F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Datum & Land: 01/11/1914, NL
Woorden: 3883


Lust je nog peultjes
Spreekwoorden: (1914) Lustje (of moetje) nog boontjes (of peultjes)?
d.w.z. Heb je nog iets te zeggen of te vragen? Was er nog iets? Wat zeg je daarvan? Soms ook wordt dit door den toehoorder terzijde tegen een ander gezegd, als de spreker iets opmerkt, dat men afkeurt. Zie Ndl. Wdb. XII, 1434 en vgl. Nkr. II, 30 Aug. p. 2: Een nieuwe lachbui was het antwoord met sarkastische vragen als: Waar kom jij vandaan? Moetj...

lusten
Spreekwoorden: (1914) Iemand lusten,
eene Bargoensche uitdr. voor iemand aandurven, met iemand willen vechten; Köster Henke, 42: lussen, ik lus hem, ik wil met hem vechten, ik durf hem aan; Handelsblad, 22 Aug. 1913, p. 2 k. 1 (avondbl.): Zij stoven op tegen den veldwachter; de eerste beet hem toe: Denk er om dat ik je lust; er aan zal je!; Amst. 147: Ik lust er wel tien zoo as ...

Maag
Spreekwoorden: (1914) Maag.
In verschillende zegswijzen komt de maag voor. Zooals in dat ligt me hard in de maag, dat kan ik niet verkroppen, verduwen (Tuinman I, 110; C. Wildsch. II, 213); dat zit me dwars in de maag, daar ben ik mee verlegen (o.a. S.M. 108; Villiers, 75); dat ligt me dwars in de maag (of 17<sup>de<-sup> eeuw in den zin), dat bezwaart me, daar z...

maalt
Spreekwoorden: (1914) Die eerst komt, (die) eerst maalt (of maant)
d.w.z. die het eerst komt, wordt het eerst geholpen, zooals hij, die het eerst met zijn koren aan den banmolen kwam, ook het eerst bediend werd. Sedert de middeleeuwen is de uitdr. bekend, zooals blijkt uit Goedthals, 54: Voren comt, voren maelt, qui premier vient au molin, premier doibt moudre; Prov. Comm. 240: Die eerst ter molen comt, sal eerst...

maant
Spreekwoorden: (1914) Die eerst komt, (die) eerst maalt (of maant)
d.w.z. die het eerst komt, wordt het eerst geholpen, zooals hij, die het eerst met zijn koren aan den banmolen kwam, ook het eerst bediend werd. Sedert de middeleeuwen is de uitdr. bekend, zooals blijkt uit Goedthals, 54: Voren comt, voren maelt, qui premier vient au molin, premier doibt moudre; Prov. Comm. 240: Die eerst ter molen comt, sal eerst...

macht fnuiken
Spreekwoorden: (1914) Iemands macht fnuiken,
d.w.z. verzwakken, de kracht ontnemen; eig. beteekent fnuiken een vogel kortwieken, 17<sup>de<-sup> eeuw ook lede- (of lee-) wieken1), kortwieken2), of zooals men in het Westvlaamsch zegt kortvlerken en in het Brab. kortvleugelen (lat. pinnas incidere; alas intervellere (Otto, 280); fr. rogner les ailes à qqn; hd. einem die Fl&u...

mad
Spreekwoorden: (1914) Iemand op 't mat (of mad) komen
d.w.z. iemand overvallen; in Groningen en Friesland: iemand over 't mat komen (Molema, 257 b). Eene sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw niet zelden voorkomende uitdrukking, die we lezen bij Winschooten, 154: Op het mat komen; van de selfste beteekenis, als: op het slag komen1): het welk de Latijnisten noemen supervenire; Smetius 285: Hij co...

Maf
Spreekwoorden: (1914) Maf,
d.i. slaap, waarnaast een wkw. maffen, slapen, bronzen (o.a. Lvl. 382, een ww. dat onder soldaten en studenten vrij gewoon is; waarschijnlijk

Mager als brood
Spreekwoorden: (1914) Mager als brood,
ook wel broodmager2), d.i. ‘zeer mager (d.i. niet vet, schraal, evenals ongeboterd brood, met woordspeling tusschen de twee bett. van mager)’; zie Ndl. Wdb. III, 1540; 1570; IX, 92 en vgl. kiplekker naast zoo lekker als kip, met woordsp. tusschen de twee bett. van lekker (n<sup>o<-sup>. 1152); ook wel zoo mager als een hout...

magere jaren
Spreekwoorden: (1914) Vette en magere jaren,
d.i. voordeelige en nadeelige jaren, tijden van voorspoed en tegenspoed. ‘Blijkbaar wordt gezinspeeld op de vruchtbare en onvruchtbare jaren in Egypte uit Jozefs geschiedenis, aangeduid door de zeven vette en zeven magere koeien, Genesis 41:18-19’; Zeeman, 295; hd. fette Jahre und magere Jahre; eng. the lean years and the fat years (Pr...

Maling
Spreekwoorden: (1914) Maling hebben aan iemand (of iets)
zich om iemand of iets niet bekommeren, om iemand of iets niet geven, iets niet willen doen. De uitdr. moet vergeleken worden met andere als: de pest aan iemand gezien hebben; ergens een puist aan hebben; het mier hebben aan iets; enz. Vgl. het vroegere den draai aan iets geven (of afhebben; zie n<sup>o<-sup>. 374 en Ndl. Wdb. III, 318...

Maling hebben aan iemand
Spreekwoorden: (1914) Maling hebben aan iemand (of iets)
zich om iemand of iets niet bekommeren, om iemand of iets niet geven, iets niet willen doen. De uitdr. moet vergeleken worden met andere als: de pest aan iemand gezien hebben; ergens een puist aan hebben; het mier hebben aan iets; enz. Vgl. het vroegere den draai aan iets geven (of afhebben; zie n<sup>o<-sup>. 374 en Ndl. Wdb. III, 318...

