9 letters

cirkeling ∙ cocooning ∙ cohousing ∙ dampkring ∙ debunking ∙ deklading ∙ delisting dialezing dichtging ∙ dingeling ∙ doezeling ∙ dommeling ∙ Dompeling doodwring ∙ doordring ∙ doorwring ∙ dorpeling ∙ dossering ∙ downswing ∙ draagring ∙ draailing ∙ drapering druipring ∙ dubbeling ∙ duikeling ∙ duimeling ∙ duinkling ∙ duizeling ∙ e-banking eenmaking ∙ eeuweling ∙ eindiging eivorming ∙ elfdeling ∙ ellerling ∙ elorating ∙ embossing ∙ endorsing ∙ engerling ∙ enkelring ∙ enterling ∙ erflating ∙ erfmaking ∙ erfwoning ∙ erkenning ∙ etalering ∙ evenaring ex-koning factoring ∙ filtering ∙ Financing flensring ∙ foefeling ∙ folketing foltering ∙ fonkeling ∙ formering ∙ frasering freisling ∙ fundering ∙ garnering ∙ gasbeving ∙ gasboring ∙ gasvering ∙ gathering gedraging ∙ geleiding ∙ gendoping ∙ genieting ∙ Geocoding geuteling ∙ gewenning ∙ gieteling ∙ giflening ∙ giflozing ∙ gijzeling ∙ Glacering gradering ∙ gravering groeiring ∙ groenling ∙ guldeling ∙ gummiring ∙ haltering halveling ∙ halvering ∙ Hamerling hamstring ∙ handeling ∙ hantering ∙ happening ∙ hatwoning ∙ hebbeding ∙ heemkring ∙ heihoning ∙ heiliging ∙ heimkring ∙ heldering ∙ herhaling ∙ herijking ∙ herleving ∙ herlezing herneming ∙ hertaling herweging ∙ hesseling ∙ hindering ∙ hobbeling ∙ hokkeling ∙ homharing ∙ hoofdling ∙ hoofdring hotspring ∙ huiskring ∙ huivering ∙ huldiging ∙ hunkering ∙ ijbokking ∙ ijlharing ∙ ijskaring ∙ ijskoning ∙ inademing ∙ inbalking ∙ inbedding ∙ Inblazing ∙ inbuiging indamming ∙ indekking indeuking ∙ indiening Indijking ∙ indikking indroging ∙ ingraving ∙ inhakking ∙ inhoeking ∙ inhouding ∙ inhuizing ∙ Inkassing ∙ inkenning ∙ inkerving ∙ inklaring ∙ inkleding ∙ Inkorting ∙ inkorving inkrozing ∙ inkuiling ∙ inlassing ∙ inleiding ∙ inlijving ∙ inlossing ∙ inmenging ∙ inmijning ∙ inmonding ∙ inpalming inpassing ∙ inpeiling inperking ∙ inroeping ∙ inruiling ∙ inruiming instuwing ∙ intanding ∙ intreding invoeging invoering ∙ invulling ∙ inwerking ∙ inwerping inwijding ∙ inwijking ∙ inwinning inzakking ∙ inzending ∙ inzetting ∙ Inzijging inzinking ∙ inzuiging ∙ isolering jaarkring ∙ jongeling ∙ joyriding ∙ kabbeling ∙ kadrering ∙ kalmering kamerling ∙ kammeling ∙ kanteling ∙ kapotging ∙ kappeling ∙ karteling ∙ kartering kaswoning ∙ keerkring ∙ keldering ∙ kentering ∙ kerkering ∙ keroewing ∙ kerteling ∙ kibbeling ∙ Kieskring ∙ kieteling ∙ kippeling ∙ kitteling ∙ klatering kleurling ∙ klinkring ∙ klonering knechting kneveling kolharing ∙ komkering ∙ kopiëring koplading ∙ koppeling ∙ Kopwoning korreling ∙ Korteling ∙ krakeling ∙ kreveling ∙ krimpring ∙ kruisling ∙ kwekeling ∙ labeuring ∙ lacheding ∙ lammeling ∙ lancering ∙ langsging ∙ lastering ∙ ledigging ∙ leerkring ∙ leeskring ∙ legwaring ∙ lekhoning ∙ Lettering leutering ∙ lieveling ∙ listeling ∙ lofuiting lokwoning ∙ lommering ∙ loslating losmaking ∙ losspring ∙ loutering ∙ mamiering ∙ mangeling ∙ manteling ∙ Markering ∙ marketing ∙ marteling ∙ maskering ∙ mattering