Natuurinformatie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Natuur
Datum & Land: 10/03/2007, NL offline
Woorden: 3716
Rampen in het Mesozoïcum
De middentijd van de aardgeschiedenis, het Mesozoïcum, duurde 185 miljoen jaar. Catastrofen markeren zowel het begin als het einde van deze periode. Het Mesozoïcum was een periode waarin diverse opvallende organismen tot ontwikkeling kwamen. Daarvan spreken de dinosauriërs het meest tot de verbeelding. Hun bloeiperiode was in de Jura (203 tot 144 miljoen jaar geleden) en het Laat-Krijt (99 tot 65 jaar geleden). Ze kenmerken zich door een grote diversiteit en sterke variatie in lichaamsgrootte en leefmilieu. Ondanks hun grote verspreiding was de overgrote meerderheid van de dinosauriërs niet bestand tegen de gevolgen van een catastrofale meteorietinslag aan het einde van het Krijt.
Het grote uitsterven
De grootste crisis die het leven op aarde ooit doorstond, was een ramp aan het einde van het Perm (251 miljoen jaar geleden). Veel plant- en diersoorten stierven toen uit en het verlies aan biodiversiteit was enorm. Geschat wordt dat ongeveer 50 tot 70 procent van alle landsoorten en 70 tot 95 procent van de zeesoorten ophielden te bestaan. Dit massale uitsterven begon in de laatste 20.000 jaar van het Perm. In deze periode verdwijnen de mariene groepen, terwijl de Permische landplanten nog enkele honderdduizenden jaren wegkwijnen. De omvang van deze crisis blijkt vooral uit de herstelfase, of beter gezegd: uit het lange uitblijven ervan. Het duurde ongeveer vier miljoen jaar voordat complexe ecosystemen, zoals bossen weer geheel hersteld waren. De meeste Permplanten en dieren hadden plaatsgemaakt voor Triassoorten.
Rankpotigen
Wetenschappelijke naam: Cirripedia (klasse of onderklasse binnen de Kreeftachtigen)
Rankpotigen behoren tot de geleedpotigen. Het zijn kreeftachtige diertjes met een lichaam dat omgeven is door een schild van kalkplaatjes. Met hun lange, dunne, behaarde poten (cirri), filteren ze voedseldeeltjes uit het water. Bij parasitaire soorten is het lichaam gereduceerd tot een zakje (bijv. bij het Krabbenzakje). Bekende rankpotigen met een vastgehechte levenswijze zijn Zeepokken en de Eendenmossel. Rankpotigen komen uitsluitend in zee voor.
Ransuil
De ransuil broedt in bossen, maar heeft open terrein nodig om te jagen. Het menu van de vogel bestaat vooral uit woelmuizen. Duingebieden met bosjes zijn dan ook ideale plaatsen voor de ransuil. De ransuil is zo`n 36 centimeter lang. De vogel broedt in vrijwel geheel Europa, behalve in het uiterste noorden. Het liefst gebruikt de ransuil een oud ekster- of kraaiennest, soms ook wel eendenkorven. Dichte naaldbossen zijn hierbij favoriet. De jongen worden in augustus zelfstandig, juist wanneer de meeste muizen te vangen zijn.
Namen: Ned: Ransuil Eng: Long-eared owl Fra: Hibou moyen-ducDui: Waldohreule Dan: Skovhornugle Nor: Hornugle Fries: Hoarnüle Ital: Gufo comune Lat: Asio otus
Ransuil
Wetenschappelijke naam: Asio otus
Aantal broedparen in Nederland: 5000-6000 (1998-2000)
Biotoop: allerlei bosgebieden nabij open landschap
Rattenstaartpantservissen
Wetenschappelijke naam: Ptyctodontida (orde binnen de Kaakpantservissen, Placodermi)
Rattenstaartpantservissen zijn uitgestorven pantservissen, die leefden gedurende het Laat-Devoon (ca. 375 tot 360 miljoen jaar geleden). Ze stammen af van de Prikken.
Het waren kleine vissen, met slechts een kort ringvormig rompschild en kopschild aan de achterzijde van de kop. Deze vissen waren in het bezit van een soort kaken.
Realgaar
Een mineraal is een chemische verbinding. Realgaar is een arseensulfide met een glasachtig tot vettigglanzend uiterlijk. Het komt voor als bijproduct van bepaalde ertsaders, in kalksteen of als een vulkanisch product. Vers gedolven is realgaar een doorschijnende steen, maar lang blootgesteld aan licht verpulvert het tot een roodgelig poeder.
Het woord realgaar komt van het Arabische woord `Radj al ghar` = `poeder van de mijn`.
Kleur
De kleur van realgaar is goudrood tot oranjegeel.
Herkomst
Realgaar wordt gevonden in Oost-Europa, Zwitserland, Verenigde Staten, Peru en Saudi-Arabië.
Productie
Het komt als natuurlijk mineraal (zwavelarseen) voor. Men hoeft het mineraal alleen te vermalen en te vermengen met een bindmiddel om het als verf te kunnen gebruiken. Het pigment realgaar kan ook door verbranden van auripigment verkregen worden.
Toepassing
Realgaar werd vanaf de oudheid tot en met de Renaissance in de schilderkunst gebruikt. Tegenwoordig wordt realgaar alleen nog bij restauratiewerk gebruikt omdat het zeer giftig is. Het bevat namelijk arseen.
Recht en beleid in Antarctica
Hoewel veel landen rechten claimen, is geen enkele natie in Antarctica de baas. Het is het laatste continent dat niemand toebehoort. De Internationale Gemeenschap heeft in tal van verdragen afgesproken dat er zeer voorzichtig met de natuur in dit nog onbedorven continent moet worden omgesprongen. Het belangrijkste is het Antarctica Verdrag: hierin staat wat landen mogen, en vooral wat ze niet mogen.
Het Antarctica Verdrag
Het laatste continent dat niemand toebehoord is in de loop der jaren door velen geclaimd. Verdragen moeten ervoor zorgen dat de politieke spanningen onder controle blijven.
Andere verdragen: robbenjacht, visserij, mijnbouw en milieubescherming
De rijkdommen die Antarctica te bieden hebben zouden het milieu in gevaar kunnen brengen als ze geexploiteerd zouden worden.
De noodzaak van nationale antarctische wetgeving
Omdat niet een land de baas is over Antarctica, moet ieder land dat ermee te maken heeft zelf de regels opstellen over het gebruik van het continent. Die regels moeten weer overeenstemmen met de internationale verdragen.
Actuele politieke issues
Illegale visserij en het opkomende toerisme zijn maar twee van de zaken die op dit moment spelen met betrekking tot Antarctica.
Rechtsgestreepte platschelp
Nederlandse naam
Rechtsgestreepte platschelp.
Wetenschappelijke naam
Tellina fabula (Gmelin, 1791).
Behoort tot de
Tweekleppigen (Bivalvia).
Voorkomen in Nederland
Algemeen langs de hele kust, op sommige plaatsen in grote aantallen aanwezig.
Voorkomen in de tijd
De soort komt van oorsprong in Nederland voor.
Belangrijkste kenmerken
Een platte, dunne en teergebouwde met één spitstoelopende zijde. Op de rechterklep zijn fijne streepjes te zien, terwijl de linkerklep glad is. Dit is het enige kenmerk dat deze soort duidelijk van de tere platschelp onderscheidt. De mantelbocht is zeer diep.
Grootte
Tot 2,5 cm lang en 1,8 cm hoog.
Kleur
De kleur van de schelp vertoont een grote variatie: oranje, geel of wit - met of zonder kleurbanden.
Leefomgeving
Rechtsgestreepte platschelpen leven, als een van de weinige tweekleppigen, horizontaal ingegraven in het zand, tot ongeveer 8 cm diep. Ze komen bij de kust voor tot diepten van 50 meter. De rechtsgestreepte platschelp is een kenmerkende soort voor delen van de Noordzee met een vlakke bodem van fijn zand.
Vergelijkbare soorten
De rechtsgestreepte platschelp, de tere platschelp en het nonnetje lijken op elkaar. Het nonnetje is duidelijk steviger en driehoekiger. Platschelpen zijn alleen door de streepjes op de rechterklep van de andere soorten te onderscheiden.
Naamgeving
De naam is afgeleid van de platte vorm van de schelp en de strepen die op de rechterklep aanwezig zijn.
Rechtsgestreepte platschelp
Rechtsgestreepte platschelpen spoelen langs de hele kust algemeen aan tijdens en na aflandige wind. Ze leven, in tegenstelling tot de meeste andere tweekleppigen, horizontaal ingegraven in de zeebodem, tot 10 cm diep. Zoals de naam al zegt is de rechterklep van het doublet schuin gestreept. De andere klep is glad. De schelpen zijn dun en breekbaar en kunnen tot 25 mm groot worden. Ze zijn meestal oranjegeel of wit met bij de top een oranjerode vlek.
Namen: Ned: Rechtsgestreepte platschelp Lat: Tellina fabula (Angulus fabulus, Fabulina fabula) Eng: Fabulina fabulaDui: Gerippte Tellmuschel (Bohnen-Plattmuschel, Rote Bohne) Dan: Fabulina fabula
Reclamesleepvliegtuigen
Het `besluit beperkingen burgerluchtverkeer Waddenzee` verbiedt sinds 1 juli 1999 het vliegen met reclamesleepvliegtuigen boven het stiltegebied van de wadden.
Het verbod voor reclamesleepvliegen kent één uitzondering: Reclamesleepbedrijven die op Texel zijn gevestigd én direct van of naar het vaste land vliegen, mogen dit blijven doen.
Reconstructie evolutie
In de fylogenetische systematiek proberen we de verwantschappen tussen de soorten en de veranderingen van de kenmerken in de loop van de evolutie te achterhalen. Kortom: we proberen de evolutie te reconstrueren. Soortvorming en kenmerkverandering
Bij soortvorming moet tenminste één van beide nieuw gevormde soorten er anders gaan uitzien dan de oudersoort. Anders zouden de nieuwe soorten denken dat ze nog steeds één soort waren. Een nieuwe soort, laten we hem A noemen, is dus een mengelmoes van kenmerken van de oudersoort en één of meer nieuwe kenmerken. Stel, deze soort A splitst zich ook weer in tweeën. Opnieuw zijn de nieuwe soorten (zogenaamde zustersoorten), die wij voor het gemak B en C noemen, een mengelmoes van kenmerken van zichzelf en van oudersoort A. De kenmerken die van de oudersoort overgaan op de nieuwe soorten worden `primitief` (of plesiomorf) genoemd, de nieuw ontwikkelde kenmerken worden `afgeleid` (of apomorf) genoemd. Elke soort is dus een mengelmoes van primitieve en afgeleide kenmerken. Afgeleide kenmerken
Stel, het proces vindt nog eens plaats: soort B splitst zich in de zustersoorten D en E, en soort C splitst zich in de zustersoorten F en G. Uit dit schema blijkt duidelijk dat D en E elkaars naaste verwanten zijn, en F en G idem. Maar dit schema kennen wij in de praktijk niet, we willen het juist reconstrueren. Het enige wat we hebben zijn de kenmerken van D, E, F en G. Deze vier soorten hebben bepaalde kenmerken gemeenschappelijk. Die zijn kennelijk afkomstig van de gemeenschappelijke voorouder A.
Recordhouders onder de krokodillen
De grootste nu
Grootste krokodil die nu leeft is de zoutwaterkrokodil (Crocodylus porosus). Die is vergelijkbaar met een forse auto, met een lengte van iets meer dan 6 meter en een gewicht van meer dan anderhalve ton.
De grootste vroeger
Grootste krokodil ooit is Sarcosuchus imperator. Hij kon tot 12 meter lang worden en leefde 110 miljoen jaar geleden. Fossielen zijn gevonden in de Sahara in Niger in Afrika.
De kleinste nu
Kleinste die nu leeft is de Cuviers Dwergkaaiman (Paleosuchus palpebrosus). Mannetjes worden niet groter dan anderhalve meter, vrouwtjes misschien net 1,20 meter.