Maling hebben aan iets
Spreekwoorden: (1914) Maling hebben aan iemand (of iets)
zich om iemand of iets niet bekommeren, om iemand of iets niet geven, iets niet willen doen. De uitdr. moet vergeleken worden met andere als: de pest aan iemand gezien hebben; ergens een puist aan hebben; het mier hebben aan iets; enz. Vgl. het vroegere den draai aan iets geven (of afhebben; zie n<sup>o<-sup>. 374 en Ndl. Wdb. III, 318...

mammon
Spreekwoorden: (1914) Den Mammon dienen
of aan den Mammon offeren, d.i. den rijkdom dienen, alleen voor het geld leven. Mammon is de naam van een Syrischen en Phoenicischen afgod, gelijkstaande met Pluto, den god van den rijkdom bij de Grieken1).

Mammon dienen
Spreekwoorden: (1914) Den Mammon dienen
of aan den Mammon offeren, d.i. den rijkdom dienen, alleen voor het geld leven. Mammon is de naam van een Syrischen en Phoenicischen afgod, gelijkstaande met Pluto, den god van den rijkdom bij de Grieken1).

man een man een woord een woord
Spreekwoorden: (1914) Een man een man, een woord een woord,
d.w.z. een eerlijk man houdt zijn woord; eig. zoo waarlijk als een man in den besten zin van het woord een man is van eer, zoo is ook zijn woord te vertrouwen. Een zeker reeds zeer oude uitdr., die moet dateeren uit den tijd, dat alle vormlooze contracten bindend waren. Volgens Harreb. II, 56 staat zij opgeteekend bij Gruterus II, 140; Witsen 114;...

Man en maagd
Spreekwoorden: (1914) Man en maagd.
Deze verbinding komt alleen voor in man en maagd (ook man en macht; zelfs mannemacht) te hulp roepen, iedereen te hulp roepen, waarin maagd verbasterd is uit maag, blijkens het mnl. man ende maech, d.i. leenmannen en bloedverwanten; vgl. Stoke III, 1396: (Hi) sende uut in elker zide (nl. boden) bede an mannen ende an maghen. Zie verder het Mnl. Wd...

Man en muis
Spreekwoorden: (1914) Man en muis.
In de zegswijze ‘het schip is met man en muis vergaan’, d.w.z. met alles vergaan, alle manschappen zijn vergaan en er is geen muis (alliteratie!) aan ontkomen. Bij Sartorius II, 7, 1: Met kat en met muys, cum omnia funditus pereunt, hoc est, cum ne gluma quidem fit reliquum. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt de uitdrukking o....

Man en paard noemen
Spreekwoorden: (1914) Man en paard noemen.
‘Dat is, van hem duidelijk en omstandig melding doen, als of men zulk een ruiter, op zoodanig een paard beschreef’; Tuinman I, 234. Volgens het Ndl. Wdb. IX, 170 komt deze zegswijze sedert de 16<sup>de<-sup> eeuw voor1). Zie verder Halma, 337: Man en paerd noemen, nommer celui dont on tient une nouvelle; Sewel, 476: Ik noem...

man is het hoofd
Spreekwoorden: (1914) De man is het hoofd.
Deze woorden zijn ontleend aan Ephesen V, 23, waar de apostel Paulus zegt: de man is het hoofd des wijfs. Bekend is het, dat ook gehoord wordt: de man is het hoofd, maar de vrouw is de nek (die het hoofd doet draaien); zie allerlei varianten bij Wander III, 375.

Mank gaan
Spreekwoorden: (1914) Mank gaan,
d.w.z. gebrekkig, kreupel gaan, hinken, dus niet goed gaan; ook in overdrachtelijken zin gebrekkig zijn, evenals het lat. claudicare; fr. clocher; hd. hinken; eng. to halt, in de uitdr. die vergelijking, dat bewijs gaat mank, is gebrekkig, niet juist. Vgl. Hooft, Ned. Hist. 938: O hinkende gelykenis; 300: Hoewel de verweernis groflyk hinkte; Halma...

Mannetjes maken
Spreekwoorden: (1914) Mannetjes maken,
d.w.z. smoesjes maken, gekheid maken, in de dial. zegswijze maak geen mannetjes (Molema, 256), waaraan soms komisch wordt toegevoegd dan komen er ook geen wijfjes; vgl. het fri.: mantsjes meitsje, veel praats hebben. De uitdr. was in de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend, blijkens de Tweede Vijftigh Lustige Historien Johannis Boccatij, anno 1...

Mannetjesputter
Spreekwoorden: (1914) Mannetjesputter.
Onder een mannetjesputter verstaat men een flinken, sterken kerel, een kanjer van een vent, ook wel een ‘mannetjesman’ genoemd. Waarschijnlijk beteekent putter eig. iemand die een stevigen borrel verdragen kan2), en vandaar iemand, die veel verdragen kan, een sterke vent. Het voorgevoegde mannetjes dient tot versterking van het begrip ...

Mans genoeg zijn
Spreekwoorden: (1914) Mans genoeg zijn,
d.w.z. in genoegzame mate een man zijn, mannelijke kracht bezitten, en dus: in staat zijn, t.w. om datgene te doen wat in de bepaling is uitgedrukt; ook voor vrouwen gebezigd. Het hd. kent niet alleen manns genug, maar ook esels genug, narrs genug, enz.; Ndl. Wdb. IV, 1556. In de middeleeuwen zeide men man genoech sijn, zooals thans nog wel in Zui...

mantel is op hem gevallen
Spreekwoorden: (1914) De mantel (zijns meesters) is op hem gevallen
beteekent, dat iemand opvolger en geestverwant zijns meesters is, van denzelfden geest is vervuld en in dezelfde richting wil voortwerken. De zegswijze is ontleend aan het bijbelsche verhaal, dat Elia zijn profetenmantel wierp op de schouders van Eliza, ten teeken, dat hij hem tot zijn dienaar en medewerker verkoos. Zie I Kon. XIX, 19; II Kon. II ...

