

Onder een gelukkig gesternte geboren zijn
Spreekwoorden: (1914) Onder een gelukkig gesternte geboren zijn.
Vroeger meende men dat de onderlinge stand of de samenkomst van bepaalde sterren op of gedurende zekeren tijd, vooral op het ogenblik van iemands geboorte, invloed kon oefenen op 's menschen lot hier op aarde. Een gelukkig gesternte voorspelde aan hem, die er onder geboren werd, voorspoed en geluk; die ster, die planeet wordt de gelukster genoemd...

Onder een hoedje te vangen zijn
Spreekwoorden: (1914) Onder een hoedje te vangen zijn,
d.w.z. mak zijn, niet veel te zeggen hebben, evenals vogels, die zoo mak of vermoeid zijn, dat men ze onder een hoed kan vangen (zie o.a. Boefje, 105); fri. hy wier sa lyts (mak), dat ik him wol ûnder 'e han (of 'e hoed) biflappe koe; bij Molema, 528 a: Men ken hom wel onder de houd vangen. Vgl. bij Harrebomée III, CLV: Hij is zoo mak...

Onder het juk doorgaan
Spreekwoorden: (1914) Onder het juk doorgaan
Deze uitdrukking is ontleend aan de Romeinen, die als bewijs van diepe vernedering een overwonnen leger lieten doorgaan onder een lage poort, gevormd door twee rechtstandig in den grond gestoken speren, die door een derde verbonden waren (denk aan den slag bij Caudium); vgl. lat. mittere sub jugum; sub jugo mittere of emittere; fr. faire passer pa...

Onder het mes zitten
Spreekwoorden: (1914) Onder het mes zitten,
d.w.z. geschoren worden (Halma, 347), maar ook bij uitbreiding: in benauwdheid, in angst zitten, bepaaldelijk gezegd van hen, die een examen of een onderzoek ondergaan. Vgl. Bank. II, 210: Die onder 't scheer-mes van de krijgh zijn, weten wel hoe harden hand dat mars heeft, om te schrabben; Tuinman I, 227: Ymand onder 't vilmes krygen, iemand vill...

Onder iemands duiven schieten
Spreekwoorden: (1914) Onder iemands duiven schieten.
In eigenlijken zin wil deze uitdr. zeggen: schieten onder de duiven van een ander, wat in vroegeren tijd uitdrukkelijk verboden was. Koning Filips verbood bij plakkaat van 13 April 1559 ‘dat iemand eenige Zwanen of Duiven, met bussen of met bogen zou schieten.... op verbeurte de eerste reize van vijf en twintig gulden, te appliceeren ten beh...

Onder in de zak vindt men de rekening
Spreekwoorden: (1914) Onder in den zak vindt men de rekening,
d.w.z. de onaangename gevolgen komen achteraan; het einde draagt den last; vgl. Tuinman I, 136: 't Gaat met vriendschap en genoegen toe zo lang die (koopers) op de merkt koopen, en de verkoopers leveren. Maar onder in den zak vind men de rekening; bl. 240: Het einde kroont het werk, maar 't gebeurt ook wel, dat het einde den last draagt en onder i...

onder ogen
Spreekwoorden: (1914) Iemand (of iets) onder de oogen zien
d.w.z. iemand niet vreezen; een gevaar, eene moeilijkheid, vergeleken bij een persoon, die vrees inboezemt, van naderbij durven beschouwen, er niet tegen opzien, niet vreezen1). Vgl. Pers, 678 a: Zy waren afgerechter om papen en monnicken te knevelen, als hunne vyanden onder oogen te sien; Vondel III, 401: Die durreven wel sien soo eerelyck (d.i. ...

Onder vier ogen
Spreekwoorden: (1914) Onder vier ogen,
d.w.z. zonder het bijzijn van een derde, door het oor van een turfmand (Harreb. II, 64). Zie Huygens, Zeestraet, vs. 487: Maer, wilt ghy tusschen ons' vier ogen en vier ooren een' nieuwen overslagh van wat meer voordeels hooren?; Tuinman I, 201: Tusschen vier ogen; Sewel, 589: Onder (of tusschen) vier ogen, face to face, without witnesses; hd. ...

Onder water zijn
Spreekwoorden: (1914) Onder water zijn,
d.w.z. weg zijn; aan het zwieren zijn; eig. van een duiker, die eenigen tijd onzichtbaar is. Hier toegepast op een dronkaard, die te veel van het nat houdt; vgl. Belg. Mus. 6, 191: Die te sere dronken sijn ende die eens rijcs mans kindekijn dicke leert te water gaen, daer leidt seldentijt coren (?) aen; Trou m. Bl. 10: Ghy sijt gaeren bijden water...