meespring ∙ meikoning ∙ mengeling ∙ middeling ∙ mijmering ∙ mindering ∙ misspring ∙ mondeling ∙ monkeling ∙ montering ∙ morzeling muiteling ∙ na-ijling Nagisting ∙ naheffing ∙ nakeuring ∙ nasporing ∙ navolging ∙ Navorming ∙ navorsing ∙ nawerking ∙ nazetting ∙ Nebbeling ∙ negenling ∙ negenring ∙ nesteling ∙ nieteling ∙ normering ∙ nulmeting ∙ nummering ∙ nuttiging ∙ offspring ∙ omawoning ∙ omballing ∙ ombossing ∙ ombuiging ∙ omdijking ∙ omheining ∙ omhelzing ∙ omhulling omkapping omkleding ∙ omkraling ∙ omlegging ∙ omleiding ∙ omlijning ∙ omlossing omperking ∙ omranding omringing omruiling ∙ omspeling omsteking ∙ omtuining ∙ omvatting ∙ omvorming ∙ omwalling ∙ omwending ∙ omwerking ∙ omwoeling omzeiling ∙ omzetting ∙ onderging ∙ onderling ∙ onderring ∙ onderving ∙ onshoring ∙ ontbering ∙ ontdoping onterving ontharing ∙ ontlading ∙ ontleding ∙ ontlening ∙ ontlezing ∙ ontneming ontroming ontspring ∙ ontwaking oogbeving ∙ oogenting ∙ oogmeting ∙ opberging ∙ opbeuring ∙ opbieding opboeiing ∙ opbouwing ∙ opbreking opdamping opdelving opdikking ∙ opdoeming ∙ opdroging opendring ∙ openwring ∙ opgieting ∙ opgraving ∙ ophanging ∙ opheffing ∙ ophijsing ∙ ophitsing ∙ ophouding ∙ opkisting ∙ opklaring ∙ opknoping ∙ oplaaiing ∙ oplapping oplegging ∙ opleiding ∙ oplossing ∙ opmerking ∙ opnaaiing ∙ opnoeming oppassing ∙ oppotting oprekking oprisping ∙ oproeping ∙ opruiming ∙ opsiering opsomming ∙ opsporing ∙ opsteking ∙ opstoking ∙ opstuwing ∙ optelling ∙ optuiging opvatting ∙ opvoeding ∙ opvoering ∙ opvolging ∙ opvulling ∙ opwarming ∙ opwekking ∙ opwelling ∙ opwelving ∙ opwerking ∙ opwerping ∙ opwinding ∙ opzegging ∙ opzending opzetring ∙ opzetting ∙ opzijging ∙ opzoeking ∙ opzuiging ouderling ∙ outfading ∙ overwring ∙ paaskring ∙ paggering ∙ panboring ∙ pandeling ∙ panharing ∙ parelring ∙ pauzering penisring ∙ peppeling ∙ peutering ∙ peuzeling ∙ pibinding ∙ pijniging ∙ pikkeling ∙ pinkeling ∙ pippeling ∙ pislozing ∙ pisseling ∙ plaatsing ∙ plaveiing poedering poeiering poolkring ∙ prediking ∙ promoting ∙ prutsding ∙ puikeling ∙ purgering ∙ quotering rabatting ∙ raggeling ∙ raketting ∙ rammeling ∙ ranseling ∙ rastering ∙ recurring recycling ∙ reddering reforming reiniging ∙ rekkeling Rendering Repricing reshoring ∙ restyling retailing reuteling ∙ ribbeling ∙ riggeling ∙ rijveling ∙ rijwoning ∙ rijzeling ∙ rimpeling ∙ ringeling ∙ riolering ∙ ritseling ∙ roestring ∙ roffeling ∙ rommeling ∙ routering ∙ rugwering ∙ ruilkring ruïnering saldering samenging ∙ samenhing ∙ samenzing ∙ schatting ∙ scheiding ∙ schelling ∙ schending ∙ schenking ∙ schepping ∙ scherping schetsing ∙ scheuring ∙ schiering ∙ schieting ∙ schifting ∙ schikking ∙ schilling ∙ schoeiing ∙ schorsing ∙ schouwing ∙ schraging ∙ schudding ∙ Schuiling schuining ∙ schutting ∙ Screening ∙ segerring ∙ Sekotting selnering serpeling ∙ shielding siddering ∙ siepeling ∙ Signering

Woorden met een ∙ zijn geldige Scrabble woorden (Onofficiële ENCYCLO Scrabblelijst)