Manusje van alles
Spreekwoorden: (1914) Een Manusje van alles,
d.i. iemand die voor alle voorkomende bezigheden gebruikt kan worden, die van alle markten thuis is. Manus is een gewone mannennaam, zoodat de uitdr. niets anders beteekent dan een man, die van zessen klaar is; fr. un Jean fait tout. Harrebomée II, 66 citeert: Het is een Manusje van (of in) alles, dat wil zeggen: het is een koopman, bij wie...

martelaars
Spreekwoorden: (1914) Er zijn martelaars en apostelen (of propheten).
Men voegt deze woorden tot troost en bemoediging toe aan iemand, die een tobberd is. Evenals vroeger niet ieder geroepen was om het verheven zendingswerk der Apostelen te verrichten, kan ook thans niet ieder uitmunten in wetenschap en kunst, doch niettemin een nuttig lid der maatschappij wezen, evenals de martelaars, al waren ze lijders, toch het ...

Martha
Spreekwoorden: (1914) Martha,
in de uitdr. eene bedrijvige Martha, d.i. eene bedrijvige vrouw, eene zorgvuldige, drukke huisvrouw; ontleend aan Luc. X, 38-42. Zie Zeeman, 374; Laurillard, 7; Harreb. II, 68 a; Schuermans, Bijv. 193. Ook in het hd. eine geschäftige Martha; eng. to be a (busy) Martha; Zweedsch: beskaeftig Maereta.

masker afwerpen
Spreekwoorden: (1914) Het masker (of de mom) afwerpen,
d.w.z. zich plotseling van zijne vermomming ontdoen; ophouden met veinzen, zijne ware gezindheid of zijne ware bedoelingen laten blijken (Ndl. Wdb. I, 1859; IX, 281); iemand het masker afrukken, aflichten, aftrekken (17<sup>de<-sup> eeuw), zijne veinzerij ten toon stellen, aan de kaak

matador
Spreekwoorden: (1914) Een matador.
Dit woord matador (van matar, het Latijnsche mactare) beteekent in het Spaansch ‘doodslager’, en is ook in Spanje de naam van dengene,

Matschudding maken
Spreekwoorden: (1914) Matschudding maken,
d.w.z. drukte, herrie, (koude) bereddering2), ruzie maken. In dezen zin komt het woord pas in de 19<sup>de<-sup> eeuw voor. In de 17<sup>de<-sup> eeuw verstond men er onder ‘gruis, en die vuiligheid (het sij van Kooren of Rijst ens.) die als de vaartuigen gelost sijn, bij een geveegd, en op een mat te verlugten geleid...

Meden
Spreekwoorden: (1914) Een wet van Perzen en Meden (of Meden en Perzen)
d.i. een vaste regel, waarvan nooit afgeweken wordt. ‘Het spreekwoord is gegrond op de onveranderlijkheid van de eenmaal uitgevaardigde wetten der Meden en Perzen’; zie Esther I, 19; Daniel VI, 9, 13, 16; Harreb. II, 70; Ndl. Wdb. IX, 356; Zeeman, 374; Laurillard, 26; Zondagsblad van Het Volk, 1905 p. 218: Het is een natuurwet, even on...

Meijer
Spreekwoorden: (1914) Tante Meijer (-Betje
eene verbloemende benaming voor het privaat (mlat. camera privata), de bestekamer (zie n<sup>o<-sup>. 216), waarheen de keizer te voet gaat2), de W.C. (eng. watercloset); fri. it hûskje; dial. het huiske, huisie(n) (o.a. Boekenogen, 359; Houben, 97; Gunnink, 227), 16<sup>de<-sup> eeuw harmen's huysken (Teuthonista), ...

meisje van drie kruisjes
Spreekwoorden: (1914) Een meisje van drie kruisjes,
d.i. een meisje van dertig jaar. Met de kruisjes worden de tientallen bedoeld, die door een kruisje (X) worden voorgesteld. Wellicht is de zegswijze ontleend aan de gewoonte om den ouderdom eener koe door middel van kruisjes op hare horens aan te geven. Vgl. Sart. III, 1, 23: limen senectae tenet, hy heeft die ses kruycen al op sijn hoornen; Bank....

melk optrekken
Spreekwoorden: (1914) De (of zijn) melk (of room) optrekken
d.w.z. zijn woord terugnemen, aan zijne belofte niet voldoen, zich niet houden aan wat men eerst verzekerd, beweerd of beloofd heeft. In eig. zin gezegd van eene koe: geen melk meer geven, bijv. eenigen tijd vóór het kalven of als zij door een onbedrevene gemolken wordt. Vroeger werd de koe trekt haar melk op gezegd van iemand die zi...

melkkoe
Spreekwoorden: (1914) Een melkkoe(tje),
d.w.z. eene mielkgevende koe; bij overdracht een persoon, van wien men bij voortduring voordeel trekt, dien men uitzuigt; eene rijke bron van inkomsten; in Twente: 'n melkbeesken. Eene in de latere middeleeuwen bekende benaming; vgl. Spreuken, 38: 't Is hem al een guede melckte coe1); Campen, 84: 't Is hem al een guede melckte Koe gewest; Van Lumm...

Men kan er geen touw aan vastknopen
Spreekwoorden: (1914) Men kan er geen touw aan vastknoopen (of vastmaken)
d.w.z. men kan er niets van begrijpen; men heeft er geen ‘houvast’ aan; er is geen kop aan te krijgen2); men kan niet weten, waar het eind aan vast is (Winschooten, 57; Sewel, 213); in het Zaansch: ik kan er geen onderband an vast krijgen of ik kan er geen onderband van krijgen (Boekenoogen, 685); in Limb.: ik kan er geen doorband van ...

Men kan er geen touw aan vastmaken
Spreekwoorden: (1914) Men kan er geen touw aan vastknoopen (of vastmaken)
d.w.z. men kan er niets van begrijpen; men heeft er geen ‘houvast’ aan; er is geen kop aan te krijgen2); men kan niet weten, waar het eind aan vast is (Winschooten, 57; Sewel, 213); in het Zaansch: ik kan er geen onderband an vast krijgen of ik kan er geen onderband van krijgen (Boekenoogen, 685); in Limb.: ik kan er geen doorband van ...