Onder zeil gaan
Spreekwoorden: (1914) Onder zeil gaan,
d.w.z. vertrekken; ook: naar bed gaan, 't anker gaan winden1); inslapen; eig. gezegd van een schip, dat de zeilen hijscht om te vertrekken (eertijds t' seil gaen) en dan onder de zeilen ligt (vgl. fr. être sous voile); hd. unter Segel gehen, abfahren; eng. to get under sail. Zie Winschooten, 249; Huygens, ogentroost, 724 en Brandt, De Ruite...

onderspit delven
Spreekwoorden: (1914) Het onderspit delven,
d.w.z. overwonnen worden, het slechtst van eene zaak afkomen, er het ongunstigst aan toe zijn, aan het kortste eind trekken. Bij het graven of delven van een sloot of een gracht staat de eene arbeider boven, de andere met groote laarzen in de modder of in het water en delft het onderspit, d.i. de onderste laag. In Zuid-Afrika spreekt men nog van o...

onderste boven gooien
Spreekwoorden: (1914) Iets onderste boven gooien (of smijten)
d.i. wat het onderst ligt naar boven, bovenop gooien, iets overhoop gooien; mnl. dat op neder werpen of dat op dat neder werpen. Vgl. voor het Mnl. Denkm. III, 200, 11: Het wart gheleit doverste steen daer donderste lach1); Froissart, 146: Twaer beter dat Gent ommekeert waere ende dat dat onderste van der stede upperste lage2); Hooft, Ged. I, 93, ...

ondervinding is de beste leermeester
Spreekwoorden: (1914) De ondervinding is de beste leermeester(es),
eene waarheid die de Romeinen uitdrukten door usus magister est optimus (Cicero) of est rerum omnium magister usus (Caesar); in 't gri. ἡ δ᾽ ὁμιλία παντων βροτοισι γίγνεται διδάςκαλος (Euripides, Androm. 683); mlat. experiantia (est) rerum magistra. Vgl. P. Fredericq, Ndl. Proza in de 16<sup>de&...

ongelikte beer
Spreekwoorden: (1914) Een ongelikte beer,
d.w.z. een onbeschoft, ongemanierd mensch; hd. ein ungeleckter Bär; fr. un ours mal léché; eng. an unlicked cub. Deze uitdr. heeft haar ontstaan te danken aan het oude, reeds bij de Romeinen3) bestaande, volksgeloof, dat de jonge ontijdig geboren beertjes hun fatsoen krijgen, doordat de moeder ze gestadig likt. Vgl. Bartholomeus...

ongelovige Thomas
Spreekwoorden: (1914) Een ongeloovige Thomas,
d.w.z. iemand die niet spoedig iets gelooft, niet gauw te overtuigen is. Herinnering aan den Bijbel, Joh. XX, 25; vgl. Campen, 43: ick slachte die onghelovige Thomas, ick moet tasten ende voelen. Zie verder Harrebomée II, 329 b; C. Wildsch. VI, 8; Ndl. Wdb. X, 1620; Antw. Idiot. 1236; Claes, 235; fr. être incrédule comme Saint-...

ongeluk
Spreekwoorden: (1914) Een ongeluk komt nooit (of zelden) alleen.
Deze gedachte vinden we in de klassieke talen op verschillende wijzen uitgedrukt; in het Latijn o.a. door nulla calamitas sola; fortuna obesse nulli contenta est semel of aliud ex alio malum, het eene ongeluk komt uit het andere voort, sleept een ander na zich3). Bij ons komt ze in de latere middeleeuwen voor4), alsook bij Plantijn: Een ongeluck k...

ongeluk komt nooit alleen
Spreekwoorden: (1914) Een ongeluk komt nooit (of zelden) alleen.
Deze gedachte vinden we in de klassieke talen op verschillende wijzen uitgedrukt; in het Latijn o.a. door nulla calamitas sola; fortuna obesse nulli contenta est semel of aliud ex alio malum, het eene ongeluk komt uit het andere voort, sleept een ander na zich3). Bij ons komt ze in de latere middeleeuwen voor4), alsook bij Plantijn: Een ongeluck k...

ongemakkelijk zeeschip
Spreekwoorden: (1914) Een ongemakkelijk (of een lastig) zeeschip,)
d.w.z. een onhandelbaar mensch; eig. een groot, plomp schip, dat moeilijk te besturen is, waarmede geen land te bezeilen is. Zie Tuinman I, 148: t Is een moeyelijk zeeschip; Van Effen. Spect, VI, 228: De Kamenier is een ongemaklyk zeeschip, en kan met niemand accordeeren; Sewel, 981: 't Is een lastig zee-schip, het is een lastig mensch om meê...