De snelste
Snelste is de Australische zoetwaterkrokodil (Crocodylus johnstoni). Een galopperend exemplaar is eens op 17 km per uur geklokt, dus als je vlot kunt rennen lukt het om zelfs aan de snelste krokodil te ontsnappen.
De oudste
De oudste krokodilachtige is Protosuchus. Hij leefde meer dan 200 miljoen jaar geleden in de Trias, was ongeveer een meter lang en had scherpe tanden.
Recreatie en toerisme op Vlieland
Vlieland is bij uitstek een vakantie-eiland. Ongeveer 155.000 mensen bezoeken jaarlijks het eiland. De recreatievormen zijn er extensief. Lokale belangen van recreatieondernemers zijn soms in conflict met de meer nationaal gevoelde natuurbelangen. Verstoring van vogels en aantasting van het landschap kunnen hiervan het gevolg zijn.
Evenals op de andere eilanden is de recreatie de belangrijkste inkomsten bron voor de eilanders. Per jaar bezoeken ruim 155.000 bezoekers het eiland (VVV Vlieland). In 2004 waren het er zelfs 159.000. Zo`n 132.000 mensen worden overgezet door rederij Doeksen (Bron rederij Doeksen). Daarnaast worden er ongeveer 10.000 overgezet door de Vriendschap vanaf Texel (volgens exploitant Vliehorsexpress). Tot slot bezoeken watersporters op eigen gelegenheid het eiland en overnachten op hun eigen boot in de passantenhaven.
De totale logiescapaciteit van het eiland bedraagt ca 7000 bedden. Dit is een onzuiver getal omdat bij diverse tellingen andere normen worden gehanteerd. Tellen de ligplaatsen in de passantenhaven wel of niet mee? Tellen de slaapbanken in de woonkamers van huisjes op de Ankerplaats ook mee? Voor hoeveel bedden wordt een particulier huisje aangeslagen?
Rust als sterkste punt
Vlieland beschikt over een trouwe groep aanhangers die bij herhaling het eiland bezoekt. Het herhalingsbezoek komt in diverse onderzoeken steevast naar voren als 65% of meer. Het succes van Vlieland is het bijzondere karakter dat een rustig eiland nu eenmaal heeft en dat bijna nergens zo goed gevoeld wordt als op het kleinschalige Vlieland.
Recreatie in het Lauwersmeergebied
Het Nationaal Park Lauwersmeer is een geliefd recreatiegebied voor natuurliefhebbers en zonaanbidders. Het hele jaar door komen er wandelaars, fietsers en vaarrecreanten om van de natuur te genieten of om op-in-rond het water te vertoeven. Staatsbosbeheer heeft 11 wandelroutes in het gebied uitgezet die bewegwijzerd zijn met gekleurde routepaaltjes. Daarnaast vindt u op vele plekken prachtige vogelkijkhutten en uitzichtpunten. U kunt een rondje om het Lauwersmeer fietsen aan de hand van een routebeschrijving die gratis bij de VVV`s en bij de recreatieondernemers verkrijgbaar is.
Rond het Nationaal Park is inmiddels veel verblijfsrecreatie mogelijk in hotels, pensions en vakantiehuisjes. Er is een goed geoutilleerde camping aan de noordkant. De enige mogelijkheid om in het Nationaal Park te overnachten is in Kollumerpomp, op Natuurkampeerterrein De Pomp.
Weblink: Natuurkampeerterrein De Pomp http://www.staatsbosbeheer.nl/doen-opvakantie-kamperen-details.asp?LOC_ID=439
Recreatie op Ameland
Populaire recreatievormen op Ameland zijn de vliegsport, fietsen, wandelen, sportvissen, watersport, strandrecreatie en strandjutten.
Recreatie op Schiermonnikoog
De recreatie op Schiermonnikoog kwam langzamerhand op gang in de periode 1850-1940. Tussen 1945 en heden ontwikkelde zich het huidige scala aan activiteiten, en groeide het aantal toeristen tot ongeveer 300.000 per jaar. Het wadlopen en de vormen van natuurstudie op het eiland verdienen speciale aandacht. Ook komt het beleid van de gemeente op het gebied van recreatie en toerisme aan de orde.
Recreatie-activiteiten
Dit kleinschalige eiland is in de eerste plaats uitermate geschikt voor extensieve recreatievormen als strandbezoek, fietsen, wandelen, paardrijden, natuurstudie en -beleving. Daarnaast zijn er diverse excursie mogelijkheden.
Excursies
Staatsbosbeheer organiseert excursies naar de Kroon`s Polders, het Begrazingsgebied en de Nachtexcursie. Het bezoekerscentrum De Noordwester organiseert wadexcursies. Met het omgebouwde legervoertuig De Vliehorsexpress worden excursies naar de Vliehors georganiseerd. Incidenteel zijn er mogelijkheden voor robbentochten en rondvaarten. Voor groepen worden in de arrangementensfeer survivaltochten georganiseerd.
Bezoekerscentrum en musea
Vlieland kent één bezoekerscentrum: Centrum voor Informatie en Educatie De Noordwester. Voor cultuurhistorische onderwerpen kan men terecht in museum Het Tromp`s Huys, Het Armenhuis en rondleidingen in de kerk.
Wandelen
Wandelaars kunnen eventueel gebruik maken van de 3 wandelroutebeschrijvingen `Zandlopen op Vlieland`, uitgegeven door Staatsbosbeheer. VVV en Staatsbosbeheer geven gezamenlijk de wandelroutebeschrijving `Vlieland langs komma, punt en uitzichtspunt uit`. Voor de oriëntatie geeft Staatsbosbeheer in samenwerking met Falk een plattegrond uit.
Overige activiteiten
Kampeerterrein Stortemelk hanteert in het seizoen een eigen recreatieprogramma. De Vlielander ondernemers verenigd in de VVV geven een recreatie krant uit: De Vlieronde.
Er zijn twee maneges, een zwembad, een sporthal en enkele sauna`s en tennisbanen.
Reddingsmuseum Abraham Fock
Wie het nog nooit gezien heeft moet het beslist meebeleven: de lancering van de oude Amelander paardenreddingboot `Abraham Fock`. Tien stoere paarden trekken de boot met donderend geweld van het museum naar het strand en door de branding in zee. Het is een gebeurtenis die herinnert aan vroegere tijden, want als er echt een schip in nood is vaart tegenwoordig de moderne reddingboot Johannes Frederik met hoge snelheid de haven van het eiland uit.
De gehele geschiedenis van het Amelander reddingswezen ontdekt u tijdens een bezoek aan Reddingsmuseum `Abraham Fock`.
In het reddingsmuseum `Abraham Fock` wordt informatie verstrekt over het reddingswerk op Ameland vanaf 1824. Aan de Oranjeweg 18 te Hollum was tot 1988 het Reddingsstation Hollum van de Koninklijke Noord- en Zuidhollandse Reddingsmaatschappij (KNZHRM) gevestigd. Van daaruit werd de paardenreddingboot door tien paarden naar zee gebracht. In 1988 is in de Ballumerbocht een nieuwe reddingsboot gestationeerd: de Johannes Frederik. Het gevolg daarvan was, dat de paardenreddingboot zou verdwijnen.
Dit mocht volgens vele Amelanders niet gebeuren! Er werd een Stichting Paardenreddingboot Ameland opgericht. Met de gemeente Ameland werd afgesproken dat de gemeente de boot en het boothuis van de Reddingsmaatschappij zou overnemen en aan de Stichting in gebruik zou geven. Toen de paardenreddingboot op 17 september 1988 uit dienst werd gesteld, heeft de Stichting via de gemeente de boot en het boothuis in beheer gekregen.
Redlichiide trilobieten
Wetenschappelijke naam: Redlichiida, Redlichiina (orde of onderorde)
Redlichiide trilobieten zijn uitgestorven geleedpotigen, die leefden gedurende het Cambrium (ca. 540-500 miljoen jaar geleden). Ze hadden een grote, halfcirkelvormige tot elliptische, soms gesegmenteerde kop met goed ontwikkelde wangstekels, talrijke lichaamssegmenten en een klein staartdeel. Net als andere trilobieten, had hun lichaam een duidelijke driedeling, zowel in de lengterichting (kop, lichaam, staart), als in de dwarsrichting (een duidelijk afgescheiden middendeel). Trilobieten leefden in zee.
Ree
Ameland en Terschelling zijn de enige Nederlandse waddeneilanden waar reeënpopulaties zijn. Soms steken er reeën over naar Rottumerplaat (het zijn goede zwemmers), maar daar kunnen zij niet overleven. Verder komen reeën vrij algemeen voor in de Hollandse en Zeeuwse duingebieden. Ze zijn ook op Sylt en Föhr te vinden. Het voedsel van reeën is echt dat van fijnproevers: ze eten licht verteerbare, energierijke kost zoals kruiden, grassen, bramen, knoppen en jonge loten van struiken en bomen, bladeren, beukenootjes, paddestoelen, maar ook veel landbouwgewassen.
Namen: Ned: ree (veldree) Eng: roe deer Fra: le chevreuilDui: das Reh Lat: Capreolus capreolus
Regels en organisaties
beleid, recht en wetgeving
internationaal Waddenzeebeleid
Nederlands Waddenzeebeleid
Nederlands Noordzeebeleid
zeerechtMARPOLOsparscheepvaartbeleidvisserijbeleidNota Ruimte
Waddenzeeconferentieswadden werelderfgoed?grenzen Waddenzeemeer
PKB derde nota Waddenzeemeer
beheersvisie Noordzee 2010kustwachtmeer
onderzoek
natuur- en milieu-instellingen
NoordzeeWaddenzeeNIOZ
EcoMareWaddenverenigingNatuurcentrum Ameland
regenboogforel
© Pavel Dvorak
De regenboogforel komt van nature voor in de meren en rivieren in Noord-Amerika, ten westen van de Rocky Mountains, maar is over de hele wereld uitgezet als sport- en consumptievis.
In hun oorspronkelijke leefgebied trekken volwassen regenboogforellen voor een deel naar zee om alleen in de paaitijd naar de rivieren terug te trekken. De elders geïntroduceerde forellen trekken doorgaans niet.
Regenboogforellen houden van koel, zuurstofrijk water. Ze zoeken hun prooien zowel op de bodem als aan het oppervlak van een rivier, daardoor kunnen ze gevangen worden met kunstvliegen.
Wetensch. naam: Oncorhynchus mykiss
Engelse naam: rainbow trout
Verspreiding: zoetwater Noord-Amerika, elders uitgezet
Voedsel: insecten, slakken, kreeftachtigen, vis
Lengte: 25 - 50 cm, max. 1,2 m
Gewicht: tot 24 kg
Status: algemeen
regenbooglori
Deze mooi gekleurde middelgrote papegaai heeft een erg variabel verenkleed. Er worden ongeveer 20 ondersoorten onderscheiden. De meeste daarvan hebben groene bovendelen en een paarsblauw gestreepte kop. De jongen hebben een bruine snavel, de volwassen vogels een gele, oranje of rode. Hun staart is spits.
Net als de meeste andere lori`s heeft deze een borstelige tong. Hiermee likken ze nectar en stuifmeel uit bloemen. Ze eten vaak in grote groepen in een boom die bloemen of rijpe vruchten draagt.
Wetensch. naam: Trichoglossus haematodus
Engelse naam: rainbow lorikeet
Verspreiding: Indonesië, Nieuw-Guinea, Australië (inclusief Tasmanië)
Voedsel: nectar, stuifmeel, vruchten, zaden, insecten
Lengte: 30 cm
Gewicht: 150 gram
Status: algemeen
Regenwormachtigen
Andere naam: Slingerwormen, Aardwormen Wetenschappelijke naam: Oligochaeta (klasse binnen de Ringwormen, Annelida)
Regenwormachtigen zijn ringwormen met lichaamssegmenten. Aan de voorzijde van het lichaam zit een klierrijk `zadel` voor de vorming van eicocons. De kop draagt geen tentakels. Langs het lichaam zitten borstels die, anders dan bij de Borstelwormen (Polychaeta), niet op huiduitstulpingen zijn geplaatst. Een ander verschil ten opzichte van de Borstelwormen is, dat Regenwormachtigen hermafrodiet (tweeslachtig) zijn. Regenwormachtigen (o.a. Regenwormen en Tubifex) leven in zoet water of in de bodem. Het zijn belangrijke grondverbeteraars.