Men kan geen ijzer met handen breken
Spreekwoorden: (1914) Men kan geen ijzer met handen breken,
d.w.z. het onmogelijke is niet te doen. Bij Sartorius I, 10, 78 lezen we: Ghy wilt het ys met de handen breecken, en zoo is er tot in het begin dezer eeuw in alle spreekwoordenverzamelingen sprake van ijs en niet van ijzer1). Eerst Weiland geeft op: Men kan geen ijzer met handen breken’. Zie Harrebomée III, 216; Joos, 100; Waasch Idio...

Men kan niet weten hoe een koe een haas vangt
Spreekwoorden: (1914) Men kan niet weten hoe eene koe een haas vangt,
d.w.z. men kan niet weten, hoe iets heel onwaarschijnlijks toch gebeurt; hoe een dwaze poging, aan wier slagen men twijfelt, toch gelukt. De

Men moet de huid van de beer niet verkoopen voordat hij gevangen is
Spreekwoorden: (1914) Men moet de huid van den beer niet verkoopen, voordat hij gevangen is.
Men moet niet beschikken over een voordeel of eene winst, die nog moet worden behaald; een spreekwoord blijkbaar aan een verhaal ontleend.1) In de 16<sup>de<-sup> eeuw vinden we in een stuk uit het jaar 1561: ‘Waerop Myn Heere de Cardinael (Granvelle) ten antwoorde heeft gegeven, niet gewoonlyk te zijn 't vel van den beer te deyl...

Men moet geen hei roepen voor men over de brug is
Spreekwoorden: (1914) Men moet geen hei roepen, voor men over de brug is,
d.w.z. men moet niet al te voorbarig zijn, ‘men moet geen triumphliet singen voor de victorie’; eig.: men moet het trekdier niet stil laten staan voor het over het moeilijke punt heen is.2) Vgl. Bijbel van Deux Aes, kantt. op I Kon. 20, 11: Hy en segghe niet huy, eer hy oever den berch koemt; Mergh, 38: Roept geen hey of ghy zijt daer ...

Men moet geen oude bomen verzetten
Spreekwoorden: (1914) Men moet geen oude boomen verzetten (of verplanten).
Eigenlijk van boomen gezegd, die oud geworden reeds diep wortel geschoten hebben, en die bij verplaatsing niet kunnen aarden en doodgaan. Overdrachtelijk toegepast op oude menschen, die lang ergens gewoond hebben en dan moeten verhuizen. Dikwijls kunnen zij niet gewennen in hun nieuwe woonplaats, beginnen te sukkelen en sterven spoedig. Zie Sart. ...

Men moet geen oude boomen verplanten
Spreekwoorden: (1914) Men moet geen oude boomen verzetten (of verplanten).
Eigenlijk van boomen gezegd, die oud geworden reeds diep wortel geschoten hebben, en die bij verplaatsing niet kunnen aarden en doodgaan. Overdrachtelijk toegepast op oude menschen, die lang ergens gewoond hebben en dan moeten verhuizen. Dikwijls kunnen zij niet gewennen in hun nieuwe woonplaats, beginnen te sukkelen en sterven spoedig. Zie Sart. ...

Men moet geen oude schoenen verwerpen voordat men nieuwe heeft
Spreekwoorden: (1914) Men moet geen oude schoenen verwerpen, voordat men nieuwe heeft,
d.w.z. men offere niet iets op, voordat men weet iets anders en beters er voor in de plaats te krijgen. Zie Spieghel, 273; Cats I, 493 en 502:

Men moet geen slapende honden wakker maken
Spreekwoorden: (1914) Men moet geen slapende honden wakker maken,
d.w.z. een sluw (of oneerlijk) mensch moet men niet waarschuwen; men moet geen moeilijkheden, die men mijden kan, veroorzaken. In het middeleeuwsch Latijn lezen we:

Men moet het ijzer smeden als het heet is
Spreekwoorden: (1914) Men moet het ijzer smeden als het heet is,
d.w.z. men moet eene gunstige gelegenheid niet ongebruikt voorbij laten gaan; de gelegenheid waarnemen, als die zich voordoet. De uitdr. wordt aangetroffen in het mlat. dum calidum fuerit debetur cudere ferrum; ferrum quando calet cudere quisque valet; tundatur ferrum, sum novus

Men moet leven en laten leven
Spreekwoorden: (1914) Men moet leven en laten leven,
volgens sommigen eene navolging van het hd. leben und leben lassen, dat het eerst door Wieland (1733-1813) gebruikt is, en daarna door Lessing, Möser en Goethe.2) Bij ons komt de zegswijze evenwel reeds in de 17<sup>de<-sup> eeuw voor (anno 16043)); ook bij Tuinman II, 108 (anno

Men moet niet over ijs van één nacht gaan
Spreekwoorden: (1914) Men moet niet over ijs van één nacht gaan,
d.w.z. men moet niet te spoedig handelen, doch zich eerst eens bedenken; niet iets ondernemen zonder waarborgen van slagen. Evenmin als ijs van één nacht ‘daer geen balcken onder zijn’ (Poirters, Mask. 2231) te vertrouwen is, kan men handelen naar een eerste meening; bij nader inzicht kon die wel eens blijken op geen goed...

Men moet niet verder springen dan de pols lang is
Spreekwoorden: (1914) Men moet niet verder springen dan de pols lang is.
Springt men verder dan de polsstok lang is, dan bereikt men den overkant niet en moet men in het water vallen (Spieghel, 269: niemand springht verder als sijn pols vermach1)); bij overdracht: regel uwe daden naar uwe krachten; zet de tering naar de nering, of zooals in het Bouc v. Seden staat, vs. 531 vlgg.:

Men moet rijden en omzien
Spreekwoorden: (1914) Men moet rijden en omzien,
d.w.z. men moet voorzichtig zijn; eig. men moet als een goed voerman voortkomen en tevens rondzien; men moet flink bij de hand zijn; vandaar op eene vrouw toegepast: zij kan rijden en omzien, zij is bij de hand; zij kan zich goed redden. De uitdrukking komt in de 16<sup>de<-sup> eeuw voor bij Goedthals, 138: Men moet rijden en ommesien...