Ongenode gasten zet men buiten de deur
Spreekwoorden: (1914) Ongenoode gasten zet men buiten de deur
of zooals men in de middeleeuwen zeide die onghebeden te hove comt sit achter die dore, retro sedet ianuam non invitatus ad aulam; assideat ianuae non invitatus honeste (Prov. Comm. 268; Goedthals, 78); De Brune, 12:

Ongezouten
Spreekwoorden: (1914) Ongezouten,
voorkomend in de uitdrukking iemand ongezouten iets zeggen, d.i. uiterst openhartig, zonder zich aan de eischen der wellevendheid te storen. Eig. zijne gevoelens niet cum grano salis uiten, zoodat het minder aangename niet door eene aardige wending wordt verzacht (vgl. het fr. la vérité demande un peu de sel, en Erasmus, Lof der Soth...

Onkruid vergaat niet
Spreekwoorden: (1914) Onkruid vergaat niet,
d.w.z. ‘de nutteloozen of onwaardigen blijven het langst leven, groote deugnieten leven lang’; lat. mala her ba difficulter moritur. Eene zegswijze, die wellicht reeds in de middeleeuwen bestond2) en die we in de 16<sup>de<-sup> eeuw lezen bij Goedthals, 58: Quaet cruyt bederft noode, mauvaise herbe croist soudain; Prov. Co...

ontspringen
Spreekwoorden: (1914) Den dans ontspringen,
d.w.z. het gevaar ontkomen. Men kan dans hier opvatten in den zin van strijd (ook het nhd. tanz wordt sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw in dien zin gebruik), of in dien van doodendans, waarvan voorstellingen in de middeleeuwen

oog
Spreekwoorden: (1914) Een oog op iemand (of iets) hebben
d.w.z. zijne aandacht op iemand of iets vestigen, dat men wenscht uit te kiezen (18<sup>de<-sup> eeuw). Ook in Zuid-Nederland zegt men: een oog op iemand (of iets) slagen of hebben, er naar trachten: Hij heet 'en oogsken op oe' zuster (zie o.a. Antw. Idiot. 887). Hiernaast een goed oog(je) op iemand hebben, iemand welwillend, gunstig g...

oog in het zeil houden
Spreekwoorden: (1914) Een oog (oogje) in het zeil houden.
‘Oog in het seil houden: dit is het werk van een goed seeman, om geduurig op sijn hoede te sijn:.... oneigenlijk: op sijn beroep passen, een waakend oog houden’ (Winschooten, 249). De uitdr. komt in de

Oog om oog en tand om tand
Spreekwoorden: (1914) Oog om oog en tand om tand.
Uitdrukking van het jus talionis, het recht der wedervergelding bij de Israëlieten; zie Exod. XXI, 23-24: Maer indiender een dootlick verderf sal zijn: so sult ghy geven ziele voor ziele, ooge voor ooge: tant voor tant, hant voor hant, voet voor voet. Vgl. het. Ndl. Wdb. X, 2259; Mnl. Wdb. V, 45 (oghe voir oghe, tant voir tant; ook oghe om og...

oog op iemand hebben
Spreekwoorden: (1914) Een oog op iemand (of iets) hebben
d.w.z. zijne aandacht op iemand of iets vestigen, dat men wenscht uit te kiezen (18<sup>de<-sup> eeuw). Ook in Zuid-Nederland zegt men: een oog op iemand (of iets) slagen of hebben, er naar trachten: Hij heet 'en oogsken op oe' zuster (zie o.a. Antw. Idiot. 887). Hiernaast een goed oog(je) op iemand hebben, iemand welwillend, gunstig g...

oog van de meester maakt het paard vet
Spreekwoorden: (1914) Het oog van den meester maakt het paard vet,
d.w.z. het persoonlijk toezicht maakt dat er zorg voor eene zaak gedragen wordt, dat men ze niet verwaarloost. Reeds bij Xenophon,

oog wil ook wat hebben
Spreekwoorden: (1914) Het oog wil ook wat hebben,
‘de goede smaak heeft ook zijn eisch, men is ligt genegen, om de innerlijke deugdelijkheid aan den vorm, aan het uiterlijk aanzien op te offeren’1). Deze zegswijze vindt men in C. Wildsch. III, 37: Zij zal met den man moeten huishouden; en ook, het oog wil ook wat hebben, en zij weet best wie zij lief heeft; bl. 271: Nu je moet mij een...