Regio Hadeln en regio Kehdingen
De regio`s Hadeln en Kehdingen, die bij Nedersaksen horen, strekken zich uit langs het lager gelegen deel van de Elbe, van Cuxhaven tot aan Stade. Omdat dit deel van de Elbe door de getijden beïnvloed wordt, zijn langs de oevers een soort kwelders ontstaan.
Tussen de kwelders en de hoger gelegen geestgronden strekken zich veengebieden en de zogenaamde kwelderrandmeertjes uit. Het veen is tegenwoordig verregaand in cultuur gebracht.
De kolonisering van dit gebied begon al vroeg. Vanuit Romeise bronnen weten we dat rond het begin van de jaartelling de Chauken zich hier vestigden. Later betrokken de Saksen het gebied. In de Middeleeuwen werden de kwelders systematisch gekoloniseerd. Vooral de Nederlanders zorgden voor de dijkenbouw en ontwatering.
Weblinks
Toeristische informatie over de regio Kehdingen: http://www.tourismus-kehdingen.de-
Informatie over de regio Hadeln: http://www.land-hadeln.de-
Rehbachiella
Wetenschappelijke naam: Rehbachiella kinnekullensis
Rehbachiella is een uitgestorven geleedpotige, die leefde gedurende het Laat-Cambrium (ca. 510-500 miljoen jaar geleden). Het is de vroegst bekende vertegenwoordiger van de Kieuwpootkreeftjes. Rehbachiella was een zeer klein (2 millimeter lang), kreeftachtig diertje met groot kopschild. Aan het borststuk droeg het 12 paar gelijkvormige zwempoten met brede kieuwvormige aanhangsels. Zijn achterlijf was ongesegmenteerd. Rehbachiella leefde in zee.
Reigers
Wetenschappelijke naam: Ardeidae (familie binnen de orde der Ooievaarachtigen)
Reigers hebben lange poten en een lange nek. Samen met hun lange, dolkvormige snavel maakt dit hen uitmuntende jagers op levende prooien zoals vissen en insecten. Reigers komen overal ter wereld voor. Ze leven meestal in een waterrijke omgeving. Tot de Reigerfamilie behoren niet alleen de Reigers, maar bijvoorbeeld ook de Roerdompen, het Woudaapje en de Kwak.
Reitdiepdal
Iets wat werkelijk mooi is heeft vaak veel namen: Reitdiep, Hunze, Selwerderdiep. Ze liggen er nog, soms zeer opvallend, de oude meanders van de oude Hunze. In een landschap met hoogten ( wierden en oude oeverwallen) en laagten (de oude vaarweg). En dat in een landschap waar alle weilanden zeer onregelmatig blokvormig verkaveld zijn en waar slingerende slootjes bewijzen dat in oeroude tijden alles hier afwaterde op het Reitdiep.
Het Reitdiep-gebied staat bekend als een van de oudste cultuurlandschappen van Noordwest Europa. Het landschap is sinds de Middeleeuwen min of meer onveranderd gebleven. Men spreekt ook wel van het `Toscane van het Noorden`.
Het Reitdiep stond in open verbinding met de zee en kende dus ook eb en vloed. In de 17e eeuw werd een lang stuk van de bewuste rivier rechtgetrokken. Garnwerd kwam toen aan het water te liggen. In dit gebied koopt Het Groninger Landschap veel terreinen aan. Samen met boeren wordt dit natuurgebied in wording beheerd ten bate van weidevogels. In de toekomst, als het bezit van Het Groninger Landschap meer aaneengesloten is, kunnen nieuwe wandelpaden worden aangelegd. Toch is het nu ook al leuk struinen in deze omgeving. Voor fietsers en wandelaars zijn er inmiddels een paar heel aardige fietspaden. Overigens zijn de weilanden niet anders toegankelijk dan tijdens excursies die door de Stichting het Groninger Landschap nu en dan worden georganiseerd. Echter, ook vanaf de fietspaden en de openbare B-wegen valt er genoeg te genieten.
rendier
Het rendier is de enige hert waarbij ook de vrouwtjes een gewei hebben. Bij de mannetjes wordt dat gewei overigens wel een stuk groter. Aan het gewei zit altijd een kenmerkende naar voren gerichte tak. De hoeven hebben wijd gespreide tenen waardoor ze in drassige grond of in sneeuw minder snel wegzakken.
De trek van de rendieren is beroemd. In sommige streken maken ze in langgerekte kuddes twee keer per jaar een tocht van ruim 1000 km.
Andere namen: kariboe
Wetensch. naam: Rangifer tarandus
Engelse naam: reindeer; caribou
Verspreiding: Arctische gebieden (Amerika, Europa en Azië)
Voedsel: gras, kruiden, mos, kortsmos, paddestoelen
Lengte: 1,2 - 2,2 m; staart 10 - 25 cm; schouderhoogte tot 115 cm
Gewicht: 120 - 300 kg
Status: bedreigd
Rendiermos
Rendiermos is vooral bekend als het gewas dat in de poolwinter het enige voedsel vormt voor rendieren en andere noordelijke planteneters. Het komt daar massaal voor. De hele economie van de Saamen (het poolvolk dat vroeger Lappen werd genoemd) is afhankelijk van dit korstmos. In zuidelijker streken groeit rendiermos op plekken waar andere planten niet kunnen groeien, zoals op extreem droge zuidhellingen in de duinen.
Namen: Ned: Rendiermos Lat: Cladonia rangiferina Eng: Caribou MossDui: Rentierflechte
renkoekoek
De renkoekoek is misschien wel het bekendst van de tekenfilms, waar hij als roadrunner de coyote steeds te snel af is. Hoewel hij kan vliegen, geeft deze langbenige woestijnbewoner de voorkeur aan lopen. Ze rennen achter hun prooi (vooral hagedissen) aan met een snelheid tot 30 km-uur en ontsnappen zigzaggend aan hun eigen vijanden (waaronder inderdaad de coyote).
Andere namen: grote renkoekoek
Wetensch. naam: Geococcyx californianus
Engelse naam: roadrunner; greater roadrunner
Verspreiding: zuiden van Noord-Amerika
Voedsel: reptielen, insecten
Lengte: 56 cm
Gewicht: 325 gram
Status: algemeen
Renmuis
Wetenschappelijke naam: Meriones unguiculatus
Engelse naam: Mongolian Gerbil-Jird
Duitse naam: Mongolische Rennmaus
Franse naam: Múrione de Mongolie
INDELING
Klasse: Zoogdieren (Mammalia)
Orde: Knaagdieren (Rodentia)
Familie: Hamsters (Cricetidae)
Geslacht: Zandmuizen of woestijnmuizen (Meriones)
soort: Renmuis (Meriones unguiculatus)
Renmuis
KENMERKEN
Lengte: 11 tot 13 cm, plus een staart van 9 tot 11 cm
Gewicht: Tot 60 gram
Levensduur: 3 tot 5 jaar
Geslachtsverschillen: Geen
IN DE NATUUR
Biotoop: Droge steppe en halfwoestijn
Verspreidingsgebied: Mongolië en omstreken
Paartijd: Geen vaste tijd
Voortplanting: In het zomerhalfjaar drie keer, steeds kort na het spenen van de vorige jongen ruim drie weken
Voedsel: Zaden, wortels en andere plantendelen; insecten (weinig). Ze drinken geen water, omdat ze voldoende vocht uit hun voedsel halen
Bedreiging: De soort is niet bedreigd
Leefwijze:
Koloniedieren die zowel overdag als `s nachts actief zijn. meestal staan er enkele dieren op de uitkijk, op hun achterpoten en staart, terwijl de andere eten. Door de snelle voortplanting kan een heuvel in één zomer een enorme kolonie bevatten, maar daarvan overleven maar enkele dieren de winter
IN DIERENTUINEN
Aantal: In vier Europese dierentuinen komen ze in sterk wisselende aantallen voor.
Voedsel: Duivenzaad, noten, pinda`s, zonnebloempitten, krenten, appel, wortel, sla, banaan.
Rensumaborg
Een van de minder bekende Groninger borgen en niet eens zo gek ver van de veel bekendere Menkemaborg. Ook hier een fraaie bomensingel met daaronder weer de bekende börgbloumkes. De bomen op de singels bestaan voor het grootste deel uit in het verleden afgeknotte essen en esdoorns. Inmiddels zijn ze al lang weer uitgegroeid tot volwaardige bomen. Als in het voorjaar massaal het speenkruid bloeit, ziet men overal ook de bosjes loof van de vogelmelk. Bloeien doet deze plant veel later, in mei, als het loof al grotendeels weer is verdwenen.
Aan de westkant van de borg zijn inmiddels wat boom- en water- partijen aangelegd. Het is hier prima wandelen en fietsen.
Weblinks:
Meer informatie over de Rensumaborg: http://www.borgen.nl/system-borgen-rensumaborg-index1.htm
reuzen wielwebspin
Van de wielwebspinnen - spinnen die het `gewone` spinnenweb bouwen - is deze soort de grootste uit Amerika. Het vrouwtje is ruim tien keer zo zwaar als het mannetje. Ze weeft een erg groot web van bijzonder stevig zijde. Van verwante spinnen uit Nieuw Guinea wordt het web door papoea`s zelfs als visnet gebruikt.
Wetensch. naam: Nephila clavipes
Engelse naam: golden orb-spider; golden orb weaving spider
Voedsel: insecten, kikkers
Lengte: 2,5 cm (lichaamslengte, vrouwtje)
Gewicht: 1 gram (vrouwtje)
reuzenalbatros
Deze vogel heeft de grootste spanwijdte van alle vogels: 3,5 meter. Ze maken tijdens hun zwerftochten over de oceanen slim gebruik van luchtstromingen, waardoor ze in verhouding weinig energie gebruiken.
Het grootbrengen van het enige jong duurt meer dan een jaar en vergt veel van de beide ouders, die elkaar het leven lang trouw blijven.
Een bedreiging is de visserij met ook voor albatrossen aantrekkelijk aas aan haken, waarbij er jaarlijks duizenden omkomen.
Andere namen: grote albatros
Wetensch. naam: Diomedea exulans
Engelse naam: wandering albatross
Verspreiding: zuidelijke Oceanen
Voedsel: inktvis, vis, kreefachtigen
Lengte: spanwijdte: 3,5 m
Gewicht: 8 - 12 kg
Status: kwetsbaar
Reuzenalbatros
Wetenschappelijke naam: Diomedea exulans
Behoort tot de Vogels Stormvogelachtigen
Komt voor in zuidelijke oceanen
De albatros is een superzwever
De reuzenalbatros zweeft grote delen van het jaar boven de oceaan. Tijdens zijn speurtochten naar voedsel legt hij duizenden kilometers af.
Dat kan alleen, doordat zijn manier van vliegen nauwelijks energie kost. Met zijn lange vleugels maakt hij gebruik van de verandering van de windsnelheid vlak boven de golven. Alleen om te broeden komen albatrossen aan land. Ze nestelen op onherbergzame, en dus veilige, eilanden in de zuidelijke oceanen.
Reuzenalk
De reuzenalk Alca impennis (Linnaeus, 1758) werd ook wel de `pinguïn van het noordelijk halfrond` genoemd. Net als pinguïns kon hij niet vliegen en was hij het best in zijn element in het water. Deze soort, die feitelijk een grotere versie was van de alk, Alca torda, was in de hele noordelijk Atlantische Oceaan, van de Golf van St. Lawrence in Canada tot aan Noorwegen, te vinden. Verdwaalde exemplaren werden ook zuidelijker gevonden, tot aan Noord-Frankrijk toe. Uit een skelet dat in Velsen werd opgegraven, weten we dat de reuzenalk in de Romeinse tijd ook af en toe in Nederland voorkwam. Ook zijn er botten gevonden in het opgespoten zand van de Maasvlakte bij Rotterdam.