Men moet stegen voor straten kennen
Spreekwoorden: (1914) Men moet stegen voor straten kennen,
d.w.z. men moet onderscheid weten te maken tusschen menschen van verschillenden rang en stand of van verschillenden aard, en zich daarnaar schikken. Vgl. voor de 16<sup>de<-sup> eeuw Sart. I, 2, 35: kent steghen voor straten, dat aldaar gelijkgesteld wordt aan ‘ghij moet rijden en omsien’; 7, 62: Hy weet goet ende quaet, hy...

Men moet vossen met vossen vangen
Spreekwoorden: (1914) Men moet vossen met vossen vangen,
d.i. men moet slimme menschen door slimheid verschalken; ‘men moet slimheid tegen slimheid overstellen, om tot zijn oogmerk te geraken’2). De spreekwijze komt voor bij Servilius, 257*: Men moet vossen met vossen vanghen; Sart. I, 2, 71: Vulpinari cum vulpe, ἀλωπεκίζειν πρὸς ἑτέραν ἀλώπεκα3), vossen me...

Men noemt geen koe bont of er is een vlekje aan
Spreekwoorden: (1914) Men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan,
d.w.z. voor een algemeen (slecht) gerucht omtrent iemand bestaat altijd wel eenige grond; immers er is geen rook zonder vuur3) of er luidt nooit een klok of er is een klippel (Waasch Idiot. 359). In de eerste spreekwoordenverzamelingen luidt deze spreekwijze: men heet gheen koe colle si en heeft wat wits voer haren bolle (Prov. Comm. 500); in de P...

Men wandelt niet straffeloos onder de palmen
Spreekwoorden: (1914) Men wandelt niet straffeloos onder de palmen,
d.w.z. men verkeert niet in Oost-Indië zonder er verbruind of ziekelijk te worden. Zie Daum, Raad v. I. 143: De blanke menschen, die insinueerden, dat men niet ongestraft kon loopen in der palmen schaduw, terwijl zij in de tropen een leven leiden, dat hen ziek moest maken1). De zegswijze luidt in het hd. es wandelt niemand ungestraft unter Pa...

Men wordt eerder door een strontkar overreden dan door een koets
Spreekwoorden: (1914) Men wordt eerder door een strontkar overreden dan door een koets,
d.w.z. van gewaande grooten kan men eene hondsche behandeling eerder verwachten dan van werkelijk aanzienlijken; dikwijls als minachtend

Menistenbruiloft
Spreekwoorden: (1914) Menistenbruiloft.
Hieronder verstond en verstaat men het ledigen der beerputten, den druivenwingerd snoeien2), dat bij nacht geschiedt, met woordspel tusschen bruid, sponsa, en het nu verouderde bruid, stercora liquida, drek, welke gelijkheid in vorm aanleiding gaf tot allerlei uitdrukkingen als de vuile bruid (drek); de bruid uitdragen, - trouwen, - leiden, den be...

menistenleugen
Spreekwoorden: (1914) Een menistenleugen (-streek).
‘Een waarheid zeggen en een waarheid verzwijgen, - vooral ten halve de waarheid zeggen en den schijn aannemen, dat ze geheel en ten volle is medegedeeld, het antwoord op een vraag ontduiken en toch den vrager in den waan brengen, dat er niets aan het antwoord ontbreekt’, wordt door de niet-doopsgezinden wel eens met den naam van menist...

mens wikt en God beschikt
Spreekwoorden: (1914) De mensch wikt en (of maar) God beschikt
d.i. 's menschen willen en wenschen komen niet altijd overeen met den wil van God; immers die man penst ende God een ander1), zooals men in de middeleeuwen zeide. De gedachte is ontleend aan den Bijbel, Spreuken XVI, 9: Het herte des menschen overdenckt sijnen wech: maer de Heere stiert sijnen ganck; vgl. ook vs. 1; XIX, 21; Smetius, 124: Menschen...

mens zijn zin is een mens zijn leven
Spreekwoorden: (1914) Een mensch zijn zin, is een mensch zijn leven,
d.w.z. als men datgene doet, wat men aangenaam vindt, heeft men genoegen in het leven; wanneer men het ambt zijner keuze waarneemt, doet men dat met genoegen; vandaar: ieder moet weten waar hij trek in heeft; Ndl. Wdb. VI, 550. Vgl. Gruterus I, 115; De Brune, 340:

merd
Spreekwoorden: (1914) Merd (of mert) aan iets hebben
d.w.z. maling hebben aan iets of iemand, zich om iets niet bekommeren, er ‘dril’ aan hebben (Opprel, 53 a), er ‘schijt’ aan hebben, dat volkomen hetzelfde beteekent, daar mert (zie Coster, 33, vs. 696) het fransche merde (stercus) is. In de Zaanstreek zegt men de mirt (of een mirt) aan iets hebben (Boekenoogen, 640); vgl. o...

Merd aan iets hebben
Spreekwoorden: (1914) Merd (of mert) aan iets hebben
d.w.z. maling hebben aan iets of iemand, zich om iets niet bekommeren, er ‘dril’ aan hebben (Opprel, 53 a), er ‘schijt’ aan hebben, dat volkomen hetzelfde beteekent, daar mert (zie Coster, 33, vs. 696) het fransche merde (stercus) is. In de Zaanstreek zegt men de mirt (of een mirt) aan iets hebben (Boekenoogen, 640); vgl. o...