Oogappel
Spreekwoorden: (1914) Oogappel.
In den Bijbel wordt de oogappel voorgesteld als het dierbaarste wat men bezit; vgl. Zach. 2, 8: Die u-lieden aenraeckt, die raeckt sijnen (des Heeren) oogh-appel aen. Vandaar uitdrukkingen als iemand bewaren, bewaken, beminnen als zijn oogappel; zie Deut. 32, 10: Hy voerde hem rontomme, hy onderwees hem, hy bewaerde hem, als sijnen ogen-appel. Al...

Ooilam
Spreekwoorden: (1914) Ooilam,
d.i. eig. een wijfjeslam, doch ook een kostbaar, dierbaar bezit, eenig in zijne soort voor den bezitter. Dit gebruik is ontleend aan 2 Sam. 12, vs. 3: De arme hadde gantsch niet, dan een eenich kleyn oylam... het at van sijne bete, ende dronck van sijnen beker, ende sliep in sijnen schoot, ende het was hem als eene dochter; Ndl. Wdb. X, 23442).

Oom Jan
Spreekwoorden: (1914) Oom(e) Jan,
d.i. een ironische naam voor den lommerd; ook wel Jan Snotneus geheeten (Boekenogen, 1321); in Gron. de lange lepel.3) In de 16<sup>de<-sup> eeuw bij Zuidndl. schrijvers alleen mijn oom (oomken, oompjen) genoemd, dat thans in Zuid-Nederland nog de gewone benaming is (De Bo, 749), terwijl thans in Noord-Nederland gebruikt wordt oom(e) ...

Oom Kool
Spreekwoorden: (1914) Oom Kool.
Zoo werd en wordt dial. nog schertsend een sukkel genoemd. Sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw bekend, o.a. bij Ogier, De Seven Hoofts. 167: Hoe sat Oom Cool en sagh met een Backhuys soe grau als Bloet? Zie voor vele plaatsen uit de 17<sup>de<-sup> en 18<sup>de<-sup> eeuw het Ndl. Wdb. XI, 19-20 en vgl. Molema, 307 a...

oor hebben
Spreekwoorden: (1914) Iemands oor hebben (of bezitten)
d.w.z. ‘zijn vertrouwen hebben en daardoor gemakkelijk eene welwilllende aandacht, gehoor bij hem vinden’; bij iemand in de gunst staan. Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw bij ons bekend. Zie Ndl. Wdb. XI, 46 en vgl. Sewel, 591; Halma, 451; Harreb. II, 149; Handelsblad, 21 Juli 1915 (ochtendbl.), p. 3 k. 3: Zeker is het dat met...

oordje
Spreekwoorden: (1914) Hij kijkt alsof hij zijn laatste (of zondags)oordje versnoept had
d.w.z. hij zet een bedremmeld gezicht, hetzelfde als het 18<sup>de<-sup>-eeuwsche ‘kijken alsof men in de sneeuw gepist (of gekakt) heeft’3) Vgl. Harreb. II, 150; Hij kijkt of hij zijn zondags (of laatste) oordje versnoept had; Nkr. VIII, 17 Oct. p. 2; enz. Onder een oordje verstond men een penning, die de waarde had van he...

oorveeg
Spreekwoorden: (1914) Iemand een oorvijg (of oorveeg) geven
d.w.z. iemand een klap, een draai, een veeg om zijne ooren geven4), waarvoor in Vlaanderen soms ook gezegd wordt: iemand een mispel om zijn ooren geven (Schuermans, 381 a). Oorvijg is de oudste benaming; zie Kil.: Oorvijghe, alapa. In nd. dial. (te Kiel) komt ohrfeige (laat mhd. en mnd. orvîge) voor als naam van een klein gebak, in den vorm ...

oorvijg
Spreekwoorden: (1914) Iemand een oorvijg (of oorveeg) geven
d.w.z. iemand een klap, een draai, een veeg om zijne ooren geven4), waarvoor in Vlaanderen soms ook gezegd wordt: iemand een mispel om zijn ooren geven (Schuermans, 381 a). Oorvijg is de oudste benaming; zie Kil.: Oorvijghe, alapa. In nd. dial. (te Kiel) komt ohrfeige (laat mhd. en mnd. orvîge) voor als naam van een klein gebak, in den vorm ...