Reuzenalk Door de jacht uitgeroeid
De reuzenalk is door de jacht uitgeroeid. Het was een gracieuze zwemmer, maar kon op het land slecht uit de voeten. Het was daardoor een gemakkelijk prooi voor zeevaarders, pelsjagers en jagers die het te doen was om de veren, die zeer gewild waren bij hoedenmakers. De bewusteloos of dood geknuppelde alken werden gekookt in grote ketels, om de veren los te maken. Het vuur onder de ketel werd gevoed met het vet van soortgenoten, die al van hun verenkleed ontdaan waren.
Reuzenalk Geliefd verzamelobject
Aan het begin van de 19de eeuw was de reuzenalk reeds een zeldzame verschijning. Hij werd echter nog steeds bejaagd, maar nu vooral als rariteit. Vooral in Engeland, waar natuurlijke historie een rage aan het worden was, waren opgezette reuzenalken een geliefd verzamelobject.
Reuzenamfibieën
Wetenschappelijke naam: Temnospondyli (orde binnen de Labyrinthodontia)
Reuzenamfibieën zijn uitgestorven amfibieën die leefden gedurende het Carboon tot en met het Vroeg-Krijt (ca. 360-100 miljoen jaar geleden). Ze werden gekenmerkt door de bouw van de wervels en de schedel. Het waren vrij grote dieren (tot 4 meter lang), die zowel op het land als in het water leefden. Alle hedendaagse amfibieën (Kikkers, Salamanders en Wormsalamanders) stammen van de Reuzenamfibieën af.
Reuzenamoeben
Wetenschappelijke naam: Caryoblastea of Pelobiontae
De reuzenamoebe Pelomyxa palustris, met versmalde `staart` (uroid)
Reuzenamoeben zijn relatief grote dierachtige eencelligen: ze kunnen 5 millimeter groot worden en zijn dus met het blote oog zichtbaar. Er bestaat slechts één soort van: Pelomyxa palustris. Reuzenamoeben behoren tot de meest primitieve eukaryoten (= organismen met celkern) die we kennen. Dit betekent echter niet dat ze de voorouders zijn van alle andere eukaryoten. Hun erfelijk materiaal is omgeven door een (kern)membraan, maar bestaat niet uit chromosomen. Elk exemplaar (cel) bevat vele (tot meer dan duizend) van dergelijke kernen, maar geen andere celorganellen zoals mitochondriën. De functie die mitochondriën bij andere eukaryoten vervullen (energievoorziening door oxidatie), wordt bij reuzenamoeben verzorgd door drie typen inwendig levende bacteriën (endosymbionten). De bij andere eukaryoten voorkomende complexe flagelstructuren (undulipodia) zijn hier alleen rudimentair aanwezig. Reuzenamoeben komen voor in modder op de bodem van zoetwaterplassen en poelen, dus in zuurstofarme omstandigheden, en wel in Europa (o.a. in Nederland), de Verenigde Staten en Noord-Afrika.
Reuzenaronskelk
© Hortus Botanicus Leiden
Wetenschappelijke naam: Amorphophallus titanum
Behoort tot de Eenzaadlobbigen Palmachtige bloemplanten, Aronskelkfamilie Komt voor in tropisch regenwoud van Sumatra De Reuzenaronskelk is een stinker
Een reuzenaronskelk staat maar eens in de 10-15 jaar kort (ongeveer 2 dagen) in bloei. De bestuiving moet, koste wat het kost, slagen. Als hij bloeit, doet de Reuzenaronskelk het ook goed. De plant heeft een enorme bloeiwijze (kolf) die een sterke rottingslucht verspreidt. De geur is tot ver in de omtrek te ruiken. Zweetbijen laten zich erdoor naar de bloeiwijze lokken en zorgen voor de bestuiving.
Reuzenbalsemien
Wetenschappelijke naam: Impatiens glandulifera
Behoort tot de Tweezaadlobbigen Roosachtige bloemplanten, Balsemienfamilie Komt oorspronkelijk voor in India en Himalaya
De balsemien is een schieter
Balsemienplanten groeien dicht op elkaar, op vochtige, schaduwrijke plaatsen. Ze laten weinig ruimte over voor andere planten.
De balsemien zaait zich op een bijzondere manier uit. Als rijpe vruchten worden aangeraakt, rollen de vijf delen van de rijpe vruchtwand zich als een horlogeveer op. Dat gaat zo snel, dat de zaden met grote kracht wegschieten en zich over de directe omgeving verspreiden.
Reuzenhaai
Reuzenhaaien komen nu en dan voor in de Noordzee. Het is een soort die over de hele wereld voorkomt in voedselrijk, niet-tropisch kustwater. Zij kunnen tot vijftien meter lang worden, maar exemplaren van meer dan tien meter zijn zeldzaam. Grote reuzenhaaien kunnen wel 4000 kilo wegen. Het zijn ongevaarlijke, tandeloze planktoneters, met een voorkeur voor roeipootkreeftjes. De reuzenhaai is herkenbaar aan de afgeronde vorm van zijn driehoekige rugvin.
De reuzenhaai zwemt met een gangetje van 3 tot 5 kilometer per uur door het water en zeeft met zijn kieuwzeven het plankton uit het water. In de winter, als er bijna geen plankton voorhanden is, verliest de reuzenhaai zijn kieuwzeef. In de lente groeit de zeef weer aan en kan de haai weer eten.
Hoe de reuzenhaai in de winter aan z`n energie komt is nog niet duidelijk. Sommige wetenschappers denken dat de reuzenhaai in de winter zo min mogelijk energie verbruikt en op de reserves in zijn grote lever teert. Andere wetenschappers denken dat ze in de winter bodemdieren eten.
Om plankton te filteren heeft de reuzenhaai een groot drijfvermogen nodig, maar net als alle andere haaien heeft hij geen zwemblaas. De oplossing van de reuzenhaai voor dit probleem is de extreem grote lever, die veel vetachtige stoffen (squaline) bevat.
Squaline is een vetstof die wordt toegepast in de fijne techniek, de cosmetica en de geneesmiddelenindustrie. Een aangevoerde reuzenhaai levert daarom best wat op voor de visser, mede omdat het vlees ook nog geschikt is voor consumptie of vismeel.
reuzenhaai
De reuzenhaai is na de walvishaai de grootste vis ter wereld. Ondanks zijn formaat is hij voor mensen totaal ongevaarlijk: hij leeft van plankton. Hij zwemt traag met wijd geopende bek. Het zeewater stroomt via de zeer grote kieuwspleten weer naar buiten. De daarin aanwezige met slijm bedekte borstels halen minuscule diertjes uit het water die de haai vervolgens inslikt. De borstels worden elke winter vervangen. In die periode eet de reuzenhaai niet en leidt hij een verborgen leven.
Reuzenhaaien komen in koudere zeeën voor. Langs de kust van Ierland worden ze regelmatig gezien. Soms liggen ze sloom aan het oppervlak te zonnen.
In het verleden werd deze soort bevist om de lever (tot 30% van het lichaamsgewicht), tegenwoordig om de enorme vinnen. Die dienen onder andere als `etalage-materiaal` voor winkels in het verre Oosten die haaienvinnen verkopen voor de consumptie. De reuzenhaai plant zich maar langzaam voort: na een draagtijd van twee jaar krijgt het vrouwtje doorgaans één jong van 1,5 meter. Als er op een bepaalde plek veel zijn weggevangen, duurt het tientallen jaren voordat hun aantal weer op peil is.
Het Wereld Natuur Fonds pleit voor een betere bescherming van deze bijzondere haai. Deels met succes, want in sommige landen is het verboden reuzenhaaien te vangen.
Wetensch. naam: Cetorhinus maximus
Engelse naam: basking shark
Verspreiding: koele en gematigde zeeën, wereldwijd
Voedsel: dierlijk plankton
Lengte: 10 m (max. 15 m)
Gewicht: meer dan 6000 kg
Status: kwetsbaar
reuzenmanta
De reuzenmanta is een bijzonder grote rog. Als ze hun enorme vleugelachtige borstvinnen uitspreiden halen ze een spanwijdte van 7 meter. Door hun `vleugels` krachtig bewegen, kunnen ze hoge snelheden halen en zelfs uit het water opspringen. Maar meestal zweven ze rustig door het water (ongeveer 20 vinslagen per minuut), waarbij ze met hun kieuwen plankton uit het water zeven.
Anders dan bij andere roggen zit hun mond niet aan de onderkant, maar aan de voorkant, waardoor ze het water beter naar binnen kunnen laten stromen.
Manta`s zijn levendbarend.
Andere namen: duivelsrog; manta
Wetensch. naam: Manta birostris
Engelse naam: manta ray
Verspreiding: alle oceanen; tropisch en sub-tropisch
Voedsel: plankton, kleine visjes
Lengte: spanwijdte tot 7 m, lengte tot 5 m
Gewicht: tot 1800 kg
Status: kwetsbaar
reuzenmiereneter
De reuzenmiereneter heeft een lange snuit, kleine ogen en oren, een ruige vacht en een enorme pluimstaart. Hij leeft uitsluitend van mieren en termieten, waarvan hij de nesten met zijn sterke, scherpe klauwen openbreekt.
De reuzenmiereneter kan zijn tong 60 centimeter uitsteken. De tong is bedekt met weerhaakje en kleverig speeksel waardoor hij de mieren of termieten in een razend tempo (soms 150 keer per minuut) worden oplikt. Miereneters hebben geen tanden, maar kauwen hun prooi met harde delen in hun maag.
Wetensch. naam: Myrmecophaga tridactyla
Engelse naam: giant anteater
Verspreiding: Zuid- en Midden-Amerika
Voedsel: mieren, termieten
Lengte: 1 - 2 m
Gewicht: 22 - 39 kg
Reuzenpaardenstaarten
Wetenschappelijke naam: Calamitales, Calamitaceae (orde of familie binnen de Paardenstaartachtigen)
Reuzenpaardenstaarten zijn uitgestorven bomen, die leefden gedurende het Laat-Devoon tot en met het Vroeg-Perm (ca. 375-270 miljoen jaar geleden). Ze hadden een liggende wortelstok. De verticale stam kon tot 20 meter hoog worden en was verdeeld in knopen en leden (stengelgeleding). Vanuit de knopen konden zijtakken uitgroeien, die al dan niet vertakt waren. Reuzenpaardenstaarten waren zeer talrijk in de moerasbossen uit het Carboon waaruit steenkool ontstaan is.
reuzenpanda
© WWF-Canon - F.Pölking
De reuzenpanda (of pandabeer) heeft een kenmerkende zwart-witte tekening. Hij is uiterst zeldzaam (nog zo`n 1000 exemplaren) en komt alleen voor in een aantal bamboebossen in de bergen van China. De reuzenpanda eet vrijwel uitsluitend bamboe. Omdat hij dit voedsel als roofdier slecht kan verteren, moet hij er veel van eten.
De panda is het symbool van het Wereld Natuur Fonds. Het Wereld Natuur Fonds zet zich dan ook vanaf haar oprichting voor de reuzenpanda en zijn leefgebied in.
Meer informatiewww.wnf.nl/reuzenpandaDownload een infoblad
Andere namen: panda; grote panda; pandabeer; bamboebeer
Wetensch. naam: Ailuropoda melanoleuca
Engelse naam: giant panda; panda
Verspreiding: Midden China
Voedsel: bamboe
Lengte: 1,2 - 1,5 m (max. 1,9 m)
Gewicht: 85 - 125 kg, bij geboorte 150 gram
Status: bedreigd
Reuzensalamander
De Japanse reuzensalamanderAndrias japonicus (Temminck, 1836) en de Chinese reuzensalamander Andrias davidianus (Blanchard, 1871) zijn de enige nog levende vertegenwoordigers van het genusAndrias. Er is ook nog een fossiele soort bekend: Andrias scheuchzeri, die in eerste instantie als Homo diluvii testis werd beschreven: de mens die de zondvloed heeft aanschouwd. Pas in het begin van de 19de eeuw werd duidelijk dat deze resten, die aangezien werden voor het bekken van een kind, in werkelijkheid sterk leken op de schedel van een reuzensalamander.