Merenberg
Spreekwoorden: (1914) Hij is rijp voor Meerenberg
wordt gezegd van iemand die dwaas doet, zich gek aanstelt, dwaze streken uithaalt; minder gebruikelijk van iemand die in zijn geest-

mert
Spreekwoorden: (1914) Merd (of mert) aan iets hebben
d.w.z. maling hebben aan iets of iemand, zich om iets niet bekommeren, er ‘dril’ aan hebben (Opprel, 53 a), er ‘schijt’ aan hebben, dat volkomen hetzelfde beteekent, daar mert (zie Coster, 33, vs. 696) het fransche merde (stercus) is. In de Zaanstreek zegt men de mirt (of een mirt) aan iets hebben (Boekenoogen, 640); vgl. o...

mert aan iets hebben
Spreekwoorden: (1914) Merd (of mert) aan iets hebben
d.w.z. maling hebben aan iets of iemand, zich om iets niet bekommeren, er ‘dril’ aan hebben (Opprel, 53 a), er ‘schijt’ aan hebben, dat volkomen hetzelfde beteekent, daar mert (zie Coster, 33, vs. 696) het fransche merde (stercus) is. In de Zaanstreek zegt men de mirt (of een mirt) aan iets hebben (Boekenoogen, 640); vgl. o...

Met alle winden meewaaien
Spreekwoorden: (1914) Met alle winden (mee)waaien,
d.w.z. ieder naar den mond praten, met alle partijen medegaan, geen zelfstandige meening hebben; mnl. met alle(n) winde(n) seilen (vgl. ook Campen, 102) en met alle winden waeyen. Ook later zeer gewoon o.a. bij Anna Bijns, Refr. 35; 82; 61: met allen winden draeyen; Goedthals, 141: men sal niet waeyen met alle winden, il ne faut trop ployer a vent...

Met alle winden waaien
Spreekwoorden: (1914) Met alle winden (mee)waaien,
d.w.z. ieder naar den mond praten, met alle partijen medegaan, geen zelfstandige meening hebben; mnl. met alle(n) winde(n) seilen (vgl. ook Campen, 102) en met alle winden waeyen. Ook later zeer gewoon o.a. bij Anna Bijns, Refr. 35; 82; 61: met allen winden draeyen; Goedthals, 141: men sal niet waeyen met alle winden, il ne faut trop ployer a vent...

Met andermans kalf ploegen
Spreekwoorden: (1914) Met een ander(man)s kalf ploegen.
‘Deze spreekwijze wordt gebezigd om aan te duiden, dat men zich van de hulp van een ander bediend heeft, maar onder den schijn van eigen werk te leveren. De uitdr. is ontleend aan de geschiedenis van Simson. Zooals in Richt. 14 verhaald wordt, waren de Filistijnsche bruiloftsgasten van Simsons bruid te weten gekomen wat de oplossing was van ...

Met bekwame spoed
Spreekwoorden: (1914) Met bekwamen spoed,
d.w.z. met passenden spoed. Het bijv. naamw. bekwaam heeft hier nog de vroeger zeer gewone bet. als afleiding van bekomen, dat eertijds passen, voegen (eng. to become) beteekende. Vgl. ook te bekwamer tijd, dat nog niet in onbruik is geraakt; Plantijn: Bequame tijt, temps oportun, temps convenable, oportunum tempus.

Met blindheid geslagen zijn
Spreekwoorden: (1914) Met blindheid geslagen zijn,
d.w.z. verblind zijn, volkomen gebrek hebben aan inzicht. De spreekwijze is ontleend aan den bijbel, Deut. XXVIII, 28: De Heere sal u slaen met onsinnigheyt, ende met blintheyt, ende met verbaestheyt des herten.

Met de deur in huis vallen
Spreekwoorden: (1914) Met de deur in huis vallen.
‘Dit drukt uit, dat ymand straks met het openen van de deur binnen stapt, zonder te vragen, en antwoord te wachten, of men ook inkomen mag. 't Wordt toegepast op zulke, die zonder omwegen of vertoeven iets verrichten’ (Tuinman I, 157). Oorspr. wil dus de uitdr. zeggen zonder te kloppen of te waarschuwen binnenkomen (in een woning, waar...

Met de Franse slag
Spreekwoorden: (1914) Met den (of een) Franschen slag
d.w.z. niet degelijk, niet grondig, onnauwkeurig, slordig en half. In de 17<sup>de<-sup> en 18<sup>de<-sup> eeuw was de uitdrukking bekend als term in de rijkunst. Vgl. Gew. Weeuw. III, 6: Zy verstaan de Fransche slag, d.i. het klappen

Met de gek besluiten
Spreekwoorden: (1914) Met den (of een) gek besluiten of beslaan.
Eene dial. zegswijze, die beteekent met een gekheid besluiten; aan eene zaak, die in ernst behandeld is, met gekheid of scherts een einde maken. Het znw. gek heeft hier de bet. van scherts; vgl. Kil.: Geck, spot, jocus; in gekoft in spot segghen, joco dicere1). Zie verder Sartorius I, 2, 78: hy besluyt het altijt met de geck, de iis, qui natura si...

Met de handen in het haar zitten
Spreekwoorden: (1914) Met de handen in het haar zitten,
d.w.z. in verlegenheid zitten, radeloos zijn. Vgl. Idinau, 286:

Met de handschoen trouwen
Spreekwoorden: (1914) Met den handschoen trouwen,
d.i. bij afwezigheid van den bruidegom met een vanwege dezen met volmacht bekleed persoon trouwen; eene herinnering aan den tijd, toen men eene bevoegdheid aan iemand kon overdragen door hem zijn handschoen te zenden (Grimm, Rechtsalterth.<sup>2<-sup> 154). De oorspr. beteekenis gevoelt men thans niet meer, daar men de uitdr. nu opvat ...

met de hete naald maken
Spreekwoorden: (1914) Iets met de heete naald maken,
d.w.z. iets heel haastig, slordig afmaken; eig. gezegd van een kleermaker of eene naaister, die zoo haastig werkt, dat de naald heet wordt. Zie Halma, 366: Dat kleed is met de heete naald gemaakt, cet habit est fait à la hâte! Sewel, 506: Dat kleed is met een

Met de kippen op stok gaan
Spreekwoorden: (1914) Met de kippen op stok gaan,
d.w.z. reeds bij 't ondergaan der zon naar bed gaan; zeer vroeg naar bed gaan. Onder den stok of den boom verstaat men den staak met dwarsstokken, waarop de kippen in het hok naast elkander zitten te slapen; bij Halma, 220: Met de hoenderen naar bed gaan; vgl. voor de 18<sup>de<-sup> eeuw W. Leevend III, 285: Mama kan wel begrypen, om ...