Japanse reuzensalamander. Kannibaal
De eerste reuzensalamander die Europa levend bereikte, werd door Philipp Franz von Siebold in 1830 uit Japan meegebracht. Hij vertrok met twee levende dieren uit Japan. Maar in de buurt van de Canarische Eilanden at het grootste dier het kleinste op. Het dier dat wèl levend in Leiden arriveerde, bleef daar nog 10 jaar in het toenmalige Rijksmuseum van Natuurlijke Historie en werd toen in bruikleen afgestaan aan de Amsterdamse dierentuin Artis. Daar leefde het nog tot 1881. Wat er daarna precies is gebeurd, is niet duidelijk, maar kennelijk is het dier verloren gegaan. Het bevindt zich in ieder geval niet in de collectie in Amsterdam en ook niet in de collectie in Leiden. Waarschijnlijk was het dit exemplaar dat model stond voor de afbeelding van een reuzensalamander in de `Fauna Japonica`. Door slijtage in gevangenschap miste het dier de buitenste tenen.
In de collectie van het Nationaal Natuurhistorisch Museum bevinden zich momenteel nog enkele van de zogeheten type-exemplaren.
reuzenstern
Met bijna het formaat van een zilvermeeuw is dit verreweg de grootste stern. De volwassen vogels hebben een forse helder rode snavel (bij de jonge dieren oranje) met een donkere punt. In de winter is de zwarte kop-kap bij het voorhoofd wit gespikkeld. Ze maken een kenmerkend raspend geluid dat wel eens vergeleken wordt met een blikje dat over een betonnen vloer wordt gesleept.
Reuzensterns leven in kustgebieden maar ook wij grote meren verspreid over de wereld. In Europa broeden de meeste op (schier)eilanden in de Oostzee. In Nederland zijn ze soms te zien, met name in de na-zomer in het oostelijke deel van het IJsselmeer.
Wetensch. naam: Sterna caspia
Engelse naam: Caspian tern
Verspreiding: verspreide (kust)gebieden in alle werelddelen inclusief Australië en Nieuw-Zeeland, uitgezonderd Zuid-Amerika en de zuidpool
Voedsel: vis
Lengte: 48 - 56 cm, spanwijdte 130 - 145 cm
Gewicht: 575 - 775 gram
Status: plaatselijk algemeen
reuzentoekan
Dit is de grootste toekan met een gekleurde snavel zo groot als een banaan. Net als spechten - waaraan toekans verwant zijn - heeft hij een golvende vlucht. Reuzentoekans eten vooral vruchten, die ze met de punt van hun snavel plukken, vervolgens opgooien en dan achter in hun geopende snavel opvangen.
Andere namen: toko; toko toekan
Wetensch. naam: Ramphastos toco
Engelse naam: toco toucan
Verspreiding: Zuid-Amerika (Amazone-gebied)
Voedsel: vruchten, eieren, insecten
Lengte: 53 - 60 cm
Gewicht: 550 gram
Status: algemeen
Reuzenvarens
Andere naam: Boomvarens (niet te verwarren met de Boomvarenfamilie binnen de Echte varens) Wetenschappelijke naam: Marattiales (een orde binnen de Varenachtigen, Pteropsida)
Reuzenvarens zijn kruiden of boomachtige planten met grote (tot 6 meter), samengestelde, varenachtige bladeren. Door hun korte stam lijken ze enigszins op palmen. De sporen zitten in sporendoosjes (sporangia) aan de onderkant van de bladeren. De bladeren hebben vaak twee kleine lobben aan de voet. Reuzenvarens komen voor sinds het Carboon (ca. 360-290 miljoen jaar geleden). Ze kwamen en komen voor in de tropen.
Reuzenwaterlelie
Foto Herman Berkhoudt
Wetenschappelijke naam: Victoria amazonica
Behoort tot de Tweezaadlobbigen Magnolia-achtige bloemplanten, Waterleliefamilie Komt voor in tropisch regenwoud van het Amazonegebied Reuzenwaterlelie gijzelt kevers
De Reuzenwaterlelie gijzelt aaskevers, met name de soortCyclocephala hardyi, die voor de bestuiving zorgen. Aangelokt door de geur, gaan de kevers `s nachts de bloem binnen. Ze bestuiven de rijpe stamper met stuifmeel dat ze van een vorige bloem hebben meegenomen. Overdag gaat de bloem dicht: de kevers zitten dan opgesloten.
Pas de volgende nacht gaat de bloem weer open. Dan zijn de meeldraden rijp. Op weg naar buiten komen de kevers onder het stuifmeel te zitten. Daarmee vliegen ze naar een nieuwe bloem.
reuzenzwijn
Het reuzenzwijn of reuzenboszwijn is de grootste in het wild voorkomende zwijnensoort. Deze zwijnen leven in regenwouden of moerassige plaatsen in Afrika. Ze zijn zeldzaam en worden zelden gezien. Ze leven meestal in groepen van 4 tot 12 dieren.
Andere namen: reuzenboszwijn; Meinertzhagen-boszwijn
Wetensch. naam: Hylochoerus meinertzhageni
Engelse naam: giant forest pig
Verspreiding: West-, Midden- en Oost-Afrika
Voedsel: grassen en kruiden
Lengte: schouderhoogte 85 - 100 cm. Lengte 150 cm
Gewicht: 130 - 270 kg
Status: bedreigd
rhesusaap
De rhesusaap is in het Westen vooral bekend doordat deze apensoort veel als proefdier is gebruikt in medische laboratoria. De `rhesusfactor` van het bloed is als eerste bij deze aap ontdekt. In het wild komen ze voor in zuidelijk Azië van India tot Vietnam.
Het zijn zeer actieve, lawaaierige makaken, die zowel op de grond als in bomen leven. Anders dan veel andere apen kunnen ze goed zwemmen. Ze leven normaal in groepen tot 200 exemplaren. Heel soms vechten rivaliserende groepen met elkaar, maar gewoonlijk hechten ze niet veel waarde aan hun territorium.
Wetensch. naam: Macaca mulatta
Engelse naam: rhesus monkey
Verspreiding: Afganistan, India, Thailand
Voedsel: wortels, kruiden, fruit, insecten, kleine dieren
Lengte: kop-romp 45 - 65 cm, staart 20 - 30 cm
Gewicht: 8 kg (mannetje), vrouwtje 5 kg
Status: thans niet bedreigd
Rhynchonellide armpotigen
Wetenschappelijke naam: Rhynchonellida (orde van articulate Armpotigen)
Rhynchonellide armpotigen zijn zeedieren met een dikke, bolle, tweekleppige schelp. De vorm van de schelp is driehoekig tot kogelvormig, met kleine spitse top. Binnen de schelp zit een spiraalgewonden tentakelkrans (lofofoor), opgehangen aan een armskelet, voor het filteren van voedseldeeltjes uit het water. Wegens de aanwezigheid van deze tentakelkrans worden de Armpotigen (Brachiopoda), evenals de Mosdiertjes (Bryozoa) en de Hoefijzerwormen (Phoronida), tot het superfylum van de Tentakelkransdragers (Lophophorata) gerekend. Rhynchonellide armpotigen komen voor sinds het Ordovicium (ca. 500-440 miljoen jaar geleden).
Rhynia`s
Wetenschappelijke naam: Rhyniophyta, Rhyniopsida
Rhynia`s, of Rhynia-achtigen, zijn uitgestorven vaatplanten, die leefden gedurende het Siluuren Devoon(ca. 440 tot 360 miljoen jaar geleden). Het zijn de best bewaard gebleven vroege landplanten. Waarschijnlijk stammen ze af van de Vroege vaatplanten. Tot deze groep behoren o.a. Cooksonia hemisphaerica (Siluur) en Rhynia gwynne-vaughanii (Devoon). Deze laatste heeft zijn eerste naam (geslachtsnaam) te danken aan een belangrijke vindplaats van deze fossiele planten bij het dorp Rhynie in Midden-Schotland.
Rhynia`s hadden een liggende wortelstok, met verticale stengels die niet gevorkt vertakt waren (niet dichotoom vertakt). De stengels hadden geen bladeren. Rhynias plantten zich afwisselend geslachtelijk en ongeslachtelijk voort (generatiewisseling). De sporendoosjes (sporangia) stonden stuk voor stuk aan het uiteinde van de opstijgende stengels.
Rhynia`s
Andere naam: Rhynia-achtigen Wetenschappelijke naam: Rhyniophyta, Rhyniopsida
Rhynia`s zijn uitgestorven vaatplanten, die leefden gedurende het Siluur en Devoon (ca. 440-360 miljoen jaar geleden). Het zijn de best bewaard gebleven vroege landplanten. Rhynia`s hadden een liggende wortelstok, met verticale stengels met gevorkte vertakkingswijze. De stengels hadden geen bladeren. De sporendoosjes (sporangia) stonden stuk voor stuk aan het uiteinde van de opstijgende stengels. Tot deze groep behoren o.a. Cooksonia hemisphaerica (Siluur) en Rhynia gwynne-vaughanii (Devoon). Deze laatste heeft zijn eerste naam (geslachtsnaam) te danken aan een belangrijke vindplaats van deze fossiele planten bij het dorp Rhynie in Midden-Schotland.
Ribbeldieren
Andere naam: Ediacara-fauna Wetenschappelijke naam: Vendobionta
Ribbeldieren behoren tot de oudste groep van meercellige dieren (Ediacara-fauna). Ze leefden gedurende het laatste deel van het Laat-Proterozoïcum, het Vendian of Vendien (ca. 650-540 miljoen jaar geleden) en worden daarom Vendobionta genoemd (bionta = levende wezens). Het waren ongewervelde, in zee levende dieren met uiteenlopende vormen, maar ze hadden allemaal een geribbeld oppervlak. Sommige onderzoekers denken dat deze dieren de voorouders zijn van Neteldieren, wormen en Geleedpotigen. De meesten denken echter dat het om een aparte, uitgestorven groep gaat.
ribben met uitsteeksels
de schelp heeft doorntjes op de ribben, is bijna rond en de groeven aan de binnenkant lopen bijna tot aan de top door de schelp heeft brede knobbeltjes op de ribben, is rond tot driehoekig en de groeven aan de binnenkant lopen niet ver door
ribben zonder uitsteeksels
de schelp is rond tot driehoekig en de groeven aan de binnenkant lopen niet ver door de schelp lijkt scheefgetrokken en de groeven aan de binnenkant lopen door tot aan de top
Ribkwallen
Wetenschappelijke naam: Ctenophora, Acnidaria
Ribkwallen zijn kleine, doorzichtige zeedieren. Zij onderscheiden zich van kwallen door het bezit van 8 rijen (`ribben`) samengegroeide trilharen, die in de lengterichting over het lichaam lopen. Deze zorgen voor de voortbeweging. Ribkwallen hebben geen netelcellen voor het vangen van prooien. In plaats daarvan hebben ze twee lange tentakels met gespecialiseerde kleefcellen (colloblasten). Net als Neteldieren (Poliepen, Kwallen en Bloemdieren) hebben Ribkwallen een darmholte met één opening, die zowel mond als anus is. In verband daarmee werden Ribkwallen voorheen, samen met de Neteldieren (Cnidaria), wel Holtedieren (Coelenterata) genoemd.
Ribkwallen
Ribkwallen zijn geen echte kwallen. Het zijn zelfs geen holtedieren, omdat ze een ingewikkelder darmkanaal hebben dan de holtedieren. Ze prikken niet. De ribben bestaan uit rijen met kamvormige plaatjes. Ieder kamplaatje bestaat weer uit trilharen, waarmee ze slagbewegingen kunnen maken. De Vleet behandelt de zeedruif en de meloenkwal.
Ribosoom
De eiwitfabriekjes van de cel
Bouw Het ribosoom is een enorm complex en bestaat uit meer dan 30 verschillende eiwitten. Het ribosoom is geen ophoping van 30 eiwitten maar opgebouwd uit een grote en een kleine eenheid. De kleine eenheid bindt het RNA. Dit RNA is de boodschapper die de informatie van het DNA overbrengt naar de ribosomen. De grote eenheid bevat het centrum waar die informatie wordt afgelezen en waar de bouwstenen van eiwitten aan elkaar worden gekoppeld.
Functie Eiwitten vormen de belangrijkste moleculaire machines van de cel en worden door de ribosomen aangemaakt. Het recept voor de aanmaak van eiwitten ligt opgeslagen in het DNA in de celkern en verlaat de kern als een RNA kopie. Het RNA bevat een recept dat moet worden vertaald naar eiwitten. Ieder drieletterig woord van dit recept moet worden herkend en dient als code voor de bouwstenen van het eiwit, de aminozuren. Het ribosoom koppelt de bouwstenen op een correcte manier aan elkaar en vormt zo eiwitten.
Voor meer informatie over de cel: De levende cel - Rondreis in een microscopische wereld, Cristian de Duve Natuur en Techniek 1987, ISBN: 90-70157-59-4
November 2006
Ribosoom
Eiwitfabriekjes van de cel.
Een ribosoom hecht zich aan een kopie van een stukje DNA, zogenaamd RNA. Op het RNA staat een recept voor een eiwit. Dit wordt afgelezen door het ribosoom. Het recept schrijft voor in welke volgorde het ribosoom de bouwstenen van een eiwit aan elkaar moet koppelen.
Richtinghoren
Honden en konijnen draaien hun oren om de richting van de bron te bepalen. Na miljoenen jaren evolutie zijn wij mensen die vaardigheid verloren. Maar dankzij ons paar oren kunnen we toch richtingen horen. Hier volgt hoe:
Geluid dat van opzij komt, bereikt het ene oor 1-1000 seconde eerder dan het andere oor, en klinkt ook harder in het eerste oor. Hierdoor weten we dus of het geluid van links of van rechts komt. Maar hoe weten we of het van voren of van achteren komt? Of van boven of beneden?
Als het geluid van voren komt, hoor de hoge tonen wel; je oren zitten dan niet `in de weg`.
Doordat lage frequenties makkelijk om objecten heen buigen en hoge frequenties niet, klinkt geluid dat van achteren komt doffer dan hetzelfde geluid van voren. Hierdoor herkennen onze hersenen of het van voren of van achteren komt. Daarnaast wordt geluid dat van boven komt door de plooien en richels van de oorschelp anders vervormd dan geluid dat van beneden komt. Onze hersenen weten precies hoe. Door nu het geluid van beide oren te combineren, kunnen we vrij nauwkeurig achterhalen waar het geluid vandaan is gekomen:
Mensen die doof zijn aan één oor kunnen dus bijna geen richtingen meer bepalen. Steek maar eens een vinger in je oor en sluit daarbij je ogen om dit te testen.
Riemwier
Riemwier is een bruinwier dat niet op de Nederlandse kust groeit. Maar elders losgelagen exemplaren spoelen regelmatig op het strand aan. Het wier bestaat uit twee à drie meter lange groenbruine slierten. Deze slierten komen samen in een `voetje` dat vastgehecht zit aan een steen of schelp. Dit voetje is het eigenlijke riemwier. De slierten zijn de voortplantingsorganen. Riemwiervoetjes zijn vaak begroeid met allerlei kleine wieren en zeedieren die niet aan de Nederlandse kust groeien.
Namen: Ned: Riemwier Lat: Himanthalia elongata Eng: Sea-thong, Thong-weedDui: Riementang
Riet
Riet is de grootste grassoort van Nederland. Het groeit overal langs de oevers van vooral voedselrijk, zoet water. Riet kan zelfs 4 tot 5 meter lang worden. Het oospronkelijke zoetwatergetijdegebied De Biesbosch stond bekend om zijn lange, hoogwaardige riet voor rietdaken. In rietkragen leven allerlei watervogels, zoals de roerdomp en de waterral, en aan riet gebonden zangvogels, zoals de blauwborst en de rietzanger.
Namen: Ned: Riet Lat: Phragmites australis Eng: Common Reed Fra: Roseau; PhragmiteDui: Schilfrohr
Rietgors
Rietgorzen leven vooral in rietmoerassen. In het voorjaar kun je de mannetjes hoog in de toppen van struiken zien zingen. Ze bakenen zo hun territorium af. Bij gevaar schiet de vogel razendsnel naar beneden. In Nederland zijn rietgorzen het hele jaar te zien in vrijwel elk gebied met riet. Een deel van de Nederlandse rietgorzen trekt echter over een korte afstand naar zuidelijker streken.
Rietgorzen zijn op Texel te vinden in struikgewas en riet langs duinplassen en -meren. Vooral bij de Horsmeertjes zijn ze vaak waar te nemen.
Namen: Ned: Rietgors Eng: Reed Bunting Fra: Bruant des roseauxDui: Rohrammer Dan: Rørspurv Nor: Sivspurv Fries: Reidmosk Ital: Migliarino di palude Lat: Emberiza schoeniclus
Rietgors
Wetenschappelijke naam: Emberiza schoeniclus
Aantal broedparen in Nederland: 70.000-100.000 (1998-2000)
Biotoop: langs water waar riet staat
Geluid: Rietgors
Rietzanger
Wetenschappelijke naam: Acrocephalus schoenobaenus
Aantal broedparen in Nederland: 20.000-25.000 (1998-2000)
Biotoop: monotone rietmoerassen, maar ook vaak bij structuurrijke verruigde rietstroken
Geluid: Rietzanger
Rijsbergen
Het mooie gebouw Rijsbergen, in het oosten van het dorp, is nu herberg. Het is tot 1945 het huis geweest van de eigenaars van het eiland. Dat waren ten eerste de familie Stachouwer, die het huis lieten bouwen. Na hen woonden er de heer Banck en de Graaf Von Bernstdorff. Na 1950 is het een jeugdherberg geworden en later een herberg.
Historie
Het gebouw Rijsbergen, een soort sjieke boerenhoeve of landhuis, is gebouwd rond 1760. De familie Stachouwer, twee eeuwen eigenaar van het eiland, hadden tot 1760 gewoond in de boerderij Binnendijken bij het oude dorp. Het dorp en dus ook de boerderij werden rond 1760 door de zee opgeslokt. De familie nam het initiatief voor een nieuw dorp. En ze gaven ook opdracht tot de bouw van een nieuwe woning voor de familie. `Eene royale huisinge`, zoals het in de oude papieren staat. Dit royale huis werd `Rijsbergen` genoemd, naar een ander groot huis van de familie bij Blaricum. Na de Stachouwers woonde ook mr. Eric Banck, eigenaar van 1859 tot 1892, in Rijsbergen wanneer hij op het eiland was. De graaf Von Bernstdorff en zijn zoon, eigenaars van 1892 tot 1945, hadden Rijsbergen ook in bezit, maar woonden er nauwelijks. Na de Tweede Wereldoorlog is Rijsbergen verbouwd tot jeugdherberg en is dat sindsdien gebleven. In 1982 werd het gebouw aangepast aan de eisen van de moderne tijd.
Rijsbergen is tegenwoordig niet meer aangesloten bij de NJHC en wordt nu als `herberg` geëxploiteerd.
Rijst als medicijn
Gebrek aan vitamine A is een belangrijke oorzaak van blindheid in ontwikkelingslanden. Een speciaal gekweekte rijstsoort maakt de stof bèta caroteen in zijn rijstkorrels. Bij consumptie van de rijst wordt deze stof in het lichaam omgezet in vitamine A. De rijst maakt de bèta caroteen dankzij genen uit de narcis en een bodembacterie. Door het narcisgen krijgt de rijst zijn gouden kleur.
Genetische oplossing?
De bevolking in ontwikkelingslanden heeft geen geld om voldoende gevarieerd voedsel te kopen. De genetisch veranderde rijst kan een belangrijk tekort in het dieet van de bevolking helpen oplossen.
Geen echte oplossing?
Volgens velen is er genoeg voedsel, het wordt alleen oneerlijk verdeeld. Met het kweken van een supergewas wordt dat niet opgelost. Meer diversiteit op het menu kan ook door kleinschalige landbouw worden bereikt. Lees verder over medicijnrijst en biotechnologie
Ringelrob
De ringelrob heeft vijf verschillende ondersoorten. De Baltische ringelrob leeft in de het noordelijk deel van de Oostzee en de Arctische ringelrob in het Noordpoolgebied, waar de jonge zeehonden de belangrijkste prooi van de ijsbeer zijn. Af en toe komt een verdwaalde ringelrob, vooral afkomstig uit het Noordpoolgebied, in de zuidelijke Noordzee terecht.
De ringelrob wordt ook wel `kleine zeehond` genoemd want hij is met gemiddeld 1,40 meter kleiner dan de gewone zeehond. Hij heeft een kort, breed lijf en oogt daarom een stuk boller dan andere soorten. Verder is de soort te herkennen aan de kleine ringvormige kleurvlekken op z`n vacht. Een ringelrob weegt gemiddeld 90 kg. Ze kunnen vrij lang blijven leven, meer dan 40 jaar in het wild.
In de winter leeft de Arctische ringelrob onder het ijs, waarin hij ademgaten maakt om lucht te happen. IJsberen staan vaak te wachten bij zo`n gat om ringelrobben die aan de oppervlakte komen te vangen. Ringelrobben maken burchten van sneeuw op het pakijs, waarin rond half maart tot half april de jongen worden geboren. Na anderhalve maand zogen zijn de jongen kogelrond. Daarna moeten ze hun eigen vis zien te vangen en vermageren ze weer sterk. In deze periode zwermen de jongen vaak uit. Nogal wat van deze jonge dieren belanden gedurende de zomermaanden in de zuidelijke Noordzee, zoals blijkt uit onderstaande strandingstabel. Deze dwaalgasten komen bij uitzondering zelfs tot Portugal.
Verspreiding van de ringelrob
Strandingen van ringelrobben op de Nederlandse kust
datum
Ringmus
Wetenschappelijke naam: Passer montanus
Aantal broedparen in Nederland: 50.000-150.000 (1998-2000)
Biotoop: boomrijk cultuurlandschap
Geluid: Ringmus
ringslang
De ringslang is herkenbaar aan een zwart-gele `ring` achter zijn kop (op deze foto niet zo duidelijk te zien). Het is een van de meest algemene slangen in Europa en de meest algemene in Nederland. Hij is aangepast aan het leven om en in het water en kan goed zwemmen.
Deze slang jaagt overdag. Hij is niet giftig voor mensen, maar achter in zijn keel zitten giftanden die een deels ingeslikte prooi doden en de vertering versnellen. De vrouwtjes worden aanzienlijk groter dan de mannetjes en leggen hun eieren bij voorkeur in een hoop rottende (en daardoor warme) planten.
Wetensch. naam: Natrix natrix
Engelse naam: grass snake
Verspreiding: Europa, Noordwest Afrika, Azië
Voedsel: kikkers, padden, salamanders en kleine zoogdieren
Lengte: 0,8 - 2 m
Status: algemeen
Ringslang - geurplaatjes
Net als veel van zijn soortgenoten is de ringslang (Natrix natrix) behoorlijk bijziend. Zijn zicht blijft beperkt tot minder dan dertig centimeter, hij kan zijn ogen nauwelijks in de kassen bewegen en met het zien van diepte is het ook matig gesteld. Dus kijkt de ringslang op een totaal andere manier: met gevoelige zintuigcellen in tong, neus en verhemelte ruikt en proeft hij de omgeving. Zijn gespleten beweeglijke tong fungeert hierbij als antenne. Op deze manier wordt de omgeving in kaart gebracht.
Er zijn enkele tropische ratelslang- en addersoorten die hun prooi met warmtezintuigen opsporen. In kleine groeven tussen de ogen, neusgaten en rondom de bek zitten infraroodsensoren waarmee ook in het duister prooien kunnen worden opgespoord. Uit: Grasduinen, januari 2001. Tekst: Jan Hopman.
Meer informatie over de ringslang >
ringstaartmaki
Deze halfapen zijn grijs van boven en lichter van onderen en hebben een opvallend zwart en wit geringde staart. Ze leven in sociale groepen van 5 tot 25 dieren, waar een strenge rangorde heerst. De volwassen vrouwen staan hoger in rang dan de mannetjes.
Maki`s zijn nauw verwant met de andere lemuren op Madagaskar. Ze kunnen goed klimmen, maar leven meer op de grond dan de andere lemuren.