Met de klompen op het ijs
Spreekwoorden: (1914) Met de klompen op het ijs
d.w.z. onvoorzichtig handelen, niet goed beslagen ten ijs komen, zich wagen op een terrein, waar men niet thuis hoort; zich op domme wijze verpraten. Ook in Groningen: men mout nijt mit de klompen op 't ies komen (Taalg. V, 161); volgens Joos, 101, eveneens in Vlaanderen: met zijn blokken op 't ijs komen. De zegsw. komt in de 18<sup>de<-s...

Met de kous op de kop thuiskomen
Spreekwoorden: (1914) Met de kous op het hoofd (of op den kop) thuiskomen
d.w.z. van eene vergeefsche reis thuiskomen, niet geslaagd zijn: thans veelal gezegd van een examen of een huwelijksaanzoek. De uitdr. is in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon; vgl. o.a. Winschooten, 123: Met de kous op het hoofd 't huis koomen, is een bekend spreekwoord onder de Seeluiden: het welk bij haar oneigendlijk beteekend een...

Met de kous op het hoofd thuiskomen
Spreekwoorden: (1914) Met de kous op het hoofd (of op den kop) thuiskomen
d.w.z. van eene vergeefsche reis thuiskomen, niet geslaagd zijn: thans veelal gezegd van een examen of een huwelijksaanzoek. De uitdr. is in de 17<sup>de<-sup> eeuw zeer gewoon; vgl. o.a. Winschooten, 123: Met de kous op het hoofd 't huis koomen, is een bekend spreekwoord onder de Seeluiden: het welk bij haar oneigendlijk beteekend een...

Met de maat waarmede gij meet zal u weder gemeten worden
Spreekwoorden: (1914) Met de maat, waarmede gij meet, zal u weder gemeten worden,
ook zoo gij meet, zoo wordt gij gemeten, d.w.z. zooals wij anderen behandelen, zullen wij zelf behandeld worden; het kwaad dat wij anderen aandoen, zal aan ons vergolden worden. Het woord is ontleend aan Matth. VII, 2: Want met welck oordeel ghy oordeelt, sult ghy geoordeelt worden: ende met welcke mate ghy metet, sal u weder gemeten worden; Zeema...

met de mantel der liefde bedekken
Spreekwoorden: (1914) Iets met den mantel der liefde bedekken.
‘Waarschijnlijk is deze uitdr. ontleend aan Gen. 9, 23, waar verhaald wordt hoe Sem en Jafet, toen hun vader Noach, door den wijn bevangen, zich onwelvoegelijk ontbloot had, een kleed namen en uit heiligen schroom achteruitgaande, daarmee huns vaders naaktheid bedekten. Nog duidelijker wordt het door de oudere vertaling, daar deze, in plaats...

Met de moedermelk inzuigen
Spreekwoorden: (1914) Met de moedermelk inzuigen,
d.w.z. reeds zeer vroeg, in de prilste jeugd, als zuigeling leeren, daar men meende, dat het kind het karakter kreeg van haar, wier borst het zoog; vgl. Maerlant, Sp. Hist. III<sup>5<-sup>, 32, 82: Ongenaturt (ontaard) was al sijn lijf, want sine amme (voedster) was een quaet wijf; Amand, I, 3264: Si in quaetheden waren ghesoghet; Poir...

Met de mond vol tanden staan
Spreekwoorden: (1914) Met den mond vol tanden staan (of zitten)
d.w.z. niets zeggen ter verdediging, geen woord kunnen uitbrengen, beteuterd zijn; syn. voor snot en vuile boter staan1); eig. alleen tanden en geen tong hebben. Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend; o.a. te vinden in Com. Vet. 85: Daer staen wy dan en kijcken met een mondt vol tanden; Smetius, 243: Daer stond hy met den mond vol tand...

Met de mond vol tanden zitten
Spreekwoorden: (1914) Met den mond vol tanden staan (of zitten)
d.w.z. niets zeggen ter verdediging, geen woord kunnen uitbrengen, beteuterd zijn; syn. voor snot en vuile boter staan1); eig. alleen tanden en geen tong hebben. Sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend; o.a. te vinden in Com. Vet. 85: Daer staen wy dan en kijcken met een mondt vol tanden; Smetius, 243: Daer stond hy met den mond vol tand...

Met de muts naar iets gooien
Spreekwoorden: (1914) Met de muts naar iets gooien (werpen
In de 17<sup>de<-sup> en 18<sup>de<-sup> eeuw beteekende dit: er niet naar kunnen talen, ergens niet aan behoeven te denken; het kwijt zijn; zie V. Moerk. 225;

Met de nachtschuit komen
Spreekwoorden: (1914) Met (of uit) de nachtschuit komen
d.w.z. laat komen; ook: iets nieuws vertellen, dat iedereen reeds weet. Vgl. W. Leevend II, 153: Wat zegt Mama? Dat weet jy wel, wat Mama zegt; kom maar zo niet uit de nagtschuit (doe maar niet alsof je er niets van weet), jou olyke Vos; Harreb. II, 115; Ndl. Wdb. IX, 1446; Boekenoogen, 920: Hij komt altijd met de nachtschuit; hij schreeuwt luid, ...

met de nek aanzien
Spreekwoorden: (1914) Iemand met den nek aanzien.
Hetzelfde als: iemand den nek, den rug toekeeren (Ndl. Wdb. VII, 1982), iem. geen blik waardig keuren, met verachting bejegenen; over schouder aanzien (Winschooten, 253; De Brune, Bank. II, 226; fri. op 'e side oansjen, skouderje). Zie Campen, 109 en 119: Hy siet hem mit den necken aen; R. Visscher, Sinnepoppen, LII: Als zyse arm gemaeckt en uytge...

Met de noorderzon vertrekken
Spreekwoorden: (1914) Met de noorderzon vertrekken,
d.w.z. in den nacht of ook wel bij dag stil heengaan, ongemerkt, dikwijls met veel schulden; er vandoor gaan; de breêveertien opgaan (zie n<sup>o<-sup>. 349). In die landen, waar de zon gedurende een tijd van het jaar niet ondergaat, schijnt zij, wanneer het bij ons nacht is, uit het noorden; vandaar dat men in de 17<sup>de...

Met de stille trom vertrekken
Spreekwoorden: (1914) Met de (of een) stille trom vertrekken (of aftrekken)
d.w.z. stil, ongemerkt vertrekken, zich verwijderen; eene uitdrukking, die ontleend is aan het krijgswezen, en eig. gezegd wordt van soldaten, die zonder de trom te roeren stilletjes aftrekken. Vgl. Vondel, Gijsbr. v. Aemstel, vs. 281: Men brack al heimlijck op en zonder eenigh teken van horen en trompet, of hut in brant te steecken; Brederoo, I, ...

met de vinger nawijzen
Spreekwoorden: (1914) Iemand met den vinger nawijzen,
d.i. eene uitdrukking ter aanduiding van de minachting, welke men voor iemand gevoelt; vroeger ook ter aanduiding van de aandacht en bewondering welke iemand wekt; mnl. met vingers nawisen, - naerwisen; metten vingeren wisen1), hetzelfde als iemand met den vinger aanwijzen, op hem wijzen als op iets buitengewoons, dat bijzonder de aandacht verdien...

Met dubbel krijt schrijven
Spreekwoorden: (1914) Met dubbel krijt schrijven,
d.w.z. de rekening tweemaal zoo groot maken, als ze is; vier voor twee schrijven (16<sup>de<-sup> eeuw; Tijdschr. XXI, 87); vooral van een herbergier gezegd, die twee voor een schrijft (Roode Roos, 177; Moortje, 2751). In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt de uitdrukking voor bij Godewyck, Wittebroodskinderen (anno 1641), bl. 60:...

Met duim en vinger iemand iets instampen
Spreekwoorden: (1914) Met duim en vinger iemand iets instampen.
Eigenlijk moet dit gezegd zijn van voedsel, dat men iemand brokje voor brokje in den mond duwt; bij overdracht van geestelijk voedsel: iemand iets inprenten; mnl. enen metten dume tasten; enen iet ingestampen. In de 17<sup>de<-sup> eeuw komt de zegswijze (naast iemand iets instampen) o.a. voor bij Smetius, 103: Met duymen ende vingeren...

Met een andermans kalf ploegen
Spreekwoorden: (1914) Met een ander(man)s kalf ploegen.
‘Deze spreekwijze wordt gebezigd om aan te duiden, dat men zich van de hulp van een ander bediend heeft, maar onder den schijn van eigen werk te leveren. De uitdr. is ontleend aan de geschiedenis van Simson. Zooals in Richt. 14 verhaald wordt, waren de Filistijnsche bruiloftsgasten van Simsons bruid te weten gekomen wat de oplossing was van ...

Met een anders kalf ploegen
Spreekwoorden: (1914) Met een ander(man)s kalf ploegen.
‘Deze spreekwijze wordt gebezigd om aan te duiden, dat men zich van de hulp van een ander bediend heeft, maar onder den schijn van eigen werk te leveren. De uitdr. is ontleend aan de geschiedenis van Simson. Zooals in Richt. 14 verhaald wordt, waren de Filistijnsche bruiloftsgasten van Simsons bruid te weten gekomen wat de oplossing was van ...

Met een gek besluiten of beslaan
Spreekwoorden: (1914) Met den (of een) gek besluiten of beslaan.
Eene dial. zegswijze, die beteekent met een gekheid besluiten; aan eene zaak, die in ernst behandeld is, met gekheid of scherts een einde maken. Het znw. gek heeft hier de bet. van scherts; vgl. Kil.: Geck, spot, jocus; in gekoft in spot segghen, joco dicere1). Zie verder Sartorius I, 2, 78: hy besluyt het altijt met de geck, de iis, qui natura si...

Met een helm geboren zijn
Spreekwoorden: (1914) Met een helm geboren zijn,
d.w.z. geboren zijn met de gave der voorspelling, vooral wat het overlijden van bloedverwanten of stadgenooten betreft; ook beteekende het vroeger, gelijk nu nog in Zuid-Nederland, hij is gelukkig, alles lukt hem wel (Tuinman I, 33; Joos, 84). In de 16<sup>de<-sup> eeuw (wellicht ook vroeger) bestond het bijgeloof, dat iemand, die met ...

met een kluit in het riet sturen
Spreekwoorden: (1914) Iemand met een kluit(je) in het riet sturen,
d.w.z. iemand met een mooi praatje afschepen, hem den mallen dijk opzenden (17<sup>de<-sup> eeuw), hem met een santje uit de kapel zenden (zuidndl.). De zegswijze komt in de 18<sup>de<-sup> eeuw voor in Willem Leevend V, 132 en VII, 341; verder bij Harreb. I, 148; Het Volk, 30 Oct. 1913, p. 5 k. 2: Dat de Raad als 't ware w...

met een korreltje zout opvatten
Spreekwoorden: (1914) Iets met een korreltje (of een greintje) zout opvatten
d.w.z. iets niet al te letterlijk, iets met een weinig gezond verstand en oordeel opvatten; eene navolging van het lat. addito salis grano, dat voorkomt bij Plinius, Nat. Hist. 23, 8, 149 in een recept voor een tegengift in den zin van ‘onder toevoeging van een korreltje zout’, doch door ons opgevat in den zin van met een weinig versta...

Met een lantaarntje zoeken
Spreekwoorden: (1914) Met een lantaarntje zoeken,
d.w.z. zeer nauwkeurig zoeken, iets zoeken, dat niet gemakkelijk is te vinden; eig. overal in alle hoekjes en gaatjes het licht der lantaarn laten schijnen om het gezochte te vinden. Vooral gebezigd van iemand (of iets), die zeldzaam is, door zijne goede eigenschappen en dus niet gemakkelijk wordt aangetroffen. De uitdrukking kan ontleend zijn aan...