Andere namen: katta
Wetensch. naam: Lemur catta
Engelse naam: ring tailed lemur
Verspreiding: Zuid- en Zuidwest-Madagaskar
Voedsel: bladeren, bloemen, fruit, sap, bast
Lengte: 40 - 45 cm, staart 60 cm
Gewicht: 3 kg
Status: kwetsbaar
Ringzegen-visserij
De moderne ringzegen-visserij, ook wel aangeduid met de engelse term `purse seining`, wordt op de Noordzee vooral toegepast door de Noorse industrievloot. Deze vissers sporen met behulp van sonar de grote scholen haring, sprot of kever op en sluiten de hele school dan in met een lang (tot 2 km), fijnmazig net dat zeer diep steekt (120 tot 150 meter). Als de school is ingesloten trekt men eerst de onderpees van de zegen aan, zodat alle vis gevangen wordt in een kuilvormig net.
Rituelen als versiermanier
Om aan te geven dat een mannetje een geschikte voortplantingspartner is, moet hij opvallen tussen zijn soortgenoten. Vaak worden kleuren, geuren, geluid en elektriciteit toegepast in de balts, een combinatie van gedragshandelingen die bedoeld zijn om een partner te lokken en te verleiden.
Baltsgedrag bestaat uit een aantal rituelen. Dit zijn van tevoren vastgelegde bewegingen, houdingen of geluiden. Vaak worden deze rituelen overdreven, omgevormd of versneld uitgevoerd met als belangrijkste doel het aantrekken van partners en het tonen van de geschiktheid als partner. Vaak lijken de rituelen op handelingen die te maken hebben met de verzorging van jongen, zoals nestbouw- en voergedrag.
Om uit te maken wie de sterkste is en de meeste wijfjes mag bevruchten, vinden tussen mannetjes onderling ook vaak geritualiseerde gevechten plaats. Dit gebeurt veelal bij dieren die in groepsverband leven.
Rivieren van ijs
Onder invloed van de zwaartekracht stroomt gletsjerijs langzaam naar beneden. Dat gebeurt niet overal even snel. Terwijl in de zogenaamde ice streams snelheden worden bereikt tot meer dan een kilometer per jaar, ligt het ijs elders vrijwel stil. Dit levert een beeld op van ijsrivieren.
Dit kaartje laat de ijsstroomsnelheden zien aan het oppervlak van de Antarctische ijskap. De donkere lijnen markeren de grenzen van de stroomgebieden van de gletsjers. De Lambert gletsjer (LAM in bovenstaande plaatje) is de grootste gletsjer ter wereld, gemeten naar oppervlak en hoeveelheid ijs die wordt afgevoerd.
Deze spectaculaire satellietopname laat de Byrd gletsjer (BYR in het kaartje van ijsstroomsnelheden) zien, nummer twee op de ranglijst van grootste gletsjers. Deze gletsjer verbindt het Ross ijsplateau met de Oost-Antarctische ijskap, een hoogteverschil van 3000 meter. Het oppervlak kleurt blauw daar waar door krachtige wind en verdamping de 70 tot 100 m dikke sneeuwlaag is verdwenen en gletsjerijs aan het oppervlak komt. Dit noemen we blauw ijs gebieden.
In gebieden waar de ijsstroming obstakels in de ondergrond tegenkomt kunnen gletsjerspleten ontstaan. Vanwege de grote schaal en dikte van de gletsjers in Antarctica kunnen gletsjerspleten zeer diep en breed worden. Gletsjerspleten die onzichtbaar zijn doordat er een zogenaamde sneeuwbrug over ligt, zijn een groot gevaar voor de mens die zich in Antarctica over de grond voortbeweegt.
Door zijn dikte fungeert de Antarctische ijskap als isolatiedeken, en de temperatuur in het ijs neemt dan ook toe met de diepte.
Rivierprik
Rivierprikken zijn veel kleiner dan zeeprikken. Ze kunnen 40 tot 50 cm lang worden en ongeveer zes jaar oud. De volwassen rivierprik is een zeer primitieve vis die parasiteert op `echte vissen`. Met de hoorntanden kunnen ze door schubben en huid van een prooivis heen raspen, waarna zij de lichaamssappen van hun slachtoffer opzuigen.
De larven van de prik leven als een soort wormen-alen in de rivierbodem en lijken niet op het volwassen exemplaar. Ze zijn blind, en tandloos. Hun voedsel bestaat dan ook uit deeltjes die ze uit het water zeven. Vroeger werden de larven zelfs als een aparte soort beschouwd (Ammocoetes branchialis).
De prikken worden in de rivier geboren, trekken na een paar jaar naar zee, om als volwassenen weer het zoete water op te zoeken om te paaien. Na de voortplanting sterven de volwassen dieren.
In Nederland komen de prikken voor in rivieren en beken. Omdat ze vrij zeldzaam zijn, staat de soort op de Rode lijst van bedreigde diersoorten. De foto laat een rivierprik zien die gevangen is in de Eemshaven.
Namen: Ned: Rivierprik Lat: Lampetra fluviatilis Eng: European River lampreyDui: Flussneunaugen Fra: Lamproie de rivière Dan: Flodlampret
rivierprik
Volwassen rivierprikken zuigen niet alleen bloed bij andere vissen, maar nemen vaak ook hele happen vlees uit levende of dode vissen.
Rivierprikken leven meestal een paar jaar in zee. De rest van hun leven brengen ze door in rivieren en meren. Ook de blinde en tandeloze larven leven in rivieren waar ze voedseldeeltjes uit het water zeven. Daarna krijgen ze scherpe tanden en vallen ze andere vissen aan. Als de rivierprikken geslachtsrijp worden, verliezen ze hun tanden. Ze stoppen met eten, zwemmen de rivieren op, paaien en sterven.
In Nederland is de rivierprik een beschermde diersoort.
Wetensch. naam: Lampetra fluviatilis
Engelse naam: European river lamprey
Verspreiding: rivieren en kustwateren van Noord-West Europa
Voedsel: vis, aas, bloed
Lengte: tot 50 cm
Gewicht: 30 - 150 gram
Status: thans niet bedreigd
Rivierterrassen
In geologische zin zijn rivieren transportbanen van overtollige neerslag en erosieproducten. De mate waarin dit neerslagoverschot en sediment voor rivieren beschikbaar komt, hangt sterk af van het klimaat. In het algemeen geldt dat het aanbod aan erosiemateriaal, verschil in capaciteit en breedte van riviervlakten, groter is tijdens glacialen dan gedurende warmere perioden. Tektonische processen (verband houdend met de verstoring in de ligging van de aardlagen) sturen het transport van erosieproducten van stijgende erosiegebieden naar dalende sedimentatiegebieden. In tegenstelling tot de sedimentatiegebieden liggen de oudste rivierafzettingen in erosiegebieden relatief hoog in het landschap. Daar snijden de rivieren zich in. In Noordwest-Europa verloopt dit insnijdingsproces met enkele centimeters per eeuw relatief langzaam. Daardoor kunnen zich terrassenlandschappen ontwikkelen.
De verbreiding van Maasafzettingen in Zuid-Limburg. Op grond van de morfologie (leer en beschrijving van de vormen van de aardoppervlakte) en hoogteligging onderscheiden we diverse grindhoudende terrasafzettingen. In het profiel is de positie van enkele terrassen schematisch aangegeven. In werkelijkheid zijn ongeveer 30 terrassen herkend © TNO-NITG
Deze rivierterrassen zijn restanten van oude, brede riviervlakten uit glaciale perioden. Er was toen zoveel aanbod van erosieproducten uit het achterland dat een deel ervan achterbleef in het erosiegebied. Tijdens een volgende, relatief warme periode snijdt een smalle rivier zich in en ruimt een deel van het achtergebleven materiaal op.
RNA
RNA fungeert als de intermediair tussen DNA (informatie, instructies) en eiwit (uitvoerder). Door middel van RNA worden (1) de juiste eiwitten in (2) de juiste hoeveelheden op (3) het juiste tijdstip aangemaakt. Daarmee worden de celprocessen beslissend aangestuurd. RNA bestaat uit vrijwel dezelfde bouwstenen als DNA. Daardoor kunnen er in de cel door het RNA kopieën worden gemaakt van een actief deel van het DNA. Deze kopieën zorgen vervolgens in de cel, op speciale productieplaatsen, voor de aanmaak van eiwitten. In dat productieproces worden verschillende vormen van RNA ingezet.
In normale gevallen draagt een RNA-molecuul de informatie van één gen. Dit proces wordt overschrijving (transcriptie) van de genetische informatie genoemd.
De vermenigvuldigingsfactor is groot. Per actief deel DNA kunnen grote hoeveelheden RNA-moleculen aangemaakt worden. Elk stuk RNA maakt één specifiek type eiwit aan, maar kan dat opnieuw in grote hoeveelheden.
Het belangrijkste verschil tussen DNA en RNA is, dat RNA uit een enkelvoudige spiraal bestaat, die veel korter is dan het DNA-molecuul. Daarnaast is de thymine (T) vervangen door uracil (U), dat dus met adenine (A) een paar vormt en is de suiker ribose in plaats van deoxyribose.
robijnkeelkolibrie
Dit kleine vogeltje (3 gram!) speelt het klaar om tussen Midden-Amerika en Canada te trekken: een afstand van meer dan 3000 kilometer.
Naast nectar drinkt hij ook het sap van bomen dat uit gaten sijpelt die de sapspecht in de bast heeft gemaakt. Daarbij pikt hij de insecten die daar opaf komen tegelijk mee. Dit is de enige kolibrie die in het oosten van de Verenigde Staten voorkomt. In het westen komen veel meer soorten voor, langs de kust zelfs tot in Zuid-Alaska.
De mannetjes hebben een felrode keelvlek, de vrouwtjes zijn minder kleurig.
Andere namen: robijnkeeltje
Wetensch. naam: Archilochus colubris (Mellisuga colubris)
Engelse naam: ruby-throated hummingbird
Verspreiding: Oosten VS tot Zuidoost-Canada; Midden-Amerika
Voedsel: nectar, insecten
Lengte: 10 cm
Gewicht: 3 gram
Status: algemeen
rode brulaap
De rode brulaap is de grootste van de negen brulapensoorten. Ze danken hun naam aan de roodbruine vacht, die soms ook donkerbruine delen bevat. Ze leven vergelijkbaar met de zwarte brulaap in groepen van ongeveer 10 stuks en kunnen ook een enorme keel opzetten. Ze worden in Zuid-Amerika gevangen voor hun vlees.
Wetensch. naam: Alouatta seniculus
Engelse naam: red howler monkey
Verspreiding: Noordelijke helft van Zuid-Amerika
Voedsel: vooral bladeren, maar ook fruit, knollen en bloemen
Lengte: 50 - 65 cm, staart 60 cm
Gewicht: 7 - 9 kg
Status: thans niet bedreigd
Rode draadworm
De rode draadworm is een lange, dunne worm. Volwassen exemplaren kunnen 8 tot 18 centimeter lang worden terwijl de doorsnede niet meer is dan één millimeter. De worm is bloedrood van kleur. Dit komt door de kleurstof hemoglobine. Doordat de huid doorschijnend is, geeft de darminhoud de worm een grauwe kleur. De uitwerpselen zien er uit als zwarte pilletjes. De worm graaft zich, met de kop naar beneden, tot 40 centimeter in in fijn zand en slik in het getijdengebied, kustwateren en estuaria. Het dier leeft van bacteriën uit het zuurstofloze gedeelte van de bodem. Zelf dient de volwassen draadworm als voedsel voor de zandzager, platvissen als schol en bot en de rosse grutto. Jonge draadwormen vormen een prooi voor platwormen, krabben, garnalen en bodemvissen.
Namen: Ned: Rode draadworm Lat: Heteromastus filiformis Eng: zie Latijnse naamDui: Kotpillenwurm (Drahtwurm, Schnurrwurm) Dan: zie Latijnse naam (capitellider)
rode franjeaap
Marc Tailly
Deze slanke, middelgrote Afrikaanse aap heeft een minder lange vacht op zijn schouders dan de bekender zwart-witte franje aap (Colobus). Zijn lange staart heeft anders dan die van de Colubus geen pluim aan het uiteinde en zijn maag bestaat uit vier delen (bij Colubus uit drie).
Net als bij koeien helpen de meerkamerige magen de franjeapen om hun plantaardige voedsel te verteren. Franjeapen eten voornamelijk bladeren die ze volop vinden in hun leefgebied: het tropisch oerwoud.
Wetensch. naam: Procolobus badius; Colobus badius
Engelse naam: red colobus; red colobus monkey
Verspreiding: tropisch Afrika
Voedsel: vooral bladeren, ook fruit en bloesem
Lengte: kop-romp 45 - 70 cm, staart 50 - 75 cm
Gewicht: 5 - 10 kg
Status: bedreigd
Rode haarkwal
De rode haarkwal is een maximaal 50 cm grote, platte kwal. De kleur varieert van geelachtig tot baksteenrood. Aan de rand van de schijf zitten lange haarachtige tentakels, die gemeen stekende netelcellen hebben. Rode haarkwallen zelf zijn vrij zeldzaam in de Noordzee, maar roodachtige exemplaren van de blauwe haarkwal worden vaak voor de rode haarkwal aangezien.
Namen: Ned: Rode haarkwal Lat: Cyanea capillata Eng: Lion`s mane (yellow sea blubber)Dui: Gelbe Haarqualle (Feuerqualle) Dan: Rød brandmand
rode hond
De rode hond is niet alleen een ziekte, maar ook een diersoort. De vachtkleur van deze Aziatische wilde hondensoort variëert van donkerrood tot bruingeel met een donkere staart en een lichte buik. Hun poten zijn nogal kort.
Rode honden jagen overdag in horden, waarmee ze onvermoeibaar een prooi - vooral herten -achtervolgen.
De rode hond komt voor van Siberië tot Java, van hooggebergte tot regenwoud in verschillende ondersoorten. Die uit koude streken hebben een aanzienlijk dikkere vacht. Hoewel deze soort nog in een relatief groot gebied voorkomt, neemt hun aantal en verspreiding af. Enkele ondersoorten zijn zeer bedreigd of (zoals de adjak of Maleise rode hond) mogelijk zelfs al uitgeroeid.
Andere namen: Alpenhond; adjak
Wetensch. naam: Cuon alpinus
Engelse naam: dhole
Verspreiding: Zuid, Oost en Zuidoost Azië
Voedsel: middelgrote hoefdieren, kleinere dieren, vruchten
Lengte: 90 cm, staart 40 - 45 cm
Gewicht: 15 - 21 kg
Status: kwetsbaar
rode ibis
Net als andere ibissen heeft de rode ibis een lange, omlaag gebogen snavel en vrij lange poten. Afgezien van de zwarte vleugeltoppen is zijn verenkleed helemaal helder oranje-rood. De kleur doet bijna kunstmatig aan. De jonge vogels zijn nog zwart met een witte buik.
De rode ibis broedt in bomen, vaak langs of zelfs boven het water. Ook `s nachts rust hij in (mangrove)bomen. Hij zoekt zijn voedsel op de tast in de modder langs lagunes, magrovebossen en rivieren.
Wetensch. naam: Eudocimus ruber
Engelse naam: scarlet Ibis
Verspreiding: noorden en oosten van Zuid-Amerika
Voedsel: ongewervelden
Lengte: 56 - 86 cm
Gewicht: 775 - 925 gram
Status: plaatselijk algemeen
Rode Lijsten
Rode Lijsten zijn lijsten waarop in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten staan. De Rode Lijsten worden regelmatig, bijvoorbeeld eens in de tien jaar, bijgewerkt. Voor verschillende soortgroepen, zoals vogels, zoogdieren, dagvlinders, reptielen en amfibiën, krekels en sprinkhanen, zoetwatervissen, paddestoelen en korstmossen, is in opdracht van het ministerie van LNV een Rode Lijst opgesteld. Op de Rode Lijsten staan, naast de bedreigde soorten, beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. De bedoeling is dat een volgende Rode Lijst dan minder soorten bevat. Omdat een Rode Lijst geen juridische status heeft, worden de bedreigde soorten van de lijsten opgenomen in de Flora- en Fauna wet.
Een dier- of plantensoort komt op de Rode Lijst als deze zeldzaam is en in aantal achteruit gaat. Als een soort erg zeldzaam is en bovendien sterk achteruit gegaan, is de kans groot dat deze uit Nederland verdwijnt. De zeldzaamheid en achteruitgang worden getoetst aan de hand van inventarisaties, waarbij heel Nederland is ingedeeld in uurhokken. De mate van zeldzaamheid en achteruitgang van een soort bepaalt in welke Rode Lijst categorie de soort ingedeeld wordt: gevoelig, kwetsbaar, bedreigd, ernstig bedreigd of verdwenen.
Rode Lijsten geven inzicht in de habitats waar de meeste bedreigde soorten zitten en over de soortgroepen die het het zwaarst te verduren hebben. Op basis hiervan kan nieuw natuurbeleid gemaakt worden. Om het natuurbeleid te evalueren zijn Rode Lijsten minder geschikt.
Rode lijsten, databanken
Opgebouwd gedurende zo`n 150 jaar, bevatten de collecties van het departement Entomologie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen minstens 10 tot 12 miljoen insecten en spinachtigen. Collecties zijn nu echter niet langer een doel op zich maar we pogen aan de hand van deze collecties de evolutie van onze fauna en de kwaliteit van ons milieu te volgen.
Het gebruik van malaisevallen om de evolutie van de insecten in België te volgen.
In dit verband werden gedocumenteerde Rode Lijsten opgesteld van de zandloopkevers en loopkevers, de zweefvliegen, de langpootvliegen en de dansvliegen van Vlaanderen. Ze behelzen een databank van vele honderduizenden waarnemingen.
De loopkevers Carabus nemoralis (a) en Notiophylus hyprocite (b) (Carabidae) zijn beschermd.
Deze Rode Lijsten geven tevens een idee van welke soorten reeds `Uitgestorven`, `Met Uitsterven bedreigd`, `Bedreigd` of `Zeldzaam` zijn of ook welke soorten erop vooruitgaan. Aan de hand van deze gegevens kan de natuurlijke waarde van een bepaalde site worden nagegaan.
Dansvlieg (Empis planetica).
rode lynx
Deze katachtige leeft voornamelijk in de VS en wordt daar bobcat genoemd. Rode lynxen kunnen op grote hoogten leven: ze zijn waargenomen op 4000 meter. Ze komen zowel in bossen als woestijnachtige gebieden voor. Ze gebruiken vaak holen als schuilplaatsen.
Andere namen: bobcat
Wetensch. naam: Lynx rufus
Engelse naam: bobcat
Verspreiding: Noord-Amerika
Voedsel: hazen, konijnen, knaagdieren, aas
Lengte: 65 - 95 cm, staart 11 - 19 cm
Gewicht: 4 - 15 kg
Status: algemeen
rode neusbeer
De rode neusbeer wordt ook wel coati genoemd. Deze aan de wasbeer verwante roofdieren zijn overdag actief en zeer nieuwsgierig: ze steken overal hun lange, gevoelige neus in.
Rode neusberen leven in groepen van 10 tot 20 (tot 60) dieren en besteden net als apen veel tijd aan het verzorgen van elkaars vacht. Zodra één van de neusberen alarm slaat, klimt de hele groep pijlsnel naar de top van een boom.
Wetensch. naam: Nasua nasua
Engelse naam: southern ring-tailed coati; coatimundi
Verspreiding: zuidwesten VS tot zuidelijk Brazilië
Voedsel: insekten, fruit.
Lengte: 41 - 70 cm
Gewicht: 2,5 - 7 kg
Status: plaatselijk algemeen
rode piranha
Er zijn meerdere soorten piranha`s. De rode is het bekendste.
Piranha`s zijn berucht om de manier waarop ze als groep een grote prooi kunnen aanvallen en gezamenlijk verslinden met hun sterke kaken en messcherpe tanden. Vaak jagen ze ieder voor zich op kleine prooien zoals insecten en kleine vissen. Soms eten ze zaden en vruchten die in het water zijn gevallen.
Wetensch. naam: Pygocentrus nattereri
Engelse naam: red piranha
Verspreiding: Zuid-Amerika
Voedsel: vis, vlees, insecten, vruchten
Lengte: 30 cm
Gewicht: 1 kg
Status: algemeen
Rode poon
De rode poon is de grootste poon-soort die in de Noordzee voorkomt: hij kan 75 cm lang worden. Het is een bodemvis die hoofdzakelijk leeft van krabben, garnalen en kreeftjes, maar ook wormen en weekdieren eet. Volwassen rode ponen eten platvis. Rode ponen overwinteren in warm zeewater: van de Marokkaanse kust tot het Kanaal. In het voorjaar trekt deze vis naar noordelijker wateren tot aan de poolcirkel, en ook de Noordzee in. Rode poon wordt veel meegevangen bij de visserij op platvis, en brengt een goede prijs op.
Namen: Ned: Rode poon (grote poon, hofdiender, knorhaan, laurenskop, poon, roodbaartje, rozet, zeehaan, zeepost, zeezwaluw) Lat: Trigla lucerna (chelidonichthys lucerna) Eng: Tub gurnard (red gurnard)Dui: Roter Knurrhahn Fra: Perlon (grondin perlon) Dan: Rød knurhane
rode reuzenkangoeroe
De rode reuzenkangoeroe is gemiddeld net iets groter dan de grijze reuzenkangoeroe en daarmee het grootste buideldier. Alleen de volwassen mannetjes hebben een (oranje-)rode vacht, de veel kleinere vrouwtjes van de rode reuzenkangoeroe zijn gewoon (blauw-)grijs.
De rode kangoeroes leven vooral in de zeer open savannebossen van Australië. Ze grazen meestal in groepen van twee tot twintig dieren. Maar bij een drinkplaats kunnen wel eens meer dan duizend bij elkaar komen. De reuzenkangoeroes kunnen water van grote afstand ruiken. Een handige eigenschap in Australië, want in de droge tijd is water bijzonder schaars. Soms leggen ze een afstand van 200 km af om van hun weidegrond bij drinkwater te komen.
Rode reuzenkangoeroes kunnen met hun sterke achterpoten grote snelheden bereiken. Op volle kracht springend halen ze met gemak 65 km per uur. Een kruissnelheid van circa 30 km per uur houden ze langere tijd vol. Bij het grazen hoppen ze veel trager, waarbij ze alle vier hun poten en hun stevige staart gebruiken om vooruit te komen. Records die aan reuzenkangoeroes worden toegeschreven zijn: topsnelheid 88 km per uur, verspringen 13,5 m, hoogspringen 3,3 m.
Wetensch. naam: Macropus rufus
Engelse naam: red kangaroo
Verspreiding: bijna heel Australië
Voedsel: gras, kruiden, bladeren
Lengte: 1 - 1,6 m, staart 75 - 120 cm
Gewicht: 20 - 90 kg
Status: algemeen
Rode reuzenkangoeroe
Wetenschappelijke naam: Macropus rufus
Behoort tot de Zoogdieren Australische buideldieren, Plantenetende buideldieren, Kangoeroeachtigen Komt voor in Australië De kangoeroe is een springer
Kangoeroes zijn de grazers van de savannen in Australië, net als de antilopen in Afrika. Maar hun lichaamsbouw en voortbeweging zijn heel anders.
Door het springen op twee poten bereikt de kangoeroe een grote snelheid. Voor het ontwijken van roofdieren lijkt dit niet nodig: in Australië komen geen grote roofdieren voor.
De korte voorpoten van de kangoeroe hebben stevige klauwen. Hij gebruikt die in gevechten met soortgenoten.
rode wolf
De rode wolf was rond 1980 zo goed als uitgestorven. Vanaf 1987 zijn er allerlei reddingsacties gestart, waardoor er nu weer een redelijk gezonde populatie van circa 50 rode wolven is in North Carolina. Als er voldoende zijn leven rode wolven net als gewone wolven in groepen. Ze jagen echter meer op kleine prooien.
Wetensch. naam: Canis rufus
Engelse naam: red wolf
Verspreiding: Zuidoosten van de Verenigde Staten
Voedsel: konijnen, beverratten, wasberen
Lengte: 1 - 1,2 m, staart 25 - 35 cm
Gewicht: 18 - 40 kg
Status: ernstig bedreigd